5 e tragedie mayerling {Binnenland (huMeton Draak. De uitzetting van illegale vluchtelingen. Dikwijls levensgevaar aanwezig. De vluchtelingen kampen Andere maatregelen gevraagd. Dislocatie der artillerie inrichting. Belangrijke uitbreiding. Bij het oversteken aangereden. Fietser ernstig gewond. Wielrijdster aangereden en ernstig gewond. Duitsche vluchtelingen over de grens gezet. Geen papieren VAN TWEEDE BLAD. Mevrouw MackayKatz (c.h.) heeft aan den minister van justitie de volgende vragen gesteld: 1. Is het juist, dat aan de politie autoriteiten is opgedragen de Duitsch- Joodsche vluchtelingen, die zonder ver lof na een bepaalden datum Nederland zijn binnengekomen, naar Duitschland terug te leiden? 2. Heeft de minister zich vooraf ver zekerd, dat deze maatregel niet tenge volge zal hebben, dat voor verreweg de meesten dezer vluchtelingen levensge vaar aanwezig zal zijn? 3. Zoo neen, dreigt de minister dan niet daardoor in strijd te komen met de toezegging der regeering, dat het asyl- recht in zooverre gehandhaafd zou wor den, dat diegenen, voor wie levensgevaar aanwezig zou zijn, niet teruggezonden zouden worden? Het werkcomité uit het comité voor asyl- recht, bestaande uit de heeren: mr. F. M. baron van Asbeck, mr. E. H. von Baum- hauer, mr. M. H. de Boer, G. Bolkestein, prof. dr. P. Geyl, mr. P. J. de Kanter, prof. dr. C. H. Ariens Kappers, prof. mr. P. Scholten, mr. G. H. Slotemaker de Bruïne en mej. mr. M. A. Tellegen, heeft aan den minister van justitie een telegram gezon den. Hierin wordt medegedeeld, dat het comité, reeds teleurgesteld over de op neming van illegaal binnengekomen vluchtelingen in kampen en over de scheiding van hun gezin, juist voor het Kerstfeest, dat ook voor den niet-ari- schen Duitscher een hoogtij is in het familieleven, met bijzonder leedwezen de instructie verneemt tot terugzen ding van verder binnengekomenen. De onderteekenaars dringen aan op voorafgaande notificatie van de Duit- sche regeering en ruime publicatie in de Duitsche pers, dat terugzending na dien te wachten is en inmiddels op een generaal pardon voor de recente ille galen, zooals voor de sinds lang heime lijk hier verblijvenden, met alle onrust daaraan verbonden. Gevraagd wordt tenslotte bij de opneming in kampen zich te beperken tot gevaarlijke ele menten en tot hen in wier onderdak en onderhoud niet andérszin wordt voor zien. Ingediend is een aanvullingsbegroo- ting van het staatsbedrijf der artillerie inrichtingen voor het dienstjaar 1938. Uitbreiding. In verband met de belangrijke toe name van het aantal door de artillerie- inrichtingen uit te voeren opdrachten, is uitbreiding van het gebouwencom plex der artillerie-inrichtingen noodza kelijk geworden. Een dergelijke opeen- hooping van gebouwen op het terrein aan de Hembrug is echter uit een mili tair oogpunt niet toelaatbaar, zoodat dientengevolge tot dislocatie zal moe ten worden overgegaan. Tot dit- doel worden bij dit wetsontwerp gelden aangevraagd voor: a. het stichten van een administratiege bouw met bijbehoorende dienstwoningen en garage 'in de gemeente 's-Gravenhage, waar dè directie, de hoofdadministratie, de bui tendienst en de kostprijsberekeningsadmi nistratie zullen worden gevestigd. Een bedrag van 120.000 voor aankoop van een terrein, van 225.000 voor den bouw, en van 30.000 voor aankoop van twee belendende perceelen, bestemd voor dienstwoningen engarage, wordt daarvoor noodig geacht. b. het overbrengen naar elders van de laboreerwerkplaatsen. De commissie, welke een onderzoek instelde naar een plaats voor eventueele vestiging van dezewerkplaat sen, is eerder tot een resultaat gekomen dan verwacht