DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Joden in het concentratiekamp Buchenwald. No. 278 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK. Donderdag 24 November 1938 140e Jaargang Zij moesten hun eigen doodkisten timmeren. In een schaapskooi opgeborgen. De aigemeene toestand. Open brief aan dr. Göbbels. Leugen en bedrog Imredy's nederlaag. De minister-president naar Horthy. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt EIKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN Van 15 regels 1.25, elke regel meer f 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franct aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. Slechts enkele kilometers verwij derd van de plaats, waarvan eens het woord der grootste dichters uit ging, verheft zich te midden van een schoon beukenwoud omgeven door prikkeldraad, bewaakt door S. S.- posten met machinegeweren het concentratiekamp WeimarBuchen wald. Het Neue Tagebuch van 19 November j.1. bevat over het leven in dit concentratiekamp een aantal bijzonderheden, welke het verhaal vormen van »en Jood, die 6 weken in dit kamp heeft moeten doorbrengen. Zijn overbrenging vormde een onder- deel van de golf van arrestaties, die in Juni 1938 plaats vond. Reeds vóór de overbrenging werd hem medegedeeld, dat ontslag uit het concentratiekamp slechts mogelijk zou zijn nadat de ge vangene zou beschikken over geldige emigratiepapieren. De aankomst in het kamp, die een ware kwelling was, werd gevolgd door het uit reiken van gevangeniskleeren, waarop voor de Joden speciaal een Davidsster op een zwartgeel veld werd genaaid. Terwijl de „Arische" gevangenen, 6000 in getal, in houten barakken van elk 140 man waren ondergebracht, werden 500 Joden in een schaapskooi geperst. Geen tafel, geen stoel en geen bed was aanwezig, 's Nachts moes ten zij op den grond liggen, doch er was veel te weinig ruimte om zich uit te strekken. Twee dunne, gedeeltelijk kapot te dekens werden voot iederen gevangene beschikbaar gesteld. De overige 1500 Jo den, die nog in het kamp aanwezig waren, werden op soortgelijke wijze onderge bracht. Waschgelegenneid was niet aan wezig. Nadat men zich gedurende de eer ste 8 dagen in het geheel niet kon was- schen, werden voor de 500 gevangenen in het geheel slechts 8 waschblikken beschik baar gesteld. Het waschwater moest wor den gehaald bij een pomp, die 10 minuten van de schaapskooi was verwijderd. Kamerdienst door misdadigers. Het ergste was echter de door de S.S. aangewezen kamerdienst, dit in de schaapskooi de orde moest handhaven. Deze bestond uit 6 man, daartoe aange wezen uit de groep der eveneens te Bu chenwald geïnterneerde beroepsmisdadi gers. Het oudste lid var dezen bewakings dienst mishandelde de gevanget.en op de meest schandelijke wijze, nadat hij daar voor van de S.S. volmacht had ontvangen. Bij onze aankomst aldus vervolgt het relaas moesten wij in een afdeeling van het kamp een verklaring onderteekenen, dat wij als „arbeidsschuwe Joden" in beschermingshechtenis waren genomen. Op het formulier stond aangegeven, dat wij deze verklaring geheel vrijwillig af legden. Een advocaat uit Breslau weiger de de onderteekening. De ongelukkige moest vrijwel alle kampstraffen door maken. Na 4 dagen heeft hij een ster vende, aan wiens lichaam geen plek meer heel was in half bevusteloozen toestand toch zijn handteekening gezet. Geraffineerde mishandelingen. Veiwolgens worden in het kort de ge raffineerde mishandelingen beschreven, waaraan de gedetineerden regelmatig bloot stonden. Het vreeselijke hierbij is echter, dat al deze lijfstraffen werden toegediend door S.S.