Veel critiek op het buitenlandsch beleid. 3eutf£eton ALINE ESTER'S Binnenland De Oslopolitiek te Genève door velen onjuist geacht. De zelfstandigheid van ons land in de practijk. De belasting op de doode hand. Moet gehandhaafd blijven. Bijzonder invoerrecht op benzine. Verlenging van den weiking9duur noodzakelijk. TWEEDE BLAD 2 Aan het voorloopig verslag inzake de begrooting van buitenlandsche zaken ontleenen wij het volgende: De Oslo-politiek. Verscheidene leden gaven te kennen, dat eij de door de regeering in den laatsten tijd met betrekking tot den Volkenbond ge volgde politiek wel konden begrijpen, doch allerminst konden bewonderen. Deze leden erkenden, dat Nederland op het moment van de internationale crisis niet een andere houding kon aannemen dan België en de Scandinavische landen. Het zou dan te groote risico's op zich hebben genomen en toch slechts weinig gewicht in de schaal hebben gelegd. Hun critiek richtte zich dan ook uit sluitend tegen het Nederlandsche aan deel in de gezamenlijke politiek der Oslo-staten. Tegen de met deze politiek instemmende Geneefsche rede van den minister van buitenlandsche zaken had den zij ernstige bezwaren. Het bedoelde optreden van de Oslo- staten moet inopportuun worden ge acht. De vrede werd niet gediend. Het behoud van den vrede werd door hun verklaring vooral ook gezien de in ternationale omstandigheden van het oogenblik, waarop zij werd gegeven niet gediend. Men vergroot het oorlogsgevaar door verklaringen af te leggen, waaruit agressieve staten de wetenschap kunnen putten dat van bepaalde zijden geen ge vaar is te duchten en waaraan zij zelfs de hoop kunnen ontleenen, dat zij in geval van oorlog uit bepaalde landen nog een en an der ten behoeve van hun voedselvoorzie ning zullen kunnen verkrijgen. Dit laatste toch ligt in de neutraliteitsverklaring even eens opgesloten. De oorlog is thans niet uitgebroken. Maar de vraag is gewettigd, of dit resul taat ook niet verkregen zou zijn, als de de mocratische staten van welke staten de Oslo-groep een onderdeel uitmaakt van meet af een kloeke houding hadden aan genomen. Het ware dan waarschijnlijk mogelijk ge weest den vrede te bewaren, zonder dat daarvoor de prijs werd betaald, die nü vol daan moest worden. De „vrede van Munchen" kan 'n bron van ellende worden. Te vreezen valt, dat door het gebeurde bij de groote mogendheden, wier vertegenwoordigers te München bij een waren, de neiging zal ontstaan, ook in de toekomst te beslissen wat zal moeten geschieden, zonder met de overige staten overleg te plegen, ook al staan de levens belangen van een of meer dier staten op het spel. Wellicht is er reeds thans in be ginsel meer besloten dan in het openbaar tot uiting is gekomen. De zwakheid der grootdemocratieën. Uiteraard zijn het, naar deze leden opmerkten, niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats de Oslo-staten, welke hier schuldig staan. Ernstige teleur stelling heeft de van groote zwakheid blijk gevende houding der groote de mocratische landen gewekt, die Tsje- choslowakije aan zijn lot hebben over gelaten. Het strekt in zekeren zin tot beschaming een land als Rusland te hebben hooren verklaren, dat het zijn woord gestand zou doen en Frankrijk zou helpen, als dat land zou moeten optreden, tewijl de groote de mocratische staten Engeland en Frankrijk feitelijk hun woord braken. Intusschen aldus de hierbedoelde lé den is thans belangrijker dan de schuld vraag de vraag, hoe men aan de gevolgen van de eenmaal geschapen onbevredigende situatie kan ontkomen en tot het tot stand komen van een wezenlijke 'internationale samenwerking kan geraken. Naar hun oor deel is daartoe een herstel'van den Vol kenbond de eenige weg. Hun betoog beëindigend, wilden deze le den met nadruk uiting geven aan hun be wondering voor de houding van Tsjechoslo- wakije en van zijn thans afgtreden presi dent, die op een niet te qualificeeren