VOR ONZE KINPEREN.
Jimdettédek
Qxmcubtiek
DE KRAAIEN.
HET IJZEREN KISTJE
DERDE BLAD.
Onze Tweede Augustus-OpgHtfe-
Lettergreep - puzzle.
De 13 bedoelde woorden waren de
volgende:
1. heimelijk
2. asschepoester
3. afzondering
4. stenogram
5. telescoop
6. indigo
7. grenadine
8. eensgezindheid
9. sigarenkoker
10. proviand
11overwonnenen
12. endymion
13. do
De eerste en derde verticale rij vormen
het gezegde: „Haastige spoed is zelden
goed."
Een puzzle die weer met genoegen is
opgelost.
Onze Nieuwe Opgave. (No. 3 der Augus-
tus-serie).
Letters en cyfers.
In de volgende lettersom stelt dezelfde
letter steeds hetzelfde cijfer voor. Gevraagd
wordt het geheel in cijfers in te zenden.
abcd x acefg eegb8bebf.
Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtijdig
mogelijk, doch uiterlijk tot Vrijdag 26
Aug. 12 uur aan den Puzzle Redacteur van
de Alkmaarsche Courant.
Aan de Dammers!
In onze vorige rubriek gaven wij ter
oplossing probleem 1554.
St a n d.
Zw. 7 sch. op: 2, 4, 7, 8, 9, 10, 38.
W. 8 sch. op: 18, 19, 21, 23, 26, 32, 40, 43.
Oplossing.
1. 32—27 1. 38 49
2. 19—13 2. 828
3. 18—13 3. 49 8
4. 2722 4. 28 17
5. 21:5
Combinaties.
De volgende pjsitie verdient ten zeerste
uw aandacht:
Zw. 4 sch. op: 12, 13, 16, 23 en dam
op 46.
W. 7 sch. op: 24, 27, 33, 35, 39, 43, 44.
Zwart heeft zoo juist dam gehaald
op veld 46 en nu speelt wit 4338. Om
3832 te ontgaan speelt zwart nu 4632.
Dit is juist naar den zin van wit, want
deze 'orë.mdigt de partij met 3328 (zw.
32 19), 35—30 (zw. 19 21) en 28 26.
Zeer mooi!
Een aardige damslag kan wit maken in
den volgenden stand:
dam op 32.
W. 7 sch. op: 19, 24, 29, 23f, 37, 39, 44.
Wit speelt:
1. 44—40 1. 32 41 of 46
2. 30—33 2. 28 39
3. 29—23 3. 18 20
4. 19—14 4. 41 of 46 10
5. 40—34 5. 39 30
6. 35: 2!
door
HANS BEEK.'
Dat was nog eens een fijne zomervacantie.
De jongens hadden nooit gedacht, dat het
daar in dat kleine dorpje in de Achterhoek
zó prettig zou zijn. Ze woonden in een
grote stad en waren nu met vader en moeder
voor een paar weken naar een klein dorpje
gegaan, „om eens van het buitenleven te
genieten", zooals vader zei. Ze woonden nu
in een klein huisje en vonden alles even
heerlijk. Zelfs bedden opmaken vonden ze
prettig en dat was anders één van de din
gen, waar ze vreselijk het land aa'n hadden.
In de stad trokken ze al een gezicht, als ze
hun bed af moesten halen, voor ze naar
school gingen! Maar hier, hier was alles
prettig!
Ze hielpen de boeren met hooien, gingen
mee als de koeien gemolken werden, zwom
men in de beek, maakten lange wandelingen
in de prachtige bossen en praatten met de
jongens uit het dorp, waar ze al goeie vrien
den mee waren. Het was alleen jammer, dal
de dagen zo gauw omgingen. Over een week
zouden ze alweer terug gaan en dan nog
twee weken van hun vacantie in de stad
blijven. Dat was ook wel leuk, maar zo fijn
als hier buiten, was het toch nergens!
