DE AFFAIRE BROERSMA.
3$MtenlatuL
Sport
Heeft Vrouwe Justitia een ondoorzichtigen
blinddoek voor de oogen?
De onkwetsbare.
De aangekondigde
Japansche verklaring.
Japansch-Chineesch-
Mandsjoerijsch blok?
Zeegevecht bij de
Engelsche kust.
Barcelona-schip in brand
geschoten.
nERDE blad.
ALKMAARSCHE COURANT VAN DONDERDAG 3 NOVEMBER 1938.
ne affaire-Broersma - wij hebben den
raam welbewust gekozen - begint een
«kere vermaardheid te krygen en het ziet
r niet naar uit, dat het laatste woord daar
in zal zijn gesproken,
integendeel, wat er in en om deze affaire
beurt is voor den neutralen toeschouwer
gnn interessant, dat de pers daaronder ook
IJ groote dagbladen gerekend er reeds
eer dan gewone belangstelling aan gewijd
^Het is de geschiedenis van een man, die
echt zoekt en het nergens kan vinden, het
1 als het ware een carricatuur van een
rechtszaak geworden omdat men den be-
kiaagde ondanks de in de dagvaarding
neergelegde ernstige beschuldigingen
njet wenscht te straffen, maar klaarblijke
lijk al zijn best doet hem zoo onschuldig
voor te stellen, dat er geen enkele reden is
zijn zaak in het openbaar voor den rechter
te brengen.
En zoo ziet men het spiegelbeeld van elke
willekeurige andere rechtszaak: een man,
die op allerlei wijzen zijn best doet om voor
de rechters te verschijnen en aan de andere
jijde, rechters, die blijkbaar hun uiterste
best doen om de feiten zoo voor te stellen,
dat zij den man niet behoeven te vonnis
sen.
De oorzaak van het conflict.
De oorzaak van het conflict we zullen
alles zoo kort mogelijk memoreeren is
een geschil over de uitvoering van een on
derdeel van het MaasWaal-kanaal in 1924.
De gebroeders Jac. en Jan Broersma wa
ren firmanten van een aannemersfirma aan
wie het werk gegund was en die met een
hoofdingenieur-directeur van den Rijkswater
staat een geschil over het bestek kregen.
Welke grieven zy hadden doet er op het
oogenblik minder toe, wij kunnen ons er
toe bepalen, dat de firma waarschijnlijk
terecht meende, dat zij aan de hand van het
bestaande bestek het haar opgedragen werk
niet kon verrichten, zoodat men een nieu
we overeenkomst verlangde.
Die overeenkomst kwam niet tot stand,
integendeel, de firma werd in gebreke ge
steld en van het terrein verwijderd, waarna
het werk aan een andere firma werd opge
dragen.
Wie den omvang van dergelijke werken
ziet, waarbij het vaak om honderdduizen
den guldens gaat en daarbij nagaat welke
enorme kosten alleen de voorbereiding, het
huren van machines en het reeds uitvoeren
van diverse onderdeelen van het werk met
zich meebrengt, kan zich wel indenken, dat
deze verwijdering van het werk voor de
firma eenvoudig een ruïneering beteekende.
Natuurlijk berustte men daar niet in en
de firma wendde zich om recht tot den toen-
maligen minister van Waterstaat, minister
Van Swaay en tot de Tweede Kamer.
De heer J. Broersma, die voor de rech
ten van zyn gedupeerde firma in het krijt
trad, heeft daarna uitvoerig betoogd, dat hy
zeer sterk den indruk had, dat men den
hoofdingenieur-directeur Dr. Ir. L. R. Went
holt, heeft willen sauveeren.
Ook de Staat gedupeerd.
In het bestek was bepaald, dat wanneer
de firma by de uitvoering van het werk
waarlijk in gebreke was gebleven, het De
partement van Waterstaat het recht had
het werk op kosten van de firma of van
haar borgen door anderen te laten uitvoeren.
En zoo sterk meende de firma Broersma
in haar recht te staan, dat zy er op attent
maakte, dat na haar verwijdering van het
werk en haar vervanging door anderen, de
toestand zoodanig was, dat aan deze besteks-
voorwaarde moest worden voldaan.
