Veel critiek op het buitenlandsch beleid.
3eutf£eton
ALINE ESTER'S
Binnenland
De Oslopolitiek te Genève door velen
onjuist geacht.
De zelfstandigheid van ons land
in de practijk.
De belasting op de doode
hand.
Moet gehandhaafd blijven.
Bijzonder invoerrecht op
benzine.
Verlenging van den weiking9duur
noodzakelijk.
TWEEDE BLAD
2
Aan het voorloopig verslag inzake de
begrooting van buitenlandsche zaken
ontleenen wij het volgende:
De Oslo-politiek.
Verscheidene leden gaven te kennen, dat
eij de door de regeering in den laatsten tijd
met betrekking tot den Volkenbond ge
volgde politiek wel konden begrijpen, doch
allerminst konden bewonderen.
Deze leden erkenden, dat Nederland op
het moment van de internationale crisis
niet een andere houding kon aannemen dan
België en de Scandinavische landen. Het
zou dan te groote risico's op zich hebben
genomen en toch slechts weinig gewicht
in de schaal hebben gelegd.
Hun critiek richtte zich dan ook uit
sluitend tegen het Nederlandsche aan
deel in de gezamenlijke politiek der
Oslo-staten. Tegen de met deze politiek
instemmende Geneefsche rede van den
minister van buitenlandsche zaken had
den zij ernstige bezwaren.
Het bedoelde optreden van de Oslo-
staten moet inopportuun worden ge
acht.
De vrede werd niet gediend.
Het behoud van den vrede werd door
hun verklaring vooral ook gezien de in
ternationale omstandigheden van het
oogenblik, waarop zij werd gegeven niet
gediend. Men vergroot het oorlogsgevaar
door verklaringen af te leggen, waaruit
agressieve staten de wetenschap kunnen
putten dat van bepaalde zijden geen ge
vaar is te duchten en waaraan zij zelfs de
hoop kunnen ontleenen, dat zij in geval van
oorlog uit bepaalde landen nog een en an
der ten behoeve van hun voedselvoorzie
ning zullen kunnen verkrijgen. Dit laatste
toch ligt in de neutraliteitsverklaring even
eens opgesloten. De oorlog is thans niet
uitgebroken.
Maar de vraag is gewettigd, of dit resul
taat ook niet verkregen zou zijn, als de de
mocratische staten van welke staten de
Oslo-groep een onderdeel uitmaakt van
meet af een kloeke houding hadden aan
genomen.
Het ware dan waarschijnlijk mogelijk ge
weest den vrede te bewaren, zonder dat
daarvoor de prijs werd betaald, die nü vol
daan moest worden.
De „vrede van Munchen" kan 'n bron van
ellende worden. Te vreezen valt, dat door
het gebeurde bij de groote mogendheden,
wier vertegenwoordigers te München bij
een waren, de neiging zal ontstaan, ook in
de toekomst te beslissen wat zal moeten
geschieden, zonder met de overige staten
overleg te plegen, ook al staan de levens
belangen van een of meer dier staten op
het spel. Wellicht is er reeds thans in be
ginsel meer besloten dan in het openbaar
tot uiting is gekomen.
De zwakheid der grootdemocratieën.
Uiteraard zijn het, naar deze leden
opmerkten, niet alleen en zelfs niet in
de eerste plaats de Oslo-staten, welke
hier schuldig staan. Ernstige teleur
stelling heeft de van groote zwakheid
blijk gevende houding der groote de
mocratische landen gewekt, die Tsje-
choslowakije aan zijn lot hebben over
gelaten.
Het strekt in zekeren zin tot beschaming
een land als Rusland te hebben hooren
verklaren, dat het zijn woord gestand zou
doen en Frankrijk zou helpen, als dat land
zou moeten optreden, tewijl de groote de
mocratische staten Engeland en Frankrijk
feitelijk hun woord braken.
