De Landbouw in Noord-Holland. FINANTIEEL OVERZICHT. Wat Opa vertelde. ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 31 DECEMBER. (Vereenvoudigde spelling). Bij het traditionele winterweer past de traditie van een terugblik in het jaar '38. Het mensdom leeft tegenwoordig in een fel bewogen periode en het gevolg daar van is mede, dat allerlei ogenschijnlijk vaste waarheden minder waar schijnen. Men is, meer dan vroeger geneigd om te vergeten, dat ook nu nog vele belangrijke bestaansbronnen hoofdzakelijk beheerst worden door rechtstreekse natuursin- vloeden en het afgelopen jaar heeft weer duidelijk bevestigd, dat dit vooral het geval is bij onze bodemproductie. Bij alle regelingen en voorschriften welke van overheidswege worden inge voerd, ziet men herhaaldelijk een heel ander' gevolg ontstaan dan bedoeld was; en dit verschil spreekt duidelijker naar mate men meer te maken heeft met een levend productie-apparaat. Dat het Regeringsbeleid onder deze omstandigheden moeilijk en gecompli ceerd is valt niet te ontkennen. Ook volgt hieruit dat juist veehouder en akkerbou wer in deze spoediger teleurstellingen ondervinden dan een zuiver mechanische voortbrenging. Wat heeft 1938, in dit licht bezien, aan onze landbouw gebracht en onthouden? Bij de uiteenlopende belangen van vee houder, akkerbouwer en tuinder is het juister de drie groepen apart te bekijken. De veehouders vormen in ons gewest veruit de grootste en belangrijkste groep van grondgebruikers. Zij zullen aan 1938 geen beste herinneringen bewaren. In de maanden Mei, Juni en Juli was het te droog en te koud om zonder meer een be hoorlijke grasgroei te krijgen. Toen in de nazomer en in de herfst ruim gras be schikbaar was, kon dit niet voldoende benut worden tengevolge van het heer sende mond- en klauwzeer. Deed deze ziekte zich ook reeds in 1937 gelden, de kwaal kwam dit jaar in veel ernstiger mate terug en momenteel zijn de buiten gewoon slechte gevolgen nog duidelijk merkbaar. Terwijl de schrale hooioogst toch al een ruime aankoop van kracht voeder vraagt, worden nog hogere eisen gesteld onder invloed van de tongblaar naweeën. Dat overheidsmaatregelen niet op der gelijke onverwachte invloeden zijn inge steld zal duidelijk zijn en waar in beide gevallen de gevolgen nadelig zijn voor den veehouder, laat het zich horen dat de geldelijke uitkomsten niet rooskleurig kunnen zijn! Naast de verminderde melkproductie staan dan nog de lage prijzen by de vee- afzet. Vooral de schapenhouderij, een specifiek bedrijf voor dit gewest, heeft het zwaar te verantwoorden! Men is onder dergelijke omstandigheden spoedig klaar met het vragen van hulp bij anderen! Dit is zeker wel juist te achten indien men overtuigd is dat de vragers alles hebben gedaan om met eigen midde len hun bedrijfstak zo economisch mogelijk in te richten. Men mag toch wel verlangen dat zij die hulp nodig heb ben er op kunnen wijzen dat alles is ge probeerd om zich zelf te redden! Dit geldt niet alleen voor de bodemproducenten maar voor alle bedrijfstakken welke op enigerlei wijze van Overheidsmaatregelen profiteren. Gelukkig ziet men dit op het platteland ook zo in. Daaruit valt o.m. de actie ter verkrijging van meer en beter landbouw onderwijs te verklaren, terwijl ook de toe passing van nieuwere werkwijzen alge mener gaat worden. Wij doelen hier op de toepassing van nieuwe exsilage systemen en perceelsgewijze gebruik van het land! Toch betekent toepassing van deze zaken nog niet dat de landbouw van alle Overheidsbemoeiing afstand kan doen. Zolang de z.g. wereldmarkt gebruikt wordt