De zonderlinge figuur deed zich dus voor,
dat de reeds gedupeerde firma er op aan
drong alsnog voor een bedrag van f 115.000
te worden aangesproken, niet natuurlijk om
dat zy dat geld zoo graag over den balk
wilde gooien, maar om daardoor gelegen
heid te krijgen te kunnen bewijzen, dat zij
ten onrechte van het werk was verwijderd
en dus ten onrechte voor eenige honderd
duizenden guldens gedupeerd was gewor
den, waarna rechtsherstel zou kunnen vol
gen.
Dat was de eerste keer, dat de heer
Broersma vriendelijk verzocht om berecht
te mogen worden en dat men voor al zijn
smeekbeden doof bleef.
Op audiëntie bij H.M. de Koningin.
De partyen waren niet gelyk. Aan de
eene zijde een machtige hoofdingenieur
directeur, gerugsteund door den minister,
aan de andere zijde een van het werk ver
wijderde aannemer, zonder meer.
Maar zooals eertijds een eenvoudige mo
lenaar in Duitschland bedacht heeft, dat er
nog rechters in Berlyn waren, zoo vestigde
de heer Broersma zijn vertrouwen op H.M.
de Koningin, die, boven alle partijen staan
de, de macht zou hebben te zorgen, dat hem
recht werd gedaan althans te zorgen, dat aan
zijn belangen de noodige aandacht zou wor
den geschonken.
De heer Broersma vroeg en verkreeg een
audiëntie bij Hare Majesteit en verzocht
Haar te willen bevorderen, dat zyn firma of
de borgen voor het bedrag, dat het werk
thans meer kostte zouden worden aange
sproken.
En hy heeft daarbij betoogd, dat niet al
leen hij gedupeerd was, maar ook de Staat
omdat het immers niet noodig was de op
nieuw benoodigde 115.000 ten laste van de
schatkist te brengen als het bestek aangaf,
dat hij of zijn borgen dat zouden moeten
betalen.
Hare Majesteit zegde een persoonlijk on
derzoek toe en het allereerste dat de heer
Broersma daarover hoorde was een offi-
cieele mededeeling, dat zijn verzoek door
Hare Majesteit was afgewezen.
Het verzoek was niet afgewezen.
Hoe zonderling deze mededeeling geweest
is, blijkt wel uit het feit, dat de firma kort
daarna inderdaad voor f 115.000 schadever
goeding werd aangesproken, dus dat het ver
zoek niet was afgewezen, maar Hare Ma
jesteit waarschijnlijk bewerkt had, dat deze
zaak openlijk voor de rechtbank zou komen.
De kwestie zou voor de Alkmaarsche
rechtbank worden behandeld en niets was
eenvoudiger geweest dan de zaak te berech
ten van een man, die zich vrijwillig aanbood
om den Staat een bedrag van 115.000 te
besparen door zijn bereidverklaring dit uit
eigen zak te betalen.
Althans, wanneer inderdaad zou blijken,
dat hy ten onrechte van het werk was ver
wijderd, waar onomstootelijk aan vast zat,
dat dan tevens zou blijken, dat Dr. Ir. Went-
holt buiten zijn boekje was gegaan en tot
een onrechtmatige daad was gekomen.
Maar ziet, ten tweede male staat daar de
man die zyn recht zocht en het niet vinden
kon. Want toen de zaak zou voorkomen,
bleef de landsadvocaat, mr. Telders, eenvou
dig weg. Hij was niet verschenen, zoodat er
voor de rechtbank geen andere beslissing
overbleef dan aan den Staat de vordering
van het bedrag te ontzeggen.
Er was geen recht te vinden.
Daar stond nu de heer Broersma.
Zyn verzoek om recht was in de Kamer
destijds op formeele gronden gestrand en
hoewel volgens de algemeene voorwaarden
geldende voor de werken van Waterstaat de
aannemer recht had op de uitspraak van een
arbitrage-commissie, was men bij het Depar
tement in gebreke gebleven een lid dier
commissie te benoemen. Een eisch bij de
rechtbank om den Staat te gelasten dit wel
te doen, werd op juridische gronden afge
wezen, omdat de rechtbank de bevoegdheid
mist een rechtspersoon te gelasten iets te
doen waartoe hy wettelijk verplicht is. Wel
licht hadden de toenmalige advocaten van
den heer Broersma beter gedaan wanneer
zij een eisch hadden ingediend voor de scha
de ontstaan door een nalatige daad van een
ambtenaar.