beje gening met geen enkel woord reageerde. Verdediging der Oslo-politiek. Verscheidene leden verklaarden zich met de boven weergegeven zienswijze niet te kunnen vereenigen. Ook bij hen was er bezorgdheid over den interna tionalen toestand. De dankbaarheid, die zij gevoelen voor het behoud van den vrede, had hun zorg voor de toekomstige ontwikkeling der ver houdingen niet kunnen wegnemen. En ook zy waren van oordeel, dat onder bepaalde omstandigheden de strijd niet behoort te worden geschuwd, als het gaat om de ver dediging van het recht. Zij meenden ech ter, dat door de tevoren aan het woord zijnde leden bij hun betoog belangrijke en voor een deel essentieele punten over het hoofd zijn gezien. De toepassing van geweld is een middel tot oplossing van conflicten gebleven. Ver scheidene groote landen verlieten den Vol kenbond. De collectieve veiligheid werd geen realiteit. Zou men in deze omstandig heden van ons land kunnen eischen, dat het bleef bouwen op de oude constructie, die ge toond heeft niet stevig genoeg te zijn voor den last, dien zij moest torsen? Den diepen ondergrond van deze zoozeer te betreuren ontwikkeling za gen deze leden in het ontbreken van een door allen aanvaarde rechtsbasis. De christelijke moraal is ter zijde gescho ven. Men meende niet, dat de schuld hier al leen ligt bij de dictatuur-staten en dat dus de redding zou liggen in de democratie zonder meer. Volgens vele andere leden moet voorts worden betreurd, dat men eerst nu den Volkenbond heeft losgemaakt van het trac- taat- van- Versailles, en dat- men -nietstijdig de vredes-verdragen geadviseerd heeft. Deze leden konden zich geenszins vereeni-. gen met de zienswijze van hen, die scherpe critiek oefenden op het optreden der groots Westersche jnogendheden en van de Oslo- Staten in den allerlaatsten tijd. Goede dankbaar voor het behoud van den vrede, hadden deze leden in menig op zicht waardeering voor hot beleid van den Engelschen eersten minister en van hen, die hem steunden. Dat dit beleid van groote zwakheid blijk gaf, konden zij niet inzien. Zelfstandigheid? Enkele leden meenden er wel de aandacht voor te mogen vragen, dat een politiek van zelfstandigheid alleen dan in het belang van het land moet worden geacht, indien werkelijk in alle opzichten een zelfstan dige positie wordt ingenomen. Sommige handelingen der regeering, zoo als b.v. de erkenning van den koning van Italië als keizer van Ethiopië en de benoe ming en toelating van agenten bij en van het Franco-bewind en zelfs de in samen werking met de andere Oslo-staten afge legde verklaring in zake Art. 16 van het pact, hadden niet nagelaten bij deze leden den indruk te wekken, dat de houding van Nederland op internationaal gebied in den laatsten tijd niet steeds uitsluitend door het zelfstandig oordeel der regeering is be paald. Verscheidene leden spraken over een mo gelijke oplossing van de. kwestie der vaart op.de Schelde. Sommige leden gaven als hun oordeel te kennen, dat de beste oplossing deze zou zijn, dat Maas en Schelde beide onder het regime van het internationale rivierenrecht zouden worden gebracht. De bombardementen-commissie. Met leedwezen hadden verscheidene leden gezien, dat de regeering gemeend heeft niet te kunnen voldoen aan de door de Britsche regeering tot haar ge richte uitnoodiging, deel te nemen aan een met betrekking tot de luchtbombar dementen in te stellen onderzoek. De voor een aanvaarding van deze uit noodiging gestelde eisch, dat beide partijen zich met zulk een onderzoek zouden kunnen vereenigen, stond met een directe afwijzing van die uitnoodiging gelijk. Met diepe verslagenheid hadden vele leden uit de dagbladen en uit verhalen van ooggetuigen kennis genomen van de in vele gevallen onmenschelij-ke houding, welke door Duitsche overheidsorganen zoowel tegenover joden als tegenover katholieken, belijdende protestanten en „niet arische" Christenen