Intusschen aldus de hierbedoelde lé
den is thans belangrijker dan de schuld
vraag de vraag, hoe men aan de gevolgen
van de eenmaal geschapen onbevredigende
situatie kan ontkomen en tot het tot stand
komen van een wezenlijke 'internationale
samenwerking kan geraken. Naar hun oor
deel is daartoe een herstel'van den Vol
kenbond de eenige weg.
Hun betoog beëindigend, wilden deze le
den met nadruk uiting geven aan hun be
wondering voor de houding van Tsjechoslo-
wakije en van zijn thans afgtreden presi
dent, die op een niet te qualificeeren beje
gening met geen enkel woord reageerde.
Verdediging der Oslo-politiek.
Verscheidene leden verklaarden zich
met de boven weergegeven zienswijze
niet te kunnen vereenigen. Ook bij hen
was er bezorgdheid over den interna
tionalen toestand.
De dankbaarheid, die zij gevoelen voor
het behoud van den vrede, had hun zorg
voor de toekomstige ontwikkeling der ver
houdingen niet kunnen wegnemen. En ook
zy waren van oordeel, dat onder bepaalde
omstandigheden de strijd niet behoort te
worden geschuwd, als het gaat om de ver
dediging van het recht. Zij meenden ech
ter, dat door de tevoren aan het woord
zijnde leden bij hun betoog belangrijke en
voor een deel essentieele punten over het
hoofd zijn gezien.
De toepassing van geweld is een middel
tot oplossing van conflicten gebleven. Ver
scheidene groote landen verlieten den Vol
kenbond. De collectieve veiligheid werd
geen realiteit. Zou men in deze omstandig
heden van ons land kunnen eischen, dat het
bleef bouwen op de oude constructie, die ge
toond heeft niet stevig genoeg te zijn voor
den last, dien zij moest torsen?
Den diepen ondergrond van deze
zoozeer te betreuren ontwikkeling za
gen deze leden in het ontbreken van
een door allen aanvaarde rechtsbasis.
De christelijke moraal is ter zijde gescho
ven. Men meende niet, dat de schuld hier al
leen ligt bij de dictatuur-staten en dat dus
de redding zou liggen in de democratie
zonder meer.
Volgens vele andere leden moet voorts
worden betreurd, dat men eerst nu den
Volkenbond heeft losgemaakt van het trac-
taat- van- Versailles, en dat- men -nietstijdig
de vredes-verdragen geadviseerd heeft.
Deze leden konden zich geenszins vereeni-.
gen met de zienswijze van hen, die scherpe
critiek oefenden op het optreden der groots
Westersche jnogendheden en van de Oslo-
Staten in den allerlaatsten tijd.
Goede dankbaar voor het behoud van
den vrede, hadden deze leden in menig op
zicht waardeering voor hot beleid van den
Engelschen eersten minister en van hen, die
hem steunden. Dat dit beleid van groote
zwakheid blijk gaf, konden zij niet inzien.
Zelfstandigheid?
Enkele leden meenden er wel de aandacht
voor te mogen vragen, dat een politiek van
zelfstandigheid alleen dan in het belang
van het land moet worden geacht, indien
werkelijk in alle opzichten een zelfstan
dige positie wordt ingenomen.
Sommige handelingen der regeering, zoo
als b.v. de erkenning van den koning van
Italië als keizer van Ethiopië en de benoe
ming en toelating van agenten bij en van
het Franco-bewind en zelfs de in samen
werking met de andere Oslo-staten afge
legde verklaring in zake Art. 16 van het
pact, hadden niet nagelaten bij deze leden
den indruk te wekken, dat de houding van
Nederland op internationaal gebied in den
laatsten tijd niet steeds uitsluitend door het
zelfstandig oordeel der regeering is be
paald.
Verscheidene leden spraken over een mo
gelijke oplossing van de. kwestie der vaart
op.de Schelde.