Op een dag, toen het erg warm was, gin
gen ze weer eens zwemmen in de beek. Zes
weken geleden was dit kalme riviertje een
wilde stroom geweest, die door de vele
regens zóver buiten haar oevers was getre
den, dat al het land in de omtrek over
stroomd was en in de akkers en velden langs
de kant nu nog de diepe spleten te zien wa
ren, die door de kracht van het water in de
grond geslagen waren.
Nu was de beek ondiep en het water
stroomde heel langzaam voort. Joop, de
jongste, kon heel goed duiken en hij bracht
allerlei wonderlijke dingen naar boven. Rob
nam alles aan, oude pannen, stenen, met
modder bedekte takken en zelfs een half
kapotte stoof. „Die nemen we mee voor van
de winter", zei Rob lachend.
Toen riep Joop ineens: „O Rob, kijk eens,
wat ik nu heb gevonden!" Hij was een
eindje verderop gegaan en hij stond nu voor
over gebogen, alsof hij iets in het water zag.
„Wat is het?" riep hij.
„Ik weet. het niet, een schatkist!" Nu
moest Rob toch lachen. Een schatkist! Stel
je voor, dat je in dit kleine stroompje een
schatkist zou vinden. Die Joop kon toch ook
fantaseren! Hij wilde hem natuurlijk voor de
gek houden. Maar toch was hij nieuwsgierig
geworden en hij zwom vlug naar Joop toe.
„Kijk maar, het is heus waar", zei Joop,
toen Rob bij hem gekomen was. „Het is een
Ijzeren kist, dat kan toch alleen een schat
kist zijn! Waarvoor gebruik je anders een
ijzeren kist?"
Rob stond nu vlak bij hem en werkelijk,
daar op de bodem, tussen een paar grote
stenen in, lag een ijzeren kistje. Je kon het
duidelijk zien door het heldere water. Het
zag er heus een beetje uit als een schatkist.
„Vooruit Joop, laten we proberen het tus
sen die stenen uit te krijgen, dan kunnen we
eens zien, wat het is."
Ze rukten en trokken om het kistje los te
krijgen en na een poosje lukte het ook wer
kelijk. Een van de steunen kantelde om en
het kistje kwam vrij. En zo hadden ze 't een
paar minuten later op de oever. De zon
scheen erop en flikkerde in het verchroomde
handvat. De kist had waarschijnlijk al een
tijdje in het water gelegen, want overal
zaten roestplekken. De jongens probeerden
op alle mogelijke manieren het kistje te
openen, maar het lukte niet om een bewe
ging in het deksel te krijgen.
„Wat zou er in zitten?" vroeg Joop. Hij
zou het liefst het deksel open gebroken heb
ben, zo nieuwsgierig was hij. Misschien zaten
er wel allemaal edelstenen in of een grote
klomp goud!
„We moeten er nu niet verder aankomen",
de kist
zei Rob. „Het is het beste, als we
naar de politie brengen."
„Maar we kunnen hem toch wel eerst open
maken, ik wil toch weten, wat er in zit en ik
vind, dat we daar ook recht op hebben. Wij
hebben hem toch gevonden!"
„Nee Joop. Ik heb allang gezien, dat het
een heel moderne schatkist is. Ik weet iets.
We brengen hem naar den burgemeester.
Dat is zo'n aardige man en die weet wel wat
hij er verder mee moet doen". Dat vond
Joop goed. Het was toch wel leuk om eens
naar den burgemeester toe te gaan en hem
te laten zien, wat ze gevonden hadden.
Ze kleedden zich vlug aan en gingen naar
het huis van den burgemeester. Toen ze voor
de deur stonden, aarzelden ze toch wel even.
Het was toch wel een beetje griezelig om zo
maar naar hem toe te gaan. En stel je nu
eens voor, dat er niets bijzonders in de kist
zat! Dan hadden ze hem voor niets lastig ge
vallen!
