ER IS VOEDSELNOOD IN SPANJE. Minister Colijn over Kerk en Vrede. Jleditszakm Siad en Omgeving De achtergrond van den Spaanschen burgeroorlog. Door militair geweld is geen overwinning te bereiken. Een vergadering te Alkmaar. PARLEMENT Tegen antisemitismenog geen nieuwe Zondagswet te wachten. Is de Nederlandsche radio-omroep leugenachtig De spoorwegen contra Sommeling. DERDE BLAD. Namens de commissie Alkmaar van het comité „Hulp aan Spanje" was gis teravond in De Unie een avond belegd, waarin een uiteenzetting zou worden gegeven van hetgeen in Spanje gebeurt en gebeurd is. De belangstelling voor dezen avond was zeer gering, waarover de heer Kohnertals voorzitter zijn teleurstelling uitsprak. Hij meende, dat de politieke gebeurtenis sen alom in Europa, de geruchten van oorlog, enz., doen vergeten welken titanenstrijd in Spanje wordt gevoerd, waar een opstande ling de democratie heeft aangevallen en dreigt te wurgen. Spr. stelde in het licht hoe veel nood er heerscht in dat land en hoe groot de behoefte is aan voedsel, geneesmid delen, verplegingsartikelen, enz. De achtergrond van den Spaanschen broederkrijg. Dr. K a s t e i n uit Leiden, die een paar jaar geleden deel had uitgemaakt van de naar Spanje gezonden ambulance, vertelde in hoofdzaak van den achtergrond van den strijd daar te lande. Het is geen strijd tus- 'chen geloof en ongeloof, maar een worste ling van het volk tegen de bezitters van het bodem, welke immers voor verreweg het grootste deel behoorde aan enkele adellijke families en de kerken, een toestand dus zoo als die eenige eeuwen geleden ook in ons land bestond. De pachters moesten vaak zulke hooge pachten betalen, dat zij daar voor meermalen drie a vier dagen per week moesten werken. De plattelandsbevolking leefde in volslagen armoede, ook al doordat b.v. 2elfs de voor het land noodige bemesting moest worden betrokken van gemonopoli seerde bedrijven met als gevolg abnormaal hooge prijzen, terwijl voorts ook het voor bevloeiïng noodige water van de landheeren moest worden gekocht, omdat de rivieren, welke dat water moesten leveren, aan de grondeigenaren behoorden. Over die ar moede, zooals hjj die had aanschouwd in een dorp in Arragon, weidde spr. verder uit, waarbij hij er den nadruk op legde, dat zij ook vóór den oorlog reeds zeer groot was, een armoede, die ook oorzaak was van ont zettend hooge sterftecijfers, voornamelijk bij kinderen. Een en ander heeft reeds vele tientallen van jaren geleid tot heftig verzet der be volking tegen de landheeren, maar deze had den den steun van het leger en de guardia civiel, gevormd door de zoons der land heeren. Aan het eind der vorige eeuw kwam er eenige verbetering, doordat zich hier en daar een industriegebied vormde. Maar ook daar bleven de toestanden nog lang bijzonder droevig, omdat de arbeiders véél te lang moesten werken, kinderarbeid in al zijn el lende bestond, de woningtoestanden alles te wenschen overlieten, en nog zooveel méér ontoelaatbare toestanden bestonden. Het verzet hiertegen nam voortdurend toe, men wenschte zich vooral na den wereld oorlog niet meer zoo gedwee te buigen voor het regiem, zooals dat eeuwen lang had ge duurd. Dit verzet leidde tot vestiging van de dictatuur van Primo de Rivéra, die moest heengaan na den mislukten veldtocht in Marokko. In 1932 moest koning Alfonso hem volgen en toen verdween meteen een groot kapitaal, dat door den vluchtenden vorst werd meegenomen. Dan kwam in 1934 de fascistische Ceda aan de macht, maar van de aangekondigde maatregelen ter verbetering van het lot der niet-bezittenden kwam niets, zoodat nog in hetzelfde najaar een hevig verzet in Astu- rië ontstond, tot onderdrukking waarvan stroomen bloeds