VOOR ONZE KINDEREN. Rechtszaken RAADSELS. Vals beschuldigd Maarten skroift nei de krant Verhaaltjes van kinderen voor kinderen. Skiërs. DERDE BLAD. VEEHOUDER VERDUISTERDE 11.000 Een jaar gevangenisstraf gerequireerd. Een veehouder te Naarden had zich giste ren te verantwoorden voor de Amsterdam- sche rechtbank wegens verduistering in dienstbetrekking van een bedrag van 11.000 ten nadeele van de N.V. Fourage Handel Naarden en Omstreken. De man verklaarde, dat hij als vennoot belast was met den verkoop en 't innen van quitanties. Een salaris kreeg hij voor zijn werk niet. Doordat hij in financieele moei lijkheden kwam, was hij begonnen met knoeierijen. Het geïnde geld droeg hij niet af. De officier van justitie eischte een jaar gevangenisstraf. STOFFEERDER VOND EEN SCHAT. Negen maanden geëischt wegens verduistering. Een niet alledaagsche ontdekking deed op 18 Augustus j.1. een 20-jarige stoffeerders knecht te Hilversum. Hij had opdracht ge kregen voor de familie R. een rustbank op nieuw te bekleeden. Met bekwamen spoed toog hij aan het werk, doch toen hij de oude bekleeding verwijderde, trof hij tot zijn groote verbazing een klein kistje tusschen de vulling van het meubelstuk aan, verbazing, die nog toenam toen hij zag, wat het doosje bevatte. Voor honderden guldens aan zeld zame kostbaarheden en sieraden lag voor hem: een platina hanger meer veertien fraaie diamanten, een kostbare gouden Indische haarspeld, ringen met robijnen, safieren en amethisten, dasspelden met parels, antieke gouden medaillons en broches, kortom een schat uit een duizend en één nacht sprookje. De jeugdige knecht was niet tegen de ver leiding bestemd, hij waarschuwde noch zijn patroon, noch bracht hij de kostbaarheden aan den eigenaar terug. Een groot deel ver kocht hij aan een opkooper, eenige sieraden schonk hij aan zijn meisje en de rest, waar mede hij geen raad wist, wierp hij weg. De eigenaar miste de sieraden en hij kende de eigenaardige gewoonte van zijn vrouw om haar kostbaarheden te bewaren in een doosje, dat zij in de rustbank verstopte. De heer R. snelde naar den stoffeerder „Neen, er was niets gevonden". Ook de knecht wist van niets. Het spoor liep dood. Korten tijd later kwam er echter licht in deze duistere affaire. Dit leidde tot een verhoor van den Hilver- sumschen handelaar J. F. Deze had voor een belangrijk bedrag aan sieraden van den jon gen gekocht, hij had er 17.50 voor be taald. De opkooper ontkende, volgens hem had hij slechts enkele sieraden gekocht. De stoffeerdersknecht zat spoedig achter slot en grendeL Gisteren stond hij voor de Amsterdamsche rechtbank terecht, verdacht van verduiste ring, subsidiair diefstal. Hij legde snikkende een volledige beken tenis af. Zijn meisje had hem nog aange raden de sieraden terug te bréngen, maar hij had helaas haar raad niet opgevolgd. De officier van justitie, mr. Bosch, wilde rekening houden met verd.'s jeugd, zijn gun stig verleden en het blanco strafregister. Spr. requireerde wegens verduistering negen maanden gevangenisstraf. De verdediger, mr. dr. A. Sternheim, drong op een clemente straf aan. Ook tegen het meisje van den stoffeerdersknecht werd een vervolging wegens heling ingesteld. Zij had een briljanten hanger en een dasspeld voor haar verloofde bewaard. Ook zou zij een klein bedrag van