DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Uit den Alkmaarschen Raad.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 'f 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven irancc aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telei. 3320, redactie 3330.
No. 249 Dit nummer bestaat uit diU bladen. Directeur: C. KRAK.
Zaterdag 22 October 1938
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
140e Jaargang
Het scheepje van Gemeentewerken heeft den storm getrotseerd
en is in veilige haven geland.
Hoewel de jacht op groot wild geopend is, schijnt men de wilde
bussen nog niet onder schot te kunnen krijgen.
ALKMAARSCHE COURANT.
Het is bekend, dat wijlen de heer Govers,
wanneer het tijdens een raadszitting onge
veer kwart voor zes was geworden, met een
bedenkelijken blik op zijn horloge keek en
vijf minuten later zijn portefeuille onder
den arm nam en naar buiten stapte met de
mededeeling, dat het welletjes was geweest.
En alhoewel de andere raadsleden zich
niet zoo stipt aan het borrelkwartiertje of
aan het etensuurtje houden, is het opmer
kelijk, dat zoo tegen zessen de redevoerin
gen hoe langer hoe kleiner worden en dat
de enkeling, die nog eens ouderwetsch van
leer wil trekken, dadelijk de vermaning
krijgt, dat hij zich moet bekorten.
Hebben B. en W. met dezen factor reke
ning gehouden toen zij ditmaal een raads
vergadering om vijf uur in den namiddag
hebben uitgeschreven?
Hebben zij willen voorkomen, dat de slui
zen der welsprekendheid weer zouden wor
den opengedraaid en dat het onderwerp
waarover men in de vorige raadszitting
uren en uren heeft volgepraat, opnieuw tot
een eindeloos debat zou leiden?
Het leek er wel eenigszins op, maar
wat ook de bedoeling van het college ge
weest moge zijn vast staat, dat de tijd
voor het naar voren brengen van zooge
naamde nieuwe gezichtspunten ontbrak en
dat dit ongetwijfeld van invloed is geweest
op de door den Raad aangenomen houding.
Er bleken thans twee belangrijke stukken
te zijn, namelijk een rapport van Ge
meentewerken en een verklaring van den
aannemer Huiberts, waarin deze motiveerde
waarom hij met den bouw van de Heilooër
brug was begonnen en waarin hij zich min
of meer voorstelde als de man, die te goed
van vertrouwen was geweest zoodat het
boetekleed niet hem maar zijn opdrachtge
vers zou moeten sieren.
Het laatste stuk was aan de raadsleden
persoonlijk en tevens aan de pers gezonden
en werd dus beschouwd als „niet te zijn
ingekomen", waarom het ook geen onder
werp van bespreking kon uitmaken.
Het eerste was oorzaak, dat B en W. vrij
onverwacht een raadszitting hadden uitge
schreven en ook, dat de heer Appel het
noodzakelijk achtte de debatten weer te her
openen.
Wat er eigenlijk in dit rapport staat werd
in openbare zitting niet medegedeeld, zoo
dat alle Alkmaarders, die tot dusver de
kwestie met interesse gevolgd hebben er
naar mogen raden. De heer Appel had er
graag wat over willen zeggen en er waren
blijkbaar nog andere Edelachtbaren, die
hun hart wilden uitstorten, maar de burge
meester liet onmiddellijk stemmen over de
vraag of de debatten weer heropend zouden
worden met het gevolg, dat 12 van de 21
raadsleden zoo verstandig bleken daarop
geen prijs meer te stellen.
Toen was de heele kwestie gauw bekeken.
De heer Keysper, de almachtige, die op de
Wip stond en dus eigenlijk de man was, die
heel alleen te beslissen had, bleek mede
lijden te hebben met een armen aannemer,
die het ook niet kan helpen, dat hij te
goed van vertrouwen is geweest en het re
sultaat was, dat met 11 tegen 10 stemmer,
besloten werd, het verhoogde crediet voor
de werken aan den Overdiepolder toe te
staan en daarvoor niet meer een derde aan
besteding uit te schrijven.
