Voor hen, die om geloof of ras werden verdreven. SeuMetm Binnenland Morgen nationale inzameling. Minister Colijn spreekt. Men steune zooveel men kan, tal van giften etroomen reeds toe. De minister verdedigt en ontkent. Maar wat zijn „dringende noodgevallen Homr^KEUKENSTROOP^AËa""^ 240 Joodsche weezen in ons land. Op doorreis naar Engeland. Vluchtelingenkamp te hoek van holland. ROMAN Stranding in de haven van IJmuiden. Trawler op de Noorderpier. Imperiale conferentie afgewezen. TWEEDE BLAD. Gisteravond om kwart over zeven heeft de minister-president, dr. H. Colijn, over beide zenders een opwek king tot steun aan de nationale col lecte op 3 December uitgesproken. De minister-president sprak als volgt: „Geachte luisteraars. De drie bekende comité's die zich het lot hebben aangetrokken van de uitgewe kenen wegens ras of geloof, hebben mij verzocht een kort woord van aanbeveling te willen spreken voor de nationale col lecte, die a.s. Zaterdag gehouden staat te worden. Ik heb aan dit verzoek gaarne voldaan, al is misschien eenige twijfel geoorloofd of het strikt noodzakelijk is te achten. Aan den goeden wil van ons volk om hulp te bieden aan wie in diepen nood verkeeren, behoeft niet getwijfeld te worden. Die wil is aanwezig. Maar wat wellicht nog niet aan allen duidelijk is, is de omvang van dien nood, gevolg van het groote aantal personen, dat sinds de eerste Novemberdagen hier te lande een schuilplaats heeft gezocht. Aan den avond van den dag, waarop de col lecte zal worden gehouden, zal het aantal vluchtelingen, aan wie in de laatste weken vergund is naar Nederland te komen, tegen de vierduizend loopen. Rekent men de kosten per dag en per persoon voor huisvesting, voeding en kleeding op onge veer 1.50, dan zou dit, indien deze vier duizend toegelatenen allen voor reke ning der gemeenschappelijke liefdadig heid kwamen, per jaar een bedrag van ruim twee millioen gulden vorderen. Nu is dit tot nog toe niet het geval. Voorloopig hebben gelukkig zeer velen onderdak gevonden bij familie of bij vrien den. Die komen dus niét of niet geheel voor rekening van de gemeenschappelijke liefdadigheid, maar daar staat tegenover, dat we Zaterdag de deur nog niet kunnen sluiten. Er komen er nog meer en niemand kan zeggen, wat ons op dat gebied nog te wachten staat. Er is dus veel geld noodig, om onzen plicht van barmhartigheid te vervullen en dit vooral, omdat we niet weten, welke mogelijkheden er zijn om de hier toegelatenen naar andere landen door te geven. Tot nog toe zijn de vooruitzich ten daaiop althans voor de volwassenen niet gunstig, eer zelfs ongunstig te noemen. We moeten dus rekenen op een groot ge tal menschen, dat gedurende geruimen tijd onderhouden zal moeten worden. Dat nu is het, wat ik nog eens onder uw aandacht heb willen brengen met het oog op de collecte. Het gaat hier niet om leniging van nood voor enkele dagen of om grootere of kleinere hulp voor éénmaal. Maar het gaat om bestendige hulp aan een groot aantal menschen, gedurende gerui men tijd. Die kennis van den toestand, die moet Zaterdag de gulheid van uw hart en de vaardigheid van uw hand besturen om mildelijk te geven. Wij herinneren ons allen, dat ko ninklijke woord om groot te kunnen zijn in alles, waarin ook een klein volk groot kan zijn. Die grootheid kunnen we ook toonen in onze mild dadigheid tegenover hen, die in zwa- ren druk verkeeren. En we volbrengen dan tevens het Goddelijk gebod tegenover den naaste, want al is ei ook in eigen 'and veel nood te lenigen en op velerlei gebied veel te verzorgen, hier in dit geval is thans te voorzien in het leed, dat veel dieper in het leven snijdt, dan wat wij bij ons zelf kennen. Toone de Zaterdagcollecte daarom, dat ons volk den roep verstaat, die thans tot ons komt. Ook omdat we daarvoor wellicht anderen nog bewe gen kunnen met ons samen de hand aan den