11 NOVEMBER 1918: WAPENSTILSTAND. Wij zijri de verschrikkingen van den oorlog nog niet vergeten. DE VLUCHT VAN EX-KEIZER WILHELM. v% Mi DE SMID VAN WIERINGEN. lil r derde blad. De grootste en bloedigste oorlog aller tijden. „Vrede door recht". Zondag 10 Nov., in den morgen. \Nt n\ Twintig jaar geleden kwam kroonprins Wilhelm. Wanneer wij in een ouden legger van onze courant de mededeeling vinden, dat er een wapenstilstand is gesloten, wanneer dezer dagen overal „herinneringen" gepubliceerd worden aan gebeurtenissen van twintig jaar geleden, aan de komst van den keizer op een klein stationnetje in het Zui den, en aan de interneering van kroonprins Wilhelm op Wieringen dat destijds als een soort Sint Helena beschouwd werd dan denken wij weer terug aan den bangen tijd van den grootsten en bloedigsten oorlog aller tijden. Dan zien wij weer het was in het begin der bange dagen de geheele be volking naar het station trekken om vaders en zoons naar den trein te brengen, die ze naar de grenzen zou vervoeren. Dat was een treurig afscheid, want de verschrikking van het komende oorlogs gebeuren had zich reeds van de bevolking meester gemaakt en niemand wist wie er van al die zich goed houdende en vroolijk wuivende jongens zou terugkeeren, noch wanneer dit zou kunnen gebeuren. Voor wie als journalist die bange eerste dagen doormaakte zijn zij onvergetelijk gebleven. De foto's, die al spoedig ver schenen en voor het redactiebureau wer den opgehangen, werden van den morgen tot den avond door een opgewonden me nigte bekeken en becritiseerd. Nieuws wilde men hebben en als een troep hongerige wolven „lagen" de wach tenden voor de deur. Het was in de dagen dat de nieuwsvoorziening nog niet zoo uit gebreid was en nog niet zoo'n vlot verloop had als dat door de ontwikkeling der ver- zend-techniek thans mogelijk is. Het ging alles heel wat langzamer en heel wat be scheidener, maar van elke tijding van hoe geringe beteekenis ook werd met de grootste belangstelling kennis genomen. Immers onze jongens stonden in die bange uren aan de grens en niemand kon met zekerheid voorspellen of de opmarsch langs Visé zich ook niet naar het Noorden zou verplaatsen en wij in die eerste dagen van algemeene verwarring niet voor de noodzakelijkheid zouden staan ons land tegen de oprukkende legerscharen te ver dedigen. Toen bleek, dat Holland waarschijnlijk ongeschonden zou blijven, ging aller be langstelling uit naar het gruwelijk gebeu ren aan onze zuidgrens, naar de verhalen over de ongelukkige dorpsbewoners, die in grooten getale gefusileerd werden en wel dra naar den hardnekkigen strijd bij Luik, waar de vesting tegen de oprukkende Duitsche legermacht werd verdedigd en geruimentijd stand hield. Van zooveel beteekenis werd destijds ook in Duitschland de val van deze vesting geoordeeld, dat keizer Wilhelm persoon lijk aan een geestdriftige schare toehoor ders de verovering van Luik bekend maakte. Het waren wel bange dagen na jaren van vrede en zorgeloosheid. Men was hier vrij algemeen zeer anti-Duitsch gezind en zag met spanning uit naar de maatregelen welke in Frankrijk en Engeland werden genomen om den Duitschen opmarsch tot staan te brengen. En inmiddels werd Antwerpen bezet en stroomden de Belgische vluchtelingen over onze grenzen. Wie herinnert zich uit die dagen niet dien onoverzienbaren stroom van vluchtende menschen, mannen, vrou wen en kinderen die hun schamele bezit tingen in doeken en dekens gebonden met zich meevoerden. Er ging een golf van medelijden door ons land met den onder den voet geloopen nabuurstaat en zijn ongelukkige, plotseling in den wreeden krijg betrokken bevolking. Overal werden maatregelen getroffen de naar ons land gevluchte Belgen een onder komen te verschaffen, padvinders liepen in die dagen m et groote collecties Belgen rond en belden huis aan huis. En overal werden de deuren gastvrij geopend. In haast samengestelde comité's zorgden voor voedingslokalen en menschen