„Wie weet", zei Rob en meteen trok hij
aan de bel. Ze konden toch ook niet voor de
deur blijven staan. Het meisje, dat hen open
deed, keek even verwonderd naar de twee
jongens en vertelde toen, dat de burge
meester zelf niet thuis was, maar dat
mevrouw er wel was. Rog vroeg of ze dan
mevrouw misschien even mochten spreken.
Het dienstmeisje ging weg en kwam even
later terug met de boodschap, dat ze maar
met haar mee moesten gaan.
De burgemeestersvrouw was een vriende
lijke dame en toen de jongens vertelden
waarvoor ze gekomen waren en haar het
kistje lieten zien, keek ze vreselijk ver
baasd en zei toen: „Waar waar hebben
jullie dat gevonden?"
„In de beek", zei Joop en toen vertelden
ze het hele verhaal.
„Wel heb je ooit zei mevrouw. „Het
kistje is van mijn man. Een half jaar ge
leden werd hier in huis ingebroken en de
dieven namen p.a. dit kistje mee. Toen ze de
volgende dag gepakt werden, zeiden ze, dat
ze het kistje ergens begraven hadden, maar
dat ze niet meer wisten waar. En nu
,Maar het lag toch in de beek!" zei Rob
verbaasd.
„Het hoge water van een tijdje geleden
heeft op veel plaatsen scheuren in de grond
gemaakt. Het kistje is toen zeker los ge
raakt en later ergens in de beek tussen de
stenen blijven vast zitten. Wat zal mijn
man blij zijn! Er zitten heel waardevolle
papieren in jullie zullen er goed voor
beloond worden, jongens!"
Nu de beloning kwam werkelijk. De bur
gemeester en zijn vrouw stuurden de jon
gens een uitnodiging om de volgende zomer
een hele maand te komen logeren!
Dat was het fijnste wat ze zich in konden
denken. Weer een hele maand in deze heer
lijke plaats en by die aardige mevrouw! Nu
was het lang niet zo erg weer naar huis te
gaan. Ze wisten nu immers, dat ze tóch weer
terug zouden komen!
„Het volgend jaar gaan we wéér duiken,"
zei Rob lachend, toen ze in de trein naar
huis zaten.
„Nou, en of!" antwoordde Joop.
DAT WAS DE REDEN.
„Vader, ik moest vanmorgen niet meer
in de strafbank zitten!"
„Dat is fijn, jongen. Hoe komt dat dan?"
„De bank moest geverfd worden!"
Een waar gebeurde geschiedenis.
Alle kinderen van het dorp liepen die
middag naar de rivier, waar de hoge bomen
stonden. Daar was iets bijzonders te doen.
Al jarenlang woonde een grote troep kraaien
in de toppen van de bomen. Ze hadden daar
hun nesten gebouwd en de hele dag hoorde
je het gekras van de* dieren. „Kra, kra!"
klonk het. De jongens hadden wel eens ge
probeerd om de nesten te tellen, het waren
er zeker over de honderd. Ze hingen tussen
de takken, het een boven het ander, alles
scheef door elkaar. De kraaien trokken in
grote zwermen uit en streken op de velden
neer.
Nu had de burgemeester gezegd, dat er
toch maar eens een einde aan moest komen,
want de dieren hadden zo langzamerhand al
veel schade gebracht. Er werd lang over en
Veer gesproken, wat de beste manier zou
zijn om de nesten weg te halen en eindelijk
besloot men om er de brandweer bij te
halen.
lawaai daar boven? Wat kwamen al die vo
gels ineens doen en waar kwamen ze van-
daan?
Ineens vlogen ze weer alle tegelijk Weg
cirkelden een paar maal over de huizen van
de stad en maakten een vreselijk lawaai.
Daarna gingen ze weer terug naar het park!
Een uur later scheen het, dat de kraaien
een besluit hadden genomen. Ze vlogen naar
het bos, dat dicht bij het park lag en kwa
men terug met dorre takjes in hun snavels.
