DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Joden in het concentratiekamp Buchenwald.
No. 278 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK.
Donderdag 24 November 1938
140e Jaargang
Zij moesten hun eigen doodkisten timmeren.
In een schaapskooi opgeborgen.
De aigemeene toestand.
Open brief aan dr. Göbbels.
Leugen en bedrog
Imredy's nederlaag.
De minister-president naar Horthy.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt EIKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN
Van 15 regels 1.25, elke regel meer f 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franct aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Slechts enkele kilometers verwij
derd van de plaats, waarvan eens
het woord der grootste dichters uit
ging, verheft zich te midden van een
schoon beukenwoud omgeven door
prikkeldraad, bewaakt door S. S.-
posten met machinegeweren het
concentratiekamp WeimarBuchen
wald.
Het Neue Tagebuch van 19
November j.1. bevat over het leven
in dit concentratiekamp een aantal
bijzonderheden, welke het verhaal
vormen van »en Jood, die 6 weken in
dit kamp heeft moeten doorbrengen.
Zijn overbrenging vormde een onder-
deel van de golf van arrestaties, die in
Juni 1938 plaats vond. Reeds vóór de
overbrenging werd hem medegedeeld,
dat ontslag uit het concentratiekamp
slechts mogelijk zou zijn nadat de ge
vangene zou beschikken over geldige
emigratiepapieren.
De aankomst in het kamp, die een ware
kwelling was, werd gevolgd door het uit
reiken van gevangeniskleeren, waarop
voor de Joden speciaal een Davidsster op
een zwartgeel veld werd genaaid. Terwijl
de „Arische" gevangenen, 6000 in getal, in
houten barakken van elk 140 man waren
ondergebracht, werden 500 Joden in een
schaapskooi geperst. Geen tafel, geen stoel
en geen bed was aanwezig, 's Nachts moes
ten zij op den grond liggen, doch er was
veel te weinig ruimte om zich uit te
strekken. Twee dunne, gedeeltelijk kapot
te dekens werden voot iederen gevangene
beschikbaar gesteld. De overige 1500 Jo
den, die nog in het kamp aanwezig waren,
werden op soortgelijke wijze onderge
bracht. Waschgelegenneid was niet aan
wezig. Nadat men zich gedurende de eer
ste 8 dagen in het geheel niet kon was-
schen, werden voor de 500 gevangenen in
het geheel slechts 8 waschblikken beschik
baar gesteld. Het waschwater moest wor
den gehaald bij een pomp, die 10 minuten
van de schaapskooi was verwijderd.
Kamerdienst door misdadigers.
Het ergste was echter de door de S.S.
aangewezen kamerdienst, dit in de
schaapskooi de orde moest handhaven.
Deze bestond uit 6 man, daartoe aange
wezen uit de groep der eveneens te Bu
chenwald geïnterneerde beroepsmisdadi
gers. Het oudste lid var dezen bewakings
dienst mishandelde de gevanget.en op de
meest schandelijke wijze, nadat hij daar
voor van de S.S. volmacht had ontvangen.
Bij onze aankomst aldus vervolgt het
relaas moesten wij in een afdeeling van
het kamp een verklaring onderteekenen,
dat wij als „arbeidsschuwe Joden" in
beschermingshechtenis waren genomen.
Op het formulier stond aangegeven, dat
wij deze verklaring geheel vrijwillig af
legden. Een advocaat uit Breslau weiger
de de onderteekening. De ongelukkige
moest vrijwel alle kampstraffen door
maken. Na 4 dagen heeft hij een ster
vende, aan wiens lichaam geen plek meer
heel was in half bevusteloozen toestand
toch zijn handteekening gezet.
Geraffineerde mishandelingen.
Veiwolgens worden in het kort de ge
raffineerde mishandelingen beschreven,
waaraan de gedetineerden regelmatig
bloot stonden. Het vreeselijke hierbij is
echter, dat al deze lijfstraffen werden
toegediend door S.S.-lieden, van wie geen
enkele ouder was dan 19 jaar.
