DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
President Benesj afgetreden,
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE ADVERTENTÏEN
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven francc aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
No. 235 Dit nummei bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK.
Donderdag 6 October 1938
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
140e Jaargang
Besluit genomen onder Duitsche pressie.
Syrovy waarnemend president.
In 1935, bij het aftreden van Masarijk' als
president van de republiek, werd Benesj tot
zijn opvolger gekozen.
De algemeene toestand.
Geen exclusief
vier-mogendhedenpact.
Democratie en dictaturen
naast elkaar.
ALKMAARSCHE COURANT.
De president der Tsjecho-Slowaaksche
republiek dr. Benesj is gisteren afge
treden en Syrovy, de huidige minister
president zal voorloopig zijn functie
waarnemen tot een nieuw staatshoofd is
gekozen.
Zonder twijfel zal het aftreden van
dr. Benesj den toestand opklaren, aan
gezien de samenwereking met Duitsch-
land voor Tsjecho-Slowakije gemakke
lijker wordt, terwijl het ook gemakkelij
ker zal worden tot een oplossing te
komen met de Slowaken.
Benesj' loopbaan.
Dr. Eduard Benesj werd 28 Mei 1884 in het
dorp Kozlany geboren. Zijn ouders waren
arme boeren. Toch wisten zij hem een goede
opvoeding te geven. Hij studèerde aan de
universiteit van Praag, aan de Sorbonne en
de „Ecole des sciences politiques" te Parijs
en te Dijon, waar hij in 1908 promoveerde in
de rechtsgeleerdheid.
Toen de wereldoorlog uitbrak, was hij
reeds een der leiders van de Tsjechische na
tionalisten en korten tijd later werd hij de
rechterhand van Masarijk.
In 1915 begaf hij zich naar Parijs om als
journalist en diplomaat te werken voor de
bevrijding van de Tsjechen.
Bij de oprichting van den nieuwen staat
Tsjecho-Slowakije in 1918 werd dr. Benesj
minister van buitenlandsche zaken, welke
functie hij tot 1935 bekleedde.
Brief van Benesj.
In zijn brief, waarin hij zijn aftreden
mededeelt, schrijft Benesj o.a., dat de drie
jaar, welke hij president is geweest, rijk aan
gebeurtenissen zijn geweest,, welke haar
hoogtepunt hebben gevonden in de droeve
feiten van de laatste dagen. Deze liggen
zwaar op geest en hart, doch zij hebben het
geloof in de idealen van het volk niet ge
broken.
De omstandigheden zijn dusdanig gewij
zigd, dat Benesj voelt, dat het handhaven
van zijn positie een hinderpaal zou kunnen
vormen voor den nieuwen toestand, waar
voor men thans staat, vooral in verband met
de internationale situatie en met het oog op
een snelle ontwikkeling van de samenwer
king met de buurstaten.
Er is een nieuwe regeering gevormd,
welke regeering zal pogen, kalm het land
economisch en sociaal te hervormen en
tevens zal streven naar ontwikkeling van de
internationale vraagstukken.
Benesj is overtuigd, dat zij hierin zal
slagen.
Daarom heeft hij zijn ontslag gelegd in de
handen van den minister-president, opdat
deze de noodzakelijke stappen kan nemen.
Hy dankt den minister-president en zijn
collega's voor de samenwerking en wenscht
hun allen succes.
Hij is overtuigd, dat thans een betere tijd
naakt, een tijd van succesvol werken voor
het welzijn van den nieuwen staat en het
geheele Tsjecho-Slowaaksche volk.
Pressie van Berlijn?
Naar verluidt, hébben de Duitschers een
sterke pressie uitgeoefend. Uit de rede,
welke de Führer te Berlijn heeft gehouden,
bleek duidelijk, dat hij een persoonlijken
afkeer had van Benesj en van betrouwbare
zijde wordt medegedeeld, dat Hitier heeft
beloofd, edelmoediger te zijn in de onder
handelingen, wanneer Tsjecho-Slowakije een
ander staatshoofd zou hebben.