ploeg te slaan. Ik heb gezegd." Het Nederlandsch Jeugdleiders Instituut schrijft ons: Wij staan aan den vooravond van de nationale inzameling voor uitgewekenen om geloof en ras. De voorbereidende werk zaamheden loopen ten einde en het woord is nu aan de collectanten en het offerende publiek. Zeker, wij moeten de resultaten van de collecte nog eerst afwachten, doch de symptomen, die zich bij ons werk heb ben voorgedaan, zijn van zoo een verblij dende overtuigingskracht, dat wij nu reeds van een groot succes verzekerd kunnen zijn. Het is frappant geweest, hoe iedereen spontaan het zijne ertoe heeft bijgedragen, om de zoo uitermate moeilijke organisatie van een van de grootste collectes, die ooit in Nederland is gehouden en die binnen 10 dagen in kannen en kruiken moest zijn, te doen slagen. Overal steun. Berichtten wij den vorigen keer, dat 700 gemeenten toestemmend hadden geantwoord op het verzoek om de collecte te bevorderen, thans bij de laatste telling is gebleken, dat dit ge tal de 900 reeds heeft overschreden. Met recht kan men dus zeggen: Heel Nederland maakt zich op om de zoo zwaar beproefden te hulp te snellen. Bijna alle burgemeesters van gemeenten, die wij om hun medewerking voor het welslagen van de collecte hadden verzocht, beperkten zich er niet toe deze volmondig toe te zeggen, doch zij namen veelal de daadwerkelijke leiding van de inzameling in hun gemeente op zich! De plaatselijke comité's werden samen gesteld uit vertegenwoordigers van alle gezindten. Alle politieke en religieuze scheidingslijnen zonken in het niet; over al heefi. mer. het belang van de collecte vóór het eigen persoonlijk belang laten gaan, kortom Nederland werkt nationaal samen. Giften stroomen 'oe. Het was alsof velen met hun offer niet konden wachten tot den dag van de col lecte. Van talrijke zijden zijn de bedragen gedurende den voorbereidingstijd dan ook reeds toegestroomd, wal niet nagelaten heeft een stumuleerende werking uit te oefenen op het heir van vrijwilligers, dat zich bereid had verklaard om zich met volle werkkracht en toewijding aan het doel te geven. Vele giften, vaak van de minst draagkrachtigen, toezeggingen voor een percentage van het weekloon van heele groepen arbeiders of ambtena ren in overheidsdienst en vele andere milde, royale gebaren zijn het on miskenbare voorteeken van het succes, dat deze collecte zal hebben. Van een groote industriëele onder neming mochten wij, zonder dat één van ons daarop had aangedrongen, een bedrag ineens ontvangen van 7000. Van vele groote Nederlandsche be drijven heeft het personeel onderling een inzameling gehouden en het ont- Op de vragen van mevr. MackayKatz (c.h.) betreffende de practijk der toelating van Duitsch-Joodsche vluchtelingen hier te lande luidende: 1. Heeft de minister kennis genomen van het dezer dagen uitgebracht rapport eener commissie, op initiatief van het comité van waakzaamheid van Neder landsche intellectueelen in het leven ge roepen, teneinde een onderzoek in te stel len naar de practijk der toelating en af wijzing van Duitsch-Joodsche vluchtelingen door de Nederlandsche autoriteiten? 2. Is het juist: ten eerste, dat in de instructies der grensautoriteiten is voorgeschreven, dat allen, dié niet het officiëele bewijs van hun recht tot blijvende vestiging in een ander land kunnen overleggen, zonder verwijl moeten worden teruggezonden, zelfs indien met groote waarschijnlijkheid moet wor den verwacht, dat zij als gevolg daar van in levensgevaar zullen komen te verkeeren; ten tweede, dat zooals de commissie vermeldt practisch van toelating van vluchtelingen ternauwernood kan worden gesproken? Heeft de minister van justitie, de heer Goseling, geantwoord: 1. De minister kreeg, na eerst in enkele dagbladen van een verslag, als in de eer ste vraag bedoeld, te hebben gelezen, en na ontvangst der vragen, zonder begelei dend schrijven een gestencild en niet on derteekend exemplaar van het verslag toegezonden. 