5 e tragedie
mayerling
{Binnenland
(huMeton
Draak.
De uitzetting van illegale
vluchtelingen.
Dikwijls levensgevaar aanwezig.
De vluchtelingen kampen
Andere maatregelen gevraagd.
Dislocatie der artillerie
inrichting.
Belangrijke uitbreiding.
Bij het oversteken
aangereden.
Fietser ernstig gewond.
Wielrijdster aangereden
en ernstig gewond.
Duitsche vluchtelingen over
de grens gezet.
Geen papieren
VAN
TWEEDE BLAD.
Mevrouw MackayKatz (c.h.) heeft aan
den minister van justitie de volgende vragen
gesteld:
1. Is het juist, dat aan de politie
autoriteiten is opgedragen de Duitsch-
Joodsche vluchtelingen, die zonder ver
lof na een bepaalden datum Nederland
zijn binnengekomen, naar Duitschland
terug te leiden?
2. Heeft de minister zich vooraf ver
zekerd, dat deze maatregel niet tenge
volge zal hebben, dat voor verreweg de
meesten dezer vluchtelingen levensge
vaar aanwezig zal zijn?
3. Zoo neen, dreigt de minister dan
niet daardoor in strijd te komen met de
toezegging der regeering, dat het asyl-
recht in zooverre gehandhaafd zou wor
den, dat diegenen, voor wie levensgevaar
aanwezig zou zijn, niet teruggezonden
zouden worden?
Het werkcomité uit het comité voor asyl-
recht, bestaande uit de heeren: mr. F. M.
baron van Asbeck, mr. E. H. von Baum-
hauer, mr. M. H. de Boer, G. Bolkestein,
prof. dr. P. Geyl, mr. P. J. de Kanter, prof.
dr. C. H. Ariens Kappers, prof. mr. P.
Scholten, mr. G. H. Slotemaker de Bruïne
en mej. mr. M. A. Tellegen, heeft aan den
minister van justitie een telegram gezon
den.
Hierin wordt medegedeeld, dat het
comité, reeds teleurgesteld over de op
neming van illegaal binnengekomen
vluchtelingen in kampen en over de
scheiding van hun gezin, juist voor het
Kerstfeest, dat ook voor den niet-ari-
schen Duitscher een hoogtij is in het
familieleven, met bijzonder leedwezen
de instructie verneemt tot terugzen
ding van verder binnengekomenen.
De onderteekenaars dringen aan op
voorafgaande notificatie van de Duit-
sche regeering en ruime publicatie in
de Duitsche pers, dat terugzending na
dien te wachten is en inmiddels op een
generaal pardon voor de recente ille
galen, zooals voor de sinds lang heime
lijk hier verblijvenden, met alle onrust
daaraan verbonden. Gevraagd wordt
tenslotte bij de opneming in kampen
zich te beperken tot gevaarlijke ele
menten en tot hen in wier onderdak en
onderhoud niet andérszin wordt voor
zien.
Ingediend is een aanvullingsbegroo-
ting van het staatsbedrijf der artillerie
inrichtingen voor het dienstjaar 1938.
Uitbreiding.
In verband met de belangrijke toe
name van het aantal door de artillerie-
inrichtingen uit te voeren opdrachten,
is uitbreiding van het gebouwencom
plex der artillerie-inrichtingen noodza
kelijk geworden. Een dergelijke opeen-
hooping van gebouwen op het terrein
aan de Hembrug is echter uit een mili
tair oogpunt niet toelaatbaar, zoodat
dientengevolge tot dislocatie zal moe
ten worden overgegaan.
Tot dit- doel worden bij dit wetsontwerp
gelden aangevraagd voor:
a. het stichten van een administratiege
bouw met bijbehoorende dienstwoningen en
garage 'in de gemeente 's-Gravenhage, waar
dè directie, de hoofdadministratie, de bui
tendienst en de kostprijsberekeningsadmi
nistratie zullen worden gevestigd.