was, weshalve voor de hier- bedoelde overbrenging reeds in 1938 het noodige is verricht. Voor aankoop van een terrein en stichting van hulpgebouwen, met inbegrip van de bijbehoorende terrein voorzieningen, kan met een bedrag van 225.000 worden volstaan. Voorts dienen maatregelen te worden genomen om het fabriekspersoneel tegen luchtaanvallen te beschermen. Daartoe moeten verschillende voorzieningen getrof fen worden, welke naar raming 115.000 zullen vorderen. Ook is voor de uitbreiding van de elec- triciteitsvoorziening een transformatoren gebouw noodig, waarvan de kosten op 20.000 geraamd worden. Door een en ander is in totaal een ver hooging van artikel 18 met 735.000 nood zakelijk. Tengevolge van de belangrijke uitbrei ding van de orders voor geschut en muni tie en het opvoeren van het tempo van aan maak is het op de begrooting 1938 toege stane bedrag voor de aanschaffing van de benoodigde nieuwe werktuigen en installa ties ontoereikend. Een verhooging van het bij artikel 19 beschikbaar gestelde bedrag met 700.000 wordt hiervoor noodig geacht. Tegenover de verhooging der uitgaven wordt artikel 24 (ontvangsten) verhoogd met 1.435.000, waardoor de raming van de uitgaven en de ontvangsten gelijk blijft. Gistermiddag is de 55-jarige koopman J. van Buuren uit Ede, toen hij per fiets den rijksweg ArnhemEdede Klomp wilde oversteken en daarbij niét goed uitkeek, door een uit de richting Arnhem komende meelauto van de firma de Wit uit Etten Leur aangereden. Hij kreeg zeer ernstige verwondingen en o,a. een schedelbasisfractuur. In hoogst zorgwekkenden toestand is het slachtoffer naar het Julianaziekenhuis te Ede overgebracht. A-V-' l' i',V TV Gistermiddag is in de Sarphatistraat te Amsterdam 'n achttienjarig meisje met haar fiets gevallen en aangereden door een zes- wielige vrachtauto. Zij kreeg verschillende ernstige verwondingen en een schedelbasis fractuur. De G.G. en G.D. vervoerde haar in deerniswekkënden toestand naar het bin nengasthuis. Het ongeluk is waarschijnlijk gebeurd, doordat een vóór het meisje rij dende wielrijder plotseling voor een orgel moest uitwijken, en met haar in aanraking kwam. BRAND IN EEN POSTAUTO. Post en postpakketten verbrand. Gisteravond omstreeks half twaalf werd te Amsterdam brand ontdekt in de lading van een postauto, welke van 's-Gravenhage naar Amsterdam was gereden met een hoeveel heid briefpost en' postpakketten. De brand weer: bluschte het vuur met een straal op de tank. Hoewel men ijlings de postzaken op straat wierp, werden toch acht zakken brie ven en postpakketten door het vuur ge teisterd. Waardezendingen waren niet in de auto aanwezig. Gistermorgen omstreeks 11 uur wer den aldus het Volksblad in Zeve naar twee blauwe bussen van de Amsterdamsche gemeentetram gesigna leerd. Het bleek, dat met deze bussen een aantal Joodsche vluchtelingen, die ons land op illegale wijze waren bin nengekomen, naar Duitschland werden teruggebracht. De vluchtelingen zijn in Emmerik op Duitschen bodem gezet. Drie vluchtelingen wilde men in Duitsch land niet toelaten, daar zij niet over de vereischte papieren beschikten. Het waren twee statenlooze Joden en een Russische Jood, die weer mee teruggenomen zijn naar Amsterdam. De bussen werden begeleid door Amster damsche politieagenten en inspecteurs. 