Sommige leden gaven als hun oordeel te
kennen, dat de beste oplossing deze zou
zijn, dat Maas en Schelde beide onder het
regime van het internationale rivierenrecht
zouden worden gebracht.
De bombardementen-commissie.
Met leedwezen hadden verscheidene
leden gezien, dat de regeering gemeend
heeft niet te kunnen voldoen aan de
door de Britsche regeering tot haar ge
richte uitnoodiging, deel te nemen aan
een met betrekking tot de luchtbombar
dementen in te stellen onderzoek.
De voor een aanvaarding van deze uit
noodiging gestelde eisch, dat beide partijen
zich met zulk een onderzoek zouden kunnen
vereenigen, stond met een directe afwijzing
van die uitnoodiging gelijk.
Met diepe verslagenheid hadden vele
leden uit de dagbladen en uit verhalen van
ooggetuigen kennis genomen van de in vele
gevallen onmenschelij-ke houding, welke
door Duitsche overheidsorganen zoowel
tegenover joden als tegenover katholieken,
belijdende protestanten en „niet arische"
Christenen wordt aangenomen.
Als zij deze droevige aangelegenheid by
dit begrootingshoofdstuk ter sprake brach
ten, zagen deze leden niet voorbij, dat in dit
opzicht voor de Nederlandsche regeering
een directe taak niet is weggelegd. Zij
meenden echter, dat er reden is, te overwe
gen, of er geen aanleiding bestaat te bevor
deren, dat tegen het hierbedoelde optreden,
dat zij beschouwden als een slag in het
gezicht der Europeesche beschaving, door
den Volkenbond telkens en telkens weder
wordt geprotesteerd. Wel is daarvan niet
een onmiddellijke, daadwerkelijke verbete
ring te verwachten, maar het zou een geste
zijn, die in breeden kring eenige voldoening
zou geven en de publieke opinie wakker
houden.
In de Memorie van Antwoord inzake het
wetsontwerp houdende tijdelijke voorzie
ning tot versterking van de middelen tot
dekking van de uitgaven des rijks zegt de
minister ten aanzien van de belasting van
de doode hand gaarne té willen toegeven,
dat aan deze wet bezwaren kleven.
Het is hem echter niet mogelijk, gelet op
de benarde financiëele omstandigheden,
thans in te stemmen met die feden, die van
oordeel zijn, dat de werkingsduur van deze
wet niet zou moeten worden verlengd, noch
met die ledèn, die wijzigingen in de wet
willen aanbrengen tengëvólge waarvan de
opbrengst van deze belasting hiet onaan
zienlijk zou worden verminderd.
Alvorens dè opheffing van deze wet zal
kunnen borden overwegen, zal de sanee
ring' van de rijksfinanciën in zoodanig sta
dium moeteir verkeeren;-dat met eenig ver
trouwen de toekomc. kan worden tegemoet
gezien. In ieder geval wenscht de minister
het resultaat af te wachten van de behande
ling van de aangekondigde nieuwe belas
tingplannen.
In de Memorie van Antwoord in zake het
wetsontwerp houdende nadere voorzienin
gen ten aanzien van de heffing van het bij
zonder invoerrecht op benzine, wordt naar
aanleiding van de beschouwingen van twee
groepen van leden over stimuleering van
het benzineverbruik door verlaging van de
belasting opgemerkt, dat de achtereenvol
gende verhoogingen die de benzinebelas
ting hier te lande heeft ondergaan, de op
brengst vrijwel evenredig hebben doen
klimmen.
Een scherpe wijziging in de curve van het
motorverkeer deed zich hierbij niet voor.
Van een verlaging van den belastingdruk is
dan ook omgekeerd stellig niet een zoo
snelle en omvangrijke gebruiksvermeerde-
ring te verwachten, dat deze een compen
satie zou opleveren, die het offer, door de
schatkist gebracht, zou goedmaken of ook
maar eenigermate rechtvaardigen.- Aan een
plotselinge sterke toeneming van het ben-
zinemotorverkeer zouden trouwens mede
niet te onderschatten nadeelen verbonden
zijn.