Het opgestoken stormpje, dat een oogen
blik het scheepje van Gemeentewerken be
dreigde, was dus weer gaan liggen zonder
schade van beteekenis aan te richten. Mis
schien heeft het zijn nut gedaan, doordat het
de bemanning van dat scheepje er nog eens
aan herinnerd heeft, dat zij in de toekomst
Paraat moet blijven
De ophooging van het terrein ten Zuiden
het Dr. Schaepmanplein, waarvoor
22.000 gevraagd werd, is zonder hoofde-
*bke stemming goedgekeurd en dat bewijst
aenerzijds, dat de Raad niet bang is geld
te geven als men er in de toekomst winst
jdee kan behalen en anderzijds, dat Alk
aar blijkbaar nog steeds in de jaren van
is omdat het terrein in dit stadgedeelte
h °men was uitgegeven en er groote be-
e aan bouwrijpen grond is.
huneer dit het laatste punt van de
waen j3 geweest was, zou men het merk-
raajr, e ^e't beleefd hebben, dat de heeren
leden binnen een half uurtje hun
presentiegeld hadden verdiend, maar de
heer Stoutjesdijk, de groote voorman van
den bedreigden middenstand, was van mee
ning dat er voor hetzelfde geld nog wel
een beetje langer kon gepraat worden en
dus zaten we, zonder dat we er erg in had
den, plotseling temidden van de wilde bus
sen.
Gelukkig is het gevaarlijker om tusschen
wilde buffels dan tusschen wilde bussen te
zitten, maar er dreigt altijd gevaar, dat een
dergelijk debat, zoo in het wilde weg, een
eindelooze geschiedenis gaat worden.
Want over bussen en vooral over wilde
bussen heerschen hier de meest verschil
lende opvattingen. Er zijn menschen, die het
wel goed vinden dat bussen extra goedkoop
zijn, ten eerste om de spoorwegen eens een
lesje te geven en ten tweede wat eigen
lijk ten eerste moet zijn omdat zij dan
zelf eens goedkoop een snoepreisje naar de
hoofdstad kunnen maken.
Verder zijn er natuurlijk bushouders, die
ook niet voor hun pleizier laten rijden en
eiken avond angstig in de couranten kijken
om te zien of hun concurrenten al beneden
den kostprijs zijn gegaan en ten derde zijn
er dan nog de bedreigde middenstanders,
die bang ziin, dat alle sussen vol met Alk
maarders zitten, die allemaal op weg naar
Amsterdam zijn om daar te gaan winkelen.
Van andere zijde deelt men ons mede,
dat men ook al tal van middenstanders in
die bussen heeft gezien en het is de groote
vraag waarom deze naar de hoofdstad gaan
en of het wanneer ook zij op koopjes uit
blijken niet veel verstandiger zou zijn,
dat zij beginnen met eens bij elkaar te gaan
winkelen.
Wij gelooven niet, dat men zich voor der
gelijke busdiensten al te bezorgd behoeft
te maken. De meeste menschen gaan naar
Amsterdam rmdat het nu zoo goedkoop en
zoo gemakkelijk is om eens een tochtje te
maken. Zij stappen voor de deur of vlak
bij de deur in en zij hebben vóór ze van huis
gingen al uitgerekend, dat zij maar weinig
reisgeld moeten betalen, lus dat zij een
extra voordeeligen dag zullen hebben.
En als zij dan 's avonds thuis komen, dan
hebben ze hier even gezeten en daar even
gerust en een eindje verder weer wat ge
dronken. Dan zijn ze nog even naar een
Cineacje geweest en dan hebben zij ten
slotte het hoedje, de parapluie of het peper-
en-zout-stelletje gekocht, waarvoor zij eigen
lijk naar Amsterdam zijn gegaan en als zij
dan hun portemonnaie nakijken, blijkt dat
ze voor alles wat zij kwijt zijn in Alkmaar
een volledige garderobe of een compleet
eetservies kunnen koopen.
De bussen zijn goedkoop en als men
hoort wat ze maar kosten dan is de aller
eerste reactie, dat men zegt: „Hé, nou moe
ten we ook eens mee!", maar dat gaat er
wel weer af en het zou ons niets verwon
deren als langzamerhand de stroom van
busreizigers wat minder groot begint te
worden.
