VOOR ONZE KINDEREN.
JUizzim&tiek
RAADSELS,
derde blad.
18.
Deze positie kwam voor in de eerste
partij. Keiler was met zwart aan zet en
speelde 2025 en 25 14. Zou inplaats van
25 ;14 15 24 beter zijn geweest? Wij zou
den dit niet durven beweren. Misschien
•was 15 24 iets kansrijker, maar dan toch
zeer gering en al zouden uitvoerige ana
lyses misschien het betere aantoonen, dan
is het spel voor het bord toch nog altijd
heel wat anders dan analyseeren na af
loop.
Inmiddels kunnen de liefhebbers dezen
stand voor zich zelf nog eens nagaan.
In de achtste partij kwam de volgende
stand voor:
Zw. 12 sch. op: 1, 3, 4, 8, 9, 11, 13, 14,
16, 18, 19, 26.
W. 12 sch. op: 27, 28 ,30, 32, 33, 38, 39,
40, 41, 43, 45, 48.
Het vervolg was:
1. 40—34 1. 14—20
2. 30—25 2. 18—23
3. 25 14 3. 9 20
4. 45—40 4. 20—24
5. 2822 5. t 812. Een
mooie zet, want zwart dreigt nu met
23—29, 3—9, 12—17 en 26 46 de
partij te winnen.
Maar Keiler zag natuurlijk het gevaar
en speelde 4137.
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1563 van I. Weiss Fr.
HERFSTREGEN
door
RIES HELGERS.
„Altijd die nare regen!" zuchtte Emmy
met een boos gezichtje. „Ik hou helemaal
niet van de herfst. Het regent altijd en het
is koud en akelig. Ik wou, dat het maar
weer zomer was of winter, echte winter
met sneeuw en ijs. Dat vind ik leuk, maar
die herfst vind ik vreselijk!"
Zw. 9 sch. op: 2, 7, 8, 9, 19, 24, 28, 29,
35 en dam op 25.
W. 9 sch. op: 22, 31, 33, 38, 41, 43, 44,
45, 48.
In onze volgende rubriek geven wij de
oplossing.
en
Onze Tweede October-Opgave.
De Vermenigvuldiging der tweeën
drieën.
De door ons bedoelde som zag er geheel
volledig als volgt uit:
4763219
5274863
14289657
28579314
38105752
19052876
33342533
9526438
23816095
25125327663997
Onze Nieuwe Opgave. (No. 3 der OctO'
ber-serie)
Een lettergreep-puzzle.
Van de 58 hieronder gegeven letter
grepen kunnen de 21 woorden gevormd
worden die voldoen aan de gegeven om
schrijvingen. Een der verticale rijen van de
onder elkaar geplaatste woorden geeft
van boven naar beneden een geschied
kundige gebeurtenis te lezen.
Lettergrepen,
a a bi bui da de de
de de de der der der
der ders di di don drie
du el em ger hand heid
hol kant kin kris lan land
le üng log lu lyk lijk
man mant men pen pen
pre ring see stal tal
ter ter teur tie lijn va
viie vre zin zon
Omschrijvingen,
ergens anders
Deensch eiland
prachtig glas
iets dat gauw gevuld is
geeft 's zomers opfrissching
dominee
plaats in Drente
dient om op te zitten
eigenschap der Hollandsche huis
moeders
visschersvaartuig
waardevermindering
kostbaar kleinood
uurwerk
direct
waar ieder dankbaar voor is
vreemd mensch
schuldenaar
vloeistof
hooge bergplaats
visch
bekende radiofiguur
(2 P-) liefst zoo vroegtijdig
Oct 12 docl1 uiterlÜk lot Vrijdag 22
„Kindje, wat ben" je toch aan het mop
peren", zei moeder. „Je hangt maar een
beetje op een stoel voor het raam. Ga toch
iets doen. Ga spelen met Hans en Jetteke.
Die kijken ook al of het het allerergste is,
wat er kan gebeuren, dat het regent!"
Maar Emmy, Hans en Jetteke hadden
helemaal geen zin om te spelen. Ze wilden
naar buiten en dat kon niet met die regen
en het was allemaal naar en daarom
wilden ze helemaal niets meer doen. O, wat
een sippe gezichtjes trokken ze allemaal en
wat voelden ze zich ongelukkig! Moeder
moest er bijna om lachen!
Toen riep Jetteke opeens: „Kijk eens
vlug, daar loopt Weertante!" De kinderen
drukten hun neusjes plat tegen het raam.
Ja hoor, daar liep ze. Een heel oud vrouwtje
met een brilletje op, een oude jas aan en
een stok in haar hand. Dat was Weertante,
zoals ze door het hele dorp werd genoemd.