wordt aangenomen. Als zij deze droevige aangelegenheid by dit begrootingshoofdstuk ter sprake brach ten, zagen deze leden niet voorbij, dat in dit opzicht voor de Nederlandsche regeering een directe taak niet is weggelegd. Zij meenden echter, dat er reden is, te overwe gen, of er geen aanleiding bestaat te bevor deren, dat tegen het hierbedoelde optreden, dat zij beschouwden als een slag in het gezicht der Europeesche beschaving, door den Volkenbond telkens en telkens weder wordt geprotesteerd. Wel is daarvan niet een onmiddellijke, daadwerkelijke verbete ring te verwachten, maar het zou een geste zijn, die in breeden kring eenige voldoening zou geven en de publieke opinie wakker houden. In de Memorie van Antwoord inzake het wetsontwerp houdende tijdelijke voorzie ning tot versterking van de middelen tot dekking van de uitgaven des rijks zegt de minister ten aanzien van de belasting van de doode hand gaarne té willen toegeven, dat aan deze wet bezwaren kleven. Het is hem echter niet mogelijk, gelet op de benarde financiëele omstandigheden, thans in te stemmen met die feden, die van oordeel zijn, dat de werkingsduur van deze wet niet zou moeten worden verlengd, noch met die ledèn, die wijzigingen in de wet willen aanbrengen tengëvólge waarvan de opbrengst van deze belasting hiet onaan zienlijk zou worden verminderd. Alvorens dè opheffing van deze wet zal kunnen borden overwegen, zal de sanee ring' van de rijksfinanciën in zoodanig sta dium moeteir verkeeren;-dat met eenig ver trouwen de toekomc. kan worden tegemoet gezien. In ieder geval wenscht de minister het resultaat af te wachten van de behande ling van de aangekondigde nieuwe belas tingplannen. In de Memorie van Antwoord in zake het wetsontwerp houdende nadere voorzienin gen ten aanzien van de heffing van het bij zonder invoerrecht op benzine, wordt naar aanleiding van de beschouwingen van twee groepen van leden over stimuleering van het benzineverbruik door verlaging van de belasting opgemerkt, dat de achtereenvol gende verhoogingen die de benzinebelas ting hier te lande heeft ondergaan, de op brengst vrijwel evenredig hebben doen klimmen. Een scherpe wijziging in de curve van het motorverkeer deed zich hierbij niet voor. Van een verlaging van den belastingdruk is dan ook omgekeerd stellig niet een zoo snelle en omvangrijke gebruiksvermeerde- ring te verwachten, dat deze een compen satie zou opleveren, die het offer, door de schatkist gebracht, zou goedmaken of ook maar eenigermate rechtvaardigen.- Aan een plotselinge sterke toeneming van het ben- zinemotorverkeer zouden trouwens mede niet te onderschatten nadeelen verbonden zijn. De voorgestelde verlenging van den werkingsduur der benzinebelasting is gelijk aan die welke voor de omzet belasting was voorgesteld en is aan vaard. Van beide heffingen is in rede; lykheid niet te voorzien, dat 's rijks schatkist de opbrengst er van eerder kan missen. Mocht deze onderstelling te pessimistisch blijken, dan zal de verlenging natuurlijk niet beletten, tusschentyds tot verlaging of afschaffing over te gaan. Vooralsnog wil het den minister echter toeschijnen, dat de ben zinebelasting van de op het motorverkeer drukkende heffingen nog de slechtste niet is. Op grond van °en en ander meent hij dan ook de voorgedragen verlenging met vijf jaar te moeten handhaven. HULP AAN DE CHINEESCHE BEVOLKING. Reeds 21300 gulden ingezameld. In het kader van de internationale hulp actie ten behoeve van de Chineesche bevol king, die nu reeds maandenlang de ver schrikkingen van een oorlog met zijn ont zettende gevolgen doormaakt, is, naar men zich herinnert, het vorig jaar hier te lande op initiatief van de Chineesche studenten een „Comité voor hulpverleening aan de burgerbevolking van China" opgericht. Reeds aanstond? ondervond haar werk bij alle lagen van de Nederlandsche bevolking groote sympathie en was het mogelijk, dat belangrijke resultaten werden geboekt. Spoedig werd een zending van 43 kisten verbandstoffen aangekocht en naar China verzonden. Door de medewerking van prof. Flu te Leiden kon het comité korten tijd later een groote zending serum, voldoende voor 120.000 personen, per K.L.M.