voelden, vooral doordat de generaals hun woord niet hielden, nadat de bevolking de wapens inleverde. Dit werd het sein voor de bevolking om zich nauwer aaneen te sluiten: zij had het bewijs gezien, dat eensgezind optreden tot gioote successen kon leiden. En die bleven niet uit, want zelfs onder het bewind der Ceda mocht het gelukken een wettige regee ring gevestigd te krijgen, die in eenige maanden tal van verbeteringen wist te be reiken, waarvoor de bevolking reeds tien tallen vail jaren had gevochten zonder suc ces. Echter, de lieden, die zich de macht zagen ontglippen, waren nog niet verslagen: zij zochten en vonden steun in het buitenland (voornamelijk Italië en Duitschland) en een opstand tegen de wettig gekozen regeering was het gevolg, een strijd die niet zooals ver wacht werd, slechts een paar maanden duur de, maar nu, na ruim twee jaren, nóg niet is geëindigd. Spr. toonde aan, dat deze strijd een sociale strijd is, een strijd n.1. voor een regeering met een cultuur (de wettige) en één zonder deze (een regiem zooals het altijd had be staan). Geen geloofsstrijd dus; wel hebben hier en daar kloosters gebrand, maar dat gebeurde bij eiken opstand in het verleden ook: een gevolg van het verzet der boeren tegen de groot-grondbezitters. Talloos vele goed-geloovige katholieken en intellectuee- len staan achter de regeering, omdat zij weten, dat het hier een strijd is vóór of tegen den vooruitgang. Het is een verzet van liet grootste deel der bevolking tegen de officieren en groot-grondbezitters. Daarnaast is het een nationale oorlog tegen een paar buitenlandsche staten (Italië en Duitschland), die met behulp van een natio nalistische groep uit het eigen land pogen de oude toestanden te herstellen. Het is een ge vecht tusschen fascisme en democratie en daarom is het zaak voor alle democraten om aandacht te schenken aan de gebeurtenissen in Spanje. Als waarschuwende voorbeelden wees spr. op Oostenrijk en Tsjecho-Slowa- kije. Het is het doel om alle landen fascis tisch te maken, om de democratische landen te omsluiten door fascistische staten, en daajin zal Spanje een belangrijke rol spelen, zoodra het in handen van Franco zal zijn gevallen. Nederland zal in dit fascistische pogen eveneens betrokken worden, omdat wij reeds worden beschouwd al te behooren tot het Deutschtum en omdat Nederland zal zijn het land van waaruit Engeland en Frankrijk zullen worden bestookt. Spr. weid de hier uitvoerig over uit en meende, dat het eigenbelang is van Nederland om te zorgen, dat de fascistische ring zich niet sluit in Spanje. Ten slotte zette spr. uiteen welk een groote inspanning het aan de Spaansche regeering heeft gekost om het verzet tegen de aanvallers te organiseeren: deze toch hadden de wapens van het eigen land en den steun van Italië en Duitschland; de regeerirg daarentegen had niets ter verdediging. Ge leidelijk heeft de regeering het leger en den arbeid, de voedselvoorziening en alles wat voor behoud van het land noodig is, moeten organiseeren, zoodat het verweer thans nog niet op volle kracht is. Dat zal pas tegen den zomer 1939 het geval zijn. Het verloop van den strijd bewijst wel, dat de regeering niet is verzwakt. Tot steun, aan haar te verleenen, wekte spr. krachtig op. Ieder in ons land, die be seft dat het in Spanje thans ook gaat om ons eigen lot (het is immers een voorposten- strijd met het fascisme in Europa) moet twee avonden per week willen werken ten bate van de aangevallen regeering (werken door colporteeren, collecteeren, breien en naaien, enz.), opdat zij den strijd, die ook onze strijd is, tot een goed einde kan bren gen. Declamatie ter opluistering. Ter opluistering werd door mej.Ponstjjn uit