hem hebben aangeno men, waarvoor zij schoenen had gekocht. „De schatten van Lombok". Het meisje, dat terecht stond wegens heling, vertelde, dat haar verloofde met het doosje met sieraden bij haar was gekomen. Hij had gezegd: „Wil je de schatten van Lombok eens zien?" „Ik schrok er van", zeide verd. „En ik raadde hem aan alles terug te brengen". Pres.: En waarom bewaarde u die siera den? Wilde u ze gaan dragen? Neen, daar had ze geen oogenblik aan ge dacht. De officier van justitie vorderde tegen het meise, dat nooit met de justitie in aanraking was geweest, 30 boete, subs. 30 dagen hechtenis. De verdediger, mr. Riep, was van mee ning, dat hier geen winstbejag aanwezig was, zoodat hij tot vrijspraak concludeerde. De 34-jarige Hilversumsche opkooper J. F. stond vervolgens terecht wegens heling. De officier van justitie achtte het bewijs van de heling geleverd. Spr. vorder de een gevangenisstraf van een jaar en acht maanden tegen verdachte. Suntebankeris, 26 Nov. 1938. Weer et hart vol van is, deer loopt de mond van over, zoit et spreekwoord, en wat je in je hoofd hewwe, deer praat je ok over, en skroif je un brief, nei un kennis, femielie of nei de krant, den moet je et deer over hewwe, weer je aldeur mee rondloope. En zoo is et met moin ok veulal. As ik Uwes men briefkes skroif, den komt et in de regel zoo of, dat as Maart je ders baai oons komt, den zoit ze al, voordat waai wat zegge kenne, wat of der beurt is. „Want, zoit ze den, o, dat hew ik uit de krant". En zoo is et krek nou ok weer, over et algemeen benne de geele zoo slecht, dat je kenne gien goeie vinde, en das hillekendal niet overdreven hoor. Et maakt niet uit, wie of je hoore, maar ze benne allegaar even beroerd. Dus de boel maar gouw oproode! Maar de prois? Das nou ok niet veul waard, et meiste dat loopt er deur, en den ken je wel begroipe, dat et zootje wat er nag verkocht worde, niet veul opbrengt. Dus de kool slecht en onverkoopbaar, en deer komt den nag baai dat et weer ok niet al te best is, den loop je meist welderis met je hande in je heer. „Voile moe je", zoide Dirkbuur. Maar wat is nou die ienderteg, die je der voor kroige, das ommers ok niks. Ja, dat zou wel gaan, as je dubbel en dwars teelde, dan had je meskien nag un teelinkje. Maar nou, je kenne wel begroipe, dat er puur un deel op et land bleven benne ok. En ze benne zoo licht as hop. Den ken Uwes wel begroipe, dat ik over die kant nou men hart ok erris luchte moet. Maar Trointje heb zoit, dat ik niet zoo zwartgalleg skroive moet. Dat moet, en deermee of. Ze wier hillekendal un beetje noideg, dat ik zoide, „Sunterklaas zal van 't jaar ok weer verzichtig an doen". En weet je, wat et ergste is, ze is krek as de meiste vrullie, ze houdt keep, en eerlek zei ik weeze, ik zou em er wel efkes voor knoipe, dat as ze de krant in der hande kroigt en men brief leest, en et is zoo as zaai zoit, an de zwartgallige kant, nou den zou et moin beste beurt nag niet weeze. „Der staat genog beroerdeghoid in de krant", hoor ik er al zeggen, „dus maak et nou niet erger". Van de week benne Pietertje en Geert ok nag efkes overwupt, nou dat was al weer puur un toidje leden, dat die der weest wazze. Et viel netuurlek wel an. En ze bleve nag om koppie ok, dus hadde we nag un gezelleg toidje, en et was laat dat ze weer vort