2. a. Instructies als in het eerste onder deel dezer vraag bedoeld, zijn niet gege ven. Wel geldt, dat met uitzondering van dringende noodgevallen en uiteraard ook van gevallen, waarin uit genoegzame bewijzen aanstonds de mogelijkheid van doorreis naar en toelating tot een ander land blijkt slechts op voorafgaande ver gunning, door of vanwege den minister ver leend, vluchtelingen worden toegelaten. Ongeacht de belangrijke aantallen, aan welke vóór 10 November tijdelijk verblijf hier te lande is toegestaan, zijn na dien datum zeer vele vluchtelingen in ons land toegelaten. b. Uit het antwoord sub. 2a volgt, dat de practijk de in dit onderdeel weerge geven bewering logenstraft. vangen bedrag op onze girorekening overgemaakt. Van behoeftigen en kleine luyden, rijken en de allerrijksten van alle groepen hebben wij reeds, gedurende den zoo korten voor bereidingstijd, naar draagkracht, bijdra gen ontvangen. Aan het ernstige woord van opwekking van onzen minister-president, dr. H. Colijn, die in zijn radiorede van gisteren wees op den grooten r.ood van hen, waar voor de collecte Zaterdag a.s. zal worden gehouden en de groote sommen gelds, we-1 ke noodig zijn en wiens rede culmineerde in het koninklijke woord van wijlen ko ningin Emma: „Laat een klein volk groot zijn in alles, waarin een klein volk groot kan zijn", meenen wij niets meer te hebben toe te voegen. Met den D-trein uit Berlijn zijn gister middag tegen vier uur 240 Joodsche kinderen uit Duitschland, o.a. afkomstig uit verwoeste weesinrichtingen te 01- denzaal aangekomen, op doorreis naar Engeland. Dit kindertransport geschiedt onder lei ding van het centrale comité tot hulp aan buitenlandsche kinderen te Amsterdam. Vele dames uit Oldenzaal en Enschede wa ren naar het station gekomen om de kinde ren te ontvangen. Men had een maaltijd voor de vluchtelingetjes bereid, welken zij zich goed lieten smaken. Bovendien kregen zij voor de verdere rëis enkele versnaperin gen mee. De kinderen toonden zich dank baar voor het hartelijke onthaal. Om bij half vijf vertrok de trein naar Hoek van Holland, vanwaar de kinderen de overtocht naar Engeland zullen aanvaarden. In den loop van de volgende week wor den nog ongeveer achthonderd kinderen verwacht, waarvan ongeveer driehonderd uit Weenen. Honderd van deze kinderen zullen in ons land worden ondergebraoht. De overigen zullen eveneens naar Engeland doorreizen. In opdracht van de regeering wordt het kamp van de Rotterdamsche Vacantieschool te Hoek van Holland gereed gemaakt voor de ontvangst van Joodsche vluchtelingen. Hoewel het kamp aanstaanden Maandag gereed moet zijn voor deze ontvangst, kan nog niet worden opgegeven wanneer de eer ste vluchtelingen arriveeren. DE VERVOLGDEN WEGENS GELOOF OF RAS. Steunactie van de Ancient Order of Foresters. Gisteravond heeft prof. dr. D. Cohen, secretaris van het Joodsche Vluchtelingen- Comité, in een zeer druk bezochte ver gadering te Amsterdam van de Subsidiary High Court voor Nederland en België der Ancient Order of Foresters, uiteengezet hoe het vraagstuk van het lenigen van den nood der vluchtelingen ieder in Nederland heeft gegrepen. Tegenover het groote kwaad aan honderdduizenden onschuldigen be dreven, staat de opwelling van het edelste in de menschen, in ons land en in de geheele beschaafde wereld. Bij de leiders van de hulpcomité's in ons land komen smeek beden binnen om te mogen helpen, om te mogen medewerken aan de steunverleening voor hen,, die in ellende gestort zijn. De geestdrift in de beschaafde wereld om te helpen, is grooter dan men heeft durven denken. Buiten het land, waar de ellende wordt veroorzaakt is thans een geest vaardig geworden, die de overtuiging schenkt, dat men aan de toekomst der wereld niet hoeft te