voor het spuien van goederen tegen abnormale pryzen, desnoods met geld toe, Sr bodemproductie geen sluitende reKening maken! welvarend platteland is in Alk- li 1 ,irect merkbaar en dit geldt natuur lijk ook voor ons gehele land. angezien voor onze boeren nog geen oetere bestaansbron valt aan te wijzen dan die welke zij nu bezitten, is het plicht voor onze volksgemeenschap het platte land de kans te geven een bestaan te be houden, niet alleen voor den boer zelf, maai ook als afzetgebied voor eigen in dustrie en handel. Men beseffe dat de wisselwerking van stad en platteland on misbaar is voor beiden! Waar handel en nijverheid momenteel ook door Regerings maatregelen worden geholpen, is het onlogisch alleen te fulmineren tegen maatregelen welke betrekking hebben op de bodemproductie! Indien men ergens overtuigd is dat zelfstandigheid veel waard is, dan is dat zeker bij de boeren het geval! Maar waar buiten hun schuld moeilijkheden zijn ont staan, mag men dat toch niet gaan ver wijten of kwalijk nemen? Bij een jaaroverzicht moeten niet alleen gedachten en problemen worden behan deld, maar dient men het verleden te releveren. Stilstaande bij het akker bouwbedrijf dient vermeld te worden dat, in tegen stelling met de grassen, de granen het goed hebben gedaan. Behalve de uitgewaaide wintergerst in de Wieringermeerpolder kan gezegd wor den dat de andere granen een goed be schot gaven. Helaas waren de prijzen niet in over eenstemming met de kwaliteit, maar bo vendien bleven de hakvruchten en vele handelsgewassen achter in opbrengst. Tarwe-verbouw op één derde van het bouwland is niet in staat om andere onrendabele oogsten goed te maken. Waren er geen problemen inzake vruchtopvolging dan zou men spoedig zien welke cultures voor den boer goed zijn! Momenteel moet de akkerbouwer zich al weer afvragen of zijn wintertarwe niet vernietigd is in de eerste strenge vorst periode van deze maand; de mooie herfst gaf gelegenheid tot vroeg zaaien en juist dergelijke gewassen zijn zeer gevoelig voor strenge koude gepaard met 'n flinke oostenwind. De voor onze provincie zo belangrijke tuinbouw schijnt het allerergste achter de rug te hebben, indien men hierbij als maatstaf neemt de veilingsomzetten! Voor de Langedijker „bouwers" komt de echte winter wel van pas. De koolteelt vraagt eigenlijk elk jaar een vorstperiode maar deze laatste kan men niet dwingen! Dat men de tuinbouw nog geen grote kans geeft in z'n huidige vorm wordt be vestigd door de stichting van de proef- polder in het Geestmer-ambacht. Daar zit toch immers de bedoeling voor om tot de vorming van meer rationeel te exploiteren bedrijfjes te komen, welke minder afhan kelijk zijn van een specifiek export-artikel. Alles bij elkaar genomen moet de con clusie van het platteland over het afge lopen jaar gunstig luiden! De roep om afschaffing van de landbouwcrisismaat regelen komt niet van onze boeren! Zolang men blijft reglementeren contingenteren, beperken en ordenen in alle mogelijke be drijfstakken kan men niet alleen de grondgebruikers een z.g. „vrij" bedrijf geven naast de andere „onvrije" bedrij ven! Mocht men dit laatste ook in meer stedelijk georiënteerde kringen willen erkennen dan heeft 1938 tenminste nog iets goeds gebracht. Wel is dit goede dan niet direct tastbaar voordeel, maar weder, zijdse waardering en erkenning is de eerste stap op de weg tot herstel! Ir. G. J. LIENESCH. „Maar efkes stoerder prikke" zoi Arie, nou dat deide we. Om deuze toid van et jaar gaat et aars harder as je denke, met et vallen van de skemerte en, ik docht nag an