Voor hen, die om geloof of ras werden
verdreven.
SeuMetm
Binnenland
Morgen nationale inzameling.
Minister Colijn spreekt.
Men steune zooveel men kan, tal
van giften etroomen reeds toe.
De minister verdedigt en
ontkent.
Maar wat zijn „dringende
noodgevallen
Homr^KEUKENSTROOP^AËa""^
240 Joodsche weezen in
ons land.
Op doorreis naar Engeland.
Vluchtelingenkamp te hoek
van holland.
ROMAN
Stranding in de haven van
IJmuiden.
Trawler op de Noorderpier.
Imperiale conferentie
afgewezen.
TWEEDE BLAD.
Gisteravond om kwart over zeven
heeft de minister-president, dr. H.
Colijn, over beide zenders een opwek
king tot steun aan de nationale col
lecte op 3 December uitgesproken.
De minister-president sprak als volgt:
„Geachte luisteraars.
De drie bekende comité's die zich het
lot hebben aangetrokken van de uitgewe
kenen wegens ras of geloof, hebben mij
verzocht een kort woord van aanbeveling
te willen spreken voor de nationale col
lecte, die a.s. Zaterdag gehouden staat te
worden.
Ik heb aan dit verzoek gaarne voldaan,
al is misschien eenige twijfel geoorloofd
of het strikt noodzakelijk is te achten. Aan
den goeden wil van ons volk om hulp te
bieden aan wie in diepen nood verkeeren,
behoeft niet getwijfeld te worden. Die wil
is aanwezig.
Maar wat wellicht nog niet aan allen
duidelijk is, is de omvang van dien nood,
gevolg van het groote aantal personen, dat
sinds de eerste Novemberdagen hier te
lande een schuilplaats heeft gezocht. Aan
den avond van den dag, waarop de col
lecte zal worden gehouden, zal het aantal
vluchtelingen, aan wie in de laatste weken
vergund is naar Nederland te komen,
tegen de vierduizend loopen. Rekent men
de kosten per dag en per persoon voor
huisvesting, voeding en kleeding op onge
veer 1.50, dan zou dit, indien deze vier
duizend toegelatenen allen voor reke
ning der gemeenschappelijke liefdadig
heid kwamen, per jaar een bedrag van
ruim twee millioen gulden vorderen.
Nu is dit tot nog toe niet het geval.
Voorloopig hebben gelukkig zeer velen
onderdak gevonden bij familie of bij vrien
den. Die komen dus niét of niet geheel
voor rekening van de gemeenschappelijke
liefdadigheid, maar daar staat tegenover,
dat we Zaterdag de deur nog niet kunnen
sluiten. Er komen er nog meer en niemand
kan zeggen, wat ons op dat gebied nog te
wachten staat. Er is dus veel geld noodig,
om onzen plicht van barmhartigheid te
vervullen en dit vooral, omdat we niet
weten, welke mogelijkheden er zijn om de
hier toegelatenen naar andere landen door
te geven. Tot nog toe zijn de vooruitzich
ten daaiop althans voor de volwassenen
niet gunstig, eer zelfs ongunstig te noemen.
We moeten dus rekenen op een groot ge
tal menschen, dat gedurende geruimen tijd
onderhouden zal moeten worden.
Dat nu is het, wat ik nog eens onder
uw aandacht heb willen brengen met het
oog op de collecte. Het gaat hier niet om
leniging van nood voor enkele dagen of
om grootere of kleinere hulp voor éénmaal.
Maar het gaat om bestendige hulp aan een
groot aantal menschen, gedurende gerui
men tijd. Die kennis van den toestand, die
moet Zaterdag de gulheid van uw hart en
de vaardigheid van uw hand besturen
om mildelijk te geven.
Wij herinneren ons allen, dat ko
ninklijke woord om groot te kunnen
zijn in alles, waarin ook een klein
volk groot kan zijn. Die grootheid
kunnen we ook toonen in onze mild
dadigheid tegenover hen, die in zwa-
ren druk verkeeren.
En we volbrengen dan tevens het
Goddelijk gebod tegenover den naaste,
want al is ei ook in eigen 'and veel nood
te lenigen en op velerlei gebied veel te
verzorgen, hier in dit geval is thans te
voorzien in het leed, dat veel dieper in
het leven snijdt, dan wat wij bij ons zelf
kennen.
Toone de Zaterdagcollecte daarom,
dat ons volk den roep verstaat, die
thans tot ons komt. Ook omdat we
daarvoor wellicht anderen nog bewe
gen kunnen met ons samen de hand
aan den ploeg te slaan.