De voorgestelde verlenging van den
werkingsduur der benzinebelasting is
gelijk aan die welke voor de omzet
belasting was voorgesteld en is aan
vaard. Van beide heffingen is in rede;
lykheid niet te voorzien, dat 's rijks
schatkist de opbrengst er van eerder
kan missen.
Mocht deze onderstelling te pessimistisch
blijken, dan zal de verlenging natuurlijk
niet beletten, tusschentyds tot verlaging of
afschaffing over te gaan. Vooralsnog wil het
den minister echter toeschijnen, dat de ben
zinebelasting van de op het motorverkeer
drukkende heffingen nog de slechtste niet is.
Op grond van °en en ander meent hij dan
ook de voorgedragen verlenging met vijf
jaar te moeten handhaven.
HULP AAN DE CHINEESCHE
BEVOLKING.
Reeds 21300 gulden ingezameld.
In het kader van de internationale hulp
actie ten behoeve van de Chineesche bevol
king, die nu reeds maandenlang de ver
schrikkingen van een oorlog met zijn ont
zettende gevolgen doormaakt, is, naar men
zich herinnert, het vorig jaar hier te lande
op initiatief van de Chineesche studenten
een „Comité voor hulpverleening aan de
burgerbevolking van China" opgericht.
Reeds aanstond? ondervond haar werk bij
alle lagen van de Nederlandsche bevolking
groote sympathie en was het mogelijk, dat
belangrijke resultaten werden geboekt.
Spoedig werd een zending van 43 kisten
verbandstoffen aangekocht en naar China
verzonden. Door de medewerking van prof.
Flu te Leiden kon het comité korten tijd
later een groote zending serum, voldoende
voor 120.000 personen, per K.L.M.-vliegtuig
naar China overbrengen. Eén injectie van
dit serum is voldoende en immuniseert te
gelijk tegen typhus, cholera en para-typhus.
Weer eenigen tijd later verzorgde het
comité een zending kinine, groot 100 K.G.
Een tweede en nog grootere zending kinine
is reeds besteld en zal binnenkort naar de
door malaria meest bedreigde gebieden van
China worden verzonden. Ook voor de voed
selvoorziening van de kinderen en het on
der dak brengen van vluchtelingen heeft het
comité belangrijk werk kunnen verrichten.
In het jaar, dat het comité thans werkzaam
is geweest, werd in Nederland voor een
totaal-bedrag van 21.300 ingezameld.
DE STAAT IN KORT GEDING
GEDAGVAARD.
Door houder van wilden autobus
dienst.
Gisteren-is ten verzoeke van A. Koch,
autoverhuurondernemer, wonende -te
Bussum, die een wilden autobusdienst
onderhield tusschen Bussum en Amster
dam, de Staat der Nederlanden in kort
geding gedagvaard voor den president
der arrondissementsrechtbank te Den
Haag.
Koch stelt in de dagvaarding, dat hij heeft
moeten ondervinden, dat op bevel van den
hulp-officier van justitie, den commissaris
van politie te Bussum, inspecteurs en agen
ten van de gemeente-politie aldaar hem de
uitoefening van zijn autobusdienst belettea
Deze belemmering van de uitoefening van
eischers autobusdienst geschiedt op bevel
van den procureur-generaal bij het gerechts
hof te Amsterdam, die op zijn beurt tot het
geven van dit bevel last heeft geW
den minister van justitie. Deze bel Vah
geschiedt, aldus de dagvaarding mering
van het feit, dat eischer niet in h t°k
van een vergunning, genoemd in Lt i' is
het reglement autovervoer personen Vatl
zien genoemd artikel niet verbindea nge'
geen voorschrift den eisch stelt d t 'S en
slechts dan een autobusdienst zal if'SCher
uitoefenen, wanneer hy in het bezit
eenige andere vergunning tot het 'S Van
houden van den autobusdienst R °ntier"
Amsterdam v.v., acht eischer het v)SS,Urn~-
van den dienst onrechtmatig en liM» etten
door groote schade. n UJdt hy hier-
Eischer vordert hierom, dat den staat
worden gelast het belemmeren van d
oefening van den dienst te staken v U"~
den staat te veroordeelen voor elk beW1^5
en belemmeren van zyn autobusdienst'7?