68 anderen worden toegelaten. Blijkens een te Praag ontvangen telegram heeft de Nederlandsche regeering op aan dringen van het r.k. vluchtelingencomité te Utrecht onder leiding van prof. Schmutzer, toestemming verleend tot het binnenkomen van 68 Duitsche emigranten uit Tsjecho- Slowakije van verschillende godsdiensten en politieke overtuigingen. Hun transport, waarvan de organisatie thans onmiddellijk zal begonnen worden, is reeds voor begin Januari voorzien. Onder de deelnemers be vinden zich drie personen, wier namen voorkwamen op de beruchte Gestapo-lijst, die in September j.1. was opgesteld en de namen bevatte van vluchtelingen, die na de eventueele bezetting van Praag moesten ge fusilleerd. VOORTVLUCHTIG KASSIER UITGELEVERD. De oud-kassier P. J. L. N. van de Midden- standsbank te Maastricht, verdacht van ern stige malversaties aan de bank waar hij werkzaam was en die naar Amerika trachtte uit te wjjken, is thans door de Fransche regeering aan de Nederlandsche justitie uit geleverd en in het huis van bewaring te Maastricht ingesloten. De man was per boot naar Amerika overgestoken. Hij werd daar na waarschuwing vanuit Nederland niet aan land gelaten en moest per zelfde boot gelegen heid naar Europa terugkeeren. In Le Havre is hij door de Fransche politie aangehouden. DE VERBINDINGEN MET DE EILANDEN. Over het ijs en door de lucht. Gistermiddag om half zes is de jjsvlet met post, welke des morgens om half negen van Kampen was vertrokken, op Urk aangeko men. De vlet werd begeleid door een ploeg van tien mannen, onder'leiding van A. van Veen. Het was eeti moeilijke tocht. Ver scheidene keeren zakte de vlet doof hét ijs. Voorts hebben gisteren drie sportvlieg- tuigen een tocht naar het eiland gemaakt. Zij brachten tien personen en een hoeveel heid post. De groep van ongeveer twintig eilandbe woners, die te voet of per slede van Enk huizen waren vertrokken, hebben den ge- heelen dag over de Ijsvlakte geloopen om Urk te bereiken. Zij kwamen gisteravond om zes uur aan. Velen hadden levensmiddelen bij zich. De tocht was zeer gevaarlijk, aangezien er veel scheuren in het Ijs waren ontstaan. Er zal dan ook geen overtocht te voet naar Enkhuizen meer plaats vinden. De stoomboot „Jhr. von Geusau", die zich nog in den Ketel bevindt, zal daar heden het ijs openbreken en Maandag probeeren het eiland te bereiken. Het contact met Ameland. De vracht- en passagiersboot „Friesland", welke in normale omstandigheden den ge- règelden dienst tusschen Ameland en de Zwarte Haan (Fr.) onderhoudt, is er gister middag in geslaagd den vasten wal van de Friesche kust tot op vijftig meter te naderen. De zeven passagiers zijn te voet over het Ijs naar de Zwarte Haan gegaan. Ook in den winter kan men buitens huis op bescheiden schaal de lepidop- terologie beoefenen. Wanneer men door het eikenhakhout zwerft, kan men daar de taaie nestvliezen ontdekken, waarin de rupsen van den bastaardsa- tijnvlinder zitten verscholen. Inspectie van de twijgen en stammen van wil gen en populieren leidt meermalen tot de opsporing van de harde cocons van Cerura- en Dicranura-soorten, onder zoek van b.v. lijsterbessen doet de rupsenspinsels van het boomwitje vin den: Wanneer men in den winter heide of naaldhout uitklopt, dan rollen in de vangparaplu meermalen allerlei span ner- en uilenrupsen en als het weer heel zacht is, dan blijkt herhaaldelijk dat de ridderzuring is aangevreten; de rups van den agaatvlihder blijkt dan meestal de daderes te zijn. Verder zit ten achter de schors van wilgen vaak allerlei uilenpoppen verborgen. Even eens heeft men een goede kans op buit, wanneer men zijn oogen langs de stam men van beuken en eiken laat glijden. Wanneer men daarop verdikkingen vaststelt, dan heeft men in vele geval len te doen met stijve cocons van den draak (Hiplotis milhauseri). Vroeger, d.w.z. een zeventigtal jaren ge leden, gold die draak nog voor een rariteit. P. C. T. Snellen noteerde nog in De Vlin ders van Nederland (1867) ten aanzien van de soort: „Zeer zeldzaam