-lieden, van wie geen enkele ouder was dan 19 jaar. Bij een appèl werd medegedeeld, dat Joden brood hadden weggeworpen, en 'vanaf dien dag werd het dagelijksch rantsoen aanmerkelijk verminderd. Ook de geldzendingen, die men van huis mocht ontvangen, hielpen hier weinig, omdat daarvan slechts per week 5 Mark beschik baar werd gesteld, terwijl de prijzen in de kampcantine exhorbitant hoog waren. Het aantal overlijdensgevallen was zoo wel voor Joden als voor niet-Joden in Buchenwald hooger dan in alle andere kampen. In de eerste 4 weken stierven er van de 2000 Joodsche gevangenen 80, ge durende de vijfde week liep dit aantal nog op tot 110. De ambtenaren trachtten deze gevallen echter zooveel mogelijk te ver doezelen, waardoor b.v. bij het bestuur der Joodsche gemeente te Berlijn officieel slechts 39 van deze slachtoffers bekend werden. De lijkkisten werden door de gevange nen zelf in een speciaal daartoe ingerichte werkplaats vervaardigd. De lijken werden naar het crematorium te Weimar overge bracht en daar gecremeerd. De familie leden ontvingen het doodsbericht van den commandant van het concentratiekamp pp een open briefkaart, waarop strafport verschuldigd was Velen bezweken doordat er geen behoor lijke ziekenverpleging aanwezig was. Tij dens de eerste weken was het den dokters zelfs ten strengste verboden, aan Joden medicijnen uit te reiken. Ook hierdoor zijn een aantal gestorven. Dikwijls kwam het ook voor, dat de arts weigerde, in de hospitaal barak Joodsche zieken op te nemen. Vier weken later werd voor Joden een speciale ziekenbarak ingericht, die echter door de Joodsche gevangenen uit eigen middelen moest worden betaald. De meest primitieve hulpmiddelen als koorts thermometers en nachtgerei, ontbraken echter. Dagelijks werden doode kameraden aan ons voorbij gedragen. Indien eenmaal was bepaald, dat een gevangene zou wor den ontslagen, dan moest de Kampdokter eerst onderzoeken, of op het lichaam geen striemen of blauwe plekken zichtbaar wa ren. Indien dit het geval was, werd hij niet direct ontslagen, doch moest wachten, tot zijn wonden waren geheeld. Zoo wilde men vermijden, dat al deze wreedheden in het openbaar bekend zou den worden. Een schande voor het land. In deze hel van Euchenwald waren echter ook eenige menschen: er waren S.S.-lieden, die niet sloegen! Helaas vormden zij een kleine minderheid, en zelf verklaarden zij, dat zij tegen deze wreedheden niets konden uitrichten. Na zijn ontslag was de schrijver van dit ver slag verplicht, zich dagelijks te melden bij het hoofdbureau van politie te Berlijn. Op Alkmaar, 24 November. Daar is nog altijd een kwestie over de grensregeling ten oosten van Tsjecho- Slowakije, welke nog steeds niet opgelost is. Zoowel Polen als Hongarije blijven bij hun eisch: een gemeenschappelijke grens, en het is Duitschland, dat daar heelemaal niet voor voelt. Polen zal zoo luiden de jongste berichten de grenzen van het nieuwe Tsjecho-Slowakije niet erken nen, zoolang Roethenië niet aan Hongarije is afgestaan er. men mag aannemen, dat Hongarije eenzelfde houding aanneemt. Daardoor zouden beide landen het dus onmogelijk maken, dat een garantie van alle aan het nieuwe Tsjecho-Slowakije grenzende staten, zooals te München voor zien was, tot stand komt. Naar aanleiding van deze houding van Polen en Hongarije heeft de Duitsehe re geering krachtig geprotesteerd in War schau en Boedapest. Met nadruk is er op gewezen, dat de wenschen van Duitschland, wat betreft de tegenwoordige grenzen van Slowakije, voor geen verandering vatbaar zijn. Opnieuw heeft Duitschland duidelijk gezegd, dat het geen gemeenschappelijke grens tus- schen