ER IS VOEDSELNOOD IN SPANJE.
Minister Colijn over Kerk en Vrede.
Jleditszakm
Siad en Omgeving
De achtergrond van den Spaanschen burgeroorlog.
Door militair geweld is geen overwinning
te bereiken.
Een vergadering te Alkmaar.
PARLEMENT
Tegen antisemitismenog geen nieuwe
Zondagswet te wachten.
Is de Nederlandsche radio-omroep
leugenachtig
De spoorwegen contra Sommeling.
DERDE BLAD.
Namens de commissie Alkmaar van
het comité „Hulp aan Spanje" was gis
teravond in De Unie een avond belegd,
waarin een uiteenzetting zou worden
gegeven van hetgeen in Spanje gebeurt
en gebeurd is. De belangstelling voor
dezen avond was zeer gering, waarover
de heer Kohnertals voorzitter zijn
teleurstelling uitsprak.
Hij meende, dat de politieke gebeurtenis
sen alom in Europa, de geruchten van oorlog,
enz., doen vergeten welken titanenstrijd in
Spanje wordt gevoerd, waar een opstande
ling de democratie heeft aangevallen en
dreigt te wurgen. Spr. stelde in het licht hoe
veel nood er heerscht in dat land en hoe
groot de behoefte is aan voedsel, geneesmid
delen, verplegingsartikelen, enz.
De achtergrond van den Spaanschen
broederkrijg.
Dr. K a s t e i n uit Leiden, die een paar
jaar geleden deel had uitgemaakt van de
naar Spanje gezonden ambulance, vertelde
in hoofdzaak van den achtergrond van den
strijd daar te lande. Het is geen strijd tus-
'chen geloof en ongeloof, maar een worste
ling van het volk tegen de bezitters van het
bodem, welke immers voor verreweg het
grootste deel behoorde aan enkele adellijke
families en de kerken, een toestand dus zoo
als die eenige eeuwen geleden ook in ons
land bestond. De pachters moesten vaak
zulke hooge pachten betalen, dat zij daar
voor meermalen drie a vier dagen per week
moesten werken. De plattelandsbevolking
leefde in volslagen armoede, ook al doordat
b.v. 2elfs de voor het land noodige bemesting
moest worden betrokken van gemonopoli
seerde bedrijven met als gevolg abnormaal
hooge prijzen, terwijl voorts ook het voor
bevloeiïng noodige water van de landheeren
moest worden gekocht, omdat de rivieren,
welke dat water moesten leveren, aan de
grondeigenaren behoorden. Over die ar
moede, zooals hjj die had aanschouwd in een
dorp in Arragon, weidde spr. verder uit,
waarbij hij er den nadruk op legde, dat zij
ook vóór den oorlog reeds zeer groot was,
een armoede, die ook oorzaak was van ont
zettend hooge sterftecijfers, voornamelijk bij
kinderen.
Een en ander heeft reeds vele tientallen
van jaren geleid tot heftig verzet der be
volking tegen de landheeren, maar deze had
den den steun van het leger en de guardia
civiel, gevormd door de zoons der land
heeren.
Aan het eind der vorige eeuw kwam er
eenige verbetering, doordat zich hier en
daar een industriegebied vormde. Maar ook
daar bleven de toestanden nog lang bijzonder
droevig, omdat de arbeiders véél te lang
moesten werken, kinderarbeid in al zijn el
lende bestond, de woningtoestanden alles te
wenschen overlieten, en nog zooveel méér
ontoelaatbare toestanden bestonden.
Het verzet hiertegen nam voortdurend toe,
men wenschte zich vooral na den wereld
oorlog niet meer zoo gedwee te buigen voor
het regiem, zooals dat eeuwen lang had ge
duurd. Dit verzet leidde tot vestiging van
de dictatuur van Primo de Rivéra, die moest
heengaan na den mislukten veldtocht in
Marokko. In 1932 moest koning Alfonso hem
volgen en toen verdween meteen een groot
kapitaal, dat door den vluchtenden vorst
werd meegenomen.
Dan kwam in 1934 de fascistische Ceda
aan de macht, maar van de aangekondigde
maatregelen ter verbetering van het lot der
niet-bezittenden kwam niets, zoodat nog in
hetzelfde najaar een hevig verzet in Astu-
rië ontstond, tot onderdrukking waarvan
stroomen bloeds voelden, vooral doordat de
generaals hun woord niet hielden, nadat de
bevolking de wapens inleverde.