Ik heb gezegd."
Het Nederlandsch Jeugdleiders Instituut
schrijft ons:
Wij staan aan den vooravond van de
nationale inzameling voor uitgewekenen
om geloof en ras. De voorbereidende werk
zaamheden loopen ten einde en het woord
is nu aan de collectanten en het offerende
publiek. Zeker, wij moeten de resultaten
van de collecte nog eerst afwachten, doch
de symptomen, die zich bij ons werk heb
ben voorgedaan, zijn van zoo een verblij
dende overtuigingskracht, dat wij nu reeds
van een groot succes verzekerd kunnen
zijn. Het is frappant geweest, hoe iedereen
spontaan het zijne ertoe heeft bijgedragen,
om de zoo uitermate moeilijke organisatie
van een van de grootste collectes, die ooit
in Nederland is gehouden en die binnen
10 dagen in kannen en kruiken moest zijn,
te doen slagen.
Overal steun.
Berichtten wij den vorigen keer, dat
700 gemeenten toestemmend hadden
geantwoord op het verzoek om de
collecte te bevorderen, thans bij de
laatste telling is gebleken, dat dit ge
tal de 900 reeds heeft overschreden.
Met recht kan men dus zeggen: Heel
Nederland maakt zich op om de zoo
zwaar beproefden te hulp te snellen.
Bijna alle burgemeesters van gemeenten,
die wij om hun medewerking voor het
welslagen van de collecte hadden verzocht,
beperkten zich er niet toe deze volmondig
toe te zeggen, doch zij namen veelal de
daadwerkelijke leiding van de inzameling
in hun gemeente op zich!
De plaatselijke comité's werden samen
gesteld uit vertegenwoordigers van alle
gezindten. Alle politieke en religieuze
scheidingslijnen zonken in het niet; over
al heefi. mer. het belang van de collecte
vóór het eigen persoonlijk belang laten
gaan, kortom Nederland werkt nationaal
samen.
Giften stroomen 'oe.
Het was alsof velen met hun offer niet
konden wachten tot den dag van de col
lecte. Van talrijke zijden zijn de bedragen
gedurende den voorbereidingstijd dan ook
reeds toegestroomd, wal niet nagelaten
heeft een stumuleerende werking uit te
oefenen op het heir van vrijwilligers, dat
zich bereid had verklaard om zich met
volle werkkracht en toewijding aan het
doel te geven.
Vele giften, vaak van de minst
draagkrachtigen, toezeggingen voor
een percentage van het weekloon van
heele groepen arbeiders of ambtena
ren in overheidsdienst en vele andere
milde, royale gebaren zijn het on
miskenbare voorteeken van het succes,
dat deze collecte zal hebben.
Van een groote industriëele onder
neming mochten wij, zonder dat één
van ons daarop had aangedrongen, een
bedrag ineens ontvangen van 7000.
Van vele groote Nederlandsche be
drijven heeft het personeel onderling
een inzameling gehouden en het ont-
Op de vragen van mevr. MackayKatz
(c.h.) betreffende de practijk der toelating
van Duitsch-Joodsche vluchtelingen hier
te lande luidende:
1. Heeft de minister kennis genomen
van het dezer dagen uitgebracht rapport
eener commissie, op initiatief van het
comité van waakzaamheid van Neder
landsche intellectueelen in het leven ge
roepen, teneinde een onderzoek in te stel
len naar de practijk der toelating en af
wijzing van Duitsch-Joodsche vluchtelingen
door de Nederlandsche autoriteiten?
2. Is het juist:
ten eerste, dat in de instructies der
grensautoriteiten is voorgeschreven, dat
allen, dié niet het officiëele bewijs van hun
recht tot blijvende vestiging in een ander
land kunnen overleggen, zonder verwijl
moeten worden teruggezonden, zelfs indien
met groote waarschijnlijkheid moet wor
den verwacht, dat zij als gevolg daar
van in levensgevaar zullen komen te
verkeeren;
ten tweede, dat zooals de commissie
vermeldt practisch van toelating van
vluchtelingen ternauwernood kan worden
gesproken?
Heeft de minister van justitie, de heer
Goseling, geantwoord:
1. De minister kreeg, na eerst in enkele
dagbladen van een verslag, als in de eer
ste vraag bedoeld, te hebben gelezen, en
na ontvangst der vragen, zonder begelei
dend schrijven een gestencild en niet on
derteekend exemplaar van het verslag
toegezonden.