het betalen van 250. tot
HET ONTWERP-WIJZIGING TARIEFS
MACHTIGINGSWET.
Kamer onvoldoende voorgelicht?
In de vergadering van de Eerste Kamer
van gistermiddag heeft de heer de Zeeu
(s.d.) bezwaar gemaakt inzake het in de aj
deelingen doen onderzoeken van het ont'
werp tot wijziging van tariefsmachtigings'
wet. Hij grondde dit bezwaar op het feit dat
hier niet op democratisch-parlementaire ma-
niqr is gehandeld, want de Eerste Kamer is
niet door een memorie van toelichting en de
discussies van de Tweede Kamer voorae
licht.
Spr. vroeg zich af of de regeering niet
by wyze van uitzondering aan deze kamer
alsnog een memorie van toelichting kan
zenden.
Hy wees in dit verband op de memorie
van antwoord, op de algemeene beschouwin-
gen, zoo juist verschenen, waarin de regee
ring haar voornemen te kennen geeft tot om-
buiging van de handelspolitiek.
Na eenig debat werd het voorstel om het
ontwerp nu in de afdeelingen te behande
len, aangenomen met 30 tegen 15 stemmen.
Daarna ging de Kamer in de afdeelingen.
GEEN EMIGRATIE NAAR
ZUID-AFRIKA.
Verpleegsters, wegenbouwers en
civiel ingenieurs uitgezonderd.
Nog steeds ontvangt de Nederlandsche
Zuid-Afrikaansche Vereeniging tal van aan
vragen van Nederlanders, die in Zuid-Afrika
werk willen zoeken. Zij moet al die aanvra
gen met enkele uitzonderingen afwij
zen, wat veel moeite en kosten veroorzaakt.
Zij maakt daarom nogmaals bekend, dat
de immigratie-keurraad in- Pretoria geen
„permitten" aan werkzoekenden verstrekt en
dat het dus doelloos is een „permit" aan te
vragen.
Op verpleegsters, wegenbouwers, civiel
ingenieurs, studeerenden en renteniers is het
bovenstaande niet van toepassing, al wordt
niet gegarandeerd dat in al die gevallen een
„permit" wordt verstrekt.
Britsche onderdanen hebben geen
mit" noodig.
AS VAN MOTORMERK DER
VELSERBRUG GEBROKEN.
Gistermiddag is een der assen van het
motorwerk, waarop de Velserbrug draait,
gebroken.
Men waarschuwde onmiddellijk het per
soneel van den technischen dienst der
Spoorwegen, dat weldra aanwezig was om
een nieuwe as aan te brengen. Met dit
werlc waren vele uren gemoeid.
Het scheepvaartverkeer ondervond weinig,
het treinverkeer in 't geheel geen stagnatie.
Tegen middernacht kon de brug weer
normaal draaien.
I
Uit het Engelsch ROMAN
^door W. A. C.
16)
Ze schepte weer moed en bleef daar fier
staan met haar tante en Jack, totdat het
geschikte oogenblik zou aanbreken om
door te loopen en mevrouw Randolph, zoo
dra de stoet bij de groote deur van den
grooten salon uiteen was gegaan, te be
groeten.