gonge. Geert heb Trointje toch weer ders zoo griezele leiten, dat as ze der nag over denkt, gaan de rillinge nag over der reg. Moet je verbeelde, we zaate te koppie- doen, en toe zoit Troin teugen Geert: „Hei jo, deer zit un mig op je brood". „Nou stil zitte leite", zoit ie. En haai liet die mig zen gang gaan, en Troin keek altemet nei dat migke. Maar toe efkes ternei Geert un hap neme wou, en et miggie op dat brood zat, riep Troin weer: „Denk er om Geert, je eete em op." „Nou deer heb die mig zen oigen meer mee as moin oor, haai heb toid genog had om er vandeur te gaan" en oiskoud gong ie deur met eeten. Troin grilde der van, en had veerder gien trek meer ok. En Geert? Die most lache, en nam nag un extra sneetje toe, nei „et brood met biefstuk", zoo ie et noemde. 's Eivens ternei liepe Dirk en Soitje nag efkes an, en Soitje most dat verhaal van- zellef ok hoore, en die vond Geert un diere- beul. Maar baai heur thuis loit op et slaggie aitoid de miggeflapper klaar, en in de keuken hangt altoid un miggevanger. Toen ik er dat onder heur neus vreef, wier ze toch wel efkes koester, wat wel un wonder hiete mag, want Troin is er zellef, maar Soit? Om die te overtroeven, das nag un hille toer. Dirk vertelde nag, dat ie puur averaai kregen had met de storm, der was un heel zootje panne ofstreken, en stik van zellef. „Dat zal weer op de buul ankomme Dirk". „Ja en ik heb vleede week nag teugen em zoit, dat ie die panne goed legge most, want der wazze der twei van zen plaas of". Toen kwam Soit weer uit de hoek, „en deer benne ze vanzellef begonnen". En et was Dirk zen skuld, en dat bleef et. Die vond et wel goed, zoo'n storm deer kon je ommers niet vóór weze. Dirk heb welderis zoit, dat as et Soit niet meeloopt, et meistal met et weer op en neer gaat. Nou ok weer, buiten harde wind, en binnen harde woorde. „En iemes lesten, was et gnap weer, en toe was Soit zoo opgeruimd, dat ik docht, jonge Dirk, das niet baai rechtuit, en jawel oor, toe wou ze nei Amsterdam, met de wilde bus vanzellef, en ze is gaan, en weer verom kommen ok, tevreden, want ze had erg nei 't zin uit weest. Maar as ze nou de bus ders misloopen had, of ze was nat thuis kommen, den was et moin skuld weest, moet je maar rekene". „Krek un weerglas dus". „Ja", zoi Dirk, „ik heb nag zoo'n ding in de gang hangen, maar ik heb er gerust niet nei te koiken". Haai stak zen poip naggeris in de brand en gong toe weer achter Soitje an nei huis. Zoo zonder erg ben ik al weer vol ok, dus de groete maar weer van Trointje en et zelfde van MAARTEN. HOE SEARS, ROEBUCK CO. VERKOOPT. „Altijd heb ik geweten, dat couranten reclame de ruggegraat van onzen verkoop is; thans besef ik echter, dat het daarvan evenzeer het bloed en de zenuwen is. Ik geloof dat er geen andere afzon derlijke factor zooveel voor Sears ge daan heeft als de couranten." Aldus de reclamechef van Sears, Roebuck Co., de heer D. M. Nelson. Een oordeel van groote beteekenis wanneer men bedenkt, t'.at dit bedrijf reeds jaren lang een consciëntieuze resultatencontróle doorvoert en tal van proeven neemt met allerlei reclamemiddelen. ST. NICOLAAS EN ZIJN KNECHT door MARINUS DE RUYTER. Het was 4 December, de dag voor Sint- Nicolaas. Het mooie dorpje Dennenheuvel was in een smetloos wit winterkleed ge huld, sloten en vaarten lagen dicht. Toen