Een bedrag van 120.000 voor aankoop
van een terrein, van 225.000 voor den
bouw, en van 30.000 voor aankoop van
twee belendende perceelen, bestemd voor
dienstwoningen engarage, wordt daarvoor
noodig geacht.
b. het overbrengen naar elders van de
laboreerwerkplaatsen. De commissie, welke
een onderzoek instelde naar een plaats voor
eventueele vestiging van dezewerkplaat
sen, is eerder tot een resultaat gekomen
dan verwacht was, weshalve voor de hier-
bedoelde overbrenging reeds in 1938 het
noodige is verricht. Voor aankoop van een
terrein en stichting van hulpgebouwen,
met inbegrip van de bijbehoorende terrein
voorzieningen, kan met een bedrag van
225.000 worden volstaan.
Voorts dienen maatregelen te worden
genomen om het fabriekspersoneel tegen
luchtaanvallen te beschermen. Daartoe
moeten verschillende voorzieningen getrof
fen worden, welke naar raming 115.000
zullen vorderen.
Ook is voor de uitbreiding van de elec-
triciteitsvoorziening een transformatoren
gebouw noodig, waarvan de kosten op
20.000 geraamd worden.
Door een en ander is in totaal een ver
hooging van artikel 18 met 735.000 nood
zakelijk.
Tengevolge van de belangrijke uitbrei
ding van de orders voor geschut en muni
tie en het opvoeren van het tempo van aan
maak is het op de begrooting 1938 toege
stane bedrag voor de aanschaffing van de
benoodigde nieuwe werktuigen en installa
ties ontoereikend. Een verhooging van het
bij artikel 19 beschikbaar gestelde bedrag
met 700.000 wordt hiervoor noodig geacht.
Tegenover de verhooging der uitgaven
wordt artikel 24 (ontvangsten) verhoogd
met 1.435.000, waardoor de raming van
de uitgaven en de ontvangsten gelijk blijft.
Gistermiddag is de 55-jarige koopman J.
van Buuren uit Ede, toen hij per fiets den
rijksweg ArnhemEdede Klomp wilde
oversteken en daarbij niét goed uitkeek,
door een uit de richting Arnhem komende
meelauto van de firma de Wit uit Etten
Leur aangereden.
Hij kreeg zeer ernstige verwondingen en
o,a. een schedelbasisfractuur.
In hoogst zorgwekkenden toestand is het
slachtoffer naar het Julianaziekenhuis te
Ede overgebracht.
A-V-' l' i',V TV
Gistermiddag is in de Sarphatistraat te
Amsterdam 'n achttienjarig meisje met haar
fiets gevallen en aangereden door een zes-
wielige vrachtauto. Zij kreeg verschillende
ernstige verwondingen en een schedelbasis
fractuur. De G.G. en G.D. vervoerde haar
in deerniswekkënden toestand naar het bin
nengasthuis. Het ongeluk is waarschijnlijk
gebeurd, doordat een vóór het meisje rij
dende wielrijder plotseling voor een orgel
moest uitwijken, en met haar in aanraking
kwam.
BRAND IN EEN POSTAUTO.
Post en postpakketten verbrand.
Gisteravond omstreeks half twaalf werd te
Amsterdam brand ontdekt in de lading van
een postauto, welke van 's-Gravenhage naar
Amsterdam was gereden met een hoeveel
heid briefpost en' postpakketten. De brand
weer: bluschte het vuur met een straal op de
tank. Hoewel men ijlings de postzaken op
straat wierp, werden toch acht zakken brie
ven en postpakketten door het vuur ge
teisterd. Waardezendingen waren niet in de
auto aanwezig.
Gistermorgen omstreeks 11 uur wer
den aldus het Volksblad in Zeve
naar twee blauwe bussen van de
Amsterdamsche gemeentetram gesigna
leerd. Het bleek, dat met deze bussen
een aantal Joodsche vluchtelingen, die
ons land op illegale wijze waren bin
nengekomen, naar Duitschland werden
teruggebracht.