2. a. Instructies als in het eerste onder
deel dezer vraag bedoeld, zijn niet gege
ven. Wel geldt, dat met uitzondering
van dringende noodgevallen en uiteraard
ook van gevallen, waarin uit genoegzame
bewijzen aanstonds de mogelijkheid van
doorreis naar en toelating tot een ander
land blijkt slechts op voorafgaande ver
gunning, door of vanwege den minister ver
leend, vluchtelingen worden toegelaten.
Ongeacht de belangrijke aantallen, aan
welke vóór 10 November tijdelijk verblijf
hier te lande is toegestaan, zijn na dien
datum zeer vele vluchtelingen in ons land
toegelaten.
b. Uit het antwoord sub. 2a volgt, dat
de practijk de in dit onderdeel weerge
geven bewering logenstraft.
vangen bedrag op onze girorekening
overgemaakt.
Van behoeftigen en kleine luyden, rijken
en de allerrijksten van alle groepen hebben
wij reeds, gedurende den zoo korten voor
bereidingstijd, naar draagkracht, bijdra
gen ontvangen.
Aan het ernstige woord van opwekking
van onzen minister-president, dr. H.
Colijn, die in zijn radiorede van gisteren
wees op den grooten r.ood van hen, waar
voor de collecte Zaterdag a.s. zal worden
gehouden en de groote sommen gelds, we-1
ke noodig zijn en wiens rede culmineerde
in het koninklijke woord van wijlen ko
ningin Emma: „Laat een klein volk groot
zijn in alles, waarin een klein volk groot
kan zijn", meenen wij niets meer te hebben
toe te voegen.
Met den D-trein uit Berlijn zijn gister
middag tegen vier uur 240 Joodsche
kinderen uit Duitschland, o.a. afkomstig
uit verwoeste weesinrichtingen te 01-
denzaal aangekomen, op doorreis naar
Engeland.
Dit kindertransport geschiedt onder lei
ding van het centrale comité tot hulp aan
buitenlandsche kinderen te Amsterdam.
Vele dames uit Oldenzaal en Enschede wa
ren naar het station gekomen om de kinde
ren te ontvangen. Men had een maaltijd
voor de vluchtelingetjes bereid, welken zij
zich goed lieten smaken. Bovendien kregen
zij voor de verdere rëis enkele versnaperin
gen mee. De kinderen toonden zich dank
baar voor het hartelijke onthaal.
Om bij half vijf vertrok de trein naar
Hoek van Holland, vanwaar de kinderen de
overtocht naar Engeland zullen aanvaarden.
In den loop van de volgende week wor
den nog ongeveer achthonderd kinderen
verwacht, waarvan ongeveer driehonderd
uit Weenen. Honderd van deze kinderen
zullen in ons land worden ondergebraoht.
De overigen zullen eveneens naar Engeland
doorreizen.
In opdracht van de regeering wordt het
kamp van de Rotterdamsche Vacantieschool
te Hoek van Holland gereed gemaakt voor
de ontvangst van Joodsche vluchtelingen.
Hoewel het kamp aanstaanden Maandag
gereed moet zijn voor deze ontvangst, kan
nog niet worden opgegeven wanneer de eer
ste vluchtelingen arriveeren.
DE VERVOLGDEN WEGENS GELOOF
OF RAS.
Steunactie van de Ancient Order
of Foresters.
Gisteravond heeft prof. dr. D. Cohen,
secretaris van het Joodsche Vluchtelingen-
Comité, in een zeer druk bezochte ver
gadering te Amsterdam van de Subsidiary
High Court voor Nederland en België der
Ancient Order of Foresters, uiteengezet
hoe het vraagstuk van het lenigen van den
nood der vluchtelingen ieder in Nederland
heeft gegrepen. Tegenover het groote kwaad
aan honderdduizenden onschuldigen be
dreven, staat de opwelling van het edelste
in de menschen, in ons land en in de geheele
beschaafde wereld. Bij de leiders van de
hulpcomité's in ons land komen smeek
beden binnen om te mogen helpen, om te
mogen medewerken aan de steunverleening
voor hen,, die in ellende gestort zijn.
De geestdrift in de beschaafde wereld
om te helpen, is grooter dan men heeft
durven denken.
Buiten het land, waar de ellende
wordt veroorzaakt is thans een geest
vaardig geworden, die de overtuiging
schenkt, dat men aan de toekomst der
wereld niet hoeft te wanhopen.