Dit werd het sein voor de bevolking om
zich nauwer aaneen te sluiten: zij had het
bewijs gezien, dat eensgezind optreden tot
gioote successen kon leiden. En die bleven
niet uit, want zelfs onder het bewind der
Ceda mocht het gelukken een wettige regee
ring gevestigd te krijgen, die in eenige
maanden tal van verbeteringen wist te be
reiken, waarvoor de bevolking reeds tien
tallen vail jaren had gevochten zonder suc
ces.
Echter, de lieden, die zich de macht zagen
ontglippen, waren nog niet verslagen: zij
zochten en vonden steun in het buitenland
(voornamelijk Italië en Duitschland) en een
opstand tegen de wettig gekozen regeering
was het gevolg, een strijd die niet zooals ver
wacht werd, slechts een paar maanden duur
de, maar nu, na ruim twee jaren, nóg niet is
geëindigd.
Spr. toonde aan, dat deze strijd een sociale
strijd is, een strijd n.1. voor een regeering
met een cultuur (de wettige) en één zonder
deze (een regiem zooals het altijd had be
staan). Geen geloofsstrijd dus; wel hebben
hier en daar kloosters gebrand, maar dat
gebeurde bij eiken opstand in het verleden
ook: een gevolg van het verzet der boeren
tegen de groot-grondbezitters. Talloos vele
goed-geloovige katholieken en intellectuee-
len staan achter de regeering, omdat zij
weten, dat het hier een strijd is vóór of
tegen den vooruitgang. Het is een verzet van
liet grootste deel der bevolking tegen de
officieren en groot-grondbezitters.
Daarnaast is het een nationale oorlog tegen
een paar buitenlandsche staten (Italië en
Duitschland), die met behulp van een natio
nalistische groep uit het eigen land pogen de
oude toestanden te herstellen. Het is een ge
vecht tusschen fascisme en democratie en
daarom is het zaak voor alle democraten om
aandacht te schenken aan de gebeurtenissen
in Spanje. Als waarschuwende voorbeelden
wees spr. op Oostenrijk en Tsjecho-Slowa-
kije. Het is het doel om alle landen fascis
tisch te maken, om de democratische landen
te omsluiten door fascistische staten, en
daajin zal Spanje een belangrijke rol spelen,
zoodra het in handen van Franco zal zijn
gevallen. Nederland zal in dit fascistische
pogen eveneens betrokken worden, omdat
wij reeds worden beschouwd al te behooren
tot het Deutschtum en omdat Nederland zal
zijn het land van waaruit Engeland en
Frankrijk zullen worden bestookt. Spr. weid
de hier uitvoerig over uit en meende, dat
het eigenbelang is van Nederland om te
zorgen, dat de fascistische ring zich niet sluit
in Spanje.
Ten slotte zette spr. uiteen welk een
groote inspanning het aan de Spaansche
regeering heeft gekost om het verzet tegen
de aanvallers te organiseeren: deze toch
hadden de wapens van het eigen land en den
steun van Italië en Duitschland; de regeerirg
daarentegen had niets ter verdediging. Ge
leidelijk heeft de regeering het leger en den
arbeid, de voedselvoorziening en alles wat
voor behoud van het land noodig is, moeten
organiseeren, zoodat het verweer thans nog
niet op volle kracht is. Dat zal pas tegen den
zomer 1939 het geval zijn. Het verloop van
den strijd bewijst wel, dat de regeering niet
is verzwakt.
Tot steun, aan haar te verleenen, wekte
spr. krachtig op. Ieder in ons land, die be
seft dat het in Spanje thans ook gaat om
ons eigen lot (het is immers een voorposten-
strijd met het fascisme in Europa) moet
twee avonden per week willen werken ten
bate van de aangevallen regeering (werken
door colporteeren, collecteeren, breien en
naaien, enz.), opdat zij den strijd, die ook
onze strijd is, tot een goed einde kan bren
gen.
Declamatie ter opluistering.
Ter opluistering werd door mej.Ponstjjn
uit Bergen op zeer verdienstelijke wijze ge
declameerd, allereerst „Intocht der soldaten"
(uit de 12e eeuw) en daarna een fragment
uit een gedicht van Henr. Roland Holst, bei
de stukken zeer toepassenlijk op een avond
als deze. Zij mocht voor haar medewerking
den dank oogsten van de vergadering.