Door het wegblijven van mr. Telders,
waardoor de zaak van de rol moest worden
afgevoerd, zag de heer Broersma zich de
laatste kans om op normale wyze zyn recht
te verkrijgen ontnomen en het is geen won
der, dat deze man langzamerhand het gevoel
kreeg, dat het met hooge heeren slecht ker
seneten is en dat de justitie even knap is in
het zoeken naar middelen om iemand wèl te
kunnen vervolgen als in het toepassen van
methodes om juist het tegenovergestelde te
bereiken.
De heer Broersma geeft zich niet
gewonnen.
Menigeeen zou moedeloos voor de over
macht gebukt zyn, maar de heer Broersma
is een Friesche stijfkop wy hopen, dat hij
ons hiervoor geen proces wegens beleediging
zal aandoen en dat wij wèl voor de recht
bank moeten verschijnen en bovendien be
dacht hij, dat er voor zyn firma een bedrag
van 375.000 met deze zaak gemoeid was en
wanneer er zulke bedragen op het spel staan,
is het te begrijpen, dat een geruïneerde
firma tot het uiterste zal gaan om recht te
verkrijgen.
De heer Broersma kwam tot de conclusie,
dat de 115.000, die niet opnieuw voor de
werken waren aangevraagd, toch ergens
vandaan moesten komen en dat, als men er
andere posten mee verhoogd had, de Reken
kamer dat had moeten ontdekken, tenzij
men haar een rad voor de oogen gedraaid
had.
Hij dacht aan Multatuli, die, toen hy tever
geefs om recht vroeg, een beroep op de pu
blieke opinie deed de heer Broersma heeft
inderdaad iets van de Multatuli-figuur en
hij besloot zich in het openbaar te laten
hooren.
Hij koos daarby een zonderlingen weg, na
melijk die van beleediging door verdacht
making van dengene, die hem benadeeld had,
maar hij deed dat welbewust in de hoop ein
delijk voor de rèchtbank te worden gedaagd
en dan in de gelegenheid te zullen komen
om aan te toonen hoezeer hy ten onrechte
gedupeerd was.
Een brochure.
Zoo verscheen er in September 1937 een
brochure getiteld „Ik zal handhaven", opge
dragen aan allen die geroepen zijn tot de
vertegenwoordiging van het Nederlandsche
volk, welke brochure o.a. werd toegezonden
aan H.M. de Koningin, aan Prinses Juliana,
aan de Tweede Kamerfracties, aan eenige
dagbladen en aan diverse waterstaatsinge
nieurs en in welke brochure Dr. Ir. Went-
holt opzettelijk werd beleedigd.
Deze hoofdingenieur-directeur, zoo dacht
de heer Broersma, kan dergelijke beschul
digingen niet accepteeren en het gevolg zal
dus zijn, dat hij een klacht wegens belee
diging zal indienen.
En toen den heer Broersma bleek, dat dit
alles zonder gevolg bleef en dat de heer
Wentholt geen klacht indiende, liet hij op
zijn brochure in Januari van dit jaar nog een
open brief aan den Raad van Ministers vol
gen, waarin Dr. Ir. Wentholt ten laste gelegd
werd, dat hij geknoeid had met rijksgelden,
dat hij het Departement van Waterstaat om
den tuin had geleid, dat hy den wil van
H.M. de Koningin gesaboteerd had, dat hy
valschheid in geschrifte had gepleegd, dat
hy den Staat voor f 115.000 had benadeeld
en de rechten van de aannemersfirma bekort
had, waarna er ook nog een Open Brief aan
H.M. de Koningin is verschenen.
De heer Broersma eindelijk gedag
vaard.
Het is geen kleinigheid waarvan de heer
Broersma dezen hoofdingenieur heeft be
schuldigd en het is dan ook geen wonder,
dat hij dezer dagen door de Alkmaarsche
rechtbank werd gedagvaard.
Blijkbaar niet omdat de hoofdingenieur er
prijs op stelde zich van de op hem ge
worpen blaam te zuiveren, maar omdat de
officier van Justitie, op last van hoogerhand,
een vervolging had ingesteld.
Men heeft blijkbaar in Den Haag be-
greper dat het te dwaas zou zijn om dit
alles zonder meer te laten passeeren en de
dagvaarding was van een zoodanigen om
vang, dat er vele getypte foliovellen noodig
waren om alles te kunnen bevatten.