-vliegtuig naar China overbrengen. Eén injectie van dit serum is voldoende en immuniseert te gelijk tegen typhus, cholera en para-typhus. Weer eenigen tijd later verzorgde het comité een zending kinine, groot 100 K.G. Een tweede en nog grootere zending kinine is reeds besteld en zal binnenkort naar de door malaria meest bedreigde gebieden van China worden verzonden. Ook voor de voed selvoorziening van de kinderen en het on der dak brengen van vluchtelingen heeft het comité belangrijk werk kunnen verrichten. In het jaar, dat het comité thans werkzaam is geweest, werd in Nederland voor een totaal-bedrag van 21.300 ingezameld. DE STAAT IN KORT GEDING GEDAGVAARD. Door houder van wilden autobus dienst. Gisteren-is ten verzoeke van A. Koch, autoverhuurondernemer, wonende -te Bussum, die een wilden autobusdienst onderhield tusschen Bussum en Amster dam, de Staat der Nederlanden in kort geding gedagvaard voor den president der arrondissementsrechtbank te Den Haag. Koch stelt in de dagvaarding, dat hij heeft moeten ondervinden, dat op bevel van den hulp-officier van justitie, den commissaris van politie te Bussum, inspecteurs en agen ten van de gemeente-politie aldaar hem de uitoefening van zijn autobusdienst belettea Deze belemmering van de uitoefening van eischers autobusdienst geschiedt op bevel van den procureur-generaal bij het gerechts hof te Amsterdam, die op zijn beurt tot het geven van dit bevel last heeft geW den minister van justitie. Deze bel Vah geschiedt, aldus de dagvaarding mering van het feit, dat eischer niet in h t°k van een vergunning, genoemd in Lt i' is het reglement autovervoer personen Vatl zien genoemd artikel niet verbindea nge' geen voorschrift den eisch stelt d t 'S en slechts dan een autobusdienst zal if'SCher uitoefenen, wanneer hy in het bezit eenige andere vergunning tot het 'S Van houden van den autobusdienst R °ntier" Amsterdam v.v., acht eischer het v)SS,Urn~- van den dienst onrechtmatig en liM» etten door groote schade. n UJdt hy hier- Eischer vordert hierom, dat den staat worden gelast het belemmeren van d oefening van den dienst te staken v U"~ den staat te veroordeelen voor elk beW1^5 en belemmeren van zyn autobusdienst'7? het betalen van 250. tot HET ONTWERP-WIJZIGING TARIEFS MACHTIGINGSWET. Kamer onvoldoende voorgelicht? In de vergadering van de Eerste Kamer van gistermiddag heeft de heer de Zeeu (s.d.) bezwaar gemaakt inzake het in de aj deelingen doen onderzoeken van het ont' werp tot wijziging van tariefsmachtigings' wet. Hij grondde dit bezwaar op het feit dat hier niet op democratisch-parlementaire ma- niqr is gehandeld, want de Eerste Kamer is niet door een memorie van toelichting en de discussies van de Tweede Kamer voorae licht. Spr. vroeg zich af of de regeering niet by wyze van uitzondering aan deze kamer alsnog een memorie van toelichting kan zenden. Hy wees in dit verband op de memorie van antwoord, op de algemeene beschouwin- gen, zoo juist verschenen, waarin de regee ring haar voornemen te kennen geeft tot om- buiging van de handelspolitiek. Na eenig debat werd het voorstel om het ontwerp nu in de afdeelingen te behande len, aangenomen met 30 tegen 15 stemmen. Daarna ging de Kamer in de afdeelingen. GEEN EMIGRATIE NAAR ZUID-AFRIKA. Verpleegsters, wegenbouwers en civiel ingenieurs uitgezonderd. Nog steeds ontvangt de Nederlandsche Zuid-Afrikaansche Vereeniging tal van aan vragen van Nederlanders, die in Zuid-Afrika werk willen zoeken. Zij moet al die aanvra gen met enkele uitzonderingen afwij zen, wat veel moeite en kosten veroorzaakt. Zij maakt daarom nogmaals bekend, dat de immigratie-keurraad