Omtrent het aftreden van president Benesj
zeide men in officieele kringen nog, dat
Benesj op „zuiver patriottische gronden" is
heengegaan, in verband met de onderhan
delingen, die nog voortduren over de distric
ten, waar een plebisciet gehouden moet
worden.
Benesj had de overtuiging, dat de onder
handelingen gemakkelijker zouden gaan* in
dien hij zou aftreden. Daar zijn politiek van
samenwerking met Engeland en Frankrijk
geen succes gehad heeft, heeft hij zijn land
niet in den weg willen staan bij het voeren
van nieuwe onderhandelingen met Berlijn
en Rome.
De Tsjechische grondwet bepaalt, dat de
minister-president tijdelijk president van den
staat wordt, bij aftreden van den laatste.
Algemeen is men ervan overtuigd, dat het
aftreden van president Benesj het begin be-
teekent van een geheel nieuw tijdperk in de
geschiedenis van het land. En zoo kan men
dus logisch verband te over vinden tusschen
deze gebeurtenis en die van gisteravond, de
samenstelling van het nieuwe kabiicet, waar
bij uiteraard de nadruk onder deze omstan
digheden viel op de benoeming van Chval-
kovsky tot minister van buitenlandsche za
ken.
De benoeming van Franticek Chvalkovsky
heeft de strekking, Duitschland en Tsjecho-
Slowakije nauw bijeen te brengen. De car
rière van dezen staatsman is een der schit
terendste uit de Tsjechische diplomatie. De
nieuwe minister van buitenlandsche zaken
is gezant geweest te Washington en te Tokio,
te Berlijn en te Rome.
In den tijd, dat de betrekkingen tusschen
zijn land en Frankrijk zeer vriendschappe
lijk waren, evenals die met Rusland, wist
Chvalkovsky met de ministeries van buiten
landsche zaken te Berlijn en in Rome in
zeer goede verstandhouding te blijven.
Benesj voor de radio.
In een radiotoespraak tot het volk heeft
Benesj de redenen van zijn aftreden uiteen
gezet. Hij zeide o.m.:
„Ik was van plan, na de tot-stand-koming
van het accoord van München af te treden,
doch achtte het gewenscht te wachten, totdat
een sterke regeering was gevormd.
De vier groote mogendheden hebben be
sluiten genomen, zonder dat wij geraad
pleegd zijn. Ik zal geen woord van critiek of
blaam uiten. De geschiedenis zal oordeelen.
doch ik zal blijven zeggen, dat de offers,
die men van ons verlangd heeft, onrecht
vaardig waren.
Ik wil de belangen van mijn land niet in
den weg staan. Als overtuigd democraat
voel ik, dat mij niets overblijft dan af te
treden. De staat zal zichzelf opnieuw moeten
vinden.
Benesj
Ik bedoel niet, dat wij onze oude bondge
nootschappen moeten prijsgeven en nieuwe
aangaan, doch dat wij onze politiek moeten
omvormen. Er is thans geen reden tot con
flict met onze naburen. Onze nieuwe staat
zal in de toekomst meer homogeen zijn en
grootere moreele kracht hebben. Wij moeten
niet bij de pakken neerzitten.
Tenslotte wil ik uiting geven aan mijn
volledig vertrouwen in de toekomst van mijn
land. Ik verlaat geen schip in den storm,
doch het is noodig, dat ik dit offer breng".
Benesj uitte verder nog zijn dank jegens
alle Tsjechische vertegenwoordigers, die
hun best voor het land hebben gedaan.
Radiorede van Syrovy.
Minister-president generaal Syrovy heeft
gisteravond te vijf uur een rede uitgesproken
voor de radio, waarin hij o.a. heeft gezegd,
dat de eerste taak van de regeering was den
staat te reconstrueeren.