wanhopen. Naast prof. Cohen spraken o.m. in deze bijeenkomst, bijeengeroepen om een groote actie tot steun te verleenen, de voorzitter van deze broederschap, de heer A. de Hoop, prof. mr. V. H. Rutgers, voorzitter van het Protestantsch Vluchtelingen-comité. Een oproep aan de wereldbroeder schappen. De bijeenkomst heeft aan het slot van den avond met algemeene stemmen een resolutie aangenomen, waarin de Subsidiary High Court Nederland—België der Ancient Order of Foresters, diep ontroerd door het lot van de duizenden slachtoffers, die we gens hun geloof, ras of politieke richting blootgesteld zijn aan vervolging en mis handeling, dankbaar voor de hulp, die door welden kende menschen over de geheele wereld, ongeacht hun geloof, rang of stand, spon taan geboden wordt om het lijden der on- gelukkigen te helpen verzachten, overtuigd, dat hier een taak is wegge legd voor de broederschappen in de ge heele wereld, welke steeds op de bres staan voor de verdediging van de men- schenrechten en steunverleening aan ver drukten, zich stellende op den grondslag van art. 3 der statuten van de A. O. F., waarin o.m. als doelstelling vermeld is: eenheid, wel willendheid en eendracht onder de mensch- heid te bevorderen, naastenliefde te kwee ken en ware ethiek toe te passen, een beroep doet op de broederschappen om: 1. Bij de respectievelijke regeeringen aan te dringen om de emigratie te bevorde ren, 2. in afwachting van emigratie zoo veel mogelijk slachtoffers door ieder land tijde lijk te doen opnemen, 3. den vluchtelingen, wien tijdelijke gast vrijheid wordt toegestaan, moreelen bijstand te verleenen, 4. de zusters en broeders van alle broe derschappen in de geheele wereld op te wekken zich wekelijks een offer te ge troosten en dit ter beschikking te stellen van de diverse comité's. Deze resolutie zal worden overgebracht aan alle broederschappen der wereld. Uit het Engelsch |door W. A. C. 40) Hij begon bij te komen en niet wetende wat hij deed, at hij gretig de chocolade op, waarna Laline hem alles, wat er nog over was alles wat voor hen beiden, zoo lang zij nog te leven hadden, bestemd was liet opeten. Ze dacht geen oogenblik aan zich zelf. Slechts één hartstochtelijke gedachte was haar drijfveer hem, haar aangebeden lieveling, te redden. Spoedig werd David weer beter. Onbe wust had hij het zoete goedje als het ware verslonden en toen hij overeind zat en weer geheel bij bewustzijn was, kwam hij tot het vreeselijke besef, wat hij gedaan had. Hij zag de naast hem knielende gestalte met het etherische gezichtje en de bran dende oogen, door den rook en een sluier van loshangend, goudblond haar heen naar hem kijken hij proefde den smaak van de chocolade en toen het besef volle dig was teruggekeerd, riep hij luid en angstig: „Laline Laline wat heb je gedaan En met een luiden snik verborg hij zijn gezicht in zijn handen. Toen haar daad van zelfopoffering tot hem was door gedrongen, verloor hij zijn zelfbeheersching en stortte bittere tranen. Ze liefkoosde hem en stelde hem gerust, zooals een moeder een kind zou doen. „Mijn lieveling mijn David je moet niet, je mag niet huilen!" „O, Laline, mijn engel, mijn heerlijke kleine schat ik heb je dus je laatste kans op voedsel benomen". f>n hij schom melde zijn bovenlijf heen en weer „O dierlijk wezen, dat ik toch ben!" Laline voelde zich opgetogen. Het scheen of niets haar kon schelen, nu ze David daar weer zoo sterk zag zitten. Er kwam een beetje kleur op haar wasbleeke wangen. ,,'t Is zóó veel beter, lieveling", zei ze, „want nu zal je weer sterker zijn en ons beiden kunnen redden. Ik ik heb heele- maal geen honger en die sigaret deed me zoo goedToen lachte ze en kuste hem telkens. David vermande zich. Er lag waarheid in haar woorden en hij moest geen tijd verloren laten gaan met wroeging en droefheid. Actie moest hij aan den dag