Naast prof. Cohen spraken o.m. in deze
bijeenkomst, bijeengeroepen om een groote
actie tot steun te verleenen, de voorzitter
van deze broederschap, de heer A. de Hoop,
prof. mr. V. H. Rutgers, voorzitter van het
Protestantsch Vluchtelingen-comité.
Een oproep aan de wereldbroeder
schappen.
De bijeenkomst heeft aan het slot van
den avond met algemeene stemmen een
resolutie aangenomen, waarin de Subsidiary
High Court Nederland—België der Ancient
Order of Foresters, diep ontroerd door het
lot van de duizenden slachtoffers, die we
gens hun geloof, ras of politieke richting
blootgesteld zijn aan vervolging en mis
handeling,
dankbaar voor de hulp, die door welden
kende menschen over de geheele wereld,
ongeacht hun geloof, rang of stand, spon
taan geboden wordt om het lijden der on-
gelukkigen te helpen verzachten,
overtuigd, dat hier een taak is wegge
legd voor de broederschappen in de ge
heele wereld, welke steeds op de bres
staan voor de verdediging van de men-
schenrechten en steunverleening aan ver
drukten,
zich stellende op den grondslag van art.
3 der statuten van de A. O. F., waarin o.m.
als doelstelling vermeld is: eenheid, wel
willendheid en eendracht onder de mensch-
heid te bevorderen, naastenliefde te kwee
ken en ware ethiek toe te passen,
een beroep doet op de broederschappen
om:
1. Bij de respectievelijke regeeringen
aan te dringen om de emigratie te bevorde
ren,
2. in afwachting van emigratie zoo veel
mogelijk slachtoffers door ieder land tijde
lijk te doen opnemen,
3. den vluchtelingen, wien tijdelijke gast
vrijheid wordt toegestaan, moreelen bijstand
te verleenen,
4. de zusters en broeders van alle broe
derschappen in de geheele wereld op te
wekken zich wekelijks een offer te ge
troosten en dit ter beschikking te stellen
van de diverse comité's.
Deze resolutie zal worden overgebracht
aan alle broederschappen der wereld.
Uit het Engelsch
|door W. A. C.
40)
Hij begon bij te komen en niet wetende
wat hij deed, at hij gretig de chocolade
op, waarna Laline hem alles, wat er nog
over was alles wat voor hen beiden, zoo
lang zij nog te leven hadden, bestemd was
liet opeten. Ze dacht geen oogenblik
aan zich zelf. Slechts één hartstochtelijke
gedachte was haar drijfveer hem, haar
aangebeden lieveling, te redden.
Spoedig werd David weer beter. Onbe
wust had hij het zoete goedje als het ware
verslonden en toen hij overeind zat en
weer geheel bij bewustzijn was, kwam hij
tot het vreeselijke besef, wat hij gedaan
had.
Hij zag de naast hem knielende gestalte
met het etherische gezichtje en de bran
dende oogen, door den rook en een sluier
van loshangend, goudblond haar heen
naar hem kijken hij proefde den smaak
van de chocolade en toen het besef volle
dig was teruggekeerd, riep hij luid en
angstig:
„Laline Laline wat heb je gedaan
En met een luiden snik verborg
hij zijn gezicht in zijn handen. Toen haar
daad van zelfopoffering tot hem was door
gedrongen, verloor hij zijn zelfbeheersching
en stortte bittere tranen.
Ze liefkoosde hem en stelde hem gerust,
zooals een moeder een kind zou doen.
„Mijn lieveling mijn David je moet
niet, je mag niet huilen!"
„O, Laline, mijn engel, mijn heerlijke
kleine schat ik heb je dus je laatste
kans op voedsel benomen". f>n hij schom
melde zijn bovenlijf heen en weer „O
dierlijk wezen, dat ik toch ben!"
Laline voelde zich opgetogen. Het scheen
of niets haar kon schelen, nu ze David daar
weer zoo sterk zag zitten. Er kwam een
beetje kleur op haar wasbleeke wangen.
,,'t Is zóó veel beter, lieveling", zei ze,
„want nu zal je weer sterker zijn en ons
beiden kunnen redden. Ik ik heb heele-
maal geen honger en die sigaret deed me
zoo goedToen lachte ze en kuste hem
telkens.
David vermande zich. Er lag waarheid
in haar woorden en hij moest geen tijd
verloren laten gaan met wroeging en
droefheid. Actie moest hij aan den dag
leggen, terwijl hij zich weer sterk voelde.