Peet, weer ik thuishaalt was, o, o, as die wist wat ik uit haalde, den was ze ziedend, en ik docht, maar niks zegge dat is et beste. We hadde de zeumersloot al weer had en skoote dus vraai goed op, al gong et wel efkes zweerder, deur de snei, en teugen de wind op. „We neme deuze sloot joos, die is breijer en den kenne we naast mekaar, et maakt niks uit, ik denk dat we oigeluk nag eerder thuis benne", zoi Jan, en we gonge naast mekaar weer deur, teugen de wind en sneijacht op. Veul zin om un praatje te maken hadde we alle drie niet, leek et wel, we doch te wel meer, an thuis, an de warme kachel, an Peet enzoo. Tjoep rrrr, tjoep rrrr, meer hoorde je niet as et prikken in et ois en et ruttelen van de kreupels over de oisvlakte. Jan was links van me en Arie rechts, tot dat opiens et ois kraakte en plons! deer gonge we deur un wak, Jan en ik, Arie gong er net nag langs. Ik plonsterde wat en zag Arie, die verom kommen was, staan en riep: „O, Arie, steek me een prikje toe". En haai stak un prik toe en haalde me met veul moeite der uit. We riepe zoo luid as we konne, nei Jan, maar we hoorde niks, we sloegen et ois nag stik, maar et was allien ois en water en snei wat we zagge. Ik zal et nooit vergeete; roepe en nagge- ris roepe, maar we krege gien antwoord. We stinge deer met zen tweien. „Jan! Jan!! Jan!!-" Maar Jan was er onder skooten vast. Un rilling gong deur men heene, toe had ik oigeluk eerst in de gaate, dat ik deur nat was en men kleere al oizig begonne te worren. „We moete vollek haale, Arie". „En jy moete noodig nei huis, kom den gaan we loope, jou kreupel is toch vort en hoe gouwer hoe beter". Nou we hewwe loopen, langs de kante en hier en deer over un akker, want we dorste niet meer. Meer dood as levend ben ik thuis kom men en Peet van zellef ongerust en noideg, en dat ze me zoo zag verskoot ze aars wel efkes, de dokter wier haalt, „drooge kleere an, en loope" zoi die. Ik an de loop de streit op, maar hoe be roerd ik ok was, ik had er niet die er- reg in. Men gedachte wazze baai Jan, hoe zou et weeze, zouwe ze em er nag levend uit haale, je hoorde welders dat et lang an kon. De eivend, de ouwejaarseivend, gong meer en meer om. Un buurman liep met me mee, en as et te langzaam gong, den trok ie me weer mee en den gong et weer efkes vlugger. Maar wat ie allegaar teugen me zoide, deer hoorde ik niks van. Veul liever, had ik nei bed gaan, maar ik most loope en niet aars had dokter zoit, en ik hou op 't lest rneist niet meer, en et was zoo koud, ik most deurwarme, r. aar met loopen werd ik zoo nooit warm, maar et gaf niet, deurloope maar. Zoo liep et al teugen twaaleven, en nog hadde we niks hoord van Jan. We kwame weer de Zuid uit en deer kwam der ien anloopen, et was Goddank Arie. „En, hoe is 't?" „Haai is dood!" Veerder wist ik niet, et duizelde me, ze hewwe me thuis brocht, onderwoil et ouwe jaar, van oons heene gong, en plaas maakte voor et nuwe. Et ouwe aar, dat Jan mee noomen had- Jan, men allerbeste vriend, de vrooly ke vriendelijke Jan, ik zou em nooit meer zien. De Nuwjaarsdag was et mooi en helder weer, helder deur de witte snei, die er vallen was, maar efkes om de West was un sloot met un donker gat. En dat was de oorzaak dat er op die eerste dag un hoop donkere gezichte wazze te be- speure, die un donkere plaas in de ziel liete zien. Ik ben ziek weest, erreg ziek, maar ik had nog wel veul langer ziek weeze wulle, as ik Jan maar weer verrom had had. En dat was un Ouwejaarseivend, joons die ik meemaakt heb." „As jullie", dat zoi ie teugen ons, „op et ois gaan, gaan den nooit te veer, want