van alle standen stelden er een eer in de arme vluchtelingen persoonlijk te bedienen. Het Hollandsch enthousiasme over deze tijdelijke gasten is in verloop van jaren weer geluwd, want toen men later aan den oorlogstoestand ging wen nen, kwamen er meer en meer bezwaren tegen de huisvesting van menschen, die men wel had zien komen maar niet meer zag gaan en waren overheidsmaatregelen noodig om de Hollandsche gastvrijheid een meer officieel karakter te geven. Trouwens, de Belgen waren in die dagen niet de eenige buitenlanders waaraan de regeering zijn aandacht had te besteden. Zij werden al spoedig gevolgd door groote groepen deserteurs van diverse nationaliteit en al deze mannen moesten geïnterneerd worden in gebouwen en kam pen, waar een bijzondere militaire bewa king werd ingesteld. Onze jongens bleven aan de grenzen en zoo nu en dan kwam er in het Zuiden eens een vijandelijke vlieger op bezoek, die zich in het donker vergistte en zijn bommen op Hollandsche stadjes strooide. Onze plaatsruimte laat niet toe alle ge beurtenissen uit die oorlogsjaren op den voet te volgen. Wie, zooals schrijver dezes, het „buitenland" verzorgde, stond eiken dag weer voor een lawine van berichten, die elkaar vaak op frappante wijze tegen spraken, al naar gelang zij door een pers bureau van de geallieerden dan wel van de centralen in de wereld werden ge zonden. Toen liep de strijd vast in België bij den IJzer, in Frankrijk bij Verdun en de oorlog veranderde volkomen van karakter. Het was uit met den Duitschen opmarsch. Italië, later de Vereenigde Staten hadden partij gekozen, er waren mannen genoeg in het veld om den loopgravenoorlog tot een schier eindeloozen toestand te maken. En menige dag ging voorbij waarop men het bericht ontving, dat er „In Westen nichts neues" te vermelden viel. De jaren kwamen en gingen en de strijd verliep in terreingevechten, in het winnen van enkele meters granaattrechters en het uitmoorden van de bezettingen van diverse loopgraven. Zoo nu en dan werd de be langstelling door een zeegevecht getrok ken, maar over het algemeen was de strijd vastgeloopen en lagen duizenden en dui zenden mannen jarenlang aan beide zijden van het zoogenaamde niemandsland in loopgraven, waar men zich langzamerhand „thuis" begon te voelen. Op Kerstdagen werden daar voorna melijk aan Duitsche zijde de kaarsjes van kleine boompjes ontstoken en zong men de oude Kerstliederen en vooral op dergelijke gedenkdagen vroeg men zich in tallooze dagbladartikelen af hoe lang dat alles nog zou moeten duren. Naarmate de jaren vergingen, verzwak ten de economische en militaire krachten van het geblokkeerde Duitschland, waar men op een snellen opmarsch en een vlug ge overwinning had gerekend. Het onder voede, teleurgestelde volk kwam tot op stand, soldatenraden werden in het leven geroepen, de revolutie kon ieder oogen- blik uitbreken en in die spannende dagen kwam het voorteeken van de Duitsche nederlaag, de wapenstilstand, die in wezen het begin van het einde was en gevolgd zou worden door de vlucht van den keizer en velerlei gebeurtenissen, die in deze maand twintig jaren zijn geleden. De gedachte „nooit meer oorlog", die toen in aller hoofden en harten leefde, heeft helaas niet het gevolg gehad dat de grondslagen zijn gelegd voor een duur- zamen vrede der volkeren. De jongeren, die de verschrikkingen van den oorlog niet gekend hebben, staan thans vooraan in de rijen der enthousiaste menigten, die in deze spannende jaren naar de volksbegeesterende toespraken der dictators luisteren. De ouderen, wier oorlogswonden wel geheeld maar niet vergeten zijn, de meer bezadigden, die aan den lijve hebben ondervonden wat een moderne strijd be- teekent, vormen thans de groote massa dergenen, die alles in het werk stellen een nieuwen oorlog te voorkomen. Moge hun gezamenlijke actie en de dezer dagen weer sterker wordende herinnerin gen aan den vreeselijken volkerenstrijd er toe leiden, dat de gedachte zal