Een nieuw Tsjecho-Slowakije zal worden
opgebouwd. De regeering wil eerlijk de be
slissing van de vier mogendheden te Mün
chen uitvoeren.
De beginselen van de buitenlandsche po
litiek zijn duidelijk: vriendschappelijke be
trekkingen met iedereen en in het bijzonder
met de buurstaten, want indien Tsjecho-
Slowakije in vrede wil leven, moet het met
hen samenwerken. Zelfs op het beperkte
grondgebied is plaats voor allen, doch alleen
moet het land politiek gereorganiseerd
worden, alsook economisch en sociaaL Orde
en rust moeten verzekerd zijn.
Vervolgens kondigde de minister-president
een wijziging van het bestuur aan, waardoor
de regeering den steun zal genieten van
alle deelen der bevolking. Vooral in Slo
wakije en Sub-Karpathisch Rusland zal over
worden gegaan tot een doeltreffende decen
tralisatie en zal een autonoom toestuur wor
den gevestigd.
Het regeeringsprogramma is het volgende:
brood en werk voor allen. Door het stabili-
seeren van de munt zal het economisch leven
op een hechten grondslag worden geplaatst.
Evenwicht zal worden geschapen tusschen
Syrovy
de landbouwproductie en de industrie,
nieuwe takken van industrie zullen in het
leven worden geroepen en het wegennet zal
worden uitgebreid.
In het vervolg zal worden geleefd volgens
de drie beginselen: werk, orde, discipline.
Hierna zweeg de minister-president eenige
minuten en vervolgens zeide hij: „Met alle
smart, welke een oudstrijder, die heeft
medegewerkt aan het oprichten van dezen
staat, kan gevoelen, vervul ik hier een zeer
moeilijke taak en deel ik u mede, dat de
president der republiek, Eduard Benesj, is
afgetreden. Hierdoor heeft hij een schitte
rend voorbeeld van zelfverloochening ge
geven.
Dit besluit van den president is voor ons
zoo smartvol, dat woorden slechts een zwak
ke afschaduwing geven van onze gevoe
lens".
Hierna las generaal Syrovy den brief
voor, waarin president Benesj zijn aftreden
heeft medegedeeld.
De opvolgingskwestie.
Binnen zes maanden moet de grond
wetgevende vergadering, bestaande uit
de kamer van afgevaardigden en den
senaat, bijeen komen om een nieuwen
president te kiezen, bij welke verkiezing
een nieuwe en groote moeilijkheid zich,
ALKMAAR, 6 October.
Wat sinds gistermiddag verwacht werd,
is gebeurd: dr. Benesj is afgetreden als
president der republiek Tsjechoslowakije.
Het moge dan een vrijwillig aftreden zijn
geweest wij hebben tenminste nergens
gelezen, dat uit de boezem der regeering
of van het volk een zekeren drang op hem
is uitgeoefend het besluit zal voor hem
zéér moeilijk geweest zijn. Maandenlang,
eigenlijk gedurende al de drie jaren, dat
hij het Tsjechische staatshoofd was, heeft
hij moeten werken onder zeer moeilijke
omstandgheden en daarbij had hij slechts
één doel: de éénheid van den staat te be
stendigen, zoo mogelijk zelfs te versterken.
Dat is hem niet gelukt, hoofdzakelijk door
toedoen van Henlein, die al dien tijd vocht
voor de Sudeten-Duitschers. Wat diens
goed recht was.
Zijn moeilijkste regeeringsperiode is die
der laatste paar maanden geweest, toen
Duitschland zich openlijk met het Sudeten-
Duitsche vraagstuk bemoeide en geleidelijk
meer eischte. En wat er de laatste weken
gebeurd is, mag zoo bekend verondersteld
worden, dat wij er hier niet meer over be
hoeven te spreken.
De rol van dr. Benesj is een zeer moei
lijke geweest. Hij meende te kunnen ver
trouwen op de democratische staten en
werd in die meening wreed teleurgesteld,
zoodat hij moest zwichten voor de over
macht.