Bij een appèl werd medegedeeld, dat
Joden brood hadden weggeworpen, en
'vanaf dien dag werd het dagelijksch
rantsoen aanmerkelijk verminderd. Ook de
geldzendingen, die men van huis mocht
ontvangen, hielpen hier weinig, omdat
daarvan slechts per week 5 Mark beschik
baar werd gesteld, terwijl de prijzen in de
kampcantine exhorbitant hoog waren.
Het aantal overlijdensgevallen was zoo
wel voor Joden als voor niet-Joden in
Buchenwald hooger dan in alle andere
kampen. In de eerste 4 weken stierven er
van de 2000 Joodsche gevangenen 80, ge
durende de vijfde week liep dit aantal nog
op tot 110. De ambtenaren trachtten deze
gevallen echter zooveel mogelijk te ver
doezelen, waardoor b.v. bij het bestuur
der Joodsche gemeente te Berlijn officieel
slechts 39 van deze slachtoffers bekend
werden.
De lijkkisten werden door de gevange
nen zelf in een speciaal daartoe ingerichte
werkplaats vervaardigd. De lijken werden
naar het crematorium te Weimar overge
bracht en daar gecremeerd. De familie
leden ontvingen het doodsbericht van den
commandant van het concentratiekamp
pp een open briefkaart, waarop strafport
verschuldigd was
Velen bezweken doordat er geen behoor
lijke ziekenverpleging aanwezig was. Tij
dens de eerste weken was het den dokters
zelfs ten strengste verboden, aan Joden
medicijnen uit te reiken. Ook hierdoor
zijn een aantal gestorven. Dikwijls kwam
het ook voor, dat de arts weigerde, in de
hospitaal barak Joodsche zieken op te
nemen. Vier weken later werd voor Joden
een speciale ziekenbarak ingericht, die
echter door de Joodsche gevangenen uit
eigen middelen moest worden betaald. De
meest primitieve hulpmiddelen als koorts
thermometers en nachtgerei, ontbraken
echter. Dagelijks werden doode kameraden
aan ons voorbij gedragen. Indien eenmaal
was bepaald, dat een gevangene zou wor
den ontslagen, dan moest de Kampdokter
eerst onderzoeken, of op het lichaam geen
striemen of blauwe plekken zichtbaar wa
ren. Indien dit het geval was, werd hij niet
direct ontslagen, doch moest wachten, tot
zijn wonden waren geheeld.
Zoo wilde men vermijden, dat al deze
wreedheden in het openbaar bekend zou
den worden.
Een schande voor het land.
In deze hel van Euchenwald waren
echter ook eenige menschen: er waren
S.S.-lieden, die niet sloegen! Helaas
vormden zij een kleine minderheid, en
zelf verklaarden zij, dat zij tegen deze
wreedheden niets konden uitrichten. Na
zijn ontslag was de schrijver van dit ver
slag verplicht, zich dagelijks te melden bij
het hoofdbureau van politie te Berlijn. Op
Alkmaar, 24 November.
Daar is nog altijd een kwestie over de
grensregeling ten oosten van Tsjecho-
Slowakije, welke nog steeds niet opgelost
is. Zoowel Polen als Hongarije blijven bij
hun eisch: een gemeenschappelijke grens,
en het is Duitschland, dat daar heelemaal
niet voor voelt. Polen zal zoo luiden
de jongste berichten de grenzen van
het nieuwe Tsjecho-Slowakije niet erken
nen, zoolang Roethenië niet aan Hongarije
is afgestaan er. men mag aannemen, dat
Hongarije eenzelfde houding aanneemt.
Daardoor zouden beide landen het dus
onmogelijk maken, dat een garantie van
alle aan het nieuwe Tsjecho-Slowakije
grenzende staten, zooals te München voor
zien was, tot stand komt.
Naar aanleiding van deze houding van
Polen en Hongarije heeft de Duitsehe re
geering krachtig geprotesteerd in War
schau en Boedapest.
Met nadruk is er op gewezen, dat de
wenschen van Duitschland, wat betreft de
tegenwoordige grenzen van Slowakije, voor
geen verandering vatbaar zijn. Opnieuw
heeft Duitschland duidelijk gezegd, dat
het geen gemeenschappelijke grens tus-
schen Polen en Hongarije wenscht. Een
officieele Duitsehe zegsman weigerde in-
tusschen van deze laatste verklaring een
bevestiging te geven, hij zeide dat „daar
omtrent niets bekend is." Ook in Warschau
is geen officieele bevestiging te krijgen.