Wij gelooven, dat de middenstand de
kwestie een beetje te donker heeft beke
ken en we weten zeker, dat het middel
waarmee de winkeliers dit euvel moeten
bestrijden niet in een financieel offer voor
nog goedkoopere bussen en nog meer rei
zigers is gelegen, maar in het zonneklaar
aantoonen, dat een Alkmaarder, die men
hier niet voor een provinciaal verslijt, in
zijn eigen stad evengoed en even goedkoop
terecht kan en dat hij dan bovendien de
zekerheid heeft, dat hij in een vertrouwde
zaak is geweest waar men te allen tijde
garandeert was hij gekocht heeft.
Zoo is de kwestie van de zijde van den
middenstand bezien, maar er zijn nog aller
lei andere gezichtshoeken aan dit vraagstuk
en voornamelijk deze, dat de wilde bussen
eens doen zien, welk een geweldige chaos er
op het oogenblik op verkeersgebied is.
Het is nog maar weinige jaren geleden,
dat taxi-ondernemers aan den Raad verzocht
hebben om in de stad hier en daar een wa
gen te mogen parkeeren, wat werd afge
wezen, vooral omdat de stadsbus daardoor
beconcurreerd zou worden en de gemeente
de tekorten daarvan jaarlijks zou moeten
bijpassen.
Of de bevolking zelf met die afwijzing
gebaat was, kwam er minder op aan.
Voor zyn genoegen en evenmin om er rijk
van te worden behoefde men tot dusver een
busdienst te exploiteeren. Men had zijn pas
sagiers te verzekeren, men had voor bepaal
de tarieven te rijden, men mocht hier en
daar geen reizigers opnemen en men mocht
alleen stoppen waar de overheid dat goed
vond.
Trouwens, de geregelde busdiensten, de
zoogenaamde geconcessionneerde diensten,
hebben nog met dergelijke bepalingen reke
ning te houden en het is b.v. niet veroor
loofd, dat de Berger-bus over de brug rijdt,
zoodat de passagiers op de Paardenmarkt,
op de Breedstraat of ergens anders in de
binnenstad kunnen in- en uitstappen. Men
schen uit Bergen, die in Alkmaar willen win
kelen blijven op regenachtige dagen thuis,
omdat ze van en naar den Bergerhout zoo'n
eind moeten loopen en zoo zijn er nog aller
lei andere dingen, die onzen middenstand en
ook den busexploitanten niet ten goede ko
men, maar waaraan men zich eenvoudig
heeft te onderwerpen.
Maar ziet, daar duikt een zoogenaamde
wilde bus op en dan wordt het spreekwoord
van toepassing, dat de één een koe mag
stelen en de ander niet over het hek mag
kijken.
Voor zoo'n bus zoekt men ergens in de
binnenstad een geschikt plaatsje en gaat
daar parkeeren, maakt zelfs publiekelijk be
kend, dat de afrit op de Nieuwe Sloot of op
de Laat zal zijn. Bij zoo'n bus behoeft men
geen rekening te houden met voorgeschre
ven diensturen en voorgeschreven vracht
prijzen, bij zoo'n bus mag alles wat bij een
geconcessionneerde bus niet mag en wij kun
nen ons voorstellen, dat dit tot groote onte
vredenheid onder de bona fide exploitanten
geleid heeft.
En nu wou de heer Stoutjesdijk en dat
was zijn goed recht alleen maar eens
weten, of B. en W. zooiets nu van belang
voor onzen middenstand achten, of zij die
standplaatsen niet. konden verbieden en of
het niet noodzakelijk is om zoo spoedig mo
gelijk een verordening in het leven te roe
pen, waarbij een en ander kan worden ge
regeld.
Heieaas, moest het antwoord zijn, dat B.
en W. daaraan op het oogenblik niets kun
nen veranderen.
Er is op 12 Januari 1937 bij Kon. Besluit
een R.A.P. in het leven geroepen en deze
letters zijn niet de kenteekenen van een
Revolutionnaire Arbeiders Partij, maar van
het Reglement Autovervoer Personen.