Hij is gezwicht. Hij en zijn regeering
hebben toegegeven aan wat anderen voor
schreven. Maar het was niet genoeg. Want
hoewel Duitschland geheel zijn zin kreeg,
ging de Duitsche pers door met schelden
op het Tsjechische staatshoofd.
Benesj heeft het niet kunnen volhouden
en hij is afgetreden. Maar ook nu nog, bij
zijn aftreden, moest hij nog een trap krij
gen. Zoo schrijft het Berliner Tageblatt:
De verdwijning van dezen man, die het
had ondernomen om op leugen en bedrog
een staat op te bouwen, was een natuur
lijke voorwaarde voor een tevredenstellen
de regeling der kwesties, die binnenkort
nog zullen moeten worden geregeld tusschen
Berlijn en Praag. Geen enkele nabuur
schapsbetrekking was denkbaar zoolang
Benesj hoofd van den Tsjechoslowaakschen
staat was.
En de Lokalanzeiger verklaart, dat de
speler Benesj, die zijn geheele leven met
valsche kaarten gespeeld heeft sinds lang
de partij verloren heeft en dat het spel ten
einde is.
Geheel anders is het geluid, dat bijvoor
beeld de Roemeensche pers laat hooren.
Zoo schrijft de „Universul": „De wrok
naar het oordeel van velen, zal voor
doen.
In officieele kringen althans wijst men er
op, dat de meeste vooraanstaande figuren in
Tsjecho-Slowakije, die men kan beschouwen
als mogelijke candidaten voor het president
schap min of meer medestanders van Benesj
en diens politiek zijn, tengevolge waarvan
het uiterst moeilijk kan blijken, een opvol
ger voor den afgetreden president te vinden.
De ontwikkeling der laatste dagen en uren
heeft in bevoegde kringen de meening doen
post vatten, dat in de komende dagen nieu
we dramatische gebeurtenissen niet uitge
sloten zijn. Men ziet in alles wat zich thans
verandert een bewijs, dat de Tsjechen het
vaste voornemen hebben, niet bij de pakken
neer te zitten, doch zich met groote energie
aan te passen aan de nieuwe situatie.
Wat de binnenlandsche aangelegenheden
betreft, men verwacht met groote stelligheid
dat Slowakije en Roethenië volledige bin
nenlandsche autonomie zullen krijgen en dat
d- centrale -geering haar bestuur maar
dan ook het volstrekte bestuur tot de
buitenlandsche betrekkingen, de financiën,
de spoorwegen, het leger en de posterijen
zal beperken.
Sir John Simon heeft gisteren bij de
voortgezette debatten in het Engelsche
Lagerhuis een belangwekkenden ver
klaring afgelegd. In antwoord op de
reeds eerder door Eden gestelde vraag,
of de conferentie van München zou
leiden tot een vier-mogendheden-pact,
zeide Simon, dat zulks niet de bedoe
ling der Britsche regeering kan zijn.
Indien de vraag is aldus Simon of
wij bereid zijn gezamenlijk met Frankrijk,
Italië en Duitschland in vriendschappelijk
overleg te treden over de Europeesche
problemen, dan moet ik met den meesten
nadruk verklaren, dat wij zulk een overleg
geenszins uitsluiten. Het is een der voor
naamste doelstellingen van de regeering
geweest, te zien of het mogelijk is om, in
plaats van tusschen de democrateën en
dictaturen een voor hen en ons onover
brugbare kloof te handhaven, in het belang
van den vrede in Europa naast elkaar te
leven. Doch indien daarentegen de vraag
is, of wij denken over een exclusief vier-
mogendheden-pact met uitsluiting van an
dere staten groot of klein, om dit zijn wil
aan Europa te doen opleggen, dan zeg ik
namens de regeering met allen nadruk,
dat dit niet de politiek der regeering is en
ook nooit geweest is".