Vast staat evenwel, dat de Duitsehe
ambassadeur von Moltke gisteren een be
zoek aan Beek gebracht heeft, dadelijk na
zijn terugkeer uit Berlijn.
Ook Boedapest geeft geen bevestiging,
doch in politieke kringen wijst men daar
°P de dagbladen, die nog tot gisteren
openlijk hun sympathie betuigden met de
Roetheensche „opstandelingen" en plot-
seling hun koers veranderd hebben en
de hoop op een plebisciet in de betreffende
streek uitspreken.
Politieke kringen in Warschau achten
oet volstrekt noodzakelijk, dat uiterlijk
°P 1 Jan. de gemeenschappelijke grens
tusschen Hongarije en Polen zal zijn tot
stand gekomen, dat is dus binnen een ter
mijn van drie maanden, door de conferen-
"0 van München vastgesteld voor het ten
uitvoer leggen van het zelfbeschikkings-
redht der nationaliteiten.
Tot zoover de wenschen der Poolsche
Politiek. Het denkbeeld eener gewapende
interventie van Polen ten behoeve van
Hongarije verwerpt men echter. Polen
heeft geen reden, zegt men, terwille van
een andere mogendheid gebied te gaan
bezetten. Daar komt echter bij, dat men in
Polen de vaste overtuiging heeft, dat Roe
menië een militairen aanval op Tsjecho-
Slowaaksch gebied niet zou dulden.
Insiders in de Poolsche hoofdstad mee-
nen, dat een opstandige beweging onder
de bevolking van Roethenië er veel toe
zou kunnen bijdragen, de inlijving bij
Hongarije te bespoedigen. Ook ziet men
nog eenig nut in diplomatieke stappen, die
er Duitschland en Italië van zouden moe
ten overtuigen, dat de gemeenschappelijke
grens wenschelijk is.
De campagne, die thans door Hongarije
is begonnen ter verkrijging van een
plebisciet onder internationaal toezicht,
beschouwt men als een deel van deze
„vreedzame diplomatieke strategie".
De Duitsehe en Tsjecho-Slowaaksche
regeering hebben een gemeenschappelijke
verklaring gepubliceerd, volgens welke de
beide regeeringen voortdurend overleg
willen plegen over de problemen,- die het
behoud, de vrije ontwikkeling en de ver
richtingen van den volksaard hunner
volksgroepen betreffen. Tot dit doel wordt
een permanente Duitsch-TsjechoSlcwaak-
sche regeeringscommissie gevormd, die
afwisselend onder Duitsch en Tsjecho-
Slowaaksch voorzitterschap zal staan en
afwisselend in beide staten zitting zal
houden.
Het Duitsch-Tsjecho-Slowaaksche ver
drag over staatsburgerschap en optiepro
blemen bepaalt o.a., dat ook die Tsjecho-
Slowaaksche onderdanen, welke tot het
Duitsehe volk behooren en die op 10 Oc-
tober 1938 hun woonplaats gehad hebben
buiten hèt vroegere Tsjecho-Slowaaksche
staatsgebied, de Duitsehe nationaliteit
krijgen.
Voorts kan de Duitsehe regeering tot 15
Juli 1939 personen, die niet tot het Duit
sehe volk behooren en die sedert 1 Januari
1910 in het met Duitschland vereenigde
gebied zijn komen wonen, tezamen met
hun, de Tsjecho-Slowaaksche nationaliteit
bezittende, afstammelingen binnen een
termijn van drie maanden uitwijzen. De
Tsjecho-Slowaaksche regeering zal deze
personen in haar gebied opnemen. Omge
keerd is een gelijke regeling getroffen.
Optanten, die tot 31 Maart 1940 hun
woonplaats vestigen in den staat, waarvoor
zij hebben geopteerd, mogen al hun roe
rende goed meenemen en behoeven daar
voor niets te betalen. Uitgezonderd zijn
hiervan baar geld, waardepapieren en
collecties, die voor het land, waaruit zij
zouden worden gebracht, van bijzondere
historische of cultureele beteekenis zijn.