Willem en Jan 's morgens naar school gingen, begonnen ze zich eerst wat warm te werken met sneeuwballen gooien, vervol gens maakten ze met de andere jongens een kolossale sneeuwvesting en juist zou Willem als aanvoerder van de aanvalstroepen de vesting bestormen, toen zijn aandacht ge trokken werd door een jongen, die bitter wenende de Dorpsstraat uitkwam, 't Was Klaas Zwart, dat zag Willem dadelijk en daar deze een van zijn beste vrienden was, snelde Willem op hem toe en legde ver trouwelijk zijn hand op diens schouder. „Wat is er Klaas?" vroeg Willem verwon derd. Inplaats dat Klaas antwoord gaf, begon hij nog smartelijker te huilen en wendde zich van Willem af. „Hoe heb ik het nu met je?" vroeg Willem nu nog meer verbaasd. „Zeg op, hebben ze je geslagen, of ben je kwaad op me?" Snikkend zag Klaas zijn vriendje aan. „Ach neen, Willem", schokte zijn stem, „dat is het niet". „Wat dan? Waarom huil je dan zo?" vroeg Willem, ,,'t Is thuis hele maal mis, Willem. Vader ligt ziek, moeder is te zwak om te werken enwe heb ben niet gegeten sinds gistermorgen". „Klaas", riep Willem verschrikt, „waarom heb je me dat gisteren niet gezegd. Mijn vader zou dan in ieder geval wel geholpen hebben, en andere mensen ook!" „O neen Willem, dat wou ik niet, bedelen, dat nooit. Als ik wat verdienen kon, dan..." „Kletspraatjes!" riep Willem. „Hoe wou jij verdienen?" De andere jongens kwamen er bij. Maar Willem was kies genoeg om niemand iets te vertellen. „Waarom huilt hij?" vroegen ze. „Hij heeft een kwartje verloren en kan het niet meer vinden, helpen jullie even zoeken. Misschien vinden jullie het wel", zei Willem. Allen gingen zoeken, maar vonden na tuurlijk niets. Willem bracht Klaas een eindje buiten het bereik der jongens en zei toen haastig: „Hier Klaas, stop gauw weg en help ze thuis voorlopig daarmee!" En dit zeggende haalde hij een gulden uit zijn zak en stopte hem Klaas in de hand. „Nooit", riep Klaas. „Dat zou bedelgeld zijn. Neen Willem, je meent het goed, maar dat doe ik niet. Als het verdiend was...." „Goed, verdien het dan. Vader heeft veel hout te hakken. Kom me na schooltijd daarbij helpen!" En weg was Willem. Ver bluft keek Klaas hem na, maar al gauw riep hij verheugd: „Dat is verdiend geld, dat zal ik doen". Gauw naar huis, wat zullen ze daar op kijken. Onder de les op school had Willem al driemaal de rotting op zijn rug gevoeld, zonder dat dat evenwel de nodige attentie by hem op wekte. Hij had een plan in zyn hoofd. Toen om twaalf uur de school uit was, zocht hij Jan op en zeide: „Zeg Jan, weet je nog wel wat er vanmorgen met Klaas Zwart gebeurd is, nu ik heb een plannetje bedacht, waarbij jij me moet helpen. Morgen is het St. Nicolaas en nu wou ik ze bly maken met ze wat te geven. Maar ik heb geen geld genoeg, want mijn spaarpot is ook niet te vet en mijn ouders zijn ook niet rijk. Nu zullen wij vragen of we wat kunnen krijgen", zei Willem. Zo gezegd, zo gedaan. En toen ze thuis alles samen nakeken, overtrof alles hun verwachtingen, ze hadden erwten, bonen, rijst, spek, kolen, turf, koffie, thee en wollen ondergoederen en nog wat speelgoed voor de kinderen. Vader en Moeder deden er ook nog wat geld bij, en zo werd alles ingepakt en weggezet voor de volgende dag. Volgens afspraak was Jan precies 6 uur bij zijn makker. Willem's