Dat reglement geeft allerlei voorschriften
voor busdiensten, want de regeering heeft
er geen enkel belang bij, dat onze groote,
veilige en vlugge spoorwegen die toch al
veel geld kosten op minder faire wijze
beconcurreeerd zullen worden.
En nu is het maar de groote vraag of ook
de wilde diensten daaronder vallen.
Vallen zij er wèl onder dan hebben B. en
W. met hun simpele gemeentelijke verorde
ning niets meer te vertellen, want wat een
lager bestuursorgaan in het leven riep, moet
wijken voor wat een hoogere macht heeft
geschapen.
Dan hebben B. en W. eigenlijk niet eens de
macht om een standplaats te weigeren, zoo
lang men het laat voorkomen, dat men
slechts stopt voor het in- en uitlaten van
reizigers en zoolang niet duidelijk geconsta
teerd is, dat de bus het verkeer in den weg
staat, en dit geldt niet alleen voor wilde
bussen maar ook voor wilde taxi's, die hier
gelukkig nog niet wild genoeg zijn om daar
misbruik van te maken.
En nu kan men wel op een rechterlijke
uitspraak wachten, maar het gekke van het
geval is, dat er al diverse uitspraken ge
weest zijn en dat de eene rechterlijke auto
riteit zegt dat het wèl mag en de andere,
dat het is verboden.
In den loop van het volgende jaar zal het
wel anders worden, maar tot zoo lang kan
men gerust van een chaos spreken. De be
trokken minister heeft dezer dagen al in de
Kamer medegedeeld, dat het noodzakelijk
is, dat er zoo spoedig mogelijk een uitspraak
in hoogste instantie wordt uitgelokt, maar
zoolang dit nog niet het geval is, zijn er
overal bussen, die gezamelijk de Spoorwegen
en daarna elkaar trachten dood te rijden,
waarmee ten slotte niemand gebaat is dan
de reizigers die een tijdje tegen extra goed
koop tarief in de bus mogen zitten.
Wanneer mocht blijken, dat deze wilde
diensten niet onder het R.A.P. vallen, wordt
de geschiedenis natuurlijk anders. Dan kan
men de oude verkeersverordening of een
naar den eisch van den tijd pasklaar ge
maakte verordening in werking stellen en
dan zullen de wilde chauffeurs wel zooveel
processen-verbaal krijgen, dat zij er alles
behalve wild op zijn om nog langer te rijden.
Het was een schrale troost welke de bur
gemeester den kampioen van den midden
stand kon brengen en de heer Stoutjesdijk
begreep wel, dat hij er zich noodgedwongen
bij zou moeten neerleggen, Maar hij wees er
dan toch op, dat een dezer bussen geparkeerd
wordt vlak voor de nooddeuren van een
bioscooptheater, waar met koeien van let
ters staat aangegeven, dat er geen auto's
mogen staan en waar menige- chauffeur in
het verleden en nog niet eens in het grijs
verleden een proces-verbaal wegens het
innemen van een verboden standplaats heeft
gekregen.
De burgemeester zal dat laten onderzoe
ken, althans wat wij in het eerste deel van
den vorigen zin hebben geschreven en het
is inderdaad al te dwaas, dat men eenerzijds
een bioscoop-exploitant op kosten jaagt door
hem het maken van nooduitgangen voor te
schrijven en anderzijds niet de macht zou
hebben te beletten, dat ze onbruikbaar ge
maakt worden. 1
Intusschen wachten we lijdzaam af tot de
heeren rechters het eens zijn geworden of
tot de Hooge Raad als het machtigste rechts
college heeft gesproken en wij kijken met
belangstelling naar den dag uit, dat de
exploitanten zoo wild zijn geworden, dat de
laatste twee bussen elkaar hebben doodge
reden.
Wij kunnen in het gemeenschapsbelang
slechts hopen, dat wij daarop niet lang meer
moeten wachten.
Alkmaar, Zaterdag.
SLUITING KAPPERSZAKEN.
De aandacht van belanghebbenden
wordt er op gevestigd, dat de door den
raad vastgestelde verordening, met be
trekking tot een namiddagsluiting voor het
kappersbedrijf op 22 October 1938 in
werking is getreden.