De heer Broersma komt in verzet.
Eenige dagen voordat zijn zaak zou
worden behandeld is de heer Broersma tegen
deze dagvaarding in verzet gekomen en het
is de groote vraag of hij, gezien zijn doel,
daarmee wel verstandig gedaan heeft.
Maar de heer Broersma was reeds te
vaak de dupe van juridische formaliteiten
geworden, dan dat hij er niet zeker van
wilde zyn, dat hij niet zonder meer wegens
beleediging de een of andere straf zou
krijgen.
Om die straf was het hem niet te doen,
maar wel om de gelegenheid zijn verdacht
makingen met bewijzen te staven en daar
door te laten vaststellen, dat hij onrecht
vaardig was behandeld.
Daarom heeft de heer Broersma verzet
tegen de dagvaarding aangeteekend en ge-
eischt, dat hij alleen zou vervolgd worden
wegens smaadschrift opdat hy gelegenheid
zou hebben zyn beschuldigingen te be
wijzen,
Buiten vervolging gesteld.
Men heeft in ons vorig nummer kunnen
lezen, dat de Alkmaarsche rechtbank den
heer Broersma thans buiten vervolging heeft
gesteld.
Achilles was onkwetsbaar en de heer
Broersma blijkt de tweede te wezen.
Want ondanks alles wat hij zie .boven
aan het adres van ir. Wentholt heeft
gezegd, heeft de rechtbank geconstateerd,
dat verdachte niet den opzet had om te
beleedigen.
Als er gesproken wordt van „een man,
die zijn eer als ingenieur veil had om de
hemel weet welke duistere plannen te
dienen", vindt de rechtbank een verband,
waaruit zou blijken, dat de heer Broersma
dit slechts ironisch bedoeld heeft.
Wanneer de heer Broersma zegt: „zooals
in het Dreyfus-proces de schurk Esterhazy
werd toegejuicht, doet men het thans den
heer Wentholt", neemt de rechtbank aan,
dat by den schrijver niet de bedoeling
voorzat, den ingenieur een schurk te
noemen.
Waar de heer Broersma gezegd heeft:
„tweemaal beloond als advocaat van kwade
zaken", ontdekt de rechtbank, dat achter
deze woorden een vraagteeken gesteld is,
zoodat zelfs geenszins zou blijken, dat de
schrijver der brochure bedoelde te zeggen,
dat ir. Wentholt zich met kwade practijken
ophield.
De schrijver zegt de rechtbank heeft
zijn beschuldigingen slechts voorwaardelijk
gesteld omdat hij in zijn Open Brief o.a.
gezegd heeft „tenzij ten aanzien van de
100.000 door den minister van Water
staat, mr. Reymer, onjuiste inlichtingen aan
de Kamer zijn verstrekt" en daardoor wor
den aan ir Wentholt geen bepaalde feiten
ten laste gelegd omdat de schrijver deze uit
drukkelijk stelt onder de voorwaarde, welke
hierboven is omschreven.
Verdachte wordt dus buiten vervolging
gesteld ten aanzien van alle in de dagvaar
ding ten laste gelegde feiten.
De officier gaat in beroep.
Tegen deze beslissing van de rechtbank
is de officier van Justitie in beroep gegaan.
De officier neemt dus het standpunt in,
dat de zaak voor het Hof in Amsterdam be
recht moet worden omdat hij meent, dat
zijn dagvaarding wèl juist is geeest, en dat
hetgeen den heer Broersma ten laste ge
legd werd wel strafbare feiten zijn.
Wanneer het Hof eenzelfde standpunt
inneemt als de rechtbank is de heer Broers
ma die verder buiten dit juridisch geschil
staat nog verder van huis, tenzij ook de
procureur-generaal in cassatie gaat.
Maar intusschen ziet het er niet naar uit
of de heer Broersma nog gelegenheid zal
krijgen voor den rechter te verschijnen, nog
daargelaten of hem gelegenheid zal worden
gegeven zijn beschuldigingen te bewijzen.
En door al deze men zou het juridische
spitsvondigheden kunnen noemen krijgt
niet alleen de heer Broersma, maar ook the
man in the street het gevoel, dat er met
vrouwe Justitia iets niet heelemaal in orde
zou wezen.