„Kindlief, je bent te goed en te nobel"
opnieuw stokte zijn stem door een snik
„we hebben het zwaarste werk nog voor
den boeg maar het daglicht heb ik ge
zien Laline's oogen gloeiden.
,,'t Andere bomvrije onderkomen leidt
naar buiten, maar even als hier, is ook daar
de ladder totaal vergaan en verdwenen.
Maar ik heb een plan verzonnen, dat ons
zeker zal redden mits we het kunnen vol
brengen. Dus, lieveling, we moeten moed
houden en alles, wat je daarvan ter be
schikking hebt, zal je noodig hebben".
Toen vertelde hij haar alles gedetail
leerd ook hoe ze zich, terwijl hij bene
den in het water stond in zijn armen moest
laten vallen, nadat ze het touw vanaf haar
zijden jurk had losgeknoopt.
Hij zag, toen hij dit zei, dat de pupillen
van haar grijze oogen grooter werden en
dat ze een oogenblik beefde en zenuwach
tig haar handen ineensloot.
Hij begreep echter, dat hij haar zenuw
achtigheid niet moest aanwakkeren door
te toonen, dat hij dit had opgemerkt. Zij
hadden geen oogenblik te verliezen.
Samen liepen ze terug naar de woonka
mer en verzamelden het weinige, dat er
stond. Er was, helaas, nu geen voedsel
meer en alleen nog maar de vijf sigaretten.
De etui van Laline stopten zij in David',s
jaszakken. Toen namen zij het kussen en
de kruik en plaatsten die naast de opening;
daarna kwam David met den stoel aandra
gen. „Mammie Mof" moest door het gat
ook een kansje wagen! David vergat niets,
zelfs niet het gebedenboek.
Zij bliezen alle zeven kaarsen uit en
wierpen den kandelaar naar beneden; zij
hoorden dien met een plons in het water
terecht komen. Eén stompje kaars, dat
David van de tafel had losgemaakt, lieten
zü branden. De tafel was te groot om door
de opening te krijgen; die moest dus ach
tergelaten worden, evenals de sofa. Toen
was het „Mammie Mof's" beurt om te ver
dwijnen en terwijl David bezig was haar
door de opening te duwen, snelde Laline
weg in het donker en liet hem alleen. Hij
riep haar toe en het stompje kaars nemen
de, liep hij haar snel achterna.
Ze was naar de slaapplaats gegaan, waar
ze zich op de knieën had geworpen en
hartstochtelijk den houten zijkant er van
kuste.
„Vaarwel vaarwel!" riep ze een beetje
overspannen. „In den hemel zullen we niet
gelukkiger kunnen zijn, dan we hier wa
ren
Toen liet ze zich met haar handen voor
haar gezicht door David weer naar het
gat brengen.
HOOFDSTUK XXII.
Alvorens David naar beneden afdaalde,
legde hij haar nog eens goed uit wat ze
had te doen. Hij zag, dat ze zich met alle
macht en kracht in bedwang hield.
Het pak kaarsen, de lucifers, zijn zak
lantaarn en zijn revolver bond hij met
de zijden ceintuur om zijn middel. Hij zou
zorgen dat ze licht had om beneden te ko
men. Toen hij zag, dat de zakken van de
jas, die ze nog droeg, met alle kleinere
dingen waren gevuld, sloot hij haar in zijn
armen.
„Ik ben er zeker van, dat alles in orde
komt, lieveling", zei hij, er voor zorgende,
dat zijn stem opgewekt klonk. „En zelfs,
al kunnen wij er daar ook niet uit, heb
ben we nog de kans, dat er door hard te
roepen in de richting, waaruit het daglicht
komt, hulp komt".
Hij was zoo innig aangedaan, dat hij
vreesde, dat zijn emotie hem te machti.'
zou worden.
Laline bad in stilte en sprak geen woord
ze bad om sterkte, dat ze niet weifel
moedig zou zijn, wanneer ze alleen was ge
laten ze bad om kracht voor haar
HET DOODELIJK ONGELUK TF
WORMERVEER. E
De inspectie der Nederlandsche snn
gen te Amsterdam vestigt er in verhand6"
het doodelijk ongeluk, dat zich eiK,o: rtet
op het station te Wormerveer heeft avon<*
daan, de aandacht op, dat er geen
geweest van plaatsgebrek en dat dit
dezen fabriekstrein nimmer het geval i p
ongeluk is volgens de inspectie dan'ook
sluitend toe te schrijven aan het feit d 1
meisjes steeds weer geheel onnoodia druT
gen en geen geduld hebben te wacht.„ i I
de trein tot stilstand is gekomen.