Polen en Hongarije wenscht. Een officieele Duitsehe zegsman weigerde in- tusschen van deze laatste verklaring een bevestiging te geven, hij zeide dat „daar omtrent niets bekend is." Ook in Warschau is geen officieele bevestiging te krijgen. Vast staat evenwel, dat de Duitsehe ambassadeur von Moltke gisteren een be zoek aan Beek gebracht heeft, dadelijk na zijn terugkeer uit Berlijn. Ook Boedapest geeft geen bevestiging, doch in politieke kringen wijst men daar °P de dagbladen, die nog tot gisteren openlijk hun sympathie betuigden met de Roetheensche „opstandelingen" en plot- seling hun koers veranderd hebben en de hoop op een plebisciet in de betreffende streek uitspreken. Politieke kringen in Warschau achten oet volstrekt noodzakelijk, dat uiterlijk °P 1 Jan. de gemeenschappelijke grens tusschen Hongarije en Polen zal zijn tot stand gekomen, dat is dus binnen een ter mijn van drie maanden, door de conferen- "0 van München vastgesteld voor het ten uitvoer leggen van het zelfbeschikkings- redht der nationaliteiten. Tot zoover de wenschen der Poolsche Politiek. Het denkbeeld eener gewapende interventie van Polen ten behoeve van Hongarije verwerpt men echter. Polen heeft geen reden, zegt men, terwille van een andere mogendheid gebied te gaan bezetten. Daar komt echter bij, dat men in Polen de vaste overtuiging heeft, dat Roe menië een militairen aanval op Tsjecho- Slowaaksch gebied niet zou dulden. Insiders in de Poolsche hoofdstad mee- nen, dat een opstandige beweging onder de bevolking van Roethenië er veel toe zou kunnen bijdragen, de inlijving bij Hongarije te bespoedigen. Ook ziet men nog eenig nut in diplomatieke stappen, die er Duitschland en Italië van zouden moe ten overtuigen, dat de gemeenschappelijke grens wenschelijk is. De campagne, die thans door Hongarije is begonnen ter verkrijging van een plebisciet onder internationaal toezicht, beschouwt men als een deel van deze „vreedzame diplomatieke strategie". De Duitsehe en Tsjecho-Slowaaksche regeering hebben een gemeenschappelijke verklaring gepubliceerd, volgens welke de beide regeeringen voortdurend overleg willen plegen over de problemen,- die het behoud, de vrije ontwikkeling en de ver richtingen van den volksaard hunner volksgroepen betreffen. Tot dit doel wordt een permanente Duitsch-TsjechoSlcwaak- sche regeeringscommissie gevormd, die afwisselend onder Duitsch en Tsjecho- Slowaaksch voorzitterschap zal staan en afwisselend in beide staten zitting zal houden. Het Duitsch-Tsjecho-Slowaaksche ver drag over staatsburgerschap en optiepro blemen bepaalt o.a., dat ook die Tsjecho- Slowaaksche onderdanen, welke tot het Duitsehe volk behooren en die op 10 Oc- tober 1938 hun woonplaats gehad hebben buiten hèt vroegere Tsjecho-Slowaaksche staatsgebied, de Duitsehe nationaliteit krijgen. Voorts kan de Duitsehe regeering tot 15 Juli 1939 personen, die niet tot het Duit sehe volk behooren en die sedert 1 Januari 1910 in het met Duitschland vereenigde gebied zijn komen wonen, tezamen met hun, de Tsjecho-Slowaaksche nationaliteit bezittende, afstammelingen binnen een termijn van drie maanden uitwijzen. De Tsjecho-Slowaaksche regeering zal deze personen in haar gebied opnemen. Omge keerd is een gelijke regeling getroffen. Optanten, die tot 31 Maart 1940 hun woonplaats vestigen in den staat, waarvoor zij hebben geopteerd, mogen al hun roe rende goed meenemen en behoeven daar voor niets te betalen. Uitgezonderd zijn hiervan baar geld, waardepapieren en collecties, die voor het land, waaruit zij zouden worden gebracht, van bijzondere historische of cultureele beteekenis zijn. De behandeling van