Begrooting van economische zaken
goedgekeurd.
til
De Afrikaanders vieren den honderdsten
Dingaansdag.
16 December. - 1938.
1838.
De Boeren wreeken den moord op Piet Retief en zijn mannen.
Tienduizend Zoeloes werden door
vijfhonderd Boeren
verslagen.
3
U/L
PARLEMENT
Anderhalf millioen voor de NewYorksche
Tentoonstelling.
Tal van sprekers.
DERDE BLAD.
ALKMAARSCHE COURANT VAN VRIJDAG 16 DECEMBER 1938.
Men schreef ruim een eeuw geleden:
Februari 1838. Piet Retief, een der leiders
van den Grooten Trek, had een voorloo-
pige overeenkomst weten te sluiten met
Dingaan, den tyrannieken Zoeloe-koning,
waarbij deze laatste aan Retief en zijn
metgezellen de provincie Natal afstond.
Thans was het defintieve contract getee-
kend in Dingaan's kraal. De zeventig
Boeren, die hierbij tegenwoordig waren,
stonden op het punt te vertrekken, toen
Dingaan hen uitnoodigde om voor zijn hut
het vredesbier met hem te drinken.
Ongewapend en geen kwaad vermoe
dend zaten zij daar, toen plotseling de
verraderlijke koning der Zoeloe's op
sprong en uitriep: „Doodt de toovenaars!"
Spoedig was het pleit beslecht: Piet Retief
en zijn lotgenooten werden in koelen
bloede afgemaakt. Daarna overvielen de
Zoeloes het kamp der Boeren en doodden
nog 200 blanken, mannen zoowel als
vrouwen en kinderen, en 250 Hottentotten.
Bij het vernemen van deze Jc' 'jding
ging onder het gansche Boerenvt .c een
kreet om wraak op. Doch wie was de man,
die het zou bevrijden van de onduldbare
dwingelandij van de Zoeloes en het
onschuldig vergoten bloed zou weten te
wreken? De groote leiders waren geval
len: de eerste, Piet Retief, door moorde
naarshanden, terwijl de tweede, Gerrit
Maritz, door een ziekte werd weggeraapt.
„Zoo zullen wjj dien dag vieren
als een Dankdag en het door
brengen als een Sabbat".
Doch de Boeren hadden gezworen, dat
zij Dingaan voor zijn misdaden zouden
laten boeten. Sarei Cilliers belastte zich
met de taak, om hulp te zoeken bij hen,
die in de Kaapkolonie waren achterge
bleven. Zijn pogingen werden met goeden
uitslag bekroond: hij kwam te Graaf Rei-
net in aanraking met Andries Pretorius,
die op het punt stond, den Grooten Trek
naar het Noorden te volgen.
Pretorius was een welgesteld man,
groot van gestalte, wel geschikt om zijn
volgelingen vertrouwen en den vijand
ontzag in te boezemen. Na korte onder
handelingen werd hij benoemd tot com
mandant-generaal. Zijn eerste taak be
stond nu in het brengen van eensgezind-
Piet Retief.
heid onder de Boeren, die deelnamen aan
den Grooten Trek, waarin hij spoedig
slaagde, door te wijzen op het groote doel:
de straf-expeditie tegen den trouweloozen
Zoeloe-koning.
Men kan niet genoeg de weergalooze
dapperheid bewonderen van dit handjevol
mannen in het geheel had Pretorius nog
niet ten volle 500 man onder zijn bevelen
dat het durfde bestaan, zich te meten
met een vijand, die hen in getalsterkte
zeker twintig maal overtrof en wat de
terreinkennis aangaat eveneens sterk in
het voordeel was.
Op Zondag 9 December werd halt ge
houden aan de Blijde-Rivier. Na een
godsdienstoefening nam Sarei Cilliers het
woord en wekte alle aanwezigen op om de
gelofte af te leggen dat „zoo God met ons
wil gaan en ons beschermen en ons de
overwinning over onzen vijand wil schen
ken, wij dien dag alle achtereenvolgende
jaren zullen vieren als een Dankdag en
dien als een Sabbat zullen doorbrengen.