in Nederland en slechts enkele malen gevonden in Gronin gen, Overysel, Gelderland en Holland". Ook nadien bleef de draak die, terloops me degedeeld, niet in Engeland en evenmin in Zweden voorkomt nog decennia lang doorgaan voor een weinig talrijken vlinder. B. J. Lempke, in zjjn Catalogus der Neder landsche macrolepidoptera II (1937;, ge waagt, behalve van vangsten in de door Snellen opgesomde provincies, van waarne mingen in Utrecht, Noord-Brabant en Lim burg. Friesland, Drente en Zeeland zijn dus de provincies, waar de draak, een bosch- en zandgronddier, nog niet is ont dekt. Er is derhalve nog werk aan den winkel voor een ondernemenden St. Joris onder de lepidopterologen. Het zou ons'niet verwonderen, wanneer een hardnekkig on derzoek het aantal draaklooze provinciën zou reduceeren tot één of nul. Met den vlinder, waarbij op onze breedte maar één generatie kan worden vastge steld in Zuidelijke gebieden van Euro pa komt een onvolledige tweede generatie voor kan men kennis maken van begin Mei tot begin Juli. Zoo op het eerste gezicht lijkt hij wel op één der brandvlerkvlinders, d.w.z. maakt hij een Pheosia-achtigen indruk. Zwartgrijs zijn kop en thorax, witgrijs de groote schouderdeksels. Ook de voorvleugels wor den gekenmerkt door een witgrijze kleur: langs de vleugelranden kunnen bier en daar donkere partijen worden vastgesteld. Ook op der vuilwitte achtervleugels kunnert"- ter hoogte van den staarthoek zwarte plek ken (wit doorsneden) worden opgemerkt. Een indrukwekkende, kleurrijke verschij ning is onze draak niet, doch het is niette min een interessant dier, vooral in het rups- en popstadium. Uit de halfbolvormige eitjes, die licht bruin moeten zijn met een violetten, c-el- omzoomden ring boven het midden, ver schijnen uiterst merkwaardige rupsen, Postboot te Nes binnengeloopen. De postboot Ameland, van den veerdienst NesHolwerd, die Donderdagavond op de piet Schevemansplaat was vastgeloopen met tien passagiers en post aan boord, is gister middag vlot gekomen en heeft Ameland be reikt. Op heeterdaad betrapt. - Gisteravond ontdekte de stoker van een kantoorpand aan den Singel te Amsterdam, dat het slot van de buitendeur en ook dat van de binnendeur was verbroken. Te zelfder tijd kwam hij een tweetal mannen tegen, die een goed heen komen zochten. Hy volgde hen en wees hen aan een politieagent aan, die hen aanhield en naar het politiebureau overbacht. Bij fouilleering bleken zij in het bezit te Zijn van inbrekerswerktuigen. 2 Las waarvan de vorm aanmerkelijk afwijkt van dien der meeste vlinderlarven. Het is een dik, onbehaard dier, groen van kleur en wit gekorreld (chagrijnachtig ruw, noteert Snellen) de rups is een bultenaar, d.wz- er staan op de zes middelste segmenten roodgespitste verhevenheden. Vooral de vierde ring ziet er eigenaardig uit: de lan ge uitwas daarop is vorksgewyze gesple ten. Niet alleen echter zijn al die spitsen rood, doch deze kleur kan men eveneens constateeren by den kop en de borstpooten. Roodachtige, vleeschkleurige zijvlekken kan men voorts waarnemen op de zijden van het lichaam, ter hoogte van het zesde tot negende segment. De rups, die maar 14 pooten heeft, daar er geen naschuivërs zijn wordt bovendien gekenmerkt door een grooten, van voren afgeplatten, kop. De vlinderlarve is nogal een gedrochte lijk dier, dat men echter niet vaak te zien krijgt, daar de rups vooral in de boomtop pen zyn leven slyt, zoodat er over het al gemeen weinig kans is haar te ontdekken. Door felle windvlagen wordt zy wel eens uit de boomen geschud, maar een dergelijk dier is in de meeste gevallen ernstig be schadigd en gaat dan ten gronde; ook heeft men