Hoe de toestand in Spanje is.
Tweede spreker was de heer Dankaart,
die lid was van de kleine commissie, welke
onlangs namens het groote comité geduren
de drie weken een bezoek heeft gebracht
aan het republikeinsche Spanje.
Vol afschuw sprak hij over de bombarde
menten op Barcelona, die meer dan 2000
dooden eischten, voornamelijk onder de ar
beiders, omdat de bommen speciaal werden
geworpen op de dichtstbevolkte deelen der
stad, die thans de talrijke vluchtelingen
van het platteland inbegrepen drie mil-
lioen inwoners telt. Tengevolge van de niet-
inmengingspolitiek heeft de regeering zelf
voor de verdedigingswerken moeten zorgen,
die zij in het buitenland niet kan krijgen.
Zij is daarin thans zoover gevorderd, dat de
bombardementen niet meer die vreeselijke
gevolgen kunnen hebben zooals in het begin
van den strijd.
Zwaar is de verantwoordelijkheid voor de
gevolgen van de bombardementen, en deze
drukt op hen, die de „niet-inmengingscome-
die" in stand houden.
Het gebrek aan levensmiddelen is groot
en zal in de wintermaanden nog sterker
worden, maar men twijfelt niet aan de uit
eindelijke overwinning der wettige regee
ring. Om haar te steunen werkt men niet
de voorgeschreven 8 uren, maar twaalf uur
per dag en neemt men niet om de zes dagen
een vrijen dag, maar pas na dertien da
gen werken.
Spr. schetste de kolossale inspanning van
het platteland om staande te blijven, maar
die is nog niets vergeleken bij wat men aan
het front moet meemaken, zooals spr. dit
had waargenomen: weinig eten en dan ook
nog lang niet op geregelde tijden, voortdu
rende aanvallen van Italiaansche of Duit-
sche vliegtuigen, geen tenten voor de solda
ten, geen behoorlijk onderdak zelfs voor ge
wonden, herhaaldelijk machinegeweervuur
en geknal van handgranaten enz.
Ondanks het gemis van veel wat noodza
kelijk geacht mag worden, moet men erken
nen, dat de dienst van het Roode Kruis
goed is georganiseerd.
Op onmenschelijke wijze wordt de oorlog
door generaal Franco gevoerd: hij gebruikt
kogels met nog verschrikkelijker uitwer
king dan van dum-dum-kogels, hij laat open
steden bombardeeren, enz.
Merkwaardig en opbeurend mag genoemd
worden, dat voornamelijk de door Duitsch
land geleverde kogels voor een vrij groot
percentage gevuld zijn niet met ontplofbare
stoffen, maar met zand, waaruit dus volgt,
dat de vrienden van Spanje ook in Duitsch
land nog voor het Spaansche volk kunnen
werken, ondanks alle spionnage in de Duit-
sche fabrieken.
Spr. was ervan overtuigd, dat het militair
geweld in Spanje niet zal zegevieren. Het
grootste gevaar, dat het zwaarbezochte land
bedreigt, is het gebrek aan voedingsmidde
len, waaraan zonder hulp van buiten niet is
tegemoet te komen. Men moet hierbij niet
vergeten, dat de regeering moet zorgen voor
16 millioen zielen en dat terwijl het
grootste deel van het land (echter met
slechts 8 millioen menschen) in handen is
van Franco. Opvallend is wel, dat zooveel
menschen zijn gevlucht uit het door de op
standelingen veroverde gebied.
Gelukkig komt er wel hulp, ook uit ons
land, wat blijkt, als men weet, dat tot 31
Dec. 1937 31.000 is gestuurd en tot half
Oct. 1.1. 78.000. Er is een duidelijke kente
ring gekomen in de bereidwilligheid om
hulp te verleenen tot dusver bijna uitslui-
(Van onzen parlementairen medewerker.)
De algemeene beschouwingen over de
Rijksbegrooting zijn gistermiddag in de
Tweede Kamer gevorderd tot het ant
woord van den minister-president, dr. H.
Colijn; vandaag is de minister van finan
ciën, mr. J. A. de Wilde, begonnen.