Want zelfs bij het slechtste weer ging ze
nog naar buiten om haar .wandelingetje te
maken. Als het regende en stormde,
hagelde en onweerde, altijd liep Weertante
buiten en keek ze gelukkig of ze dat weer
nu juist het fijnste van alles vond! Ze was
een lelijk oud vrouwtje, maar alle kinde
ren hielden veel van haar, want ze kende
alle weggetjes in het bos en op de hei en ze
mochten altijd met haar mee naar buiten.
Nu keek ze ook weer naar boven en wuifde
met haar stokje. „Willen jullie mee?" riep
ze met haar schorre stemmetje.
De kinderen keken alkaar eens aan en
toen weer naar buiten, waar de regen in
stroomen neerviel. Daar droop een straaltje
langs het raam en beneden op straat was
een heel gootje gemaakt van kleine ri
viertjes. Emmy draaide zich om en zei:
„Moeder, mogen we mee met Weertante?"
Ze had ineens zin gekregen om te kijken of
overal van die gootjes waren.
„Welja", zei moeder, gaan jullie maar
mee! De kinderen liepen vlug naar de gang
en trokken hun dikke regenjassen aan,
zodat ze er goed tegen konden en vijf
minuten later stonden ze naast Weertante
in de regen .Toen begon de wandeling. Het
was een heerlijke tocht en ze hadden er
helemaal geen spijt van, dat ze mee waren
gegaan, al werden ze erg nat op het laatst.
Ze liepen door het park, waar het grint,
dat er anders zo helder uit zag, nu grauw
en bijna zwart van nattigheid was. De
bomen dropen, alsof ze zelf mee wilden
regenen. Toen ze onder een oude denne-
boom kwamen, zei Weertante: „O, wat zit
daar een mooie vogel, zooeen heb ik nog
nooit gezien!" Daarbij wees ze naar boven
in de boom. De kinderen keken ook naar
boven en probeerden de vogel te vinden,
maar toen sloeg de oude vrouw plotseling
met haar stok tegen een tak en er kwam
een hele waterval van druppels naar be
neden. Jatteke wist eigenlijk niet of ze
moest gaan lachen of huilen, maar toen ze
zag, dat Emmy en Hans vrolijk begonnen
te lachen, lachte ze ook mee. Weertante
wilde altijd grapjes maken.
1.
a.
4.
8.
9.
10
13.
10.
16.
17.
19.
20.
21.
UUl aan den Puzzle-Redacteur van
de Ali ail uen ruzzl
e A1«naarsche Courant.
Toen liepen ze weer verder. Ze gingen
door het bos, waar de bomen allemaal
heel stil drupten en het geluid van de
druppels als doffe tikjes op de grond klonk.
Wat leek het bos geheimzinnig en zo'n
regenbui. Net of alles anders was dan
anders. De kinderen vonden het steeds
leuker worden. Maar hun jassen, die toch
werkelijk erg dik waren, begonnen al een
beetje door te regenen en ze voelden, dat
hun armen al een beetje vochtig werden.
Met weertante was het iets anders. Die had
zulke kleren aan, dat er niets doorheen kon
komen, haar kleren waren voor elk soort
weer geschikt, daarvoor heette ze toch ook
„Weertante". Door elk weer, mooi of lelijk,
ging ze heen. Ze sloeg geen dag over. Ze
was een heel grappig oud vrouwtje.
Hun voeten veerden in het mos en het
maakte zachte siepelgeluidjes. Hans begon
te fluiten van plezier en Emmy zei: „Ik wist
niet, dat het zó leuk was om door de regen
te lopen".
„Zie je nu wel", zei Weertante, „toen ik
langs jullie huis kwam, zag ik zulke boze
gezichtjes, dat ik dacht: „Als ze eerst maar
eens meegaan, zullen ze wel een beetje
vrolijker kijken. Dan zien ze, dat je heus
niet alleen met zonneschijn naar buiten
hoeft te gaan!"
Een tijdje later kwamen ze langs een
wei, waar een paar koeien in stonden. Ze
stonden met hun rug naar de regen toege
keerd, alsof ze daarmee wilden zeggen, dat
ze het geen manier vonden om de hele dag
door onder die stralen te móeten staan.
„Dat komt omdat het winter wordt en
dat is de tijd, waarin er veel vocht in de
aarde moet zijn. De bloemen en grashalmen
vallen af en gaan dood, de vogels vliegen
naar het Zuiden, maar de bomen krijgen
een zware strijd te voeren. Ze moeten diep
uit de grond het voedsel en het vocht
halen om het naar boven te voeren tot de
kleine takjes voor het volgend jaar. Dag en
nacht werkt de boom daarvoor en daarbij
helpt de regen. Want hoe vochtiger de
aarde is, des te gemakkelijker is het voor
de bomen en struiken en planten."