herhaaldelijk by rupsen, die op den grond werden aangetroffen, vastgesteld, dat sluipwespen haar een noodlottigen steek hadden toegebracht. Al de?e omstandigheden hebben er het hare toe bijgedragen, dat de draak voor lepidopterologen betrekkelijk weinig is ge kweekt. Wel komen de vlinders op het licht af, doch imagines kan men nog het gemakke lijkst verwerven, wanneer men de spinsels opzoekt. Daar behoort talent en routine toe. De ovale cocons, die dikwyls zeer taai zyn en waarin wel baststukjes en mos worden verwerkt, worden tegen boomstammen aan gebracht. Dikwijls zijn die grijze popwonin gen, die van» binnen glanzend zwart zyn, prachtig begroeid, zoodat haar kleur tegen die der boomen nauwelijks afsteekt. Vele van die cocons bevinden zich ter schou derhoogte tegen de stammen, veelal aan den Oostkant der boomen. Draken zyn echter niet hyperprincipieel en in Soest heb ik de blaasachtige coconbobbels dan ook wel aan den voet der boomen gevonden; zelfs komen zij af en toe wel eens in den grond, b.v. tegen een stuk wortel, voor. Gesloten cocons zijn, gelyk wy reeds aan- teekenden, uiterst moeilijk te vinden, doch die, welke door den vlinder (een weinig variabel dier, zoodat de kleur- en teeke- ningsverschillen tusschen de diverse indivi- duën niet talrijk zyn) zijn verlaten, verraden zich onmiddellijk door het gaatje, dat zich daarin bevindt en dat een donkeren indruk maakt. Berk, populier en iep worden in de vlinderlitteratuur o. a. als voedselplanten van de drakenrupsen genoemd, doch de echte drakenboomen zyn inmiddels beuk en eik, waarop ik in Soest tot dusver uit sluitend de cocons heb kunnen vinden. De spinséls zullen stellig af en toe door vogels, spechten b.v., wel eens leeg worden ge peld, doch over het algemeen vallen al wordt door Berge-Rebel de zeldzaamheid van den vlinder juist aan den jachtijver der spechten toegeschreven aan vogels, dunkt mij, niet bijster veel poppen ten prooi. Of dit aan de mimicry der cocons is te danken, durf ik niet uitmaken. Geno teerd moge nog worden, dat de zwart bruine pop een uitsteeksel op den kop heeft, dat dient om den taaien cocon, wan neer de vlinder op het punt staat uit te komen, te doorboren. RINKE TOLMAN. President van den Hoogen Raad rut heen. - Bij K.B. van 29 December 1938 is aan jhr. mr. Rh. Feith op zyn verzoek met in gang van 1 Januari 1939 eervol ontslag ver leend uit zyn betrekking van president van den Hoogen Raad der Nederlanden, onder dankbetuiging voor de langdurige en belang rijk diensten door hem in verschillende rechterlijke betrekkingen aan den lande bewezen. Sterfgevallen tengevolge van het mond en klauwzeer. - In de week 18 tot en met 24 December 1938 stierven tengevolge van mond- en klauwzeer 24 runderen, 45 kalve ren en 19 varkens en biggen. Sedert de week 1926 Sept. 1937 stierven hieraan in totaal 5865 runderen, 6455 kal veren, 4732 varkens en biggen, 386 schapen en 85 geiten. Uit de memoires van de moeder van [Maria Vetséra, over den liefdesroman van Kroonprins Rudoli. 5) De baron werd waarschijnlijk wel op aandringen van Baltazzi naar Weenen overgeplaatst en ook Baltazzi verhuisde naar de oude keizersstad, waarschijnlijk minder om zich aan den glans van het Hof te warmen, dan omdat hy het beter dacht voor zijn zaken. Hoewel het niet tot mijn reportage behoort, wil ik als curiositeit toch even vermelden, dat Baltazzi tot de prominenten van de Oostenryksche bank behoorde en de Maria-Theresiathalers met scheepsladingen naar Abessinië vervoerde. Helena en Alexander Baltazzi lieten niets onbeproefd om betrekkingen met het Hof aan te knoopen. Haar zuster mocht kei zerin Elisabeth zelfs een keer naar