Alvorens we ons met het antwoord van
minister Colijn in eersten termijn bezig
houden, moeten we nog wat meedeelen
omtrent de laatste sprekers en de lange
reeks var» wetsontwerpen, die in korten
tijd werd afgedaan. Het waren grooten-
deels hamerstukken, naturalisaties, con-
tingenteeringen, conclusies van verslagen
van de Kamercommissie voor handels
politieke aangelegenheden en ook nog een
enkel wetsontwerp van belang, waarover
echter niets werd gezegd.
De heer de Marchant et dAnsembourg
wenschte eenige inlichtingen omtrent de
Nederlandsch-Duitsche clearing en sput
terde tegen de goedkeuring van het ver
drag van 23 Sept. 1936 (Genève) betref
fende het gebruik van den radio-omroep
in het belang van den vrede. Hij verwacht
te niets daarvan zoolang de persbericht
geving (die óók door de radio geschiedt)
leugenachtig en tendentieus en daardoor
ophitsend bleef. Wanneer we nu nog ver
tellen dat hij den Nederlandschen regee-
ringspersdienst en het A. N. P. indeelde
onder de berichtgeving, die aan haar eer
ste onwaarheid niet was overleden, hebben
we voldoende aangeduid de richting,
welke de pers z. i. moet inslaan, dus ook
de radio-omroep.
De heer Albarda (s.d.) meende, dat een
enkel woord van protest niet achterwege
mocht blijven, te meer daar de nat.-soc.
afgevaardigde den invloed van het „inter
nationale Jodendom" op de pers samen
koppelde met dien van vrijmetselarij en
politiek katholicisme", waaruit z. i. weer
het anti-semitisme der n.s.b. naar voren
trad. De leider der s.d.a.p. herinnerde er
den heer d'Ansembourg aan, dat er in de
crisisdagen van September een land was
(dat hij niet nader wilde aanduiden) waar
in de berichtgeving door pers en Tadio
niet een klein beetje werd weggelaten of
aan toegevoegd, maar zeer veel werd
weggelaten, zelfs het meest essentieele.
Hij vroeg hoe de nat.-socialistische spre
ker over een dergelijke berichtgeving
dacht!
Het ontwerp werd overigens z. h. s.
aangenomen, met aanteekening dat de
n.s.b. tegen was.
Tegen radiostoringen.
Kan men een onjuiste berichtgeving
door de radio storend of fnuikend noemen,
er zijn nog andere storingen, die eveneens
onaangenaam zijn en waarvan elke bezit
ter van een ontvangapparaat wel eens
last heeft gehad of nog heeft, nl. de hin
der tengevolge van electrische apparaten
voor allerlei doeleinden. Een wetswijzi
ging, waarin bepalingen ter bescherming
tegen dergelijke storingen zijn opgenomen,
ging zoo geruischloos onder de menigte
van andere wetsontwerpjes door, dat het
aan de aandacht dreigde te ontsnappen.
Over de desbetreffende wijziging van de
telegraaf- en telefoonwet is niet gespro
ken; er was niet eens een voorloopig ver
slag over uitgebracht. Nu is er een wette
lijke grondslag, waarop met effect tegen
het gesignaleerde euvel kan worden
opgetreden.
Er zijn nog enkele andere wijzigingen
in aangebracht, welke we hier niet be
hoeven te bespreken, meest van techni-
schen of juridischen aard. Wel releveeren
we even, dat clandestiene radio-uitzen
dingen krachtiger worden aangepakt. Wie
zonder machtiging of concessie uitzendt,
wordt voortaan als een misdadiger ge
straft; de overtreding is tot misdrijf be
stempeld!
Voorzichtig soc.-economisch beleid.
Nog vier sprekers hebben in eersten
termijn bij de algemeene beschouwingen
het woord gevoerd. In het kort geven we
enkele door hen gemaakte opmerkingen
weer. Dr. Bierema (lib.) kon zich in het
algemeen wel met de financieele politiek
der regeering vereenigen, maar stond een
weinig gereserveerd ten opzichte van haar
sociaal-economische politiek, waarin hij
eenige tegenstrijdigheden aanwees. Hij
juichte het nemen van bijzondere maat
regelen ter bestrijding van de werkloos
heid toe, maar wenschte eerst wijziging
van de landbouwcrisismaatregelen (in het
bijzonder de veehouderij betreffende) al
vorens tot uitvoering van het plan-West-
hoff wordt overgegaan, waarin de wïn~
ning van grasland ook een belangrijke
factor is. Voor het adres der „negen man
nen" vloeide hij niet over van waardee
ring; hij vond het overdreven. Ook deze
afgevaardigde gaf de voorkeur aan een
uitbreiding van de ouderdomsvoorziening
boven speciale voorzieningen voor de
groote gezinnen. En wat de bestrijding
van het anti-semitisme betreft, stond hij
geheel aar. de zijde der andere sprekers.