Waarom, zoo vraagt men zich af, mag
men een eenvoudigen plantsoenwachter
geen stommerik noemen zonder een paar
gulden boete, subsidiair de een of andere
hechtenis, te krijgen en mag een man als
deze Broersma wel een hooggeplaatst amb
tenaar van de ergerlijkste wandaden be
tichten en hem met allerlei sujetten verge
lijken, zonder dat hy zelfs kans krijgt voor
den rechter te verschijnen.
Men vraagt zich af waarom de rechtbank
blijkbaar al haar best gedaan heeft de be-
leedigingen, door den heer Broersma ge
uit, in een zoodanig verband te bekijken en
in een zoodanig licht te stellen, dat daaruit
zou blijken, dat verdachte de bedoeling om
te beleedigen geenszins gehad heeft.
Wat moet de heer Broersma nu
doen?
Wanneer de rechtbank inderdaad de be
doeling gehad heeft te voorkomen, dat de
heer Broersma voor den aardschen rechter
zou verschijnen, is het de groote vraag of
dat doel nu bereikt is.
Immers, het zou voor den heer Broersma
een klein kunstje zijn opnieuw een brochure
te laten drukken of opnieuw een Open
Brief te laten verschijnen, waarin hij zich
zoo rechtstreeks en zoo duidelijk tot den
betrokken hoofdingenieur richt, dat het
onmogelijk zou zijn, uit te vinden, dat hij
niet den opzet had te beleedigen en dus
buiten vervolging behoort te worden
gesteld.
De heer Broersma is op het oogenblik een
merkwaardig Nederlander in zooverre, dat
hy het gevoel moet hebben, dat hy straffe
loos meer dan een ander mag zeggen. Hij is
een Barbertje, dat niet gehangen wordt, ook
al presenteert hij zich met den strop om zijn
nek aan al degenen, die hem kunnen op
trekken.
De gevaarlijke kant.
En met dat al wordt hij langzamerhand
een martelaarsfiguur, een man, die in ons
land geen recht kan vinden en de aller
eerste conclusie, welke het groote publiek
daaruit zal trekken is, dat er menschen of
toestanden moeten beschermd worden, die
door de zaak-Broersma in een eigenaardig
licht zouden komen.
Wij weten niet of de beschuldigingen,
door den heer Broersma geuit, juist zijn,
maar men mag geenszins den indruk wek
ken, dat hem met alle machtsmiddelen belet
wordt ze te bewijzen.
Wanneer men de overtuiging krijgt, dat
de heer Broersma overal wordt afgegewezen
om anderen te kunnen sparen, dan komt men
al gauw tot de conclusie, dat de blinddoek
van vrouwe Justitia niet zoo ondoorzichtig
is als men het volk wil doen gelooven.
Dan schokt men het rechtsgevoel van dat
volk, want dan ontneemt men het de
zekerheid, dat er in een staat als de onze
recht voor allen is te vinden.
De regeering heeft thans de verkla
ring gepubliceerd, waarin zij een uit
eenzetting geeft van haar politiek in
verband met den toestand in China na
de verovering van Kanton en Hankau.
In deze verklaring wordt gezegd:
»De Kwomintang-regeering bestaat nog
slechts als zuiver plaatselijk bewind. Zoo-
isng zij echter volhardt in haar anti-Japan-
sche en procommunistische politiek, zal ons
land de wapenen niet neerleggen alvorens
dat bewind vernietigd is. Japan streeft naar
i® vestiging van een nieuwe orde, die in
Oost-Azië een blijvende stabiliteit zal ver
zekeren. Dat is het laatste doel van onze
rnilitaire actie. Hoofddoel dezer nieuwe orde
ls ®en wederkeerige hulpverleening en co
ördinatie tusschen Japan, Mandsjoekwo en
ina op politiek, economisch, cultureel en
nder gebied. Die Entente zal ten doel heb-
en internationale gerechtigheid te verzeke-
en, een gesloten front tegen het communis-
e te vormen en een nieuwe cultureele en
economische eenheid in geheel Oost-Azië te
tntrrr Daardo°r kan bijgedragen worden
stabilisatie in dat gebied en den
vooruitgang van de wereld
neemt*" Verlangt van China, dat het deel-
Vert ln dezen arbeid. Het verwacht en
heeft°UWt' dat ket Chineesche volk begrip
en ,Vo°r de ware Japansche bedoelingen
tot sa za*. antwoorden op den oproep
de jr^enwerking. Zelfs de deelneming van
afRewp°min-tan.g"regeering zou n'et worden
die zü Zan' *ndien dez® regeering de politiek,
laten va"1 verleden gevoerd heeft, zou
gen tot ren en do°r personeele veranderin-
Janan 6en wedergeboorte zou komen,
heden u,,Ver.trou.wt' dat de andere mogend-
ardeering hebben voor zyn bedoe
lingen en zyn politiek en haar houding zul
len aanpassen bij de nieuwe omstandighe
den in Oost-Azië. Japan wenscht uiting te
geven aan zijn groote dankbaarheid jegens
de naties, die sympathie voor ons hebben.