groeien dat er slechts vrede door recht moet worden verkregen. Zondag 10 November omstreeks 6 uur meldt zich bij de Nederlandsche wacht aan het Witte Huis bij Eysden een reisgezelschap in 9 auto's aan. De Hollandsche schildwacht, die geen orders heeft om gewapende personen toe te laten, weigert, doorgang te ver- leenen. Overigens, zegt hij, is het douanekantoor eerst om 7 uur voor het publiek geopend. De rijksontvan ger vertoont zich en verklaart het zelfde aan het inmiddels aangegroeid gezelschap, waarvan een man naar voren getreden is en mededeelt te zijn Wilhelm von Hohenzollern, Duit sche keizer. De Nederlandsche schild wacht herhaalt, dat niemand door mag en op den luitenant moet gewacht worden. De rijksontvanger herhaalt, dat het kantoor om 7 uur geopend wordt. De ex-Duitsche keizer onder houdt zich intusschen met eenige boeren, die toekijken en vraagt aan den naastbijzijnden of hij weet hoe veel graden het vannacht gevroren heeft. Dex-keizer ziet er goed en opgeruimd- uit. Hij praat en gesticu leert levendig met zijn omgeving. Om 7 uur wordt het gezelschap officieel geïnterneerd. De douanevisité wordt ge maakt en de ex-keizer wandelt van het Witte Huis naar het station te Eysden. In het stille lieve Eysden, dat getuige was van zooveel oorlogswee, zijn de menschen naar den mis. De wegen zijn verlaten, nauwe lijks eenige boeren, die toekijken naar dit groote gezelschap, zonder iets ervan te begrijpen. De ex-keizer wandelt een poos voor het station op en neer, hij praat voortdurend, wordt niet gehinderd, nau welijks bezien, want er is schier niemand. De waardin tegenover het station zegt tot haar man: het is de Duitsche keizer, kijk maar naar zyn linker arm. De waard Elk jaar wordt de wapenstilstand in deEuropeesche hoofdsteden herdacht. Boven staande foto brengt de plechtigheid in beeld bij de Cenotaaph te Londen. A. ..l," v:;rV'V' T SSÊr mompelt in zichzelf: „wat zoo'n vrouwen toch een verbeelding hebben" en toch, het is de voormalige Duitsche keizer. Hij gaat het station binnen en wandelt later in gezelschap van majoor van Deyl, commandant van het garnizoen van Maastricht, tot omstreeks 8.10 op het per ron op en neer, de linker arm tegen het lijf, in de rechterhand een wandelstok. Het talrijk gevolg van generaals, admiraals en vele andere officieren blijft op. een af stand. Wat een moment; wy wrijven ons de oogen. Ja toch! het is waar; daar wordt gefloten en geroepen: „Nach Paris"; een Nederlandsch officier maant tot kalmte en dreigt met onmiddellijke straf. Ja toch! wij zien ze buigen, de gegalonneerde rok ken en steken diep buigen; wy zien het groeien van den ex-keizer, wiens rol ligt in den reeds volmaakt verleden tijd. Om 8.10 arriveert de keizerlijke trein, die sinds Vrijdag te Bressoux onder stoom stond. Wilhelm stapt er in, de gordijnen worden omlaag geschoven en er is niets meer te zien. Een Duitsche kolonel, inder haast aangesproken, kan niets zeggen; in tusschen weten wij, dat elk oogenblik de Duitsche kroonprins verwacht wordt. In derdaad komt om 8.J0 een tweede vrij lange D-trein binnen, maar noch de kroon prins noch de keizerin zitten er in, alleen enkele dames en officieren. Dat op deze treinen geschoten is, is be zijden de waarheid, althans zij vertoonen er geen teekens van. De auto's zijn ook intact, de keizerlijke wapens onkenbaar door aangebracht slijk. Inmiddels is het volk in grooten getale toegestroomd en worden politiemaatrege len genomen. Telefoon en telegraaf tusschen Eysden, Maastricht en Den Haag staan niet stil. Er is een onverwachte gast gekomen. Waar gaan wij hem herbergen en wat zullen de buren er wel van zeggen? Zij kijken over de horretjes. Om 5 uur wordt de trfein met aanhang sel van bagagewagen te Maastricht ver wacht. De geheele lijn tot Roermond is militair bewaakt. Intusschen wandelt de burgemeester van Maastricht sinds 10 uur, steeds met den hoogen hoed op, op het perron te Maastricht. Op vele andere sta tions staat men in verwachting, doch er is niets te zien. Een trein gaat vliegensvlug voorbij. Het volk gaat zijns weegs. 