De vluchtelingen zijn in Emmerik op
Duitschen bodem gezet.
Drie vluchtelingen wilde men in Duitsch
land niet toelaten, daar zij niet over de
vereischte papieren beschikten. Het waren
twee statenlooze Joden en een Russische
Jood, die weer mee teruggenomen zijn naar
Amsterdam.
De bussen werden begeleid door Amster
damsche politieagenten en inspecteurs.
68 anderen worden toegelaten.
Blijkens een te Praag ontvangen telegram
heeft de Nederlandsche regeering op aan
dringen van het r.k. vluchtelingencomité te
Utrecht onder leiding van prof. Schmutzer,
toestemming verleend tot het binnenkomen
van 68 Duitsche emigranten uit Tsjecho-
Slowakije van verschillende godsdiensten en
politieke overtuigingen. Hun transport,
waarvan de organisatie thans onmiddellijk
zal begonnen worden, is reeds voor begin
Januari voorzien. Onder de deelnemers be
vinden zich drie personen, wier namen
voorkwamen op de beruchte Gestapo-lijst,
die in September j.1. was opgesteld en de
namen bevatte van vluchtelingen, die na de
eventueele bezetting van Praag moesten ge
fusilleerd.
VOORTVLUCHTIG KASSIER
UITGELEVERD.
De oud-kassier P. J. L. N. van de Midden-
standsbank te Maastricht, verdacht van ern
stige malversaties aan de bank waar hij
werkzaam was en die naar Amerika trachtte
uit te wjjken, is thans door de Fransche
regeering aan de Nederlandsche justitie uit
geleverd en in het huis van bewaring te
Maastricht ingesloten. De man was per boot
naar Amerika overgestoken. Hij werd daar
na waarschuwing vanuit Nederland niet aan
land gelaten en moest per zelfde boot gelegen
heid naar Europa terugkeeren. In Le Havre
is hij door de Fransche politie aangehouden.
DE VERBINDINGEN MET DE EILANDEN.
Over het ijs en door de lucht.
Gistermiddag om half zes is de jjsvlet met
post, welke des morgens om half negen van
Kampen was vertrokken, op Urk aangeko
men. De vlet werd begeleid door een ploeg
van tien mannen, onder'leiding van A. van
Veen. Het was eeti moeilijke tocht. Ver
scheidene keeren zakte de vlet doof hét ijs.
Voorts hebben gisteren drie sportvlieg-
tuigen een tocht naar het eiland gemaakt.
Zij brachten tien personen en een hoeveel
heid post.
De groep van ongeveer twintig eilandbe
woners, die te voet of per slede van Enk
huizen waren vertrokken, hebben den ge-
heelen dag over de Ijsvlakte geloopen om
Urk te bereiken. Zij kwamen gisteravond om
zes uur aan. Velen hadden levensmiddelen
bij zich.
De tocht was zeer gevaarlijk, aangezien
er veel scheuren in het Ijs waren ontstaan.
Er zal dan ook geen overtocht te voet naar
Enkhuizen meer plaats vinden.
De stoomboot „Jhr. von Geusau", die zich
nog in den Ketel bevindt, zal daar heden het
ijs openbreken en Maandag probeeren het
eiland te bereiken.
Het contact met Ameland.
De vracht- en passagiersboot „Friesland",
welke in normale omstandigheden den ge-
règelden dienst tusschen Ameland en de
Zwarte Haan (Fr.) onderhoudt, is er gister
middag in geslaagd den vasten wal van de
Friesche kust tot op vijftig meter te naderen.
De zeven passagiers zijn te voet over het Ijs
naar de Zwarte Haan gegaan.