De heer Drees (s.d.) bereed zijn stok'
paardje: de financieele verhouding tusschen
het rijk en de gemeenten. Hij bleek de
voorstellen van den minister nogal te
kunnen apprecieeren; echter niet alle,
maar daarover zou later nog wel worden
gesproken. De oud-wethouder van den
Haag vroeg zijn collega-oud-wethouder
van den Haag, die tegenwoordig minister
van financiën is, een heele reeks van in
lichtingen betreffende de mogelijkheden
en onmogelijkheden voor de gemeenten op
het gebied der belastingen.
De partijgenoot van dezen afgevaardig
de, ir. Vos, die een groot aandeel in het
Plan van den arbeid heeft gehad, sprak
uiteraard over het andere plan, van ir
Westhoff, dat de regeering tot grondslag
wil nemen voor haar werkverruimings-
politiek ten plattelande. Hij kon er veel
in waardeeren, doch achtte het niet vol
ledig. Daarnaast moet een plan geschapen
worden voor de werkloozen in de steden.
De heer van Houten (c.d.u.) verweet de
regeering wederom et gebrek aan waar
achtig christelijke politiek ten aanzien
van de werkloozen; zij is hem lang niet
radicaal genoeg. Als men den heer van
Houten hoort pleiten voor het brengen
van de productiemiddelen in handen der
gemeenschap, vraagt men zich af, wan
neer men hem vrijwel gelijk aan de soc.-
democraten hoort stemmen, wat hem nu
eigenlijk nog in feite onderscheidt van
den heer Albarda c.s. Heel veel verschil is
er niet meer afgezien van den christe-
lijken grondslag van de heeren der c.d.u.
en wat hem van de anderen onder
scheidt is eigenlijk een nog grootere radi
caliteit! De c.d.u.-fractie is nog de eenige
principieele ontwapenaarster in de Kamer
(een enkel lid der s.d.-fractie niet te na
gesproken!)
Evenals de heeren Albarda, Joekes en
de Geer vroeg de heer van Houten wat er
toch aan „Kerk en Vrede" (de bekende
pacifistische organisatie) mankeerde, dat
ambtenaren daarvan geen lid mogen znij.
Antwoord van minister Colijn.
We zouden het antwoord op die vragen
al spoedig van dr. Colijn vernemen, want
hij behandelde deze kwestie in het begin
van zijn rede, tegelijk met allerlei andere
„losse punten". Verantwoordelijke perso
nen in „Kerk en Vrede" aldus de mi
nister onder wie een oud-voorzitter,
hebben geconstateerd, dat het lidmaat
schap dier vereeniging thans onvereenig-
baar is met den staatsdienst, die in tal van
betrekkingen de menschen in aanraking
brengt met direct of indirecte zorg voor
de defensie. Bovendien heeft di
ging zich aangesloten bij de intp^!^1-
anti-militairistische liga, welk ale
anarchistische leiding staat Dp 6 °n^er
kan haar standpunt alleen herzi/egeerin8
vereeniging de oorzaak van het*1' als de
wegneemt. De nat. jeugdstorm beLV!rbo<*
kind van de n.s.b." zeker op de iST"*1"
verboden vereenigingen; men i!
minister „geen ooren aannaaien" ,den
bewering, dat die organisatie de
n.s.b. niets te maken zou hebben de
Regeering verfoeit hot
semitisme. het a«i-
Over het anti-semitisme, dat ook
land voortwoekert, zeide dr. Coliir,1" 0115
het volgende: °Jti.
Evenals de andere sprekers in de te
mer, die hun afkeuring erover uitPPc„
ken hadden, verfoeit de regeerine h°*
anti-semitisme, omdat Joodsche m a
burgers evengoed rechten hebben als n
andere Nederlanders. Elke Nederlands h
regeering, die legaal tot stand komt »i
deze rechten handhaven. De vraag óf
euvel krachtiger bestreden kan worde
is bij den minister van justitie in onder'
zoek.