De behandeling van deze zaken zal in een
speciale overeenkomst vastgelegd worden.
Voor het onderzoek naar en de behan
deling van alle problemen, die zich voor
doen bij de uitvoering van dit verdrag, zal
een gemengde commissie worden gevormd,
waarin elk der beide regeeringen een ge
lijk aantal vertegenwoodigers zal hebben.
Het verdrag wordt Zaterdag a.s. van
kracht.
In de Duitsehe pers is men gebelgd
over het feit, dat als oord der nederzet
ting voor de Joden,, die niet alleen
Duitschland, doch ook Polen, Hongarije en
Roemenië uit hun land willen verdrijven,
gespróken is over Tanganyika, het vroegere
Duitsch-Oost-Afrika. Dit land wil Duitsch
land wel terug hebben, maar het wenscht
niet, dat het aan de Joden wordt gegeven
en in de Duitsehe pers is men het dan ook
eens met de Engelsche stemmen, in zoo
ver deze hebben verklaard, dat Duitsch
land eventueel de Joden dan weer terug
zou krijgen, als het Oost-Afrika terug zou
ontvangen. Daar men echter heel goed
weet, dat, indien Tanganyika zou worden
aangewezen als vestigingsland voor de
Joden, niemand de verantwoording zou
mogen aanvaarden, om dit land aan
Duitschland terug te geven, verzet men
zich bij voorbaat tegen vestiging van de
Joden aldaar.
Daarbij komt het Berliner Tageblatt
voor den dag met een hoofdartikel onder
het opschrift „Het zoeken naar leege
ruimten", waarin wordt betoogd, dat er
toch werkelijk nog wel ruimte genoeg op
de wereld is om de Joden er zich te laten
vestigen. Met cijfers wordt betoogd, dat in
Europa geen plaats is, maar dat speciaal
in de Angelsaksische landen «jplaats te over
kan worden gevonden. Hierbij wordt toe
gegeven, dat in Canada, Brazilië en Au
stralië groote gebieden door het slechte
klimaat of door de gesteldheid van den
bodem (oerwoud) niet in aanmerking
komen, maar betoogd wordt dat bijv.
Australië gemakkelijk zijn bevolking van
thans nog geen 7 millioen tot 12 millioen
zou kunnen opvoeren en ook de Ver
eenigde Staten en Canada millioenen Joden
konden opnemen.
verzoek van de ambtenaren vertelde hij
eenige bijzonderheden over de toestanden
in het kamp. De ambtenaren waren daar
omtrent zoo verontwaardigd, dat zij hem
voortdurend in de rede vielen. Zij achtten
dit weerzinwekkende toestanden en een
schande voor Duitschland, waarvoor de
ministers Frick en Himmler geheel ver
antwoordelijk moeten worden gesteld. De
politie immers is slechts uitvoerend orgaan,
terwl de S.S. de uitsluitende heerschappij
heeft over de concentratiekampen
Amy Sayle, een lid van den Londen-
schen graafschapsraad, heeft het vol
gende ingezonden stuk toegezonden
aan den „Manchester Guardian":
„Ik heb zoojuist het volgende ongetee-
kende schrijven ontvangen van een Duit-
schen predikant, dien ik eenige jaren gele
den heb ontmoet. Ik kan instaan voor de
echtheid ervan, doch kan des schrijvers
naam niet onthullen. Hij noemt 't ,,'n open
brief van een Duitsch staatsburger aan dr.
Göbbels, rijksminister". De brief is geda
teerd 15 November.
„Vandaag, aldus het schrijven, verkeeren
wij Duitschers in de pijnlijke noodzaak, de
gastvrijheid te verzoeken van de kolommen
van buitenlandsche nieuwsbladen, omdat
wij in ons eigen land volkomen gemuilband
zijn. Vaderlandsliefde, niet eenige neiging
tot „hoogverraad" dwingt ons dezen weg in
te slaan. Liefde voor ons land is het, die
ons er toe brengt, ons vaderland te willen
zuiveren van het verwijt, dat het Duitsehe
volk werkelijk de weerzinwekkende en
barbaarsche methoden steunt, welke thans
gebezigd worden bij de vervolging van
Joden, methoden welke terecht de veront
waardiging van de geheele beschaafde we
reld hebben gewekt. Zij hebben evenzeer
de verontwaardiging gewekt van de meer
derheid van het Duitsehe volk, dat met ge
voelens van schaamte en afschuw ver
plicht is getuige te zijn, zoowel van da
maatregelen, welke thans tegen de Jood
sche kerkgebouwen en zaken worden ge
nomen als van de nieuwe staatsdecreten,
welke in een „wettelijken vorm" ons be
zwaren met een nieuwen last van natio
nale schuld.