Bergen op zeer verdienstelijke wijze ge declameerd, allereerst „Intocht der soldaten" (uit de 12e eeuw) en daarna een fragment uit een gedicht van Henr. Roland Holst, bei de stukken zeer toepassenlijk op een avond als deze. Zij mocht voor haar medewerking den dank oogsten van de vergadering. Hoe de toestand in Spanje is. Tweede spreker was de heer Dankaart, die lid was van de kleine commissie, welke onlangs namens het groote comité geduren de drie weken een bezoek heeft gebracht aan het republikeinsche Spanje. Vol afschuw sprak hij over de bombarde menten op Barcelona, die meer dan 2000 dooden eischten, voornamelijk onder de ar beiders, omdat de bommen speciaal werden geworpen op de dichtstbevolkte deelen der stad, die thans de talrijke vluchtelingen van het platteland inbegrepen drie mil- lioen inwoners telt. Tengevolge van de niet- inmengingspolitiek heeft de regeering zelf voor de verdedigingswerken moeten zorgen, die zij in het buitenland niet kan krijgen. Zij is daarin thans zoover gevorderd, dat de bombardementen niet meer die vreeselijke gevolgen kunnen hebben zooals in het begin van den strijd. Zwaar is de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van de bombardementen, en deze drukt op hen, die de „niet-inmengingscome- die" in stand houden. Het gebrek aan levensmiddelen is groot en zal in de wintermaanden nog sterker worden, maar men twijfelt niet aan de uit eindelijke overwinning der wettige regee ring. Om haar te steunen werkt men niet de voorgeschreven 8 uren, maar twaalf uur per dag en neemt men niet om de zes dagen een vrijen dag, maar pas na dertien da gen werken. Spr. schetste de kolossale inspanning van het platteland om staande te blijven, maar die is nog niets vergeleken bij wat men aan het front moet meemaken, zooals spr. dit had waargenomen: weinig eten en dan ook nog lang niet op geregelde tijden, voortdu rende aanvallen van Italiaansche of Duit- sche vliegtuigen, geen tenten voor de solda ten, geen behoorlijk onderdak zelfs voor ge wonden, herhaaldelijk machinegeweervuur en geknal van handgranaten enz. Ondanks het gemis van veel wat noodza kelijk geacht mag worden, moet men erken nen, dat de dienst van het Roode Kruis goed is georganiseerd. Op onmenschelijke wijze wordt de oorlog door generaal Franco gevoerd: hij gebruikt kogels met nog verschrikkelijker uitwer king dan van dum-dum-kogels, hij laat open steden bombardeeren, enz. Merkwaardig en opbeurend mag genoemd worden, dat voornamelijk de door Duitsch land geleverde kogels voor een vrij groot percentage gevuld zijn niet met ontplofbare stoffen, maar met zand, waaruit dus volgt, dat de vrienden van Spanje ook in Duitsch land nog voor het Spaansche volk kunnen werken, ondanks alle spionnage in de Duit- sche fabrieken. Spr. was ervan overtuigd, dat het militair geweld in Spanje niet zal zegevieren. Het grootste gevaar, dat het zwaarbezochte land bedreigt, is het gebrek aan voedingsmidde len, waaraan zonder hulp van buiten niet is tegemoet te komen. Men moet hierbij niet vergeten, dat de regeering moet zorgen voor 16 millioen zielen en dat terwijl het grootste deel van het land (echter met slechts 8 millioen menschen) in handen is van Franco. Opvallend is wel, dat zooveel menschen zijn gevlucht uit het door de op standelingen veroverde gebied. Gelukkig komt er wel hulp, ook uit ons land, wat blijkt, als men weet, dat tot 31 Dec. 1937 31.000 is gestuurd en tot half Oct. 1.1. 