Om niet te veel plaatsruimte te vereen
zullen we uit de rede, waarin de minister'
president het regeeringsbeleid verdedie
de, slechts de feitelijke mededeeünJfó
weergeven. Toezeggingen, welke veel geld
zouden kosten, deed hij niet. Noch van
verlaging van de leerlingenschaal, nocK
van uitbreiding van de ouderdomszorg al
iets kunnen komen.
Wetsontwerpen aangekondigd.
En wat nu de meer principieele zijde
van het beleid betreft, kondigde dr. Colijn
aan, dat in afzienbaren tijd nog geen wetL
ontwerp betreffende de Zondagsrust zal
verschijnen. Wel is de regeering van oor
deel, dat er een nieuwe wet noodig js*
maar zij wil eerst nog eens zien wat met
de oude wet voor bepaalde streken des
lands te bereiken is.
Een wetsontwerp tot herziening van de
echtscheiding (in den door min. Goselinj
het vorige jaar aangeduiden zin) heeft
het departement van justitie verlaten en
aan een wetsontwerp tot wijziging van de
begrafeniswet wordt de laatste hand ge
legd.
Naar protectie.
Noodgedwongen moet de minister-presi
dent zich in protectionistische richting be-
wegen. Hij acht den vrijhandel nog altijd
het best, maar daarvoor zijn internationale
partners noodig. Voor den minister staat
de zaak zóó: „Ik verlaat een huis langs de
trap aldus drukte hij zich plastisch uit
maar als het huis en de trap in brand
staan, aarzel ik niet om me langs de
gootpijp naar beneden te laten glijden."
Een vergelijking, die groote hilariteit
wekte.
Plan-Westhof.
De regeering hoopt door allerlei maat»
regelen een gunstig resultaat te verkrij
gen, o.a. ook door uitvoering van het plan-
Westhoff, dat den grondslag ervan vormt
Zij verwacht daarvan een blijvende
verruiming van de werkgelegenheid, wel
ke men in het Plan van den arbeid, dat
zich hoofdzakelijk met gebouwen en
bouwwerken bezig hield, miste. Aangezien
dat plan nog moet worden uitgewerkt, kon
de minister er niet veel van meedeelen.
Het werkfonds zal er ook een rol bij te
vervullen hebben; daaromtrent is een on
derzoek gaande.
Tenslotte kwam de minister op tegen
de beweringen dat het kabinet ten aanzien
van belangrijke punten van regeeringsbe
leid niet homogeen zou zijn. Natuurlijk
zijn de ministers het niet dadelijk over
alles met elkaar eens. Die homogeniteit
staat ook van tevoren niet vast; die komt
alleen na rustige beraadslaging tot stand.
In zijn peroratie beleed de ministerpresi
dent tegenover den heer Albarda, die van
de democratie, en tegenover den heer
d'Ansembourg, die van het nat-socialisme
de redding van ons land verwacht, als zijn
vaste geloof, dat alleen de genade Gods
ons in deze donkere wereld redding kan
brengen.
De minister had 1 Yi uur gesproken, rus
tig en bedaard, zooals men dat v»m hem
gewend is. Al was zijn rede de moeite
waard om naar te luisteren, we hebben dn
Colijn in het jaarlijksche groote deba
menigmaal boeiender gehoord. Enfin
deze redevoering was dan ook een terug-
slag op het debat in eersten termijn, da
over het geheel mat was geweest.
tend merkbaar in arbeiderskringen, maar
nu ook daar waar men er tot voor korten tijd
nog afwijzend tegenover stond. Groote zen
dingen voedsel konden door het comité naar
Spanje worden geëxpedieerd, waarmee vele
vrouwen en kinderen konden worden gered.
Spr. herhaalde dat het Spaansche volk mi
litair niet is te overwinnen en constateerde,
dat met toenemende hulp van buiten de fas
cistische aanval kan worden afgeslagen.
De heer Kohnert releveerde bij de
sluiting de strekking van de beide redevoe
ringen en constateerde, dat, ondanks vele
heerschende pessimistische meeningen, de
bereidwilligheid om te steunen toenemende
is. Hij drong aan op zoo groot mogelijken
steun. Met een woord van dank aan mej.