dat ken niet, dat hewwe ullie nou hoort, hei". Toe hield ie op, en wier 'et stil, we dochte allegaar, an Opa zen vriend Jan. Bom, bom, bom, de buitenklok sloeg twaalf, we gonge overend en wonsche me kaar un Gelukkig Nuwjaar toe. Opa glimlachte efkes, maar toch had ik zien, dat ie erreg snuit most en met zen zak doek ok efkes hooger wreef. Haai most ofloiding hewwe, vader had et ok in de gaate. „Kom oos we gaan efkes nei buiten, zoi die, Bertusbuur zal skiete geloof ik". En buur Bertus heb skoten, en dat we de kou voelde gonge we weer nei binnen nei de wanne kamer, nei oons warme kopke mei- lek, dat Moeder weer intapt had. Es et end van men briefke wensch ik al men lezeressen en lezers un Gelukkig en voorsoepdig nuwjaar toe, en ok allegaar hoor, groot en kloin, en van harte, van MAARTEN en TROINTJE. Suntebankeris, Dec. 1938. Politieke verhoudingen drukken hun stempel op het bedrijfsleven. Scher pe koersfluctuaties op de wisselmarkt. Nog geen terugkeer naar den gouden standaard in zicht. Aanzwelling van staatsschulden door bewapeningsuit gaven. Onregelmatig prijsverloop van grondstoffen en producten. „Vrij ruilverkeer" blijft een ijdele klank. Inzinking van onzen buiten- landschen handel. Conjunctuurver betering in het derde kwartaal. (Historische schets door Maarten.) Alle jaare was et de gewoonte, dat we thuis de ouwejaarseivend vierde. En altoid weer was et even gezelleg. Den bakte moeder oliebolle, of nag lek kerder appelbolle, en kookte un groote pan met sukkelaat of tuutmellek, en smulle den, nou foin hoor. Et ganzebord of et vlooiespel kwam den op de proppe, voor de jongste, en den wier der speult om desies, en die wazze ok lek ker, en as ze op wazze den kwam moeder weer met de groote trommel opwerdan, en krege we nuwe voorraad. De oudjes, die wazze meistal met mekaar an de praat, de vrullie over lappies, of over de snei dat zoo'n smerige troep maakte, en de mallie praate over de kool, landhuur en zoks meer. Un enkelde keer wist et te beuren, dat ze met mekaar un spulletje damme gon ge, maar omdat Vader et veul beter kon as Opa, was deer niet zooveul mooi an. Zoo zate we ok weer op zoo'n Ouwejaars eivend met mekaar om tafel, lekker baai de warme kachel, doe brandde, dat et un lieve lust was. En zoo lekker warm as et binnen was, zoo koud was et buiten, et vroor best en et sneeuwen was 's ochens begonnen, en a - deur gong et nog maar deur. Gelukkig wa re Opie en Opa derekt over de middag overloopen, toe gong et nag niet zoo hard as lstsr. Affoin we zate nou foin baai de kachel, in de warme kamer, we hadde net un spu letje had, en slobberde nou an onze mellek. Waai, joons, hadde de hille eivend skik had, maar baai Opa en Vader wou et n,(J' zoo erg vlotte met et praatje, vader had a - ders vroegen, of ie soms damme wou, maar der had Opa ok gien zin in, in alles was ie zoo maar wat stroef. Haai had wat, ergens last van of sok ot soin, maar goed was et niet, dat hadde waai ok wel in de smieze. Dat waai weer an oons spelleke wazze vroeg vader, zoo op de man of: „Is er wat vader?" Maar de ouwe hoorde em geniens. „Is er wat zweerighoid vader?" was et naggeris. „Men joon et was krek zoo'n ouwejaars eivend as deuze". Deer begon Opa te ver tellen, en waai liete oons spelleke ruste, en luisterde, nei onze goeie ouwe Opa, die nou wel wat bezonders zou vertelle, want aars was ie niet zoo stil weest voorof. Haai nam nag een slokje van zen mellek, en begon overnuw „Et was ok un ouwe jaarseivend, krek eveliens as deuze, et ois was er ok inkommen, met un paar winde rige dage, en 's middags was et ok beginne