78.000. Er is een duidelijke kente ring gekomen in de bereidwilligheid om hulp te verleenen tot dusver bijna uitslui- (Van onzen parlementairen medewerker.) De algemeene beschouwingen over de Rijksbegrooting zijn gistermiddag in de Tweede Kamer gevorderd tot het ant woord van den minister-president, dr. H. Colijn; vandaag is de minister van finan ciën, mr. J. A. de Wilde, begonnen. Alvorens we ons met het antwoord van minister Colijn in eersten termijn bezig houden, moeten we nog wat meedeelen omtrent de laatste sprekers en de lange reeks var» wetsontwerpen, die in korten tijd werd afgedaan. Het waren grooten- deels hamerstukken, naturalisaties, con- tingenteeringen, conclusies van verslagen van de Kamercommissie voor handels politieke aangelegenheden en ook nog een enkel wetsontwerp van belang, waarover echter niets werd gezegd. De heer de Marchant et dAnsembourg wenschte eenige inlichtingen omtrent de Nederlandsch-Duitsche clearing en sput terde tegen de goedkeuring van het ver drag van 23 Sept. 1936 (Genève) betref fende het gebruik van den radio-omroep in het belang van den vrede. Hij verwacht te niets daarvan zoolang de persbericht geving (die óók door de radio geschiedt) leugenachtig en tendentieus en daardoor ophitsend bleef. Wanneer we nu nog ver tellen dat hij den Nederlandschen regee- ringspersdienst en het A. N. P. indeelde onder de berichtgeving, die aan haar eer ste onwaarheid niet was overleden, hebben we voldoende aangeduid de richting, welke de pers z. i. moet inslaan, dus ook de radio-omroep. De heer Albarda (s.d.) meende, dat een enkel woord van protest niet achterwege mocht blijven, te meer daar de nat.-soc. afgevaardigde den invloed van het „inter nationale Jodendom" op de pers samen koppelde met dien van vrijmetselarij en politiek katholicisme", waaruit z. i. weer het anti-semitisme der n.s.b. naar voren trad. De leider der s.d.a.p. herinnerde er den heer d'Ansembourg aan, dat er in de crisisdagen van September een land was (dat hij niet nader wilde aanduiden) waar in de berichtgeving door pers en Tadio niet een klein beetje werd weggelaten of aan toegevoegd, maar zeer veel werd weggelaten, zelfs het meest essentieele. Hij vroeg hoe de nat.-socialistische spre ker over een dergelijke berichtgeving dacht! Het ontwerp werd overigens z. h. s. aangenomen, met aanteekening dat de n.s.b. tegen was. Tegen radiostoringen. Kan men een onjuiste berichtgeving door de radio storend of fnuikend noemen, er zijn nog andere storingen, die eveneens onaangenaam zijn en waarvan elke bezit ter van een ontvangapparaat wel eens last heeft gehad of nog heeft, nl. de hin der tengevolge van electrische apparaten voor allerlei doeleinden. Een wetswijzi ging, waarin bepalingen ter bescherming tegen dergelijke storingen zijn opgenomen, ging zoo geruischloos onder de menigte van andere wetsontwerpjes door, dat het aan de aandacht dreigde te ontsnappen. Over de desbetreffende wijziging van de telegraaf- en telefoonwet is niet gespro ken; er was niet eens een voorloopig ver slag over uitgebracht. Nu is er een wette lijke grondslag, waarop met effect tegen het gesignaleerde euvel kan worden opgetreden. Er zijn nog enkele andere wijzigingen in aangebracht, welke we hier niet be hoeven te bespreken, meest van techni- schen of juridischen aard. Wel releveeren we even, dat clandestiene radio-uitzen dingen krachtiger worden aangepakt. Wie zonder machtiging of concessie uitzendt, wordt voortaan als een misdadiger ge straft; de overtreding is tot misdrijf be stempeld! Voorzichtig soc.