„Waarom regent het toch zoveel?" vroeg
Jetteke.
De kinderen keken eens naar de bomen in
het bos. Die deden nu vreselijk hun best om
het vodht uit de grShd te trekken. Het zou
nu wel niet zo moèilijk zijn, bij zo'n hevige
regen! Het was tnaar goed, dat het regende!
Ze vonden het ineens helemaal niet erg meer
en zo kwamen ze zingend thuis.
Daar trokken ze gauw hun drijfnatte
kleren uit en vertelden aan moeder, wat
Weertante allemaal van de regen had ge
zegd. Het was een fijne middag geweest,
al regende het dan ook zo vreselijk hard!
AUTO VAN VADER
POP MOET MEE ZINGEN
door LIES HELGERS.
Poppie, heus, dat gaat niet langer
Ik speel en jij let niet op!
'k Kan toch niet alléén gaan zingen,
Hom, zing ook mee, lieve Pop!
1. Zet onderstaande artis-dieren zoo onder
elkaar, dat letters van boven naar
beneden gelezen nog een artis-dier
vormen.
olifant
ijsbeer
leeuw
aap
arend
gorilla
tijger
drommedaris
Mevrouw en meneer IJsbeer willen
allebei de lap hebben, die een bezoeker in
hun „huis" heeft gegooid. Eerst rukken ze
allebei aan een kant en het lijkt wel of ze
aan het touwtrekken zijn. Maar meneer
Beer wil niet toegeven! Het zou toch te
gek zijn, als mevrouw sterker was dan hij!
2. Een woord van 19 letters geeft iets weer,
waarmee men zich de laatste weken
in verscheidene gemeenten heeft bezig
gehouden.
De meeste huizen hebben een 7, 8, 17, 18,
15,
De 4, 5, 6, 1, 2, 12, 14, 15, 17, 16, 8 is een
sport, waarbij vogels een groote rol
spelen.
19, 10, 11, 8, 14 is een jongensnaam.
13, 3, 17, 18, 12 is een kleur.
3. Hoeveel spijkers zijn er nodig voor een
goed beslagen paard?
OPLOSSINGEN.
De oplossingen van de raadsels uit ons
vorig nummer zijn als volgt:
1. Balk, valk, kalk, talk, tjalk, schalk.
2. Fauteuils, tafel, canapé, buffet, divan,
stoelen, kachel, vloerkleed, tafel,
schilderijen.
3. De tamboer.
OM ZELF TE MAKEN.
Een postzegeldoosje.
„Wie heeft er een paar postzegels van 5
cent van mijn bureau weggehaald?" vroeg
vader aan tafel. Niemand had een postzegel
gebruikt en zelfs gezien.
„Ik begrijp er niets van", zei vader. „Van
morgen heb ik ze nog neergelegd en nu zijn
ze weg!" „Maar waar heb je ze dan neerge
legd?" vroeg moeder.
„O, ergens, vlak bij de inktpot, bij die en
veloppen", antwoordde hij.
„Ja, dan kan ik me indenken, dat ze weg
zijn! Waarom leg je ze niet altijd op dezelf
de plaats of in een doosje?" Vader trok even
zijn schouders op en zei: „Dan vergeet ik
toch telkens weer, waar ik ze gelegd heb en
ik vergeet ook altijd een doosje te kopen.
Ik kan ze trouwens anders altijd vinden".
Verder werd er niet meer over de postzegels
gepraat, maar Bob zat heel stil te eten en
dacht steeds maar over dat postzegeldoosje
na. Dat moest hij nu eigenlijk eens voor
ader maken! Dat kon hij toch best en vader
zou het vast leuk vinden! Hij had laatst in
de keider nog een paar lege sigarenkistjes
gezien, die zou hij ervoor kunnen gebruiken.
De volgende dag was een Woensdag. Hij
ging vlug naar huis, want hy wilde die
middag het doosje voor vader maken. Hij
legde vast alles klaar op zijn kamer, de
sigarenkistjes, de lijmpot en een paar schar-
niertjes en ging toen koffiedrinken. Na tafel
ging hy meteen naar zijn kamer.
„Wat ga je doen vanmiddag, Bob?" vroeg
moeder. „Stt, niets zeggen", antwoordde hij.
„Dat is nog een verrassing!" Toen vroeg
moeder niet verder, maar ze was wel een
beetje nieuwsgierig, wat er komen zou.