Wij moeten dien dag bekend maken aan
onze kinderen, zoodat zij ons helpen dien
te vieren, en dat weder zullen oververtel
len aan hun kinderen, zoodat het late
nageslacht het van geslacht tot geslacht
zal kunnen overbrengen. Het is een
ernstige belofte, broeders", zoo besloot hij
op indrukwekkenden toon, „en wij nemen
een duren plicht op ons; het is als het
ware een eed, dien wij voor en aan God
afleggen". Allen legden de gelofte af.
Fragment uit het doopceel van Piet Retief.
De strijd tegen een twintig maal
sterkeren vijand.
Op het einde van diezelfde week, Zater
dag 15 December, bereikte men den oever
van een klein riviertje, waar Pretorius
besluit de tenten te laten opslaan om er
den Zondag te vieren. Hier gaf Pretorius
blijk van strategische bekwaamheden; hij
liet het leger zoodanig opslaan, dat de
stelling als vrijwel onneembaar kon wor
den beschouwd. Alle Boeren waren met
geweren gewapend; bovendien voerde
men twee kleine stukjes geschut mede. De
voorraad ammunitie evenwel was vrij be
perkt. Men verschanste het kamp zooveel
mogelijk, o. a. door de openingen tusschen
de wagens te dichten met takken en
huiden, waartusschen de beide kanonnen
verdekt werden opgesteld.
Den volgenden morgen heel in de
vroegte geraakte het kamp in rep en roer;
het uur der wrake nadert. Verkenners zijn
teruggekeerd met het bericht, dat de
vijand in grooten getale aanrukt. Een blik
is voldoende, om het kleine groepje Boeren
van de juistheid van deze mededeeling te
overtuigen, immers, de heuvels, die rond
om het kamp hun toppen verheffen, zijn
bezaaid met de zwarte krijgers van Din
gaan, wier aantal zeker op 10.000 is te
schatten.
Nog enkele oogenblikken, dan stor
ten de Zoeloes zich, onder het aanheffen
van hun oorlogskreet, op Pretorius en de
zijnen. Men bereidt hun een warme ont
vangst. Allen geven er zich ten volle
rekenschap van, dat het thans geldt, te
overwinnen of te sterven. Onstuimig
kloppen alle harten, doch men gevoelt
zich gestaald door de afgelegde gelofte en
door de herinnering aan hen, die lafhartig
zijn vermoord.
De vijand stormt aan, huilend, schreeu
wend, krijschend. De afstand wordt klei
ner en kleiner, beangstigend kléin
vijftig, veertig meter. Nog klinkt geen
schot. Pretorius' mannen houden zich
strikt aan het gegeven consigne. Men laat
den vijand naderen tot op ongeveer
25 meter. Reeds wanen de Zoeloes zich
zeker van hun overwinning daar kra
ken de moorddadige salvo's uit het kamp
der Boeren; dichte rijen Zoeloes worden
meedoogenloos neergemaaid.
Een gevecht van man tegen man.
De zwarte krijgslieden deinzen terug;
doch spoedig herstellen zij zich en gaan
opnieuw tot den aanval over. Weder
worden hun rijen angstwekkend gedund
door het goed gerichte vuur der Boeren.
Weder en weder herhaalt zich dit tooneel
onder de Afrikaansche zon, die weldra een
slagveld beschijnt, zooals men in dit deel
der wereld nog nimmer heeft aanschouwd.
Het geweervuur ki-aakt, de kleine stuk
ken geschut laten hun gedonder hooren.
Pretorius overziet den toestand. Er is
slechts één omstandigheid, die hem met
zorg vervult: de geringe voorraad ammu
nitie. Hij neemt een stoutmoedig besluit.
Van de gelegenheid, dat de vijand voor de
derde maal met bebloede koppen afdeinst,
maakt hij gebruik, om tot den tegenaanval
over te gaan.
Aan het hoofd van de zijnen doet hij
een uitval. De verraste vijand, die deze
mogelijkheid niet heeft kunnen voorzien,
weifelt, wankelt, wijkt, tenslotte. Een
panische schrik maakt zich van de Zoe
loes meester. Slechts weinigen houden
stand tegenover de aanstormende Boeren,
onder hen een reusachtige Zoeloe, die zich
met zijn assegaai tegen Pretorius keert.