Ze zag, dat de prins een wenk had ge
geven, dat David bij hem moest komen,
om met hem te spreken en ze bemerkte
met wat een volmaakt gemak en zelfver
trouwen hij aan het bevel voldeed. De ge
zant ging ook naar den prins en zij sche
nen den „gewonen majoor" met de meest
mogelijke deferentie te behandelen. „Wat
moet hij zijn wereld toch goed kennen",
dacht Laline.
Toen haalde de gezant de dame met de
bruine oogen en zij schenen onder elkan
der een opgewekt gesprek te voeren,
waarbij een ieder op zijn gemak was.
Een gevoel van hulpeloosheid bekroop
het arme meisje.
De prins liep verder en majoor Lamont
bleef met de aantrekkelijke dame alleen.
Laline brandde van jaloezie. Die vrouw
had één ding op haar voor: ze kende blijk
baar Europa maar zij, Laline, zou dat
spoedig genoeg leeren kennen en geen en
kele vrouw zou tenslotte op dat gebied
haar de baas zijn.
Terwijl Laline naar David keek, zooals
hij daar in de verte met „dat schepsel"
stond te praten, voelde ze, dat hij de meest
aantrekkelijke .man was, dien ze ooit had
gezien. Hij stelde belang in de vrouw
dat was duidelijk te zien, evenals de eer
bied, dien hij haar betoonde. Zijn hoofd
was naar haar toe gebogen en hij keek
niet onverschillig zooals gewoonlijk.
Wie was die vrouw? Laline moest dat
ontdekken. Ze haatte haar nu al!
Er kwamen nu meer menschen achter
hen de trap op, zoodat de toestand niet
meer zoo pijnlijk was, het zelfvertrouwen
van het meisje herstelde zich.
„Als ze geen Amerikaansche was, zou ik
't. beter kunnen verdragen", zei ze tot zich
zelf. „Maar ik ben niets minder dan zij
en waarom laat ze zich toch op die manier
door hem behandelen?"
Het oogenblik was aangebroken, dat men
kon doorloopen, zoodat zij weldra de vrouw
van den gezant hadden begroet, die uiterst
hartelijk was. Zoo iets liefelijks als Laline
moest luister bijzetten aan haar auadrille!
De dame, die met den tweeden secretaris
had moeten dansen, was ongesteld en niet
gekomen. Dat was een vondst en dade
lijk maakte ze de zaak in orde en stelde
den gezantschapssecretaris aan haar voor.
„Ik heb nooit een quadrille gedanst", zei
Laline lachend, maar ik veronderstel, dat
onbelangrijke menschen als wij niet dade
lijk behoeven te beginnen, zoodat ik kan
opletten en volgen".
Ze was zoo blij, dat David zou zien, dat
ze niet tot Jan en Alleman oehoorde. Zou
hij haar komen aanspreken? Als ze nu
maar den moed had hem behoorlijk te
woord te staan, indien hij kwam maar
ze wist, dat dat haar nooit zou gelukken.
Toen de paren op hun plaatsen gingen
staan en de muzikanten een voorspel
speelden, kwamen David en mevrouw Ha-
milton te staan tegenover den gezant
schapssecretaris en Laline. Dit verhoogde
de opwinding van Laline en het genoe
gen van David.
Hoe beeldig zag ze er uit! en welk
een verbetering was die nieuwe, gedistin
geerde manier, waarop heur haar was op
gemaakt! Handig, om zoo gauw te snap
pen, hoe je er in Parijs moet uitzien! Ja,
het lot had geantwoord hij zou de aan
wijzing volgen en morgen, wanneer zijn
zes dagen een aanvang namen, zou hij het
zoo schikken, dat hij er, zoo mogelijk, een
paar met haar doorbracht.
Wel zou hij zich' goed in bedwang hou
den, maar ongetwijfeld zou er uit de zaak
een veelbelovende flirtation groeien en
misschien, als hij terugkwam
Vanavond zbu hij dadelijk na de quadril
le met haar praten en haar meenemen naar
een van de kleine salons. Arme Jack! Maar
ze was toch niet aan Jack gebonden.