te sneijachten". Haai wachtte weer efkes. „Die dag, of oigeloik die eivend zei ik nooit meer vergeete, en luistere jullie i ".aar goed joons, dat ken gien kwaad denk. Ik was nag un joon van 21 jaar oud en nag niet trouwd, en 'smiddes van ouwe- ajarsdag wazze we op de voorsloot an prikken; skaaseraaie deer was ik gien best in, dus most ik me op de kreupel ver- maake, en men kameraas was et ok zoo mee. Maar op de voorsloot aldeur heen en verom dat was wel wat ientooneg, en Arie stelde toe voor om ders om un akker heen te gaan en den om et hardst. Maar Jan, men aare kammeraad zoi: „We moste nei de zeumersloot gaan, et ois is stark zat, et ken best". En wat Jan zoide, dat most beure ok, dus gonge wc van et durp of, veerder en veer der de west in zoo tusken de akkers deur. En toe we baai de zeumersloot kwamme wazze we nag niet veer genog, en gonge deur, nei Koedoik, en deer stake we op in un marketent, et kommeke mellek smaakte best, en we hadde al un heel rit achter de reg, dus namme we nag un bakkie. En toe weer op huis an. Maar inpesant was et al efkes harder sneeuwe gaan, en we most ofmaake want de donkerte begon al efkes te kommen. De taak van den berichtgever, die, een terugblik werpende op het afgeloopen jaar, daarop een prognose wil baseeren voor de toekomst, is zelden zóó weinig opwekkend geweest als ditmaal. Dit geldt geenszins de economische ontwikkeling op zich zelf; men weet, dat op dit gebied licht en donker el kander plegen af te wisselen, en dat een periode van neergang meest reeds de kiem van een verbetering in zich draagt. Het ont moedigende van den toestand in het afge loopen jaar is echter, dat het normale proces van gezondmaking van het economische leven telken weer gestuit is door politieke verwikkelingen, terwijl er geen teekenen zijn, die er op wijzen, dat 1939 in dit opzicht een verandering ten goedé zal brengen. Het zou „struisvogelpolitiek" zijn, bij de beoordeeling van de economische vooruit zichten voor het komende jaar de oogen te sluiten voor de gevaren, welke er op het ge bied der internationale verhoudingen be staan. 1938 heeft reeds doen zien, dat deze volstrekt niet denkbeeldig zijn. En al moge het een gevoel van opluchting veroorzaakt hebben, dat noch de „Anschluss" van Oosten rijk, noch de uiteenrukking van Tsjecho- Slowakije den zoozeer gevreesden wereld brand heeft ontketend, het stemt weinig hoopvol, dat dit slechts te danken is geweest aan de lankmoedigheid van de Engelsche regeering, waaraan tenslotte toch bepaalde grenzen zijn gesteld. In het nieuwe jaar zal moeten blijken of Engeland er naar zal streven, zich te her stellen van den slag, die door „de capitulatie van München" aan zijn machtspositie is toe gebracht, dan wel of het het politieke initia tief in Europa en daar buiten in handen der z.g. „totalitaire" staten zal laten. In de wijze, waarop deze vraag beantwoord zal worden, ligt de economische ontwikkeling voor een groot deel besloten, zooals ook in het afge loopen jaar de politieke verhoudingen hun stempel hebben gedrukt op vrijwel elk gebied van het bedrijfsleven, direct of indirect. Het duidelijkst heeft de buitenlandsche wisselmarkt de telkens weer opkomende politieke onrust weerspiegeld en het verlies aan prestige van Engeland heeft geleid tot een koersdaling van het Pond Sterling, waar door dit devies in een jaar tijds ca. 5 aan goudwaarde heeft ingeboet. Voor de inter nationale ruilverhoudingen is deze verdere waardedaling van het Pond niet zonder be- teekenis, omdat zy een scherpere concurren tie van Engeland op de wereldmarkt moge