Gij, dr. Göbbels, verzekert, dat het ge
heele Duitsehe volk achter deze maatrege
len staat en dat gij slechts den volkswil
ten uitvoer legt. Dit is een verschikkelijke
onwaarheid en een beleediging van het
Duitsehe volk. Waar men ook ging, overal
hoorde men slechts uitingen van leedwe
zen en verontwaardiging over deze maat
regelen. Het is slechts een betrekkelijk
kleine clique, bestaande uit lieden, die gij
tot fanatici hebt gemaakt, ten deele men
schen, die afhankelijk zijn van uw kunst,
die u toejuichen.
Indien inderdaad, zooals gij zegt, het ge
heele Duitsehe volk achter u zou staan,
waarom onderdrukt gij dan iedere vrije
meeningsuiting? Waarom mag de pers
slechts publiceeren wat gij voorschrijft?
Waarom wordt iedereen, die een woord
van critiek durft uiten, öf naar de gevange
nis óf naar een concentratiekamp overge
bracht? Waarom verliest iedere ambtenaar
en iedere arbeider zijn betrekking, indien
hij weigert deel te nemen aan eenige werk
zaamheid, welke het nationaal-socialisme
voorschrijft?
Waarom organiseert gij zulk een bewind
van terreur in verkiezingstijd en muilkorft
gij de oppositie? Waarom vervalscht gij
zeer openlijk de verkiezingsuitslagen? Is
dat de wijze, waarop gij „den volkswil ten
uitvoer brengt?"
Neen, ziehier de waarheid: Gij hebt
de macht gegrepen door leugen en
bedrog, en ten slotte door een beroep
te doen op de laagste instincten van
den mensch, het „beest in ons", om de
uitdrukking te gebruiken van een
rijksdaglid.
Door een tot nu toe ongekend terrorisme,
door de onderdrukking van iedere soort
vrijheid, door een verfijning van leugen
propaganda, welke een geestelijke atmos
feer verschaft van troebel fanatisme, oefent
gij uw macht uit tegen den wel van 't volk.
Het is leugenachtigheid, welke gij ten
toonspreidt Jn uw verklaring, dat de uit
spattingen, het in brand steken van syna-
noges en het vernielen van winkelzaken,
niet werden „georganiseerd". Welke Duit-
scher lacht niet bij deze voorstelling van
zaken? Indien het waar zou zijn, waarom
keek de politie dan overal werkeloos toe en
arresteerde zij slechts Joden en niet de
brandstichters, de vernielers en plun
deraars? Waarom hebben de brandweer
corpsen slechts andere gebouwen voor
brand behoed en hebben zij nergens ge
probeerd, de synagoges te behouden? Waar
om hebben plaatselijke partijleiders op
dracht gegeven en in feite fabrieksperso-
neel en leden der stormtroepen, vaak tegen
hun wil, gedwongen er op uit te gaan en
zich aan te sluiten bij de vernielende ac
tie?
Gij, dr. Göbbels, kunt in staat zijn door
deze methoden nog wat langer te regeeren,
want het volk is hulpeloos, doch rekent er
op, dat één dag gerechtigheid zal geschie
den, want „God laat zich niet bespotten".
Onmiddellijk nadat gebleken was, dat
de Hongaarsche regeering bij de stem
ming in het parlement in de minderheid
gebleven was, is men tot hertelling van
de stemmen overgegaan, welke het
volgende officiëele resultaat opleverde:
94 stemmen vóór en 115 stemmen tegen
het regeeringsvoorstel.
Terstond nadat deze uitslag bekend
was geworden, is de ministerraad bij
eengekomen, na afloop waarvan minis
ter-president Imredy zich naar rijks
bestuurder Horthy begaf.