Toen begon de quadrille.
„Hij doet het keurig; ik veronderstel, dat
hij zich op zulke galapartijen goed thuis
voelt; ik hoop maar dat ik het er goed af
breng", dacht Laline.
Zij gebruikte al haar verstand om goed
op te letten, voordat de paren, waartoe zy
behoorde, aan de beurt waren en ze sloeg
er zich werkelijk eervol doorheen. Telkens
als haar vis-a-vis avanceerde, boog en zij
haar handen in de zijne legde, doorvoer
een onstuimige siddering hen beiden. Me
vrouw Hamilton voelde zich reeds aange
trokken door haar partner en was een en
al vriendelijkheid en Laline's jaloezie
stond vóór het einde der quadrille in lich
ter laaie.
Zou David haar komen aanspreken?
Toen hij in de laatste figuur dicht bij haar
kwam, fluisterde hij heel zacht: „Zorg dat
uw danseur u buiten in de hall brengt".
Als iemand anders ter wereld op dien
bevelenden toon Laline zoo iets had ge
zegd, zou ze er hevig verontwaardigd over
geweest zijn en juist den tegengestelden
kant zijn uitgegaan. Maar nu klopte haar
hart van geluk. Ze zou hem ontmoeten
en spreken! De rest kwam er niet op
aan. Gelukkig was ze geen nieuwelinge en
wist ze best, hoe in zulke omstandigheden
te handelen. De gehoorzame secretaris
merkte, dat hij zijn mooie partner naar de
hall geleidde, terwijl hij van plan was met
haar naar het muzieksalon, tegenover de
balzaal, te gaan.
Ze moest zorgen, dat hij bij haar bleef,
totdat David verscheen.
Deze had gemerkt, dat 't niet gemakke
lijk was, zich van zijn dame vrij te maken
Maar zijn natuurlijke onbarmhartigheid en
volmaakte koelbloedigheid kwamen hem te
hulp. Opzettelijk leidde hij haar zoo vlak
langs den prins, dat deze, wetende dat zij
de nicht van den gezant was, wel verplicht
was haar aan te spreken en op daf
oogenblik boog David, alsof ze hem be
dankt had en liep snel te midden van de
menigte voort.
Laline's voeten trappelden op het tapijt,
toen hij verscheen en haar ergernis kwam
weer boven.
„Wel, juffrouw Lester, bent daar!" riep
David uit. „Uw tante heeft me gezonden
om u te komen halen en de beleefde
secretaris trok zich terug.
David bood Laline vormelijk zijn arm
en in plaats van haar naar den salon terug
te brengen, waar beiden wisten, dat baaj
tante was, ging hy met haar door de ha
naar een kleine kamer, grenzende aan de
privé-appartementen. Hier stonden niets
dan kasten met miniaturen en snuisteren
en een kleine sofa. Zij zouden hier waa.-
schijnlijk wel alleen worden gelaten. La t*
ne was verrukt.
Hij verschikte een der kussens voo
haar en beduidde haar te gaan zitten,
leunde tegen het zachte, gele satijn e
opende haar reusachtigen waaier.
David ging naast haar zitten.
„Vertel me nu eens alles", beval hu
nam haar linkerhand, waarvan hij
daard den handschoen afdeed.
Laline deed alsof ze dat niet wilde
laten, maar zyn krachtige greep sloot zi
vaster om haar pols. van
„Geen handschoen ik wil de palm
uw hand kussen". t j 'jjjj
„Majoor Lamont, u bent werkelijk al
onbeschaamd!" bracht ze er hijgend
maar haar stem klonk niet zoo v?r°"
waardigd als die wel had moeten klinKeen
Zyn aanraking magnetiseerde haar
verlamde de macht in haar, om hem
weerstaan. ge.
Hij begreep alles wat ze voelde en
noot er van.
„Toe, begin nu!" -
(Wordt vervolgd-'