moeder had de kledingstukken voor St. Nicolaas en zijn knecht al klaar gelegd, terwijl vader ook een handje zou helpen. Willem kreeg het St. Nicolaasgewaad en Jan het zwarte Piet- pak aan. Vader maakte liet gezicht van Jan zwart met roet uit de schoorsteen, vooral zijn handen werden goed zwart gemaakt. Zo werd het 7 uur, het uur, waarop ze zouden vertrekken. Buiten stond de geleende handkar van de wagenmaker volgeladen met pakken en manden, klaar om weg te gaan. Links aan het zandweggetje stond het huisje van Klaas' ouders, afgescheiden van de weg door een slootje, waarover een bruggetje lag. Het had bijna de gehele dag gesneeuwd, en tegen de avond was een gure wind op gestoken, die loeiend en gierend door de schoorsteen floot. In de kleine woonkamer, slecht verlicht door een bijna leeggebrande petroleum lamp, zat Klaas met zijn vader en moeder aan tafel. De beklagenswaardige mensen waren tot het uiterste gebracht. Het geld, dat Klaas die morgen had meegebracht, hadden de stumperds moeten gebruiken om de huisbaas te betalen, die al meer dan drie weken huur moest hebben. Het was lang niet voldoende en hij had de bewoners gedreigd, dat hij ze op straat zou zetten. Dus dit had de huisbaas gekregen en ifoor de hongerige magen van de kinderen bleef niets over. „Wees maar niet bedroefd, Moeder", zei Klaas. „Ik zal morgen heus wel wat voor u verdienen, ik zal de molenaar vragen, of ik hem helpen mag, en ik kan ook wel bood schappen doen voor de winkels". „Moetie" riep een kinderstemmetje uit de bed stede. „Moetie, komt Sinterklaas nou?" „Arme schatjes", zei moeder, „Sinterklaas zal ze wel vergeten". Toen was 't even stil. Op het bruggetje klonken voetstappen en daarop werd er aan de deur geklopt. „Er komt volk, wie zou dat kunnen wezen?" zei vader. Klaas was al bij de deur en schrok wel een beetje, toen Sinterklaas daar voor hem stond. „Goeien avond allemaal, zeg mij eens, of ik hier terecht ben by de familie Zwart". „Jawel Sinterklaas, jawel", zei Klaas. „O, moetie, Sinterklaas! Sinterklaas!" riepen de kleintjes en kropen weg onder de dekens. „Dus ik ben terecht, dan wenste ik een ogenblikje by u door te brengen, baas Zwart", sprak Sinterklaas. „Zwarte Pieter, kom hier, zorg er eens voor, dat we een sterk kop koffie met véél suiker en melk krijgen, en leg er wat eetbaars bij! Vlug wat, of ik zal met myn staf een Chineesche polka op je rug laten dansen." Zwarte Piet verdween en keerde dadelijk weer terug met een flinke zak gemalen koffie, één met suiker en twee flessen melk, die hy tot verbazing van Klaas en zyn ouders op tafel zette. „Mooi! Kom hier, haal brandstof en maak in drie tellen de kachel aan", sprak Sint- Nicolaas, en in korte tijd had Klaas' moeder koffie gezet en Jan de kachel aangemaakt. Zwarte Piet snelde weer heen om de ver dere bevelen van zyn meester op te volgen. De arme mensen zagen het zonderlinge gedoe der verklede jongens sprakeloos aan, niet begrijpende wie hun dat allemaal deed toekomen. Langzamerhand werd de tafel beladen met brood, boter, kaas, en worst. Nu kon vader het niet langer uithouden en zei: „Jonger.s, ik ben jullie" „Hoe zegt gij daar, durft gij ons jongens noemen, ik Bisschop van Spanje, ben ik een jongen", sprak Sint boos. „Kom hier zwarte snoes haan en kijk eens wat er voor de kinderen is". Doortje