-economisch beleid. Nog vier sprekers hebben in eersten termijn bij de algemeene beschouwingen het woord gevoerd. In het kort geven we enkele door hen gemaakte opmerkingen weer. Dr. Bierema (lib.) kon zich in het algemeen wel met de financieele politiek der regeering vereenigen, maar stond een weinig gereserveerd ten opzichte van haar sociaal-economische politiek, waarin hij eenige tegenstrijdigheden aanwees. Hij juichte het nemen van bijzondere maat regelen ter bestrijding van de werkloos heid toe, maar wenschte eerst wijziging van de landbouwcrisismaatregelen (in het bijzonder de veehouderij betreffende) al vorens tot uitvoering van het plan-West- hoff wordt overgegaan, waarin de wïn~ ning van grasland ook een belangrijke factor is. Voor het adres der „negen man nen" vloeide hij niet over van waardee ring; hij vond het overdreven. Ook deze afgevaardigde gaf de voorkeur aan een uitbreiding van de ouderdomsvoorziening boven speciale voorzieningen voor de groote gezinnen. En wat de bestrijding van het anti-semitisme betreft, stond hij geheel aar. de zijde der andere sprekers. De heer Drees (s.d.) bereed zijn stok' paardje: de financieele verhouding tusschen het rijk en de gemeenten. Hij bleek de voorstellen van den minister nogal te kunnen apprecieeren; echter niet alle, maar daarover zou later nog wel worden gesproken. De oud-wethouder van den Haag vroeg zijn collega-oud-wethouder van den Haag, die tegenwoordig minister van financiën is, een heele reeks van in lichtingen betreffende de mogelijkheden en onmogelijkheden voor de gemeenten op het gebied der belastingen. De partijgenoot van dezen afgevaardig de, ir. Vos, die een groot aandeel in het Plan van den arbeid heeft gehad, sprak uiteraard over het andere plan, van ir Westhoff, dat de regeering tot grondslag wil nemen voor haar werkverruimings- politiek ten plattelande. Hij kon er veel in waardeeren, doch achtte het niet vol ledig. Daarnaast moet een plan geschapen worden voor de werkloozen in de steden. De heer van Houten (c.d.u.) verweet de regeering wederom et gebrek aan waar achtig christelijke politiek ten aanzien van de werkloozen; zij is hem lang niet radicaal genoeg. Als men den heer van Houten hoort pleiten voor het brengen van de productiemiddelen in handen der gemeenschap, vraagt men zich af, wan neer men hem vrijwel gelijk aan de soc.- democraten hoort stemmen, wat hem nu eigenlijk nog in feite onderscheidt van den heer Albarda c.s. Heel veel verschil is er niet meer afgezien van den christe- lijken grondslag van de heeren der c.d.u. en wat hem van de anderen onder scheidt is eigenlijk een nog grootere radi caliteit! De c.d.u.-fractie is nog de eenige principieele ontwapenaarster in de Kamer (een enkel lid der s.d.-fractie niet te na gesproken!) Evenals de heeren Albarda, Joekes en de Geer vroeg de heer van Houten wat er toch aan „Kerk en Vrede" (de bekende pacifistische organisatie) mankeerde, dat ambtenaren daarvan geen lid mogen znij. Antwoord van minister Colijn. We zouden het antwoord op die vragen al spoedig van dr. Colijn vernemen, want hij behandelde deze kwestie in het begin van zijn rede, tegelijk met allerlei andere „losse punten". Verantwoordelijke perso nen in „Kerk en Vrede" aldus de mi nister onder wie een oud-voorzitter, hebben geconstateerd, dat het lidmaat schap dier vereeniging thans onvereenig- baar is met den staatsdienst, die in tal van betrekkingen de menschen in aanraking brengt met direct of indirecte zorg voor de defensie. Bovendien heeft di ging zich aangesloten bij de intp^!