Simon sprak de hoop uit, dat Rusland
bereid zal zijn, zich aan te sluiten bij de
garantie voor Tsjechoslowakije en voegde
hieraan toe, dat het niet in de bedoeling
ligt, Rusland uit te sluiten van eenige rege
ling in Europa. Indien de hangende ge
schillen moeten worden opgelost, dient dit
te geschieden op basis van vrije onderhan
deling met alle Europeesche mogendheden.
Scherpe critiek van Churchill.
Churchill heeft gisteren nog zeer scher
pe kritiek geleverd over de resultaten van
München. O.m. zeide hij: „Het uiterste, dat
de minister-president voor Tsjechoslowakije
heeft kunnen bereiken was, dat de Duit
sche dictator in plaats van zijn eten van de
tafel weg te grissen, zich ermede verge
noegd had, dat het hem gang voor gang
werd opgediend.
Wij staan hier voor een ramp van de
eerste grootte, die Engeland en Frankrijk
is overkomen Wat ik onverdragelijk vind
is, dat Engeland onder de macht en den in
vloed van het nationaal-socialistische
Duitschland komt. Iedere positie is stuk
voor stuk ondermijnd en prijsgegeven op
schoonklinkende en plausibele gronden. Ik
voorzie, dat de politiek van onderwerping
zal leiden tot beperking van de vrijheid
van het woord in het parlement, op het
spreekgestoelte en in de pers.
Het volk moet weten, dat in de landsver
dediging grove nalatigheid en tekortko
mingen zijn begaan, dat wij zonder oorlog
een nederlaag hebben geleden, waarvan
wij nog lang de gevolgen zullen ondervin
den, dat het geheele evenwicht van Europa
in gevaar is gebracht en dat voorloopig een
vreeselyk woord tegen de westersche de-
mocratiën is uitgesproken: „Gij zijt gewo
gen en te licht bevonden".
Churchill's rede werd door de oppositie
luide toegejuicht.
Zie vervolg Buitenland pag. 1, 3e blad.
tegen den persoon van Benesj, getoond door
de vijanden van zijn land, had geen andere
oorzaak dan zijn trouw aan de bondgenooten
van Tsjechoslowakije en aan de beginse
len der democatie. Het Roemeensche volk,
dat weet, hoezeer Benesj een trouw vriend
van Roemenië was, brengt hem zijn hulde
en geeft uiting aan zijn bewondering".
Wij hebben gister melding gemaakt van
bedragen, welke de voorzorgsmaatregelen
in verschillende landen geëischt hebben:
voor de verschillende Europeesche landen
bedraagt die van de 17 crisisdagen rond
1 milliard gulden.
Daaruit blijkt al voldoende, hoe ruïneus
een oorlog wel zou zijn. Intusschen is het
interessant, om in verband hiermee nog
enkele getallen te geven.
In de Econ. Stat. Berichten van 13 Juli
1938 heeft dr. W. H. K. Feuilletau de
Bruyn in een artikel enkele gegevens sa
mengevat over het voor een oorlog benoo-
digde materiaal, dat ontleend is aan stu
diewerken over de moderne oorlogs-econo-
mie. We lezen hier, dat reeds tijdens den
wereldoorlog bij de groote offensieven aan
het Westfront in een dag meer munitie
verschoten werd dan in den heelen oorlog
van 1870'71. Neemt men aan aldus deze
schrijver, dat het verbruik aan ijzer, staal
en steenkool in een nieuwen oorlog aan
direct en indirect verbruik (nieuwe machi-
ns, spoorwagens, enz), ongeveer het
dubbele zal bedragen van 1918, dan zou
dus het jaarverbruik aan ijzer en staal op
ongeveer 7.2 millioen ton moeten worden
geschat per millioen frontsoldaten. Alleen
voor de bereiding van dit Ijzer en staal is
dan ongeveer 60 millioen ton kolen noodig
Duitschland produceerde in 1937 aan staal
19.2 millioen ton (de verwachte productie
in 1938 is 21 millioen ton), 184.5 millioen
ton steenkolen en 184.7 millioen ton bruin
kool, 1.7 millioen ton kunstbenzine, 0.62
ton andere kunstpetroleum derivaten en
0.45 ton aardolie.