Toen vlogen ze allemaal naar het nieuwe ge
deelte van de stad, waar de grote hotels
stonden en streken neer in de hoge beuken
van de laan, die voor langs de hotels liep
Daar gingen ze hun nesten bouwen. Nog voor
het donker was hadden ze zo goed en z0
kwaad als het ging nieuwe nesten gebouwd
en vlogen krassend over de hotels om de
omgeving eens te onderzoeken.
Ze schenen heel tevreden te zijn met hun
nieuwe woonplaats, want nog voor de zon
was opgegaan, waren de vogels de volgende
morgen alweer druk bezig en maakten hun
nesten groter, alsof ze niet van plan waren
voorlopig ergens anders heen te gaan.
Die Woensdagmiddag zou het gebeuren en
daarom ging iedereen naar de rivier om er
naar te kijken.
De brandweermannen klommen met lange
ladders in de boom en spoten de dieren weg.
De kraaien vlogen onrustig heen en weer en
krasten zo hard ze konden. Ze begrepen er
niets van. Waarom werden ze nu opeens
weggejaagd? Ze zaten toch al zolang in de
nesten. De arme beesten waren wanhopig.
Ze fladderden over de bomen als een grote
zwarte wolk. Toen.... plotseling vlogen ze
alle in dezelfde richting. Het leek wel alsof
ze een plan hadden! En ja hoor, langzaam
trok de grote zwerm naar de stad
Het was geen erg grote stad. Er waren
prachtige parken en mooie tuinen. In de zo
mervacantie kwamen er altijd veel vreemde
lingen, die het prettig vonden om mooie
wandelingen te kunnen maken en in de par
ken te zitten en toch niet helemaal op het
land te zijn.
De kraaien gingen naar één van de mooi
ste parken en vlogen daar een paar maal
overheen. Toen ging één van de grootste in
de top van een hoge boom zitten en zei:
„Kra!" Daarna streken alle kraaien in de bo
men neer. De mensen keken verwonderd
naar boven. Wat was dat ineens voor een
Maar de gasten waren helemaal niet bljj
met de vogelkolonie. Ze vonden het niet
prettig om 's morgens wakker te worden
door het gekras van de dieren en ze konden
niet meer rustig onder de hoge bomen zitten.
Nog diezelfde morgen dienden ze klachten in
bij het stadsbestuur en voor de twede maal
moest de brandweer de nesten verstoren.
Maar deze keer ging het niet zo gemakke
lijk. De ladders waren niet lang genoeg en
de mannen moesten van de éne tak op de
andere klimmen en met lange stokken de
nesten kapot maken.
Toen met behulp van de brandspuiten het
allerlaatste nest was stuk gespoten, vlogen
de arme vogels weer even onrustig krassend
heen en weer als de vorige dag. En wéér vlo
gen ze na een tijdje naar het mooie stads
park en streken daar neer. Ze moesten zeker
weer overleggen wat ze nu moesten doen.
's Middags vlogen ze weg en gingen in één
snelle vaart weer naar de oude bomen bij de
rivier terug. Daar bouwden ze vlug hun nes
ten weer op en krasten vrolijk: „Kra, kra,
kra!"
En toen de mensen zagen, dat de kraaien
weer terug waren, besloten ze om hen maar
rustig te laten zitten, want eigenlijk hooT-
den de kraaien toch bij het dorp!
JE HORLOGE ALS KALENDER.
Jullie weten allemaal, dat het dikwijls
voorkomt, dat je wilt weten op welke dag
van de week een bepaalde datum valt. Hoe
kan je dat nu uitrekenen, als je geen
kalender bij je hebt?