Fonstijn en aan de beide sprekers sloot spr.
hierna de bijeenkomst.
BOETE GEEISCHT TEGEN K. VORRINK
Beleediging van de N.S.B.
De rechtbank te Haarlem behandelde gis
termorgen een zaak tegen den voorzitter van
de S.D.A.P., den heer J. J. Vorrink, wien ten
laste was gelegd, dat hij in een op 1 Mei j.L
te Zaandam in het openbaar gehouden rede
een groep van de bevolking i.c. de N.S.B.,
had beleedigd.
De heer Vorrink noch zijn raadsman, mr.
M. Mendels uit Amsterdam, waren versche
nen. Als eerste getuige werd een hoofdagent
rechercheur uit Zaandam gehoord, die be
doelde uitlating had gehoord en proces-ver
baal had opgemaakt.
.Voorts werd gehoord een achttienjarige
monteur uit Zaandam, die eveneens beves
tigde, dat de heer V. bedoelde uitlating had
gebezigd.
De officier van justitie, mr. Sikkel, achtte
het ten laste gelegde bewezen. Er was vol
gens hem geen twijfel aan, dat de uitlating
beleedigend geacht moest worden voor een
groep van de bevolking. Hij eischte honderd
gulden boete, subs. dertig dagen hechtenis.
Over veertien dagen zal de uitspraak ge
daan worden.
Haagsche rechtbank acht art 2 R.A.P.
in zijn laatste redactie onverbindend.
De civiele kamer van de Haagsche recht
bank heeft hedenochtend uitspraak gedaan
in het geding van de N.V. Nederlandsche
spoorwegen dezen zomer door den president
automobielbedrijf, waarbij de spoorwegen
stopzetting van Sommeling's busdiensten
hebben gevraagd, met veroordeeling tot
dwangsom en schadevergoeding.
Naar men zich zal herinneren, zijn de
Soorwegen dezen zomer door den president
van de Haagsche rechtbank in het ongelijk
gesteld in een kort geding, dat zij tegen
Sommeling aanhangig hadden gemaakt.
Daarna zijn de spoorwegen gaan procedee-
ren over de hoofdzaak.
De rechtbank, heden vonnis wijzend,
achtte het artikel 2 van het R.A.P. in
zijn tegenwoordige redactie onverbin
dend en verklaarde de Spoorwegen,
voor zoover zij uit deze tegenwoordige
redactie ageeren, niet ontvankelijk in
hun vordering.
Ook verklaart de rechtbank de Spoor
wegen niet ontvankelijk in hun eisch
tot stopzetting van de diensten der N-
Sommeling.
Wel ontvankelijk zijn de Spoo
gen, aldus het vonnis, voor zoover
ageeren uit de voorlaatste redactie v
art. 2 R.A.P. en de rechtbank wijst yo
het tijdvak van 1 Januari 1938 to
Juni 1938 schadevergoeding toe.
Wat de aansprakelijkheid van den
Sommeling persoonlijk betreft, hem
de rechtbank getuigenbewijs opgeleg
in het tijdvak van 1 Januari tot 13
1938 het bedrijf in werkelijkheid door
bedrijfsleider en niet door den heer so
ling persoonlijk is geleid.
DE MOORDAANSLAG OP DEN
SCHIEDAMSCHEN SINGEL.
Het O. M. van de Rotterdamschere
bank heeft tien jaar gevangeniss ge.
ëischt tegen den veertigjarigen va
zei L. K„ thans gedetineerd, die op
van verleden jaar een moordaans
pleegd heeft op zijn vrouw, meJ ,ooPen,
J. G. M. Deze was by hem w, ar mis*
omdat hy zeer harteloos was en
handelde. den
op
na
Op 28 Juli ontmoete K. haar
Schiedamschensingel te R°ttcrc'a.mecn re*
eenige woordenwisseling trok hy op
volver en loste van dichtbij een 5 je
haar. De vrouw viel, maar blee n0g
vensgevaarlijk gewond. K. P e?cstste en
eens te schieten, doch het wape" p0gin£
daardoor kwam het niet van rc part1
zichzelf het leven te benemen. aanWÜ'
daarop de vlucht, maar werd op
zing van het publiek gearrestee
Uitspraak 24 Nov,