Twee maal gelukt het den Boerenaan
voerder, die op een paard is gezeten, met
zijn geweer de punt van het wapen weg te
slaan. Voor de derde maal weet hij een op
zijn borst gerichten stoot af te weren,
doch ditmaal heeft hij slechts zijn linker
hand beschikbaar, die door de punt van
de speer wordt doorboord. Een der
andere Boeren, Piet Roedelof, ziet het
gevaar, waarin de commandant verkeert,
snelt toe en maakt den Zoelo& met zijn
eigen wapen onschadelijk.
Lange, bange uren heeft de strijd ge
Ou' Grietje, één der twee kanonnen, welke in den slag bij Bloedrivier gebruikt werden
duurd. Het is drie uur in den namiddag;
dan eerst is de tegenstand van den vijand
volledig gebroken. Met achterlating van
duizenden dooden trekt hij in wanorde af.
Piet Retief en de zijnen zijn gewroken.
De Bloedrivier, herinnering aan
een meedoogenloozen -'-ijd.
Het is een bloedbad zonder wedergade,
dat de Boeren in de rangen der Zoeloes
hebben aangericht. Allen, die in handen
van de naar wraak dorstende blanken val
len, worden onverbiddelijk afgemaakt.
Een vierhonderdtal zwarten heeft zich
trachten te redden door een poging te
doen, de rivier over te zwemmen. Zij wor
den allen gedood. Hun bloed verft het
water rood. Terecht wordt de stroom
„Bloedrivier" gedoopt
Dingaan verloor dien dag meer dan 3000
van zijn krijgers. Aan de zijde der Boeren
werd niemand gedood; men telde slechts
drie gewonden. De grond rondom het
Boerenkamp is letterlijk bezaaid met
lijken. Binnen het wagenkamp liggen de
Boeren op de knieën om den Hemel te
Andries Pretorius.
danken voor de bevochten overwinning
en de gedane belofte te herhalen.
Aan het gezag van den Zoeloekoning
was een onherstelbare slag toegebracht,
doch hij zelf bevond zich niet bij de aan
vallers. Pretorius besloot, op te trekken
naar de „hoofdstad" van Dingaan, doch
toen men daar aankwam, bleek deze ver
laten te zijn, terwijl het „'paleis" van den
Zoeloekoning was verbrand. Op de plaats,
waar Piet Retief en zijn makkers waren
gevallen, ontdekte met hun overblijfselen,
die men eerbiedig begroef. Ook vond men
de tasch van Retief terug, welke niet het
verdrag bevatte, dat de aanleiding tot het
drama was geworden.
Zoo werden, den 16en December 1838,
Piet Retief en de zijnen bloedig gewroken.
De aanstichter van den moord op Retief,
de Zoeloekoning Dingaan, viel lafer door
sluipmoordenaarshand. Hij werd gedood
door een van zijn eigen mannen.
De viering van den honderdsten
gedenkdag.
Van geslacht op
geslacht werd de 16e
December telken jare
gevierd als een dank
dag en doorgebracht
als een Sabbat, vol
gens de afgelegde be
lofte. Dit jaar, op den.
honderdsten gedenk
dag van Pretorius'
wapenfeit, zal de vie
ring een zeer bijzon
karakter dragen. De
Holland sche Afri
kaanders beschouwen
deze herdenking im
mers ^ls een uiting
van eendrachtig sa
mengaan tegen alles,
wat Engelsch is.
Meer dan honderd-
vijftigduizend Afri
kaanders, mannen en
vrouwen, zullen zich
dien dag opmaken om
zich te verzamelen
rondom Moerdijk's
monument, dat daar
staat als een blijk
van dankbaarheid
van het Afrikaansche
volk voor de bevrij
dende daad van Pre
torius, als monument
tevens ter onuit
wischbare herinne
ring aan den dood
van Piet Retief en
n zijn mannen en aan
de gelofte van Sarei
Cilliers.
(Van onzen parlementairen medewerker)
Minister Steenberghe heeff gistermiddag
zijn begrootingsstukken in de Tweede
Kamer voor 't laatst in zijn tasch kunnen
pakken.'Zijn begrooting is er z. h. st.
doorgegaan, slechts nr.et aanteekening dat
de n.s.b. en de heer Wijnkoop (c.p.) tegen
waren. Even te voren was de begrooting
van het landbouwcrisisfonds zelfs zonder
die aanteekening goedgekeurd.
Met bekwamen spoed werkte de voor
zitter de zaken af, teneinde nog dienzelt-
den middag een aanvang te kunnen maken
met de begrooting van sociale zaken.