deze zaken zal in een speciale overeenkomst vastgelegd worden. Voor het onderzoek naar en de behan deling van alle problemen, die zich voor doen bij de uitvoering van dit verdrag, zal een gemengde commissie worden gevormd, waarin elk der beide regeeringen een ge lijk aantal vertegenwoodigers zal hebben. Het verdrag wordt Zaterdag a.s. van kracht. In de Duitsehe pers is men gebelgd over het feit, dat als oord der nederzet ting voor de Joden,, die niet alleen Duitschland, doch ook Polen, Hongarije en Roemenië uit hun land willen verdrijven, gespróken is over Tanganyika, het vroegere Duitsch-Oost-Afrika. Dit land wil Duitsch land wel terug hebben, maar het wenscht niet, dat het aan de Joden wordt gegeven en in de Duitsehe pers is men het dan ook eens met de Engelsche stemmen, in zoo ver deze hebben verklaard, dat Duitsch land eventueel de Joden dan weer terug zou krijgen, als het Oost-Afrika terug zou ontvangen. Daar men echter heel goed weet, dat, indien Tanganyika zou worden aangewezen als vestigingsland voor de Joden, niemand de verantwoording zou mogen aanvaarden, om dit land aan Duitschland terug te geven, verzet men zich bij voorbaat tegen vestiging van de Joden aldaar. Daarbij komt het Berliner Tageblatt voor den dag met een hoofdartikel onder het opschrift „Het zoeken naar leege ruimten", waarin wordt betoogd, dat er toch werkelijk nog wel ruimte genoeg op de wereld is om de Joden er zich te laten vestigen. Met cijfers wordt betoogd, dat in Europa geen plaats is, maar dat speciaal in de Angelsaksische landen «jplaats te over kan worden gevonden. Hierbij wordt toe gegeven, dat in Canada, Brazilië en Au stralië groote gebieden door het slechte klimaat of door de gesteldheid van den bodem (oerwoud) niet in aanmerking komen, maar betoogd wordt dat bijv. Australië gemakkelijk zijn bevolking van thans nog geen 7 millioen tot 12 millioen zou kunnen opvoeren en ook de Ver eenigde Staten en Canada millioenen Joden konden opnemen. verzoek van de ambtenaren vertelde hij eenige bijzonderheden over de toestanden in het kamp. De ambtenaren waren daar omtrent zoo verontwaardigd, dat zij hem voortdurend in de rede vielen. Zij achtten dit weerzinwekkende toestanden en een schande voor Duitschland, waarvoor de ministers Frick en Himmler geheel ver antwoordelijk moeten worden gesteld. De politie immers is slechts uitvoerend orgaan, terwl de S.S. de uitsluitende heerschappij heeft over de concentratiekampen Amy Sayle, een lid van den Londen- schen graafschapsraad, heeft het vol gende ingezonden stuk toegezonden aan den „Manchester Guardian": „Ik heb zoojuist het volgende ongetee- kende schrijven ontvangen van een Duit- schen predikant, dien ik eenige jaren gele den heb ontmoet. Ik kan instaan voor de echtheid ervan, doch kan des schrijvers naam niet onthullen. Hij noemt 't ,,'n open brief van een Duitsch staatsburger aan dr. Göbbels, rijksminister". De brief is geda teerd 15 November. „Vandaag, aldus het schrijven, verkeeren wij Duitschers in de pijnlijke noodzaak, de gastvrijheid te verzoeken van de kolommen van buitenlandsche nieuwsbladen, omdat wij in ons eigen land volkomen gemuilband zijn. Vaderlandsliefde, niet eenige neiging tot „hoogverraad" dwingt ons dezen weg in te slaan. Liefde voor ons land is het, die ons er toe brengt, ons vaderland te willen zuiveren van het verwijt, dat het Duitsehe volk werkelijk de weerzinwekkende en barbaarsche methoden steunt, welke thans gebezigd worden bij de vervolging van Joden, methoden welke terecht de veront waardiging van de geheele beschaafde we reld hebben gewekt. Zij hebben evenzeer de verontwaardiging gewekt