leggen, terwijl hij zich weer sterk voelde. „Kindlief, je bent te goed en te nobel" opnieuw stokte zijn stem door een snik „we hebben het zwaarste werk nog voor den boeg maar het daglicht heb ik ge zien Laline's oogen gloeiden. ,,'t Andere bomvrije onderkomen leidt naar buiten, maar even als hier, is ook daar de ladder totaal vergaan en verdwenen. Maar ik heb een plan verzonnen, dat ons zeker zal redden mits we het kunnen vol brengen. Dus, lieveling, we moeten moed houden en alles, wat je daarvan ter be schikking hebt, zal je noodig hebben". Toen vertelde hij haar alles gedetail leerd ook hoe ze zich, terwijl hij bene den in het water stond in zijn armen moest laten vallen, nadat ze het touw vanaf haar zijden jurk had losgeknoopt. Hij zag, toen hij dit zei, dat de pupillen van haar grijze oogen grooter werden en dat ze een oogenblik beefde en zenuwach tig haar handen ineensloot. Hij begreep echter, dat hij haar zenuw achtigheid niet moest aanwakkeren door te toonen, dat hij dit had opgemerkt. Zij hadden geen oogenblik te verliezen. Samen liepen ze terug naar de woonka mer en verzamelden het weinige, dat er stond. Er was, helaas, nu geen voedsel meer en alleen nog maar de vijf sigaretten. De etui van Laline stopten zij in David',s jaszakken. Toen namen zij het kussen en de kruik en plaatsten die naast de opening; daarna kwam David met den stoel aandra gen. „Mammie Mof" moest door het gat ook een kansje wagen! David vergat niets, zelfs niet het gebedenboek. Zij bliezen alle zeven kaarsen uit en wierpen den kandelaar naar beneden; zij hoorden dien met een plons in het water terecht komen. Eén stompje kaars, dat David van de tafel had losgemaakt, lieten zü branden. De tafel was te groot om door de opening te krijgen; die moest dus ach tergelaten worden, evenals de sofa. Toen was het „Mammie Mof's" beurt om te ver dwijnen en terwijl David bezig was haar door de opening te duwen, snelde Laline weg in het donker en liet hem alleen. Hij riep haar toe en het stompje kaars nemen de, liep hij haar snel achterna. Ze was naar de slaapplaats gegaan, waar ze zich op de knieën had geworpen en hartstochtelijk den houten zijkant er van kuste. „Vaarwel vaarwel!" riep ze een beetje overspannen. „In den hemel zullen we niet gelukkiger kunnen zijn, dan we hier wa ren Toen liet ze zich met haar handen voor haar gezicht door David weer naar het gat brengen. HOOFDSTUK XXII. Alvorens David naar beneden afdaalde, legde hij haar nog eens goed uit wat ze had te doen. Hij zag, dat ze zich met alle macht en kracht in bedwang hield. Het pak kaarsen, de lucifers, zijn zak lantaarn en zijn revolver bond hij met de zijden ceintuur om zijn middel. Hij zou zorgen dat ze licht had om beneden te ko men. Toen hij zag, dat de zakken van de jas, die ze nog droeg, met alle kleinere dingen waren gevuld, sloot hij haar in zijn armen. „Ik ben er zeker van, dat alles in orde komt, lieveling", zei hij, er voor zorgende, dat zijn stem opgewekt klonk. „En zelfs, al kunnen wij er daar ook niet uit, heb ben we nog de kans, dat er door hard te roepen in de richting, waaruit het daglicht komt, hulp komt". Hij was zoo innig aangedaan, dat hij vreesde, dat zijn emotie hem te machti.' zou worden. Laline bad in stilte en sprak geen woord ze bad om sterkte, dat ze niet weifel moedig zou zijn, wanneer ze alleen was ge laten ze bad om kracht voor haar HET DOODELIJK ONGELUK TF WORMERVEER. E De inspectie der Nederlandsche snn gen te Amsterdam vestigt er in verhand6" het doodelijk ongeluk, dat zich eiK,o: rtet op het station te Wormerveer heeft avon<* daan, de aandacht op, dat er geen geweest van plaatsgebrek en dat dit dezen fabriekstrein nimmer het geval i p ongeluk is volgens de inspectie dan'ook sluitend toe te schrijven aan het feit d 1 meisjes steeds weer geheel onnoodia druT gen en geen geduld hebben te wacht.