De vestiging van een nieuwe orde in Oost-
Azië is in volkomen overeenstemming met
den geest, waarin het imperium is gescha
pen: de vervulling van deze taak beteekent
een groote verantwoordelijkheid, die op het
tegenwoordige geslacht rust. Het is daarom
een gebiedende eisch, dat alle noodzake
lijke binnenlandsche veranderingen ten uit
voer worden gelegd en dat de geheele na
tionale kracht, moreel zoowel als stoffelijk,
aangewend wordt. De regeering verklaart,
dat dit de onveranderlijke politiek van
Japan is".
Een hevig kanonvuur ter hoogte van
Cromer (Norfolk) heeft Woensdagmid
dag een groote menigte naar de klippen
gelokt. Met behulp van kijkers kon
een kruiser worden waargenomen in de
nabijheid van een schip, dat in rook ge
huld stond.
Later werd van het Britsche stoom
schip Monkwood een mededeeling ont
vangen, volgens welke een hulpkruiser
meer dan een uur lang een Barcelona-
schip onder vuur had genomen. Het
schip scheen aanzienlijke schade te heb
ben opgeloopen. De kruiser seinde met
vlaggen: „Draai bij of ik vuur".
Nadat men langen tijd niet wist, hoe de
naam van het schip was, bleek later, dat het
de Cantabria was, terwijl de aanvallende
kruiser het motorschip Nadir van de vloot
van Franco was.
De reddingboot van Cromer voer snel
naar het zinkende schip, zoodra de oorlogs
bodem verdwenen was en keerde in de
haven terug met den kapitein, diens vrouw
en twee kinderen aan boord. De overige
leden der bemanning waren gered door het
stoomschip „Pattersonian".
De kapitein van de Cantabria deelde
mede, dat de Nadir Woensdagmiddag om
twee uur het vuur geopend had en dat de
beschieting drie uren duurde.
Er waren zeven en dertig personen aan
boord, waaronder drie vrouwen en vijf kin
deren. De Cantabria had Gravesend gister
avond met ballast verlaten en was op weg
naar Leningrad.
Het Britsche schip Pattersonian, dat op
weg was naar Londen, was omstreeks tien
minuten voor tien gisteravond voor Yar-
mouth aangekomen en vroeg de reddingboot
uit te varen, om een aantal menschen,
waarvan sommigen gewond waren, af te
halen. De reddingboot van Cromer heeft
behalve den kapitein met zijn gezin, ook
den steward van de Cantabria gered.
Het Britsche admiraliteitsvaartuig Pen-
zarce van de visscherij bescherming was
tegenwoordig bij de beschieting van het
Spaansche schip en lette op, dat de inter
nationale wet inzake de territoriale wateren
niet werd overtreden.
Ook bleef het schip in de nabijheid, om
eventueel te kunnen helpen bij het red
dingswerk.
MEDISCHE SPORTKEURING.
Dezer dagen werd te Amsterdam de jaar-
lyksche algemeene vergadering der Federa
tie van Bureaux voor Medische Sportkeu
ring gehouden onder voorzitterschap van
professor dr. J. G. Slees wijk.
Voor de keuring voor zweefvlieger, wel
ke door het departement van waterstaat aan
deze federatie is toevertrouwd, werd een
uniform keuringstarief vastgesteld, met dien
verstande dat de afzonderlijke bureaux voor
leden van aangesloten vereenigingen een,
volgens hun reglement geldende, reductie
kunnen toepassen.