Dat is ruimschoots gelukt, ondanks
feit dat er nog eenige wetsontwerpen,
waarbij minister Steenberghe eveneu
betrokken was, moesten worden afge
handeld.
Met het slot van de begrooting van het
landbouwcrisisfonds en van economische
zaken hebben Kamer noch minis er zich
druk gemaakt. Eenige sprekers, die waren
ingeschreven, lieten zich schrapp
beslist nog iets wilden zeggen, deden t
k0Het1ij'dverIies, door de behaodoling v«„
eenige kleine wetsontwerpen aan t beg
der vergadering, o.a. de begrooting van
het werkloosheidssubsidiefonds vooi 19
werd daardoor gecompenseerd. Een be
langrijke discussie daarover heeft niet
plaats gehad en er behoefde ook niet te
worden gestamd.
Ministe. Steenberghe had in zijn memo
rie van antwoord uitvoerig tal van op
merkingen over de visschery beantwoord,
daarbij eenige toezeggingen gedaan met
betrekking tot onderzo 'hingen en steun
maatregelen voor de zeevissc'nerij, de
garnalenvisschers en de zoetwatervis-
schers, zoodat hij daarnaar kon verwijzen.
Als er nu nog meer voor de garnalenvis
schers gebeuren moet, welke vooral in
Zeeland een waar probleem vormen, dan
moet 't z.i. worden gezocht in de richting
van verbetering van de outillage. Er wordt,
wat de zeevisscherij, speciaal op haring,
betreft een onderzoek ingesteld naar de
beste wijze van vernieuwing van de vloot
en naar andere middelen die tot verbete
ring van den toestand van het bedrijf kun
nen leiden; dit onderzoek zal worden be
spoedigd.
Via de fabrieksturf kwamen we toen bij
het pluimvee terecht, dat ook onder aller
lei maatregelen en voorzieningen van on
der de kip of uit de broedmachine vandaan
wordt groot gebracht en opgeleid tot eier-
producent. De huidige regeling, die tevens
vooral gericht is op 't verkrijgen van goede
rassen, schijnt nog al te voldoen zoodat de
minister er niet veel over te vertellen had.
De tentoonstelling te New-York.
Een van de wetsontwerpen (grooten-
deels contingenteeringen) die daarna nog
werden behandeld, was de verhooging van
het subsidie voor de Nederlandsche deel
neming aan de Wereldtentoonstelling te
New-York in het volgend jaar met
500.000. Indië en Nederland samen dra
gen nu 1.250.000 bij, het bedrijfsleven
1/4 millioen, cijfers die den heer Smeenk
(a.r.) ongerust maakten en welke hij,
gezien den benarden toestand van onze en
van de Indische schatkist, niet verantwoord
achtte, mede in verband met het geringe
economische nut die dergelijke tentoon
stellingen voor ons land plegen te hebben,
terwijl ze bovendien eigenlijk gelegen
heden tot vermaak zijn. Als de regeering
nu werkelijk iets nuttigs had willen doen
voor de bevordering van onzen export,
dan had ze voor dat geld beter ons consu
laire corps kunnen uitbreiden.
De heer Thijssen (e.d.) dacht over het
nut dezer vergelijkende lander.show heel
anders. Hij weidde zijn aandacht echter
grootendeels aan het conflict dat tusschen
den Tentoonstellingsraad en de kunste-
naarsvereenigingen is ontstaan, waarbij hij
partij koos voor het standpunt der laatst
genoemden, zonder wier medewerking van
het artistieke uiterlijk onzer inzending niet
veel zou terecht komen. Wij zijn den tijd
van diorama's en Hollandsche molens
voorbij, zeide hij.
De heer van der Putt (r.k.) oordeelde,
dat als wij daar uitkomen 't ook goed moet
gebeuren en hij steunde den minister, die
veel werk er van maakte om den heer
Smeenk tot andere gedachten te brengen,
toegevend dat dergelijke tentoonstellingen
duur zijn en ook dat Nederland niet aan
alles kon meedoen. Maar in New-York
konden wij niet wegblijven; tal van andere
factoren dan alleen economische moeten
daarbij in acht worden genomen. En wat
de iiorama's en de molentjes betreft, ja:
de Amerikanen zien die dingen nu een
maal graag en dan moeten de kunstenaars,
er maar voor zorgen dat zij er artistiek en
netjes uitzien! Aan een vetorecht dat de
kunstenaars eigenlijk vroegen, kon niet
worden gedacht.