Ook in den winter kan men buitens
huis op bescheiden schaal de lepidop-
terologie beoefenen. Wanneer men
door het eikenhakhout zwerft, kan men
daar de taaie nestvliezen ontdekken,
waarin de rupsen van den bastaardsa-
tijnvlinder zitten verscholen. Inspectie
van de twijgen en stammen van wil
gen en populieren leidt meermalen tot
de opsporing van de harde cocons van
Cerura- en Dicranura-soorten, onder
zoek van b.v. lijsterbessen doet de
rupsenspinsels van het boomwitje vin
den: Wanneer men in den winter heide
of naaldhout uitklopt, dan rollen in de
vangparaplu meermalen allerlei span
ner- en uilenrupsen en als het weer
heel zacht is, dan blijkt herhaaldelijk
dat de ridderzuring is aangevreten; de
rups van den agaatvlihder blijkt dan
meestal de daderes te zijn. Verder zit
ten achter de schors van wilgen vaak
allerlei uilenpoppen verborgen. Even
eens heeft men een goede kans op buit,
wanneer men zijn oogen langs de stam
men van beuken en eiken laat glijden.
Wanneer men daarop verdikkingen
vaststelt, dan heeft men in vele geval
len te doen met stijve cocons van den
draak (Hiplotis milhauseri).
Vroeger, d.w.z. een zeventigtal jaren ge
leden, gold die draak nog voor een rariteit.
P. C. T. Snellen noteerde nog in De Vlin
ders van Nederland (1867) ten aanzien van
de soort: „Zeer zeldzaam in Nederland en
slechts enkele malen gevonden in Gronin
gen, Overysel, Gelderland en Holland". Ook
nadien bleef de draak die, terloops me
degedeeld, niet in Engeland en evenmin in
Zweden voorkomt nog decennia lang
doorgaan voor een weinig talrijken vlinder.
B. J. Lempke, in zjjn Catalogus der Neder
landsche macrolepidoptera II (1937;, ge
waagt, behalve van vangsten in de door
Snellen opgesomde provincies, van waarne
mingen in Utrecht, Noord-Brabant en Lim
burg. Friesland, Drente en Zeeland zijn
dus de provincies, waar de draak, een
bosch- en zandgronddier, nog niet is ont
dekt. Er is derhalve nog werk aan den
winkel voor een ondernemenden St. Joris
onder de lepidopterologen. Het zou ons'niet
verwonderen, wanneer een hardnekkig on
derzoek het aantal draaklooze provinciën
zou reduceeren tot één of nul.
Met den vlinder, waarbij op onze breedte
maar één generatie kan worden vastge
steld in Zuidelijke gebieden van Euro
pa komt een onvolledige tweede generatie
voor kan men kennis maken van begin
Mei tot begin Juli.
Zoo op het eerste gezicht lijkt hij wel op
één der brandvlerkvlinders, d.w.z. maakt
hij een Pheosia-achtigen indruk. Zwartgrijs
zijn kop en thorax, witgrijs de groote
schouderdeksels. Ook de voorvleugels wor
den gekenmerkt door een witgrijze kleur:
langs de vleugelranden kunnen bier en
daar donkere partijen worden vastgesteld.
Ook op der vuilwitte achtervleugels kunnert"-
ter hoogte van den staarthoek zwarte plek
ken (wit doorsneden) worden opgemerkt.
Een indrukwekkende, kleurrijke verschij
ning is onze draak niet, doch het is niette
min een interessant dier, vooral in het
rups- en popstadium.
Uit de halfbolvormige eitjes, die licht
bruin moeten zijn met een violetten, c-el-
omzoomden ring boven het midden, ver
schijnen uiterst merkwaardige rupsen,
Postboot te Nes binnengeloopen.
De postboot Ameland, van den veerdienst
NesHolwerd, die Donderdagavond op de
piet Schevemansplaat was vastgeloopen met
tien passagiers en post aan boord, is gister
middag vlot gekomen en heeft Ameland be
reikt.
Op heeterdaad betrapt. - Gisteravond
ontdekte de stoker van een kantoorpand aan
den Singel te Amsterdam, dat het slot van de
buitendeur en ook dat van de binnendeur
was verbroken. Te zelfder tijd kwam hij een
tweetal mannen tegen, die een goed heen
komen zochten. Hy volgde hen en wees hen
aan een politieagent aan, die hen aanhield
en naar het politiebureau overbacht. Bij
fouilleering bleken zij in het bezit te Zijn
van inbrekerswerktuigen.