Eenzelfde regeling werd getroffen voor de
thans ingevoerde verplichte keuring van
nieuwe leden (seniores en juniores) van den
K.N.V.B., terwijl voor leden van reisveree-
nigingen, die gekeurd worden voor berg- of
wintersport, eveneens een uniform-tarief
werd vastgesteld.
Het plan werd naar voren gebracht een
consulaire organisatie voor het geheele land
in het leven te roepen.
Schaken
HET A.V.R.O.-TORNOOI.
Alle deelnemers hebben gelijke
kansen, zegt Aljechin.
Dit A.V.R.O.-tornooi is een belangrijk ex
periment, aldus de wereldkampioen, dr.
Aljechin, toen wij hem tijdens een onge
dwongen bijeenkomst in het Carltonhotel,
waarbij ook Flohr, Reshevsky, Fine en Keres
aanwezig waren, naar zijn meening over de
aanstaande wedstrijden vroegen. Nog nim
mer is tijdens een tornooi in verschillende
steden gespeeld en dit reizen en trekken
zou misschien voor de vertegenwoordigers
van een oudere generatie als Capablanca en
ik, wel eens een nadeel kunnen beteekenen.
Overigens, tijdens de tweekampen met dr.
Euwe heb ik genoeg door Nederland ge
reisd, omgeving en plaatsen ken ik nu
heusch wel.
En wat de kansen betreft? Alle deel
nemers hebben m.i. gelijke kansen en
de beslissing zal pas in de laatste ron-
de(n) vallen. Een prognose is niet op te
maken. De bezetting van het tornooi is
buitengewoon sterk, ik zou niet weten,
hoe men de kwaliteit nog had kunnen
opvoeren. Hoogstens zijn er nog een
twee of drie spelers in de wereld, die
ongeveer of bijna op gelijke hoogte
staan met het achttal van het A.V.R.O.-
tornooi, maar dan was het tornooi nog
grooter geworden. Maar zeker is, dat er
geen sterkere spelers dan deze deelne
mers zyn.
De kwestie, dat dr. Euwe waarschijnlijk
zyn partijen te Amsterdam zal spelen, als
de andere deelnemers in de provincie zijn,
komt op het tapijt.
Officieel is deze aangelegenheid nog niet
ter sprake gebracht, aldus de wereldkam
pioen. Maar ik sta op het standpunt, dat de
drie laatste ronden niet gescheiden mogen
worden gespeeld. En ik zie niet in, waarom
dr. Euwe de twaalfde ronde niet te den
Haag en de dertiende niet te Leiden zou
kunnen spelen, terwijl de veertiende ronde
vanzelfsprekend alle deelnemers bij elkaar
ziet, omdat dan de hoofdstad weer het ter
rein van den stryd is.
Een verklaring omtrent de situatie, welke
inzake het wereldkampioenschap ontstaan
is, in verband met het terugtrekken van
Flohr, wilde Aljechin op het oogenblik niet
afleggen. Er zijn nog besprekingen gaande
met de A.V.R.O. met betrekking tot het feit,
in hoeverre de winnaar van het tornooi het
recht heeft den wereldkampioen uit te da
gen. Binnenkort mag men hieromtrent na
dere bijzonderheden tegemoet zien.
Op een vraag, wat Aljechin zoo in de
laatste maanden gedaan heeft, vertelde de
wereldkampioen, dat hij o.a. een boek over
schaken geschreven heeft, hetwelk in De
cember a.s. te Londen zal verschijnen.
Buitengewoon jammer, verklaarde Keres,
waarom het boek niet voor het A.V.R.O.-tor
nooi uitgegeven? Daar hadden wy nog wat
uit kunnen leerenl
Ik heb de eerste drukproeven by mij, re
pliceerde Aljechin, die kun je met genoe
gen lezen.
En er de fouten uithalen, merkte Keres
fijntjes op.
Een wereldreis
Na het A.V.R.O.-tornooi ga ik op reis,
acht maanden buiten Europa. Zuid-Amerika
is mijn doel en ik hoop op 1 Juli 1939 te
Buenos Aires te zijn voor het F.I.D.E.-lan-
dentornooi.
Ik zal voor het Fransche team spelen. H?t
is jammer, zoo besloot Aljechin, dat Neder
land niet te Buenos Aires zal meespelen. He
sterke Hollandsche schaakleven mag daai
toch eigenlijk niet ontbreken.
MODERNE MACHINES VOOR Ut
DRUKWERK! BIJ COSTER.