in- Pretoria geen „permitten" aan werkzoekenden verstrekt en dat het dus doelloos is een „permit" aan te vragen. Op verpleegsters, wegenbouwers, civiel ingenieurs, studeerenden en renteniers is het bovenstaande niet van toepassing, al wordt niet gegarandeerd dat in al die gevallen een „permit" wordt verstrekt. Britsche onderdanen hebben geen mit" noodig. AS VAN MOTORMERK DER VELSERBRUG GEBROKEN. Gistermiddag is een der assen van het motorwerk, waarop de Velserbrug draait, gebroken. Men waarschuwde onmiddellijk het per soneel van den technischen dienst der Spoorwegen, dat weldra aanwezig was om een nieuwe as aan te brengen. Met dit werlc waren vele uren gemoeid. Het scheepvaartverkeer ondervond weinig, het treinverkeer in 't geheel geen stagnatie. Tegen middernacht kon de brug weer normaal draaien. I Uit het Engelsch ROMAN ^door W. A. C. 16) Ze schepte weer moed en bleef daar fier staan met haar tante en Jack, totdat het geschikte oogenblik zou aanbreken om door te loopen en mevrouw Randolph, zoo dra de stoet bij de groote deur van den grooten salon uiteen was gegaan, te be groeten. Ze zag, dat de prins een wenk had ge geven, dat David bij hem moest komen, om met hem te spreken en ze bemerkte met wat een volmaakt gemak en zelfver trouwen hij aan het bevel voldeed. De ge zant ging ook naar den prins en zij sche nen den „gewonen majoor" met de meest mogelijke deferentie te behandelen. „Wat moet hij zijn wereld toch goed kennen", dacht Laline. Toen haalde de gezant de dame met de bruine oogen en zij schenen onder elkan der een opgewekt gesprek te voeren, waarbij een ieder op zijn gemak was. Een gevoel van hulpeloosheid bekroop het arme meisje. De prins liep verder en majoor Lamont bleef met de aantrekkelijke dame alleen. Laline brandde van jaloezie. Die vrouw had één ding op haar voor: ze kende blijk baar Europa maar zij, Laline, zou dat spoedig genoeg leeren kennen en geen en kele vrouw zou tenslotte op dat gebied haar de baas zijn. Terwijl Laline naar David keek, zooals hij daar in de verte met „dat schepsel" stond te praten, voelde ze, dat hij de meest aantrekkelijke .man was, dien ze ooit had gezien. Hij stelde belang in de vrouw dat was duidelijk te zien, evenals de eer bied, dien hij haar betoonde. Zijn hoofd was naar haar toe gebogen en hij keek niet onverschillig zooals gewoonlijk. Wie was die vrouw? Laline moest dat ontdekken. Ze haatte haar nu al! Er kwamen nu meer menschen achter hen de trap op, zoodat de toestand niet meer zoo pijnlijk was, het zelfvertrouwen van het meisje herstelde zich. „Als ze geen Amerikaansche was, zou ik 't. beter kunnen verdragen", zei ze tot zich zelf. „Maar ik ben niets minder dan zij en waarom laat ze zich toch op die manier door hem behandelen?" Het oogenblik was aangebroken, dat men kon doorloopen, zoodat zij weldra de vrouw van den gezant hadden begroet, die uiterst hartelijk was. Zoo iets liefelijks als Laline moest luister bijzetten aan haar auadrille! De dame, die met den tweeden secretaris had moeten dansen, was ongesteld en niet gekomen. Dat was een vondst en dade lijk maakte ze de zaak in orde en stelde den gezantschapssecretaris aan haar voor. „Ik heb nooit een quadrille gedanst", zei Laline lachend, maar ik veronderstel, dat onbelangrijke menschen als wij niet dade lijk behoeven te beginnen, zoodat ik kan opletten en volgen". Ze was zoo blij, dat David zou zien, dat ze niet tot Jan en Alleman oehoorde. Zou hij haar komen aanspreken? Als ze nu maar den moed had hem behoorlijk te woord te staan, indien hij kwam maar ze wist, dat dat haar nooit zou gelukken. Toen de paren op hun plaatsen gingen staan en de muzikanten een voorspel speelden, kwamen David en mevrouw Ha- milton te staan tegenover den gezant schapssecretaris en Laline. Dit verhoogde de opwinding van Laline en het genoe gen van David. Hoe beeldig zag ze er uit! en welk een verbetering was die