lijk maakt. Tegelijkertijd beteekent zij echter een achteruitgang in de inkomsten van een groot aantal producenten van grondstoffen en producten, voor zoover deze op de wereld markt in Engelsche valuta worden geno teerd. Maar ook de fluctuaties in de andere voor naamste wisselkoersen, de dollar en de Fran- sche franc, zijn blijkens het onderstaande koerslijstje belangrijk geweest. Wat den dol lar betreft, zoo had men hierbij voorname lijk te doen met den invloed van de kapi taalbeweging naar de Ver. Staten als uit vloeisel van oorlogsvrees. De Fransche franc heeft zich in Mei van dit jaar een nieuwe amputatie moeten laten welgevallen tot aan vankelijk ca. 5 cent, waarop nog een verdere koersafbrokkeling is gevolgd wegens het aanhoudende wantrouwen in de politieke en economische ontwikkeling van Frankrijk. Eerst in den jongsten tijd heeft de toeneming van het prestige der regeering-Daladier tot eenig koersherstel van den franc geleid. Ontwikkeling der wisselkoersen. Dollar: koers op 3 Jan. '38 1.79 5/8; laag ste '38: 1.78 1/8; hoogste '38: 1.87 29 Dec. '38: 1.83 3/4; Pond Sterling: koers 3 Jan. '38: 8.9-" 3/8; laagste '38: 8.513/4; hoogste '38: 8.98 3/4; 29 Dec. '38: 8.57; Fransche franc: koers 3 Jan. '38: 6.10; laagste '38: 4.76 3/4; hoogste '38: 6.10; 29 Dec. '38: 4.84. Eerst een definitieve stabilisatie der valu ta's in onderling overleg der verschillende landen, door terugkeer naar den gouden standaard, zal schommelingen in de wissel koersen, die telkens weer nieuwe onrust ver oorzaken, kunnen voorkomen. Helaas ziet het er niet naar uit, alsof het hiertoe in het nieuwe jaar zal komen. Ook op dit gebied is het al weer de politieke toestand, die mede een beletsel hiervoor vormt. De groote uit gaven, die de regeeringen te verrichten heb ben om té Voldoen aan de eischen eener ver sterkte bewapening, dwingen ze tot het vol gen van een „politiek van goedkoop geld", die moeilijk te verbinden is met stabiliteit van het ruilmiddel van het desbetreffende land. Vooral Engeland, dat op bewapenings- gebied zoo'n grooten achterstand heeft in te halen, heeft meer dan eens verklaard, den tijd voor een stabilisatie zijner valuta nog niet gekomen te achten. Het directe gevolg van de bewapeningsuit gaven is een sterke aanzwelling der Staats schulden. Aan het eind van het laatste bud getjaar had de totale schuld van Groot-Bri- tannië met 8 milliard pond sterling het hoog ste cijfer in Engeland's historie bereikt en sindsdien is zy nog verder gestegen, Volgens de laatste begrooting bedragen de uitgaven voor defensie in Engeland 68 per hoofd der bevolking; ter vergelijking diene, dat in ons land de uitgaven van alle posten der begroo ting tezamen f 83 per hoofd der bevolking bedragen. Van het standpunt der staatsfinan ciën bezien moge dit reeds ongunstige perspectieven openen, ernstiger voor de de algemeene economische ontwikkeling is het, dat de landen, doordien zij 20 a 30 van hun nationaal inkomen aan bewapening uit geven, gebrek aan middelen hebben voor uit breiding van het economische welvaarts apparaat. In het achter ons liggende jaar is wel dui delijk gebleken, dat de bedrijvigheid in de bewapeningsindustrie geenszins een voldoen de compensatie vormt voor de algemeene ongunstige factoren. Al moge zy de vraag naar bepaalde grondstoffen stimuleeren, voor het bedrijfsleven in het algemeen geeft toch nog altijd de omvang van het gestadige da- gelijksche verbruik van de gehéele bevolking den doorslag. En dat dit verbruik nog altijd niet is, zooals het zijn moet; blijkt wel uit het hieronder volgende overzicht