en Frans waren uit hun bed ge klauterd en zaten op de grond alles af te zien. Maar toen zwarte Piet het speelgoed binnen bracht, raakten hun mondjes los. Doortje kreeg een pop en Frans een bouw doos. „Ziezo", sprak St. Nicolaas, „nu wou ik u nog vragen, of u ervoor zou willen zorgen, de wagen, morgenochtend weer bij den wagenmaker te brengen". „Wagen? welke wagen?" vroeg vader verwonderd. „Wel, u heeft vandaag toch een laden wagen ontvangen, en u wilt ^e- toch niet houden?"' e kar Doch Klaas snelde naar buiten en k weer gauw terug, terwijl hij riep- v Jde heus! Er staat een wagen volgelade r' pakken en manden voor de deur" n met „Kroeskop kom hier en beveel'de kn ten alles in de kamer te brengen." Vier jongens sjouwden mandjes en ken naar binnen; aardappelen, kolen t ven, kleren, erwten, bonen enz.', er k bijna geen eind aan. De arme lieden wl8"1 den van blijdschap en toen ze St. Nicol en zyn knecht wilden bedanken, zei de R schop deftig: „Baas Zwart, wij wensen verder een plezierige avond. Wij moet U verder op reis. Kom Zwarte Pieter Volï uwen meester! Wy gaan". „O, vader, ik heb ze wel herkend, het Willem en Jan!" zei Klaas, toen ze v trokken waren. r" Hoe blij waren de arme mensen' Nu waren ze voorlopig gered en baas Zwart beterde spoedig. Van de burgemeeser kreeg hij een flinke bestelling. Namelijk het bouwen van een korenschuur, zodat ook zyn werkloosheid ten einde was. 1. Iemand wilde een boek schrijven. Hij ging voor zyn schrijfmachine zitten en begon te tikken. Toen hij de eerste zin klaar had, bemerkte hy, dat alle klinkers van zyn machine niet door geslagen waren, zoodat er op de plaats van de klinkers allemaal puntjes waren gekomen. Op zijn papier zag die zin er als volgt uit: D. d.m. d.. m.t h..r h.ndj. ,p h.t tr.tt.j w.nd.ld. z.g .n d. .t.l.g.k.st ..n ,]Lr. ..rd.gst m.nt.ltj. Wat had hy willen tikken? 2. Verborgen timmermansgereedschap. Een broodje met ham er op is bijzonder lekker. Hij knijpt angstig in het been van den jongen, die hem wil schoppen. Hij is in het dorp Jisp ijker. Boaz, Aagje en Karei liepen in de tuin en speelden krijgertje. Laat Jumbo ordelijk door de straten lopen. 3. Hoe ver loopt een groot hert het bosch in? OPLOSSINGEN. De oplossingen van de raadsels in ons vorig nummer zijn als volgt: 1. Engeland, Frankrijk, Italië, Spanje, Polen, Epe. 2. moes o t t o e t i e soep 3. Redder. Terwijl wij hier in de regen zitten en hopen, dat het van de winter nog eens zal gaan sneeuwen, zijn in het bergland de mensen alweer met de wintersport begon nen. Het zal weer een drukke winter wor den voor de verschillende skileraren, die week aan week les moeten geven aan de vele buitenlanders, die een tijdje in de heerlijke sneeuwwereld komen doorbren gen. Overal zijn de leraren al druk aan het oefenen om alles nog eens helemaal door e nemen en goed getraind in de winterspo plaatsen aan te komen. door IET HOOGERS. „Hier zyn oliebollen, Bob. Strakjes eten we ze op!" Mina ging de keuken uit En ook Bob, die kleine guit. Daar kwam Flip, het hondje, aan En keek Mies, de poes eens aan. Miesje maakt een hoge rug, Flipje blaft van nijd terug. Mien kwam in de keuken weer Zag geen oliebollen meer! „O dat heeft die Flip gedaan! Voor straf moet hij aan 't lijntje s a

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 12