van de meer derheid van het Duitsehe volk, dat met ge voelens van schaamte en afschuw ver plicht is getuige te zijn, zoowel van da maatregelen, welke thans tegen de Jood sche kerkgebouwen en zaken worden ge nomen als van de nieuwe staatsdecreten, welke in een „wettelijken vorm" ons be zwaren met een nieuwen last van natio nale schuld. Gij, dr. Göbbels, verzekert, dat het ge heele Duitsehe volk achter deze maatrege len staat en dat gij slechts den volkswil ten uitvoer legt. Dit is een verschikkelijke onwaarheid en een beleediging van het Duitsehe volk. Waar men ook ging, overal hoorde men slechts uitingen van leedwe zen en verontwaardiging over deze maat regelen. Het is slechts een betrekkelijk kleine clique, bestaande uit lieden, die gij tot fanatici hebt gemaakt, ten deele men schen, die afhankelijk zijn van uw kunst, die u toejuichen. Indien inderdaad, zooals gij zegt, het ge heele Duitsehe volk achter u zou staan, waarom onderdrukt gij dan iedere vrije meeningsuiting? Waarom mag de pers slechts publiceeren wat gij voorschrijft? Waarom wordt iedereen, die een woord van critiek durft uiten, öf naar de gevange nis óf naar een concentratiekamp overge bracht? Waarom verliest iedere ambtenaar en iedere arbeider zijn betrekking, indien hij weigert deel te nemen aan eenige werk zaamheid, welke het nationaal-socialisme voorschrijft? Waarom organiseert gij zulk een bewind van terreur in verkiezingstijd en muilkorft gij de oppositie? Waarom vervalscht gij zeer openlijk de verkiezingsuitslagen? Is dat de wijze, waarop gij „den volkswil ten uitvoer brengt?" Neen, ziehier de waarheid: Gij hebt de macht gegrepen door leugen en bedrog, en ten slotte door een beroep te doen op de laagste instincten van den mensch, het „beest in ons", om de uitdrukking te gebruiken van een rijksdaglid. Door een tot nu toe ongekend terrorisme, door de onderdrukking van iedere soort vrijheid, door een verfijning van leugen propaganda, welke een geestelijke atmos feer verschaft van troebel fanatisme, oefent gij uw macht uit tegen den wel van 't volk. Het is leugenachtigheid, welke gij ten toonspreidt Jn uw verklaring, dat de uit spattingen, het in brand steken van syna- noges en het vernielen van winkelzaken, niet werden „georganiseerd". Welke Duit- scher lacht niet bij deze voorstelling van zaken? Indien het waar zou zijn, waarom keek de politie dan overal werkeloos toe en arresteerde zij slechts Joden en niet de brandstichters, de vernielers en plun deraars? Waarom hebben de brandweer corpsen slechts andere gebouwen voor brand behoed en hebben zij nergens ge probeerd, de synagoges te behouden? Waar om hebben plaatselijke partijleiders op dracht gegeven en in feite fabrieksperso- neel en leden der stormtroepen, vaak tegen hun wil, gedwongen er op uit te gaan en zich aan te sluiten bij de vernielende ac tie? Gij, dr. Göbbels, kunt in staat zijn door deze methoden nog wat langer te regeeren, want het volk is hulpeloos, doch rekent er op, dat één dag gerechtigheid zal geschie den, want „God laat zich niet bespotten". Onmiddellijk nadat gebleken was, dat de Hongaarsche regeering bij de stem ming in het parlement in de minderheid gebleven was, is men tot hertelling van de stemmen overgegaan, welke het volgende officiëele resultaat opleverde: 94 stemmen vóór en 115 stemmen tegen het regeeringsvoorstel. Terstond nadat deze uitslag bekend was geworden, is de ministerraad bij eengekomen, na afloop waarvan minis ter-president Imredy zich naar rijks bestuurder Horthy begaf. Het wetsvoorstel ten aanzien waarvan de regeering de kwestie van vertrouwen had gesteld, doch dat niettemin door