Z. h. s. ging 't ontwerp er door, met
aanteekening dat de n.s.b., de staatk.geref.
en de heer Smeenk va.r.) tegen waren.
Een wetsontwerp tot verlenging van de
contingenteering van veekoeken, waarbij
de belangen van oliefabrieken zijn be
trokken, lokte eenig debat uit. Door deze
verlenging achtte de heer Schilthuis
(vd.) die belangen geschaad, terwijl de
heer de Marchant et d Ansembourg (n.s.b.)
in de contingenteering een eenzijdige be
voordeeling van de industrie boven dén
landbouw zag. Hij vroeg stemming, waarbij
alleen zijn fractie tegen bleek.
Sociale zaken.
Bij de begrooting van sociale zaken
duurden de algemeene beschouwingen
over het hoofdstuk in zijn geheel slechts
kort.
Deze beschouwingen beperkten zich tot
eenige uitgingen van waardeering bij de
heeren Kuiper (r.k.) en Krol (c.h.) voor
het beleid van minister Romme.
Maar bij de afdeeling „Arbeid" werden
de sluizen der welsprekendheid weer
opengezet.
Mevr. BakkerNort (v.d.) vond dat de
15- en 16-jarige meisjes, die de minister
niet in de fabrieken wij hebben, een goede
opleiding voor huishoudelijken aard moeten
krijgen; 't mag geen half werk worden.
Dan wenschte zij te zien opgetreden tegen
de beunhazerij op 't terrein der beroeps
musici en wilde zij minder buitenlandsche
strijkjes toelaten.
De ratificatie van arbeidsconventies was
weer de oude wensch van den heer Kupers
(s.d.), die trouwens ook de invoering van
een wettelijke vacantieregeling met be
houd van loon op zijn repertoire had.
Deze wensch werd gedeeld door de hee
ren van Houten (c.d.u.) en Steinmetz
(r.k.) Dr. Vos hechtte als medicus groote
waarde ai n een jaarlijks wederkeerende
vacantie, doch wenschte een geleidelijke
invoering met het oog op de belangen van
de bedrijven. Waren de zoo even genoem
de heeren en de heer Amelink (a.r.) voor
standers an een bespoediging van de
procedure tot instelling van bedrijfsraden,
dr. Vos was wederom wat behoudend,
waarvoor zijn motief was de vrees, dat de
verordenende bevoegdheid de volgende
etappe zou zijn. Daarvan moeten de libe
rale werkgevers niets hebben en z.i. te
recht.
Dr. Vos zag in dien tandrang een gevaar
voor het parlementair-democratische stel
sel; dergelijke bevoegdheden zullen die
bedrijfsraden op politiek terrein dringen
en dan zal 't in fascistisch vaarwater ein
digen door gebrek aan openbaarheid.
De heeren van Fouten, Ameiink en
steinmetz diongen er op aan. dat de
arbeidstijd althans tot 48 uur zal worden
verkort ir. die bedrijven, waar nu nog
langer word. gewerkt en vooral ook in de
ziekenhuizen. De heer Hilgenga (s.d.)
wenschte de volwassen landarbeiders ook
in een regeling te betrekken, al vragen
deze menschen nog niet eens een 8-uren-
dag. Zijn verlangen ging eveneens uit naar
minimumloonen in den landbouw, waarop
ook de heer van Houten zijn zinnen had
gezet.
De heer Amelink (a.r.) bracht o.m. het
dienstbodenvraagstuk ter sprake in ver
band met het feit, dat er haast geen werk
loosheid onder vrouwen en meisjes meer
is, maar nog altijd onder de mannen in
groote mate. Waar op fabrieken meisjes
door mannen kunnen worden vervangen
moet dit gebeuren. De dienstneming in
betrekkingen van huishoudelijken aard
moet in verband daarmede en de aanstaan
de afvloeiing van de Duitsche meisjes
worden gestimuleerd.
Verkeersfonds.
In de avondvergadering werd de behan
deling van het verkeersfonds met een
debat over de tramwegen, gevolgd door
een nog uitgebreider discussie over de
water- en landwegen, voortgezet.
Uit dit debat, waarvoor een twintigtal
0 ff' 13