„ i I de trein tot stilstand is gekomen. De trawler „Amsterdam", die gi»taren wegens inachineschade door de trawler Her cules" nabij de zestigste breedtegraad oö sleeptouw was genomen en naar huis werd overgebracht, kwam vannacht omstreeks één uur voor de haven van IJmuiden. Bij het binnenloopen van de haven werd assistentie verleend door de trawler „Utrecht". Bij dit hulpwerk brak echter door den storm de sleeptros, waardoor de Am sterdam" op de blokken aan de binnenzijde van de Noorderpier vast geraakte. De sleepboot „Stentor" van WijsmüUer voer onmiddellijk naar het in moeilijkheden verkeerend schip en trachtte een verbindjng te maken. Om half twee werd ook de hulp van de sleepboot „Utrecht" ingeroepen, om dat het vaartuig tengevolge van den Zuidwester storm in een gevaarlijke positie was geraakt. Dank zij de onmiddellijke assistentie van de sleepbooten „Stentor" en „Utrecht", kwam het schip na een half uur vlot en kon het behouden in de haven worden binnenge bracht. De Volksraad van Indië ontving een mede- deeling der regeering, gedagteekend Buiten zorg 29 Nov. In deze mededeeling wordt door den gouv.-generaal de beschikking overgelegd omtrent het aan H.M. de konin gin gericht verzoek, tot bevordering van de by eenroeping eener conferentie van verte genwoordigers van Nederland en Ned.-Indie, die op voet van gelij kgerechtigheid een plan zouden moeten opstellen teneinde aan Ned.* Indië zelfstandigheid toe te kennen, binnen de grenzen van artikel 1 van de grondwet. Dit verzoek is niet voor inwilliging vat baar verklaard, omdat het klaarheid van doelstelling mist, en ook overigens, ge toetst aan normen, welke gesteld kunnen worden voor de staatkundige ontwikkeling van Ned.-Indië, de gedachte om binnen een bepaalden termijn, al dan niet volgens een bepaald schema, die ontwikkeling te ver haasten, niet kan worden aanvaard, als te zijn niet in het belang van Ned.-In<UL Voorts is niet gebleken, dat de artikelen, 62 tot 64 van de grondwet eenig beletsel in houden voor de verwezenlijking van een staatkunde, welke doelbewust is gericht op versteviging van de maatschappelijke grondslagen der verleende autonomie. Inte gendeel: de, door de deelen des rijks ge meenschappelijk doorleefde jaren van eco- nomischen nood en internationale spanning hebben geleerd, dat het bestaande wettelijk kader een waarborg biedt voor de doeltref fende behartiging van de algemeene rijks belangen en de daaraan verbonden belan gen der deelen van het rijk. vingers om de zijden jurk los te kunnen knoopen van de deken ze bad om moed om zich in de ruimte te laten zakken, die haar, voordat David haar kon opvangen, zoo vreeselijk groot toescheen. Hij dacht aan den knoop. „Vrouwtje, het eenige, waarvoor ik bang ben is, dat de knoop tusschen je jurk en laken door mijn gewicht erg vast zal ten. Daarom moet je mijn zakmes gebrui ken, indien je dien niet kunt loskrijgen- Aan je jurk hangende, zal je ongeveer eên meter twee en tachtig zijn. Zelf ben i één meter twee en tachtig, du3 de afstan waarover je je laat vallen, zal n'e^..Ziic heel groot zijn maar, hoe het ook zu, zou het niet kunnen verdragen, je te a alleen te laten". n Zij omhelsden elkaar innig, waarna vid door de opening afdaalde en veilig neden kwam, waar hij den kandelaar, door den val gelukkig slechts verboge niet gebroken was, overeind zette, er kaarsen in deed en die aanstak. Toen p ste hij den kandelaar wat verder weg gr deze met de armen nog boven het uitkwam. water Met een zonderlinge reflex 'n. an- trilde het licht. Daarna bracht hu dere voorwerpen in het hoogei g droge gedeelte in veiligheid, opda Lajjne, niet zouden hinderen, wanneer hu zoodra ze het touw losliet, opving, De blauw satijnen stoel was op ^ein gevallen en onbeschadigd. Hu sc zwaar, toen hy hem wegdroeg. (Wordt ver volgd)-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 6