32 jaar geschiedenis zijn vervlogen, een keizerrijk is vervallen. Het volk gaat zijns weegs. De geschiedenis wordt verder ge schreven, Zondag 10 November is een historische dag, niet alleen voor Eysden en Maastricht, doch ook voor de wereldge schiedenis. 17 November 1918. Het anders zoo rustige eiland Wieringen is in rep en roer. Mannen en vrouwen groepeeren zich op straat en praten slechts over „dat eene", over den hoogen gast, die weldra zal komen: de ex-kroonprins Wilhelm van Duitschland Erg welkom zal hij niet zijn, want de Wieringer is zeer anti-Duitsch Er was al eenigen tijd iets gaande op het stille eiland. De pastorie van de Ned. Herv. Kerk te Oosterland, een der kleine, stille dorpjes van het (toen nog) eiland was voor vÜf maanden verhuurd. De burgemeester van de gemeente Wieringen had opdracht ge kregen, om een passend huis te huren voor eenige hooge gasten en hij was allereerst bij de twee hoteleigenaars van Wieringen ge weest. Deze wilden echter hun hotel niet voor een half jaar afstaan. Toen kwam de burgervader in Oosterland terecht; een „troosteloos gat" zou de stedeling het ge noemd hebben Wie waren die hooge gas ton en wat kwamen zij doen? Niemand be halve de burgemeester wist het en deze laatste zweeg. En dus werd er gefluisterd, werden er spoedig namen genoemd. Men acht aan Duitsche generaals, die gevlucht zouden zijn, want in Duitschland was de revolutie uitgebroken; men dacht aan bur gerlijke regeerders van dit nabuurland, wie e grond in Berlijn wellicht te ^[arm gewor- en was; men dacht aan vele anderen, maar let aan den gewezen kroonprins van i u'tschland. Om de eenvoudige reden, dat krant gestaan had, dat de kroonprins was doodgeschoten Totdat op dien 17den November plotse ling iedereen wist, dat die ex-kroonprins niet dood was, maar evenals zyn vader naar Nederland gevlucht was en nu op Wieringen geïnterneerd zou worden! 21 November 1918. In een coupé eerste klasse van den gewonen trein, die om half acht des morgens van Maastricht vertrekt, zit een nog betrekkelijk jongeman, gekleed in sportcostuum en met lange laarzen aan. Hij ziet er opgewekt uit en niets wijst er op, dat deze zelfde man de moeilijkste dagen van zijn leven achter den rug heeft. Het is de ex-kroonprins Wilhelm van Duitschland. De trein brengt hem naar Am sterdam en daar staat op het Centraal sta tion een kleine extra-trein gereed: een loco motief, een bagagewagen en een personen rijtuig. Niemand weet, welk een bekende Euro- peesche figuur op dat oogenblik op het per ron in Amsterdam staat en niemand stoort hem en zijn klein gevolg bij het nuttigen van, een eenvoudige lunch. Het kleine gezelschap stapt in den extra- trein, die het naar Enkhuizen brengt, waar om 1.56 uur in den nacht de remmen knarsen en de burgemeester van dit stadje het hooge gezelschap verwelkomt. Half Enkhuizen is leeggeloopen, maar de toegang tot het station en de perrons is ver boden. Terecht, want de Enkhuizers zijn anti-Duitsch gestemd en steken hun mee ning niet onder stoelen en banken. Voor de hekken verdringen zij zich en roepen en schelden, waarbij het woord „schooier" zeer populair blijkt te zijn. De prins hoort het schelden en begrijpt het joelen. En hij glimlacht En haalt heel eventjes zijn schouders op In de haven ligt de „Rotterdam", een sleepboot, klaar. Zij zal het kleine gezelschap over de Zuiderzee naar Wieringen brengen. Maar even voorbij Medemblik wordt de motor onklaar en de schipper is gedwongen terug te keeren naar Medemblik, waar de nacht wordt doorgebracht. Dan, in den mor gen van den volgenden dag, komt de ex- kroonprins Wilhelm in zijn verbanningsoord aan. In de pastorie. Intusschen hadden Wieringers eenige da gen in de oude pastorie gewerkt, om de ver trekken in orde te maken. Men deed dat zonder veel animo, want ook hier op het eiland had men het niet begrepen op de