Het wetsvoorstel ten aanzien waarvan de
regeering de kwestie van vertrouwen had
gesteld, doch dat niettemin door het parle
ment werd verworpen, had de volgende
strekking:
1. Opneming in de kamer van de Hon
gaarsche afgevaardigden, die de bevolking
vertegenwoordigen van de aan Hongarije
afgestane Tsjecho-Slowaaksche gebieden;
2. bespreking van de wetsontwerpen der
regeering.
Het regeeringsvoorstel zou den nieuwen
Hongaarschen afgevaardigden uit de terug
gewonnen gebieden hebben toegestaan, aan
de debatten deel te nemen en te stemmen.
De oud-minister van landbouw Mar
schalk die de woordvoerder is van de groot
grondbezitters, sprak evenwel zijn wan
trouwen jegens de regeering uit en stelde
voor, de motie van den minister-president te
verwerpen, hetgeen ook inderdaad ge
schiedde.
In den loop van de zitting, die met een
nederlaag voor de regeering eindigde, had
Straniavsky, leider der dissidente leden van
de regeeringspartij, o.m. gezegd: „Sommigen
beweren, dat zij de vensters willen openen
en een frisschen luchtstroom uit de aange
hechte deelen van het land willen binnen
laten. Maar de atmosfeer van Benesj moet
niet in Hongarije binnendringen.
Jaross, de leider der vertegenwoordigers
van de aangehechte streken, protesteerde in
heftige bewoordingen tegen deze uitlating.
Eckhardt, vertegenwoordiger van de
partij der kleine boeren, waarschuwde het
land tegen een „Führer", die iemand anders
dan rijksbestuurder Horthy zou zijn
Imredy nam vervolgens het woord en
zeide: „Ik heb mijn weg gekozen. Wij moe
ten een zeer smal pad volgen tusschen den
afgrond der revolutie en het moeras der
reactie".
De premier diende daarna de regeerings-
motie in.
Verscheidene afgevaardigden, vooral de
sociaal-democraten, de kleine boeren en een
deel der vereenigde christelijke partij, stem
den tegen de regeering, omdat zij vreezen,
dat de methode van Imredy een ernstigen
slag aan de parlementaire instellingen kan
toebrengen.
Het aantal der sinds gisteren uit de regee-
ringspartij getreden afgevaardigden is in-
tusschen, naar het D.N.B. meldt, van 63 tot
67 gestegen, waardoor de regeeringspartij
thans nog 95 afgevaardigden omvat.
Voor de eerste maal sedert den oorlog be
schikt de regeeringspartij thans niet meer
over een overwegende meerderheid van af
gevaardigden, doch zal gedwongen zijn,
steun te zoeken bij andere partijen.
Imredy dient zijn ontslag in.
Minister-president Imredy heeft aan
rijksbestuurder Horthy zijn ontslag en dat
van de overige leden van het kabinet aan
geboden.
Rijksbestuurder Horthy heeft dit ontslag
echter tot nog toe niet aanvaard.
Volgens een ar. der bericht uit Boedapest
zou er kans bestaan, dat het parlement voor
een maand op reces wordt gezonden, ter
wijl, indien Imredy door Horthy gemachtigd
wordt, het parlement te ontbinden, nieuwe
verkiezingen zullen worden gehouden, niet
volgens het onlangs aangenomen geheime
kiesstelsel van openbare stemming.
In geen 20 jaar gebeurd!
In geen 20 jaar tijds is de Hongaarsche
regeering in een openbare zitting van het
parlement verslagen. De stemming geschied
de niet op de motie van vertrouwen maar
op de kwestie of het parlement terstond de
15 afgevaardigden uit het herwonnen gebied
formeel zou toelaten. De voornaamste
oppositie was van zuiver persoonlijken aard
tegen Imredy, waarbij zijn tegenstanders
beweerden, dat zijn jaren van president der
nationale bank hem niet de noodige be
voegdheid voor het premierschap gaven. In
de bijeenkomst van gister heeft Imredy
zijn verklaring over Roethenië herhaald, n.L
dat Hongarije geen rechtstreeksche actie
beoogt om dit gebied te verkrijgen. In diplo
matieke kringen meent men, dat hij dit ge
zegd heeft onder druk van Duitschland.