Enge land begeleiden. Zij viel op door haar goe de rijkunst. Heiena's zuster was gehuwd met graaf Stockeau. Zelf heeft de keizer de betrekkingen met Helena Vetsera tot het Hof afgebro ken. De hofdame van de keizerin, gravin Marie Festetich, maakt in haar dagboek melding van een hoogst onaangenaam voorval. Nu, een halve eeuw later, hebben de objectieve geschiedschrijvers vastge steld, dat barones Helena, Mary Vetsera's moeder, niet alleen verliefd op den kroon prins was, maar nader met hem in kennis is geweest. Elf jaar voor de catastrophe van Mayer- ling vierde men te Gödöllo Rudolfs twin tigsten verjaardag. Men schreef 1878 en barones Mary was nog maar zes jaar oud. Gravin Marie Festetich vertelt, dat het Hof toen voor langeren tijd in het slot Gödöllo verbleef. Op een dag kwam Rudolf tamelijk verlegen de vertrekken van de gravin binnen. „Ik heb een groot verzoek aan U", zei hy, „ik zou U zeer dankbaar zijn wanneer U mij vanmiduag voor kor ten ty'd van Uw kamer gebruik wilde la ten makèn... ik heb iets met barones Vet sera te bespreken en wilde niet gestoord worden". De gravin sloeg dit verzoek aldus meldt het dagboek lachend, doch zeer beslist af. Zij citeert haar eigen woor den. „Neemt U mij niet kwalijk, Hoog heid, maar ik moet u verzoeken voor Uwe rendez-vous' een geschiktere ge legenheid te zoeken dan mijn kamer Eenige dagen later liet keizer Frans Jo zef zich tijdens een familiediner zeer op gewonden over de barones uit. Hij wendde zich tot Elisabeth en zeide: „Het is toch ongehoordonmogelijk, zooals die vrouw Rudolf achterna zit. Ze laat hem nauwelijks alleen en loopt hem achterna, waar hij ook gaat. Vandaag heb ik zelf nog gezien hoe zy hem een ca deautje gaf..." Helena Vetsera moest het slot Gödöllo plotseling verlaten, doch haar betrekkingen tot het Hof bleven onveranderd, dank zij haar vertrouwde vriendin, gravin Marie LarischWallersee, een nicht van de kei zerin, die tijdens haar verblijf te Weenen een byna dageljjksche gast in het paleis Vetsera was en die, zooals de barones be weert de eenige schuldige aan de tragedie van Mayerling is geweest... In het ongeluksjaar van Mayerling was de barones een schoone, nog jonge vrouw. De tragedie maakte een gebroken vertwij felde moeder van haar. Toen zij haar her inneringen op papier zette, had zij van het leven niets meer te wenschen en niets meer te hopen. Daarom moet iedereen, die deze gedenk schriften leest merken, dat ieder woord, wat erin staat waar is. De vertwijfeling van een moeder, die om haar kind weent, spreekt uit iedere bladzijde. Men weet het alsof men er zelf bij geweest ware: zoo en niet andei's moet alles gebeurd zijn. Een sigarettenkoker steekt een spaak in het wiel. Misschien had Rudolf in Mayerling niet naar het doodende wapen gegrepen, als barones Helena Vetsera niet gemerkt had, dat haar dochter bij den eersten juwe lier van Weenen een gouden sigaretten koker had gekocht, waarin zij een aan Ru dolf gerichte opdracht had laten gravee- renDit geschenk verried het geheim van de gelieven en het noodlot ging door. Op een Zaterdagmorgen den 26sten Ja nuari, kwam de gezelschapsdame van ba rones Mary in het boudoir van haar moe der en scheen zeer verlegen. Daar zij ver scheen, zonder geroepen te zijn, moest zij er wel een zeer bijzondere reden voor heb ben. Op een vraag van de moeder vertel de zij, dat zij den vorigen dag met de ba rones naar de ijsbaan geweest was. Op den terugweg had barones Mary haar overge haald mee te gaan naar een waarzegster. Maar wat de waarzegster de barones voor speld had, vertelde de gezelschapsdame eerst na de catastrophe Om den samenhang van de gebeurtenis sen begrijpelijk te maken, citeer ik het gedeelte van de memoires, die over het bezoek by de waarzegster handelen: „Barones Mary was tamelijk lang by de waarzegster. Toen zij haar verliet, zag zij er zeer terneergeslagen uit. 