In verband hiermede zijn de kappers-
en barbiersondernemingen in het vervolg
op Dinsdag na 1 uur des namiddags ge
sloten.
NEDERLAND—FRANKRIJK.
Als eerste lezing voor dit winterseizoen
stond op het programma: L'Oriënt et la
peinture frangaise du XlXe et du XXe
siècle, lezing van prof. Jean Alazard.
Nadat de voorzitter, dr. R. Wiarda, de
bijeenkomst, die flink bezocht was, ge
opend had en aan enkele werken van den
bij uitstek deskundigen spreker herinnerd
had (Pérugin, Giotto) nam prof. Alazard
het woord. Hij had het prachtige Holland-
sche licht bewonderd: het was geen won
der, dat Holland zulke groote landschap
schilders bezat, schilders, waaraan Fran-
sche kunstenaars veel te danken hebben.
De Oostersche wereld met zijn mooi, maar
weer heel ander licht, heeft langen tijd
iets geheimzinnigs voor ons gehad. Het is
een gesloten wereld en het heeft lang ge
duurd, voor de Fransche schilderkunst het
Oosten begrepen heeft. In de 18e eeuw is
er een neiging tot oriëntalisme, maar meer
uit een decoratief oogpunt, niet terwille
van het Oosten zelf. In de 19de eeuw ver
andert dit. Baron Gros interesseert zich
voor het Oosten; hij is er zelf nooit ge
weest, maar probeert herinneringen van
anderen vast te leggen in zijn schilderijen.
(Les Pestiférés de Jaffa). De groote
meester echter is Eugène Delacroix. Zijn
Marokkaansche reis van 1832 is een be
langrijke datum in de kunstgeschiedenis.
Hij heeft de bewoners gezien met schil
der soog; hij ziet vooral de klassieke waar
digheid in hen; zij herinneren hem aan de
Romeinen, meer nog dan de bewoners van
Rome zelf. Fromentin heeft dezelfde in
drukken: zij vinden in Noord-Afrika de
klassieke traditie terug. Delacroix heeft
invloed gehad op vele andere schilders, op
Chassériau, zelfs op Ingres. Onder het
spreken door liet prof. Alazard zeer mooie
lichtbeelden zien, werken van Delacroix,
Fromentin en anderen. Charles Baudelaire
heeft zeer mooi en goed geschreven over
Delacroix. Hij heeft hem gekend en be
grepen. Eugène Fromentin was niet alleen
schilder, maar ook schrijver. Zijne boe
ken: „Une année dans Sahel" en „Un été
dans le Sahara" zijn zoo goed, dat ze ver
geleken kunnen worden met werk van
André Gide. Zijn schildersopvatting over
Noord-Afrika is anders dan die van Dela
croix. Hij ziet in de bewoners ook wel de
klassieke figuren van vroeger, maar
daarnaast heeft hij belangstelling voor de
natuur. Hij heeft b.v. geprobeerd het licht
te definieeren van Sahel; de grijze tinten
die er zooveel voorkomen, want het licht
in 't Oosten is niet altijd en overal zoo
schel als men misschien zou denken. Zijne
boomgaarden van Ouad herinneren aan
die van Normandië. Dit was iets bijzon
ders; niet iedereen begreep het.
Tegen het einde van de 19de eeuw zijn
twee schilders naar Noord-Afrika gegaan:
Lebourg en Auguste Renoir, twee impres
sionisten, die prachtig werk gaven. Re
noir schildert hoekjes van Algiers onder
verschillend licht; de witte burnous van
zijne figuren zijn een symphonie van wit
licht.
Een modern schilder, die Oostersch ge
tinte werken maakt is Matisse.
De werken voortgekomen uit de verbin
tenis tusschen den Franschen en Afrikaan-
schen geest, oefenen zulk een groote aan
trekkingskracht zoowel op de artisten als
op de kunstliefhebbers uit, dat het „Gou
vernement Général de 1'Algérie" er een
dertig jaar geleden toe kwam om te Al
giers de „Villa Abdel Tif" te stichten.
Regelmatig komen er jaarlijks twee
kunstenaars uit Frankrijk; zy blijven er
twee jaar en bestudeeren het landschap.