Boven op zijn kamer ging hij direct aan
het werk. Hij had al een beetje uitgedacht,
hoe hij het zou maken. Eerst begon hij met
telkens drie plankjes van een sigarenkistje
op elkaar te lijmen, want de wanden van het
doosje moesten mooi sterk zijn. De dikke
plankjes, die hij zo had gekregen, legde hij
onder een kastje, dat hij op zijn kamer had
staan, zodat de verschillende dunne plankjes
goed tegen elkaar kwamen te liggen. Toen
ze droog waren, zaagde hij ze op de goede
lengte. Twee lange en twee korte plankjes,
die voor de zijkanten moesten dienen. Op
één van die plankjes tekende hij nu tanden
aan de rand, die hij daarna uitzaagde. Toen
zaagde hij aan een lang plankje ook weer
tanden, maar zó, dat ze precies in de tanden
van het korte plankje pasten, als je de beide
plankjes tegen elkaar legde. Dit deed hij
toen ook nog met de beide andere plankjes.
Daarna lijmde hy de vier zijwanden zó aan
elkaar, dat de tanden precies in elkaar pas
ten. Op die manier zaten de wanden heel
stevig in elkaar. Hij bond er nu een flink stuk
touw omheen en liet het eerst drogen. On
dertussen zaagde hy van een enkel dun
sigarenplankje de bodem en het deksel en
lijmde die op de zijwanden vast. Ook hier
deed hij een touw omheen, tot ze droog
waren. En nu kwam een heel precies werkje.
Hy moest het deksel lossnijden van de on
derkant, want nu had hy een helemaal dicht
doosje en dat was natuurlijk niet de bedoe
ling? Hy tekende precies op de buitenkant
aan, hoe hoog het deksel worden moest en
trok toen met zijn liniaal een heel rechte lijn
op de zijwanden. Langs die lyn zaagde hij
toen het doosje door, héél voorzichtig, want
het mocht vooral niet scheef gaan. Tien mi
nuten later viel het deksel van het doosje af
en hield hij de twee losse delen, het doosje
zelf en het deksel in zijn hand. Hij had er
een kleur van gekregen en hij zuchtte van
voldoening, toen hij zag, hoe netjes het was
geworden. Nu was de hele buitenkant klaar
en moest hij alleen de binnenkant nog in
orde maken.
Hij had, vóór hij die morgen naar school
ging bij een kantoorboekhandel gekeken,
hoe zo'n doosje er precies uit zag, want hij
wilde het net zo mooi maken, als een doosje,
dat je in een winkel koopt. Daarom maakte
hij nu in de binnenkant een dun plankje,
waarvan de rand een stukje boven de rand
van het doosje uitstak. Dat moest dienen
om het deksel steviger vast te laten zitten.
De bovenkant van dat randje maakte hij
met een vijltje een beetje schuin, want hij
was bang, dat het deksel er anders nog aan
zou blijven steken. Daarna zaagde hy vier
plankjes, die hij zo in het doosje vastlijmde,
dat er vijf hokjes ontstonden. De postzegels
met verschillende waarden konden dan in
verschillende hokjes liggen.
Bob keek eens trots naar zijn doosje. Het
begon er nu heus al op te lyken. Hij nam
nu nóg een paar plankjes, die een beetje
dikker waren en sneed dit in stukjes, die
precies in de kleine hokjes pasten, Hy liet
die stukjes schuin aflopen en legde ze zó
in de hokjes, dat de hoogste kant aan de
voorkant lag. Op die manier, zou vader de
postzegels gemakkelijk uit de hokjes kun
nen nemen.
Toen maakte hij de twee scharnieren nog
aan het deksel vast en zo was het doosje
klaar. Tenminste al het zaagwerk was Maar,
hij moest het nu nog mooi afwerken. Met
een stuk schuurpapier schuurde hy het hele
maal mooi glad en beitste het daarna. Eerst
wilde hij het beschilderen met lakverf,
maar toen bedacht hij, dat het voor vader
toch leuker was, als het mooi effen bruin
was. Als ik er nu nog eens een voor moeder
maak, dacht hij, zal ik het beschilderen.
Hij liet het doosje goed drogen en ruim
de alle rommel, die hy gemaakt had op. On
dertussen keek hy telkens eens of het nog
niet droog was, maar dat duurde nog wel
even. Maar 's avonds, toen ze weer aan tafel
zaten, zei hy: „Vader, hebt u die postzegels
nog gevonden?"
„Ja jongen, zei vader, „ze waren op de
grond gewaaid". Toen haalde Bob zijn
doosje uit zyn zak en zei: „Hier vader, dat
heb ik voor u gemaakt, nu kunnen uw post
zegels nooit meer wegwaaien". En geloof
maar, dat vader er blij mee was!