's Avonds riep zij haar gezelschapsdame bij zich en ver telde haar, dat zij waarschijnlijk dien nacht niet zou kunnen slapen. De waar zegster had hac e met de woorden: ..Er be valt my iets niet", plotseling met groote oogen aangekeken en gezegd: „Zeer bin nenkort zal er in Uw familie een sterfge val voorkomen, dat zeer veel verwarring zal stichten. Het ziet er uit als een zelf moord en zal zeer binnenkort geschieden" Toen had zij de waarzegster gevraagd, wanneer zy zou sterven, maar zij had ten antwoord gekregen, dat de waarzegster dat niet tegen zoo'n jong meisje kon zeggen, waarop het haar zoo angstig te moede was geworden, dat ze blij was, dat het mensch haar verder niets meer te vertellen had. Naderhand had zy nog eens gezegd: „Ik geloof, dat ik koorts heb. Ik moet aldoor denken aan hetgeen die vrouw mij heeft verteld". Naderhand merkte ik, dat ze werkelijk den geheelen nacht niet had ge slapen en aldoor maar de woorden van de waarzegster had herhaald. Den volgenden dag droeg zij haar gezelschapsdame op nog maals naar de waarzegster te gaan en haar te vragen, wanneer het meisje, dat er gis ter geweest was, zou sterven, aangezien zij het een derden persoon vast wel zou ver tellen. Doch het meisje was bang en wilde er met heengaan". Deze slapeloos doorgebrachte nacht bracht Mary s gezelschapsdame ertoe alles aan Marys moeder te vertellen, daar zy reeds gedurende twee maanden op de hoogte was van de verhouding van barones Mary met kroonprins Rudolf. Zij vertelde de moeder ook dat zy 15 Januari met de barones bij den hofjuwelier Rodeck geweest was. De barones had een gouden sigarettenkoker besteld en opdracht gegeven er aan de bin nenzijde iets in te laten graveeren. In de memoires staat: „De barones riep haar dochter ter ver antwoording. Na veel bidden en smeeken bekende zy, dat zy het étui voor den kroonprins had gekocht en het hem ge stuurd had, maar ter verontschuldiging voerde zij aan, dat dit anonym gebeurd was en dat zy het door een dienstman had laten doen. De barones maakte haar doch ter zware verwijten over deze daad, die zij als onzinnig betitelde. Zij hield haar voor, dat het haar zeer zou compromitteeren als haar naam zelfs maar genoemd werd in verband met de zijne, want een betrekking tusschen een zeventienjarige en hem, die kroonprins was en getrouwd, kon. haar voor de wereld onteeren. Wat zou echter haar eigen leven zyn, wanneer haar doch ter onteerd werd? Daarop barstte deze in tranen uit. Op bevel van de barones moest zij nu haar ijzeren casette openen, waarin zich een stalen sigarettenkoker met een saffier en gegraveerden naam „Rudolf' bevond, benevens een testament, gedateerd den 18den Januari 1889. Toen haar moeder haar naar de herkomst van den sigarettenkoker vroeg, antwoodde zij, deze van gravin La risch gekregen te hebben. Den vorigen zo mer had de gravin hem van den kroon prins zelf gekregen en nu had zij hem haar gegeven, waarbij zij schertsend had opge merkt, dat zy immers verliefd op den kroonprins geweest was. De barones moest dit wel gelooven, toen zy er gravin Larisch naar vroeg en deze het bevestigde. Daar er echter verder niets ergers gebeurd was, kon zy het testament ook niet ernstig ne men. Zij nam het op als een daad van jeugdige onbezonnenheid en zeide tegen haar dochter, dat ze eigenlijk uitgelachen moest worden, omdat ze zooveel on2in by elkaar had geschreven. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 6