het parle ment werd verworpen, had de volgende strekking: 1. Opneming in de kamer van de Hon gaarsche afgevaardigden, die de bevolking vertegenwoordigen van de aan Hongarije afgestane Tsjecho-Slowaaksche gebieden; 2. bespreking van de wetsontwerpen der regeering. Het regeeringsvoorstel zou den nieuwen Hongaarschen afgevaardigden uit de terug gewonnen gebieden hebben toegestaan, aan de debatten deel te nemen en te stemmen. De oud-minister van landbouw Mar schalk die de woordvoerder is van de groot grondbezitters, sprak evenwel zijn wan trouwen jegens de regeering uit en stelde voor, de motie van den minister-president te verwerpen, hetgeen ook inderdaad ge schiedde. In den loop van de zitting, die met een nederlaag voor de regeering eindigde, had Straniavsky, leider der dissidente leden van de regeeringspartij, o.m. gezegd: „Sommigen beweren, dat zij de vensters willen openen en een frisschen luchtstroom uit de aange hechte deelen van het land willen binnen laten. Maar de atmosfeer van Benesj moet niet in Hongarije binnendringen. Jaross, de leider der vertegenwoordigers van de aangehechte streken, protesteerde in heftige bewoordingen tegen deze uitlating. Eckhardt, vertegenwoordiger van de partij der kleine boeren, waarschuwde het land tegen een „Führer", die iemand anders dan rijksbestuurder Horthy zou zijn Imredy nam vervolgens het woord en zeide: „Ik heb mijn weg gekozen. Wij moe ten een zeer smal pad volgen tusschen den afgrond der revolutie en het moeras der reactie". De premier diende daarna de regeerings- motie in. Verscheidene afgevaardigden, vooral de sociaal-democraten, de kleine boeren en een deel der vereenigde christelijke partij, stem den tegen de regeering, omdat zij vreezen, dat de methode van Imredy een ernstigen slag aan de parlementaire instellingen kan toebrengen. Het aantal der sinds gisteren uit de regee- ringspartij getreden afgevaardigden is in- tusschen, naar het D.N.B. meldt, van 63 tot 67 gestegen, waardoor de regeeringspartij thans nog 95 afgevaardigden omvat. Voor de eerste maal sedert den oorlog be schikt de regeeringspartij thans niet meer over een overwegende meerderheid van af gevaardigden, doch zal gedwongen zijn, steun te zoeken bij andere partijen. Imredy dient zijn ontslag in. Minister-president Imredy heeft aan rijksbestuurder Horthy zijn ontslag en dat van de overige leden van het kabinet aan geboden. Rijksbestuurder Horthy heeft dit ontslag echter tot nog toe niet aanvaard. Volgens een ar. der bericht uit Boedapest zou er kans bestaan, dat het parlement voor een maand op reces wordt gezonden, ter wijl, indien Imredy door Horthy gemachtigd wordt, het parlement te ontbinden, nieuwe verkiezingen zullen worden gehouden, niet volgens het onlangs aangenomen geheime kiesstelsel van openbare stemming. In geen 20 jaar gebeurd! In geen 20 jaar tijds is de Hongaarsche regeering in een openbare zitting van het parlement verslagen. De stemming geschied de niet op de motie van vertrouwen maar op de kwestie of het parlement terstond de 15 afgevaardigden uit het herwonnen gebied formeel zou toelaten. De voornaamste oppositie was van zuiver persoonlijken aard tegen Imredy, waarbij zijn tegenstanders beweerden, dat zijn jaren van president der nationale bank hem niet de noodige be voegdheid voor het premierschap gaven. In de bijeenkomst van gister heeft Imredy zijn verklaring over Roethenië herhaald, n.L dat Hongarije geen rechtstreeksche actie beoogt om dit gebied te verkrijgen. In diplo matieke kringen meent men, dat hij dit ge zegd heeft onder druk van Duitschland.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 1