De trawler „Amsterdam", die gi»taren
wegens inachineschade door de trawler Her
cules" nabij de zestigste breedtegraad oö
sleeptouw was genomen en naar huis werd
overgebracht, kwam vannacht omstreeks één
uur voor de haven van IJmuiden.
Bij het binnenloopen van de haven werd
assistentie verleend door de trawler
„Utrecht". Bij dit hulpwerk brak echter door
den storm de sleeptros, waardoor de Am
sterdam" op de blokken aan de binnenzijde
van de Noorderpier vast geraakte.
De sleepboot „Stentor" van WijsmüUer
voer onmiddellijk naar het in moeilijkheden
verkeerend schip en trachtte een verbindjng
te maken.
Om half twee werd ook de hulp van
de sleepboot „Utrecht" ingeroepen, om
dat het vaartuig tengevolge van den
Zuidwester storm in een gevaarlijke
positie was geraakt.
Dank zij de onmiddellijke assistentie van de
sleepbooten „Stentor" en „Utrecht", kwam
het schip na een half uur vlot en kon het
behouden in de haven worden binnenge
bracht.
De Volksraad van Indië ontving een mede-
deeling der regeering, gedagteekend Buiten
zorg 29 Nov. In deze mededeeling wordt
door den gouv.-generaal de beschikking
overgelegd omtrent het aan H.M. de konin
gin gericht verzoek, tot bevordering van de
by eenroeping eener conferentie van verte
genwoordigers van Nederland en Ned.-Indie,
die op voet van gelij kgerechtigheid een plan
zouden moeten opstellen teneinde aan Ned.*
Indië zelfstandigheid toe te kennen, binnen
de grenzen van artikel 1 van de grondwet.
Dit verzoek is niet voor inwilliging vat
baar verklaard, omdat het klaarheid van
doelstelling mist, en ook overigens, ge
toetst aan normen, welke gesteld kunnen
worden voor de staatkundige ontwikkeling
van Ned.-Indië, de gedachte om binnen een
bepaalden termijn, al dan niet volgens een
bepaald schema, die ontwikkeling te ver
haasten, niet kan worden aanvaard, als te
zijn niet in het belang van Ned.-In<UL
Voorts is niet gebleken, dat de artikelen, 62
tot 64 van de grondwet eenig beletsel in
houden voor de verwezenlijking van een
staatkunde, welke doelbewust is gericht op
versteviging van de maatschappelijke
grondslagen der verleende autonomie. Inte
gendeel: de, door de deelen des rijks ge
meenschappelijk doorleefde jaren van eco-
nomischen nood en internationale spanning
hebben geleerd, dat het bestaande wettelijk
kader een waarborg biedt voor de doeltref
fende behartiging van de algemeene rijks
belangen en de daaraan verbonden belan
gen der deelen van het rijk.
vingers om de zijden jurk los te kunnen
knoopen van de deken ze bad om moed
om zich in de ruimte te laten zakken, die
haar, voordat David haar kon opvangen,
zoo vreeselijk groot toescheen.
Hij dacht aan den knoop.
„Vrouwtje, het eenige, waarvoor ik bang
ben is, dat de knoop tusschen je jurk en
laken door mijn gewicht erg vast zal
ten. Daarom moet je mijn zakmes gebrui
ken, indien je dien niet kunt loskrijgen-
Aan je jurk hangende, zal je ongeveer eên
meter twee en tachtig zijn. Zelf ben i
één meter twee en tachtig, du3 de afstan
waarover je je laat vallen, zal n'e^..Ziic
heel groot zijn maar, hoe het ook zu,
zou het niet kunnen verdragen, je te a
alleen te laten". n
Zij omhelsden elkaar innig, waarna
vid door de opening afdaalde en veilig
neden kwam, waar hij den kandelaar,
door den val gelukkig slechts verboge
niet gebroken was, overeind zette, er
kaarsen in deed en die aanstak. Toen p
ste hij den kandelaar wat verder weg gr
deze met de armen nog boven het
uitkwam. water
Met een zonderlinge reflex 'n. an-
trilde het licht. Daarna bracht hu
dere voorwerpen in het hoogei g
droge gedeelte in veiligheid, opda Lajjne,
niet zouden hinderen, wanneer hu
zoodra ze het touw losliet, opving,
De blauw satijnen stoel was op ^ein
gevallen en onbeschadigd. Hu sc
zwaar, toen hy hem wegdroeg.
(Wordt ver
volgd)-