hooge gasten en vooral niet op den vreemden „snoeshaan", den Duitscher, die beter in eigen land had kunnen blijven om daar zijn straf te ondergaan. En men is zelfs eenigs- zins onheusch jegens den predikant, die zijn pastorie had afgestaan nog wel zonder den kerkeraad daar in te kennen. De ex-kroonprins had om een biljart ver zocht. Hij kreeg er een, maar een zeer af- tandsche tafel was goed genoeg voor hem. De smid moest een pijp in de kachel plaat sen en kwam met een verroeste kachelpijp aanzetten. En toen men hem zeide, dat hij de pijp toch wel even had kunnen oppoet sen, antwoordde hij: Dat moeten de lui zelf maar doen Wieringen verlangt heelemaal niet naar zijn hoogen gast, die in den morgen van 22 November 1918 in de kleine visschershaven ontscheept, direct overstapt in een auto en onmiddellijk naar Oosterland tuft, waar hij zich installeert in de oude pastorie. De bevolking had niet de minste notitie van hem genomen. Toch populair! Maar weldra werd het anders. Kroonprins Wilhelm begreep de menschen en wist, dat hij tactisch te werk moest gaan. Dagelijks maakt hij kleine uitstapjes en spoédig knoopt hij korte gesprekken aan met de visschers en de boeren. En al heel gauw wint hij het hart der jeugd, want hij is gul met zijn chocolade-reepen. En bovendien, hij blijkt mee te vallen. Hij is heelemaal geen beul, geen oorlogszuchtig rriensch. Hij wordt goede maatjes met de menschen, omdat hij zich gedraagt als elk ander mensch, omdat hij zich niet hooger acht dan elk ander. En hij wordt bevriend met den smid Jan Luyt van Hippolytushoef. Van hem leert hij de smeedkunst, bij hem smeedt hij de be roemde hoefijzers, waarin hij een W slaat. Zij worden grif verkocht voor 5 gulden per stuk; de smid krijgt er een rijksdaalder van en de kroonprins ontvangt de andere rijks daalder. En die komt steevast ten goede aan de armen van het eiland Jan Luyt, de eenvoudige 36-jarige smid, en Wilhelm von Hohenzollern worden dikke vrienden. En vele Wieringers kunnen lang zamerhand eveneens tot de kennissenkring van den ex-kroonprins gerekend worden. Twintig jaar geleden Twintig jaar geleden kwam ex-kroonprins Wilhelm. In de voorbije jaren is er veel ver anderd. Duitschland is weer een groot rijk geworden en de balling van Wieringen woont al weer vele jaren in zijn eigen vader lands als een rustig burger. Maar de Wieringers zijn hem nog niet vergeten. En hij de Wieringers niet. Regelmatig nog correspondeert Wilhelm von Hohenzollern met zijn vriend, den smid van Hippolytushoef, bij wien hij vijf jaar lang zijn hoefijzers smeedde, by wien hij vijf jaar lang zijn kopje koffie of thee dronk, bij wien hij gedurende zijn ballingschap vriendschap zocht en vond. En al die correspondentie bewaart de smid, die U met trots den stoel toont, waarin Zyne Hoogheid altijd zat en waarin hij na dacht over alles, wat gebeurd*was, en waarin hij mijmerde over zijn kinderen, die zoo ver van hem af woonden. En hij toont U den wandelstok van den ex-kroonprins, dien deze op dien Zaterdag morgen van den 16den November 1938 ver gat, toen hy om 3 uur in den morgen aan boord ging van een motorboot, welke hem overbracht naar een Duitsch schip, dat op de Noordzee voor anker was gegaan, wachten de op den voormaligen kroonprins van het Tweede Rijk. Twintig jaar geleden kwam ex-kroonprins Wilhelm op Wieringen. Nadien heeft hij nog verschillende keeren zijn eiland bezocht, nu als vrij man. En hij heeft steeds den smid opgezocht, den smid, dien hij nimmer kan vergeten. Het laatst was de gewezen kroonprins in 1936 op het eiland. En de menschen hopen in stilte, dat er straks weer een brief komt aan „Herrn J. Luyt, Hoefschmied, Hippolytus hoef", waarin de komst van den vroegeren medebewoner van Wieringen wordt aange kondigd, omdat het dan twintig jaar geleden is, dat hij daar voor het eerst kwam. Hij weet, dat de koffie klaar staat in de eenvoudige woning van Jan Luyt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 9