Op je horloge kan jt zien op wat voor
dag van de week die datum valt. Je moet
het wel van tevoren een beetje klaar ge
maakt hebben, anders gaat het niet, maar
daarna is het ook heel eenvoudig. Het
enige wat je te doen hebt is in kleine let
tertjes, zodat het niet opvalt, een paar
cijfers op je horloge te tekenen. Het zit
namelijk zó:
Elk cijfer van de klok stelt een bepaalde
maand voor. Januari is bij de 1, Februari
bij de 2, Maart bij de 3, Juli bij de 7,
October bij de 10 enz. Nu zet je onder die
cijfers de datum waarop de eerste Zondag
van de maand valt. Dus voor 1938 is dat
voor Januari de twede geweest, voor
Februari de zesde enz.
Wanneer je nu bijvoorbeeld wilt weten
op welke dag de veertiende December valt,
kijk je even op het horloge. December is
de twaalfde maand, dus we moeten bij het
cijfer 12 van de klok kijken. Daaronder
staat een 4, dat beteekent, dat de eerste
Zondag van December: 4 December is. De
elfde is dan weer een Zondag en de veer
tiende December valt dit jaar dus op een
Woensdag.
Jullie kunnen het zelf eens een paar
maal proberen ,je zult zien, dat het altijd
uitkomt. Natuurlijk moet je by een nieuw
jaar de cijfers even veranderen.
UIT HET LEVEN VAN EEN
GROOT MAN.
.je grote Duitse staatsman, Otto von
Bismarck, was van 1859 tot 1862 gezant
in Petersburg. Eens ging hy voor eenige
tijd naar Duitsland om daar bij een vriend
zijn vacantie door te brengen. Deze vriend
had een groot jachtgebied, en het was
streng verboden voor vreemden om daar
te jagen.
Op een dag ging Bismarck op de een-
denjacht. Zijn vriend ging niet mee, want
hy had die dag van allerlei te doen. De
eerste eend, die Bismarck schoot viel in
een slcot, die twee meren met elkaar ver
bond. Bismarck had geen boot bij zich en
dacht al, dat hij Je eend niet meer zou
kunnen pakken. Toen zag hij plotseling
een klein bootje aankomen met een jongen
visser er in. De visser pakte de eend op en
gaf hem aan Bismarck. Bismarck nam de
eend aan en gaf den jongeman wat geld.
Deze was zo verbaasd, dat h(j ineens zoveel
geld kreeg, dat hij Bismarck eens aankeek
en toen vriendelijk zei (hij hield hem voor
een vreemde jager) „Wees maar niet
bang, hoor, ik zal je niet verraden' Je weet
natuurlijk ook wel, dat je hier niet mag
jagen, maar ik zal er niemand iets van
zeggen!"
„Dank je wel, hoor," zei Bismarck
lachend en zonder zich bekend te maken
liep hij door.
Zw. 16 sch. op: 2, 4, 5, 9/12, 14, 15, 17,
20, 21, 22, 27, 31, 36.
W. 15 sch. op: 13, 23, 25, 30, 32, 33, 34,
38, 39, 43, 44, 45, 47, 48, 50.
In onze volgende rubriek geven wij de
oplossing. Zeer moeilijk!
zi.in dan degenen, aie van ue ccuc
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1555 van P. Kleute Jr., Was
senaar.
LEGPUZZLE.
Deze legpuzzle stelt een duiker voor, die
op de bodem van de zee aan het werk is.
Een duiker heeft een duikerspak aan, dat zó
is gemaakt, dat hij er ongeveer 200 M. diep
in het pak zijn grote zuurstofflessen .aange
bracht, waardoor hij kan ademen. Geen dier
kan de duiker kwaad doen, zelfs haaien niet.
Dikwijls worden duikers in zee neergela
ten op plaatsen waar een schip vergaan is.
Hij moet dan proberen of h(j nog iets los
kan maken of kijken of er nog iets van be
lang op de bodem van de zee ligt. Hij ziet
dikwijls de meest wonderlijke dingen en al
lerlei vreemde soorten vissen en zeeplanten.
mee kan zinken.
Hij zit met een sterke kabel aan het schip
vast en in deze kabel zit weer een telefoon
kabel, zodat hij het schip altijd kan berei
ken. Hij heeft geen luchttoevoer nodig, want