^1- anti-militairistische liga, welk ale anarchistische leiding staat Dp 6 °n^er kan haar standpunt alleen herzi/egeerin8 vereeniging de oorzaak van het*1' als de wegneemt. De nat. jeugdstorm beLV!rbo<* kind van de n.s.b." zeker op de iST"*1" verboden vereenigingen; men i! minister „geen ooren aannaaien" ,den bewering, dat die organisatie de n.s.b. niets te maken zou hebben de Regeering verfoeit hot semitisme. het a«i- Over het anti-semitisme, dat ook land voortwoekert, zeide dr. Coliir,1" 0115 het volgende: °Jti. Evenals de andere sprekers in de te mer, die hun afkeuring erover uitPPc„ ken hadden, verfoeit de regeerine h°* anti-semitisme, omdat Joodsche m a burgers evengoed rechten hebben als n andere Nederlanders. Elke Nederlands h regeering, die legaal tot stand komt »i deze rechten handhaven. De vraag óf euvel krachtiger bestreden kan worde is bij den minister van justitie in onder' zoek. Om niet te veel plaatsruimte te vereen zullen we uit de rede, waarin de minister' president het regeeringsbeleid verdedie de, slechts de feitelijke mededeeünJfó weergeven. Toezeggingen, welke veel geld zouden kosten, deed hij niet. Noch van verlaging van de leerlingenschaal, nocK van uitbreiding van de ouderdomszorg al iets kunnen komen. Wetsontwerpen aangekondigd. En wat nu de meer principieele zijde van het beleid betreft, kondigde dr. Colijn aan, dat in afzienbaren tijd nog geen wetL ontwerp betreffende de Zondagsrust zal verschijnen. Wel is de regeering van oor deel, dat er een nieuwe wet noodig js* maar zij wil eerst nog eens zien wat met de oude wet voor bepaalde streken des lands te bereiken is. Een wetsontwerp tot herziening van de echtscheiding (in den door min. Goselinj het vorige jaar aangeduiden zin) heeft het departement van justitie verlaten en aan een wetsontwerp tot wijziging van de begrafeniswet wordt de laatste hand ge legd. Naar protectie. Noodgedwongen moet de minister-presi dent zich in protectionistische richting be- wegen. Hij acht den vrijhandel nog altijd het best, maar daarvoor zijn internationale partners noodig. Voor den minister staat de zaak zóó: „Ik verlaat een huis langs de trap aldus drukte hij zich plastisch uit maar als het huis en de trap in brand staan, aarzel ik niet om me langs de gootpijp naar beneden te laten glijden." Een vergelijking, die groote hilariteit wekte. Plan-Westhof. De regeering hoopt door allerlei maat» regelen een gunstig resultaat te verkrij gen, o.a. ook door uitvoering van het plan- Westhoff, dat den grondslag ervan vormt Zij verwacht daarvan een blijvende verruiming van de werkgelegenheid, wel ke men in het Plan van den arbeid, dat zich hoofdzakelijk met gebouwen en bouwwerken bezig hield, miste. Aangezien dat plan nog moet worden uitgewerkt, kon de minister er niet veel van meedeelen. Het werkfonds zal er ook een rol bij te vervullen hebben; daaromtrent is een on derzoek gaande. Tenslotte kwam de minister op tegen de beweringen dat het kabinet ten aanzien van belangrijke punten van regeeringsbe leid niet homogeen zou zijn. Natuurlijk zijn de ministers het niet dadelijk over alles met elkaar eens. Die homogeniteit staat ook van tevoren niet vast; die komt alleen na rustige beraadslaging tot stand. In zijn peroratie beleed de ministerpresi dent tegenover den heer Albarda, die van de democratie, en tegenover den heer d'Ansembourg, die van het nat-socialisme de redding van ons land verwacht, als zijn vaste geloof, dat alleen de genade Gods ons in deze donkere wereld redding kan brengen. De minister had 1 Yi uur gesproken, rus tig en bedaard, zooals men dat v»m hem gewend is. Al was zijn rede de moeite waard om naar te luisteren, we hebben dn Colijn in het jaarlijksche groote deba menigmaal boeiender gehoord. Enfin deze redevoering was dan ook een terug- slag op het debat in eersten termijn, da over het geheel mat was geweest. tend merkbaar in arbeiderskringen, maar nu ook daar waar men er tot voor korten tijd nog afwijzend tegenover stond. Groote zen dingen voedsel konden door het comité naar Spanje worden geëxpedieerd, waarmee vele vrouwen en kinderen konden worden gered. Spr. herhaalde dat het Spaansche volk mi litair niet is te overwinnen en constateerde, dat met toenemende hulp van buiten de fas