nieuwe, gedistin geerde manier, waarop heur haar was op gemaakt! Handig, om zoo gauw te snap pen, hoe je er in Parijs moet uitzien! Ja, het lot had geantwoord hij zou de aan wijzing volgen en morgen, wanneer zijn zes dagen een aanvang namen, zou hij het zoo schikken, dat hij er, zoo mogelijk, een paar met haar doorbracht. Wel zou hij zich' goed in bedwang hou den, maar ongetwijfeld zou er uit de zaak een veelbelovende flirtation groeien en misschien, als hij terugkwam Vanavond zbu hij dadelijk na de quadril le met haar praten en haar meenemen naar een van de kleine salons. Arme Jack! Maar ze was toch niet aan Jack gebonden. Toen begon de quadrille. „Hij doet het keurig; ik veronderstel, dat hij zich op zulke galapartijen goed thuis voelt; ik hoop maar dat ik het er goed af breng", dacht Laline. Zij gebruikte al haar verstand om goed op te letten, voordat de paren, waartoe zy behoorde, aan de beurt waren en ze sloeg er zich werkelijk eervol doorheen. Telkens als haar vis-a-vis avanceerde, boog en zij haar handen in de zijne legde, doorvoer een onstuimige siddering hen beiden. Me vrouw Hamilton voelde zich reeds aange trokken door haar partner en was een en al vriendelijkheid en Laline's jaloezie stond vóór het einde der quadrille in lich ter laaie. Zou David haar komen aanspreken? Toen hij in de laatste figuur dicht bij haar kwam, fluisterde hij heel zacht: „Zorg dat uw danseur u buiten in de hall brengt". Als iemand anders ter wereld op dien bevelenden toon Laline zoo iets had ge zegd, zou ze er hevig verontwaardigd over geweest zijn en juist den tegengestelden kant zijn uitgegaan. Maar nu klopte haar hart van geluk. Ze zou hem ontmoeten en spreken! De rest kwam er niet op aan. Gelukkig was ze geen nieuwelinge en wist ze best, hoe in zulke omstandigheden te handelen. De gehoorzame secretaris merkte, dat hij zijn mooie partner naar de hall geleidde, terwijl hij van plan was met haar naar het muzieksalon, tegenover de balzaal, te gaan. Ze moest zorgen, dat hij bij haar bleef, totdat David verscheen. Deze had gemerkt, dat 't niet gemakke lijk was, zich van zijn dame vrij te maken Maar zijn natuurlijke onbarmhartigheid en volmaakte koelbloedigheid kwamen hem te hulp. Opzettelijk leidde hij haar zoo vlak langs den prins, dat deze, wetende dat zij de nicht van den gezant was, wel verplicht was haar aan te spreken en op daf oogenblik boog David, alsof ze hem be dankt had en liep snel te midden van de menigte voort. Laline's voeten trappelden op het tapijt, toen hij verscheen en haar ergernis kwam weer boven. „Wel, juffrouw Lester, bent daar!" riep David uit. „Uw tante heeft me gezonden om u te komen halen en de beleefde secretaris trok zich terug. David bood Laline vormelijk zijn arm en in plaats van haar naar den salon terug te brengen, waar beiden wisten, dat baaj tante was, ging hy met haar door de ha naar een kleine kamer, grenzende aan de privé-appartementen. Hier stonden niets dan kasten met miniaturen en snuisteren en een kleine sofa. Zij zouden hier waa.- schijnlijk wel alleen worden gelaten. La t* ne was verrukt. Hij verschikte een der kussens voo haar en beduidde haar te gaan zitten, leunde tegen het zachte, gele satijn e opende haar reusachtigen waaier. David ging naast haar zitten. „Vertel me nu eens alles", beval hu nam haar linkerhand, waarvan hij daard den handschoen afdeed. Laline deed alsof ze dat niet wilde laten, maar zyn krachtige greep sloot zi vaster om haar pols. van „Geen handschoen ik wil de palm uw hand kussen". t j 'jjjj „Majoor Lamont, u bent werkelijk al onbeschaamd!" bracht ze er hijgend maar haar stem klonk niet zoo v?r°" waardigd als die wel had moeten klinKeen Zyn aanraking magnetiseerde haar verlamde de macht in haar, om hem weerstaan. ge. Hij begreep alles wat ze voelde en noot er van. „Toe, begin nu!" - (Wordt vervolgd-'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 6