van het prijsverloop van een aantal belangrijke arti kelen in het laatste jaar. Daarbij moet wor den opgemerkt, dat de prijsverbetering van verschillende artikelen tegenover het laag ste, in dit jaar bereikte punt, meer te dan ken is aan een internationale beperking der voortbrenging door restrictie-overeenkom sten dan aan een uitbreiding der consumptie. Prijsverloop van grondstoffen en producten Gemidd. Laagste Hoogste Tarwe (F. p. 80 K.G. Roem. R'dam) Katoen (Midi. Upl. N.Y. Sots per lb.) Wol (Austr. Cr. br. pence p. lb.) Rubber (Sm. sheets pence p. lb.) Koper (Stand. p. t.) Tin p. ton) Petroleum (Mid. Cont. p. barrel) Benzine (Sets. p. gallon) Cacao sh. p. 50 K.G. Koffie (Robusta cent p. y2 K.G.) Suiker (w. kristal F. p. 100 K.G.) Thee (ges. Jav. Sum. ets. p. K.G.) Copra (F. p. 100 K.G.) Uiteraard heeft ons land, dat in zoo'n ster ke mate aangewezen is op het internationale verkeer, de uitwerking te gevoelen gekregen van alle factoren, politieke zoowel als eco nomische, die ook in het afgeloopen jaar den wereldhandel hebben beïnvloed. „Vrij ruil verkeer" is reeds lang een ijdele klank ge worden. Het streven naar autarkie en het gebonden betalingsverkeer by onze Ooste lijke naburen heeft den handel met een onzer voornaamste afnemers verder doen in krimpen en de export naar verschillende andere gebieden heeft eveneens in sterke mate geleden onder allerlei belemmeringen, resp. vermindering van koopkracht. In de eerste drie kwartalen van dit jaar ontwik kelde onze uitvoer naar de voornaamste af zetgebieden, vergeleken met dezelfde perio de van het vorige jaar, zich als volgt: 1938 1937 (waarde in millioer.en gld.) Ned. Indië 76 66 Duitschland 116 129 België en Luxemburg 78 92 Gr. Britannië 180 184 Frankrijk 44 56 Jan. maand- maand- Gemidd. gemiddelde gemiddelde 3e week 1938 1938 1938 Dec. 8.40 3.55 8.40 3.75 8.56 7.99 9.09 8.72 18 16.25 18.— 16.50 7 5.6214 8.4214 8.1214 40.19/6 35.9/5 45.11/- 43.8/9 182.6/- 161.16/6 214.2/6 213.10/ 1.16 0.96 1.16 0.96 5.20 4.44 5.20 4.44 27.2 19/3 29/8 20/9 13 12.50 14.30 13.50 6.17 K 4.65 6.1714 5.8714 51.25 46 54 46 11.87J4 8.8214 11.871/s 9 Stat. Berichten". Spanje 6 14 Italië 8 8 Zwitserland 15 18 Zweden 25 23 Ver. Staten 26 47 Argentinië 9 15 De totale export van ons land in de eerste elf maanden van dit jaar is met een waarde van 957 millioen niet minder dan 92 mil- lioen bij de overeenkomstige periode van het vorige jaar ten achter gebleven. De invoer in ons land is nog meer teruggeloopen, n.1. van 1.423 millioen in de eerste elf maanden van 1937 tot 1.298 millioen in dit jaar. Blijkens het hieronder volgende staatje is de opgaande lijn van onzen buitenland- schen handel, die sinds het dieptepunt van 1935 was waar te nemen, in het afgeloopen jaar voor het eerst onderbroken, al blijft zoowel de export als de import belangrijk boven dien in de depressie-jaren 1934 enJ935. Van de hooge cijfers, zoowel wat het gewicht als wat de waarde aangaat, der jaren 1930 en 1931 zijn wij intusschen nog altijd ver ver wijderd. Buitenlandsche Invoer handel van Nederland Uitvoer Br. gewicht Waarde in Br. gewicht Waarde in 1000 K.G. milL gld. 100 K.G. mill. gld. 1930 31.394.669 2.460 16.606.165 1.780 1931 29.899.474 2.500 16.819.333 1.426 1932 24.589.266 1.947 13.992.501 1.201 1933 24.082.206 1.744 12.768.621 1.424 1934 22.736.504 1.038 13.323.714 711 1935 20.436.493 935 12.448.501 675 1936 20.357.587 1.G16 13.537.531 746 1937 23.513.115 1.550 16.022.653 1.148 1938* 22.731.253 1.416 14.577.560 1.049 .Voor Dec. geraamd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 21