cistische aanval kan worden afgeslagen. De heer Kohnert releveerde bij de sluiting de strekking van de beide redevoe ringen en constateerde, dat, ondanks vele heerschende pessimistische meeningen, de bereidwilligheid om te steunen toenemende is. Hij drong aan op zoo groot mogelijken steun. Met een woord van dank aan mej. Fonstijn en aan de beide sprekers sloot spr. hierna de bijeenkomst. BOETE GEEISCHT TEGEN K. VORRINK Beleediging van de N.S.B. De rechtbank te Haarlem behandelde gis termorgen een zaak tegen den voorzitter van de S.D.A.P., den heer J. J. Vorrink, wien ten laste was gelegd, dat hij in een op 1 Mei j.L te Zaandam in het openbaar gehouden rede een groep van de bevolking i.c. de N.S.B., had beleedigd. De heer Vorrink noch zijn raadsman, mr. M. Mendels uit Amsterdam, waren versche nen. Als eerste getuige werd een hoofdagent rechercheur uit Zaandam gehoord, die be doelde uitlating had gehoord en proces-ver baal had opgemaakt. .Voorts werd gehoord een achttienjarige monteur uit Zaandam, die eveneens beves tigde, dat de heer V. bedoelde uitlating had gebezigd. De officier van justitie, mr. Sikkel, achtte het ten laste gelegde bewezen. Er was vol gens hem geen twijfel aan, dat de uitlating beleedigend geacht moest worden voor een groep van de bevolking. Hij eischte honderd gulden boete, subs. dertig dagen hechtenis. Over veertien dagen zal de uitspraak ge daan worden. Haagsche rechtbank acht art 2 R.A.P. in zijn laatste redactie onverbindend. De civiele kamer van de Haagsche recht bank heeft hedenochtend uitspraak gedaan in het geding van de N.V. Nederlandsche spoorwegen dezen zomer door den president automobielbedrijf, waarbij de spoorwegen stopzetting van Sommeling's busdiensten hebben gevraagd, met veroordeeling tot dwangsom en schadevergoeding. Naar men zich zal herinneren, zijn de Soorwegen dezen zomer door den president van de Haagsche rechtbank in het ongelijk gesteld in een kort geding, dat zij tegen Sommeling aanhangig hadden gemaakt. Daarna zijn de spoorwegen gaan procedee- ren over de hoofdzaak. De rechtbank, heden vonnis wijzend, achtte het artikel 2 van het R.A.P. in zijn tegenwoordige redactie onverbin dend en verklaarde de Spoorwegen, voor zoover zij uit deze tegenwoordige redactie ageeren, niet ontvankelijk in hun vordering. Ook verklaart de rechtbank de Spoor wegen niet ontvankelijk in hun eisch tot stopzetting van de diensten der N- Sommeling. Wel ontvankelijk zijn de Spoo gen, aldus het vonnis, voor zoover ageeren uit de voorlaatste redactie v art. 2 R.A.P. en de rechtbank wijst yo het tijdvak van 1 Januari 1938 to Juni 1938 schadevergoeding toe. Wat de aansprakelijkheid van den Sommeling persoonlijk betreft, hem de rechtbank getuigenbewijs opgeleg in het tijdvak van 1 Januari tot 13 1938 het bedrijf in werkelijkheid door bedrijfsleider en niet door den heer so ling persoonlijk is geleid. DE MOORDAANSLAG OP DEN SCHIEDAMSCHEN SINGEL. Het O. M. van de Rotterdamschere bank heeft tien jaar gevangeniss ge. ëischt tegen den veertigjarigen va zei L. K„ thans gedetineerd, die op van verleden jaar een moordaans pleegd heeft op zijn vrouw, meJ ,ooPen, J. G. M. Deze was by hem w, ar mis* omdat hy zeer harteloos was en handelde. den op na Op 28 Juli ontmoete K. haar Schiedamschensingel te R°ttcrc'a.mecn re* eenige woordenwisseling trok hy op volver en loste van dichtbij een 5 je haar. De vrouw viel, maar blee n0g vensgevaarlijk gewond. K. P e?cstste en eens te schieten, doch het wape" p0gin£ daardoor kwam het niet van rc part1 zichzelf het leven te benemen. aanWÜ' daarop de vlucht, maar werd op zing van het publiek gearrestee Uitspraak 24 Nov,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 12