Duitschland mobiliseerde in den wereld
oorlog 13.25 millioen man, waarvan onge
veer 10 millioen frontsoldaten. Zelfs de
grootste ijzer-, staal- en kolenproduceeren-
de industriestaat van Europa zal dus niet
meer dan 3 tot 4 millioen frontsoldaten op
den langen duur onder de wapens kunnen
houden, zonder overspanning van zijn pro
ductieve krachten
Volgens generaal Débeney zijn voor de
fabricage, het transport, onderhoud, enz.
van één vliegtuig aan het front, met een
bemanning van drie a vier man, ongeveer
60 arbeiders noodig. Voor ieder kanon in
de batterij met de bijbehoorende munitie,
zijn constant 80 arbeiders achter het front
aan den arbeid. Voor iederen mitrailleur is
de verhouding van de bedienende man
schappen aan het front tot de produceeren-
de en transporteerende arbeiders als 1:8.
In Amerika rekent men, in verband met de
zeer groote afstanden, waarop het transport
moet geschieden, op één man aan het front
tegen zeventien mannelijke en vrouwelijke
arbèiders in het achterland. Normaal is die
verhouding in de meeste landen 18 a 10.
Door die cijfers wordt het dan ook begrij
pelijk hoe het komt, dat Duitschland, met
een bevolking van 65 millioen zielen, op
den duur de 10 millioen frontsoldaten niet
van het noodige kon voorzien.
Hoewel hierbij uiteraard moeilijk geld
bedragen zijn te noemen, laten boven
staande bedragen, die nog slechts op enkele
der belangrijkste materialen» betrekking
hebben, wel zeer goed zien dat de kosten
der voorzorgsmaatregelen in het niet zin
ken bij die, welke moesten worden uitgege
ven wanneer een oorlog werkelijk was uit
gebroken.
Aan den anderen kant is het van belang
welken prijs Tsjechoslowakije genoodzaakt
was te betalen voor het behoud van den
vrede, een prijs die, althans ten deele,
Duitschland's kosten compenseert. In de
Daily Telegraph vinden we de volgende ge
gevens hierover, waarbij is verondersteld
dat uiteindelijk elk district met 51 percent
Duitsche inwoners verloren zal gaan. Tsje
choslowakije zal dan 51 percent van zijn
kolenmijnen verliezen en het zal 64 pet. der
mijnwerkers en ander personeel behouden.
Alle belangrijke bruinkoolstreken zal
Duitschland krijgen en in plaats van een
totaal van 16 millioen bruinkool per jaar,
zal de nieuwe staat slechts 2 millioen ton
kunnen produceeren. 39 pet. der metaal
industrie met 63 pet. der arbeiders is ver
ren, met 21 pet. der arbeiders. Al gelang
naar de grootte van het gebied dat Polen
zal verkrijgen, kunnen deze verliezen nog
eenigszins grooter zijn. 55 pet. der glas
industrie met 63 upet. der arbeiders is ver
loren gegaan. 49 pet. der textielindustrie
met 53 pet. der arbeiders gaat naar Duitsch
land. In de kledingindustrie behoudt Tsje
choslowakije 75 pet. der fabrieken en 78
pet. der employé's. 74 pet. der keramische
industrie met 64 pet. der arbeiders is be
houden, maar bijna de geheele porcelein-
industrie verkrijgt Duitschland. Tsjechoslo
wakije verliest 30 pet. der leerindustrie en
26 pet. der arbeiders daarbij. Slechts 63
pet. van de belangrijke papierindustrie met
75 pet. der arbeiders kan worden behouden.
35 pet. der chemische industrie gaat naar
Duitschland.
Uit deze laatste cijfers blijkt wel dat
Tsjechoslowakije in den meest letterlijken
zin van het woord het kind van de rekening
is geworden.