Ook anderen komen er, beeldhouwers
b.v. Zij allen trekken naar Afrika om er
een nieuwen geest en vorm te vinden.
Het Oosten heeft een belangrijke plaats in
de ontwikkeling der Fransche schilder
kunst.
De voorzitter dankte prof. Alazard voor
zijn boeiende voordracht.
GEEN HALVE WEEK ZONDER
SPELDJESDAG.
Wie door dezen aanhef in de veronder
stelling is gekomen, dat hem nu eens naar
het hart gesproken zal worden en hij -al
kunnen smullen van een ongezouten
mopperpartij op de steeds sneller elkaar
opvolgende straatcollecten die vergist
zich! Integendeel is de bedoeling van dit
schrijven, u erkentelijk te stemmen tegen
over het gevaar, dat op alle hoeken van
alle straten op u loert, zeker één van
iedere drie dagen, in den vorm van
enthousiaste vrouwen en meisjes, die u
sterretjes, bloemetjes of vlaggetjes trach
ten op te spelden, al rammelende met
busjes, waarin uw gave wordt verwacht.
O! we weten het wel: u loopt over straat
vlug! U hebt haast, natuurlijk hebt
u haast! U moet den trein halen of de
bus, of u kunt nog maar net op tijd zijn
op uw werk; of u bént al opgehouden en
verwacht tóch al booze gezichten thuis
en daar komt zoo'n meer of minder lief
tallige oude of jonge dame op u af en u
komt niet van haar af dus vlug
vlug maar heelemaal niet erkentelijk
laat staan vriendelijk! gooit u wat in het
busje, om van dat gezeur af te zijn. Niet
waar? zoo gaat het u althans dik
wijls, want die collecten zijn de kwaal
van-den-dag tegenwoordig. En zoo u,
zoo ons allen, ieder op z'n beurt! En toch:
we hebben allen op onze beurt ongelijk.
Immers: we twijfelen niet aan het goede
doel! Zóó weinig twijfelen we er aan, dat
we er soms niet eens naar vragen, en, bij
de eerste aanmaning, zonder meer ons
penningske offeren, om onzen vrede tot
den avond te verzekeren. Maar! met deze
overtuiging dat gemeenschappelijke hulp
noodig, dikwijls broodnoodig is, past
ons dan ook een dankbare erkentelijkheid,
dat óns deel aan het goede werk zoo ge
makkelijk wordt gemaakt: even stilstaan,
portemonnaie uit den zak, een kleine
gave, als het kan een grootere! en we
krijgen nog een vriendelijk bedankje op
den koop toe van haar, die een heelen dag
opofferen, ontmoediging trotseeren, on
verschilligheid en soms snauwen over zich
heen moeten laten gaan. Zij doen zooveel
meer dan wij voor het goede doel
heusch niet voor eigen plezier; laat
ons zorgen, dat zij het doen m t plezier.
Welke geheele inleiding alleen maar
dient, om u te vertellen, dat a.s. Woens
dag, 26 Oct., door de Vereeniging voor
Zuigelingenbescherming gecollecteerd zal
worden voor de instandhouding van haar
Consultatiebureau, hier ter stede bij velen
bekend onder den naam van het „C. B.
van dokter Van Hilten".
Duizenden moeders van alle gezindten
ontvingen in den loop der jaren gratis
voorlichting omtrent behandeling en voe
ding van haar kleinen, maakten dankbaar
gebruik van de aanwijzingen van de zus
ter bij het huisbezoek. Helpt ons, opdat
onze instelling, van onschatbaar nut voor
de volksgezondheid, kan blijven werken
als tot nu toe.
Steunt de collecte!
Geeft u op als collectrice bij onze secre
taresse: Mevr. DunQuispel, Wilhel-
minalaan 23, of de penningmeesteres: Mej.
S. Bartstra, arts, Stationsweg 27.
Voor alle inlichtingen stellen ook de
andere bestuursleden zich gaarne beschik
baar.
D. A. HEMELRIJK—DE JONG, voorz..
Dr. BROERE.
Mevr. v. d. FEEN DE LILLE.
Mevr. VAN KINSCHOT.