2
Las
waarvan de vorm aanmerkelijk afwijkt van
dien der meeste vlinderlarven. Het is een
dik, onbehaard dier, groen van kleur en
wit gekorreld (chagrijnachtig ruw, noteert
Snellen) de rups is een bultenaar, d.wz-
er staan op de zes middelste segmenten
roodgespitste verhevenheden. Vooral de
vierde ring ziet er eigenaardig uit: de lan
ge uitwas daarop is vorksgewyze gesple
ten. Niet alleen echter zijn al die spitsen
rood, doch deze kleur kan men eveneens
constateeren by den kop en de borstpooten.
Roodachtige, vleeschkleurige zijvlekken kan
men voorts waarnemen op de zijden van
het lichaam, ter hoogte van het zesde tot
negende segment. De rups, die maar 14
pooten heeft, daar er geen naschuivërs zijn
wordt bovendien gekenmerkt door een
grooten, van voren afgeplatten, kop.
De vlinderlarve is nogal een gedrochte
lijk dier, dat men echter niet vaak te zien
krijgt, daar de rups vooral in de boomtop
pen zyn leven slyt, zoodat er over het al
gemeen weinig kans is haar te ontdekken.
Door felle windvlagen wordt zy wel eens
uit de boomen geschud, maar een dergelijk
dier is in de meeste gevallen ernstig be
schadigd en gaat dan ten gronde; ook heeft
men herhaaldelijk by rupsen, die op den
grond werden aangetroffen, vastgesteld, dat
sluipwespen haar een noodlottigen steek
hadden toegebracht.
Al de?e omstandigheden hebben er het
hare toe bijgedragen, dat de draak voor
lepidopterologen betrekkelijk weinig is ge
kweekt. Wel komen de vlinders op het licht
af, doch imagines kan men nog het gemakke
lijkst verwerven, wanneer men de spinsels
opzoekt. Daar behoort talent en routine toe.
De ovale cocons, die dikwyls zeer taai zyn
en waarin wel baststukjes en mos worden
verwerkt, worden tegen boomstammen aan
gebracht. Dikwijls zijn die grijze popwonin
gen, die van» binnen glanzend zwart zyn,
prachtig begroeid, zoodat haar kleur
tegen die der boomen nauwelijks afsteekt.
Vele van die cocons bevinden zich ter schou
derhoogte tegen de stammen, veelal aan den
Oostkant der boomen. Draken zyn echter
niet hyperprincipieel en in Soest heb ik de
blaasachtige coconbobbels dan ook wel aan
den voet der boomen gevonden; zelfs komen
zij af en toe wel eens in den grond, b.v. tegen
een stuk wortel, voor.
Gesloten cocons zijn, gelyk wy reeds aan-
teekenden, uiterst moeilijk te vinden, doch
die, welke door den vlinder (een weinig
variabel dier, zoodat de kleur- en teeke-
ningsverschillen tusschen de diverse indivi-
duën niet talrijk zyn) zijn verlaten, verraden
zich onmiddellijk door het gaatje, dat zich
daarin bevindt en dat een donkeren indruk
maakt.
Berk, populier en iep worden in de
vlinderlitteratuur o. a. als voedselplanten
van de drakenrupsen genoemd, doch de
echte drakenboomen zyn inmiddels beuk
en eik, waarop ik in Soest tot dusver uit
sluitend de cocons heb kunnen vinden. De
spinséls zullen stellig af en toe door vogels,
spechten b.v., wel eens leeg worden ge
peld, doch over het algemeen vallen al
wordt door Berge-Rebel de zeldzaamheid
van den vlinder juist aan den jachtijver
der spechten toegeschreven aan vogels,
dunkt mij, niet bijster veel poppen ten
prooi. Of dit aan de mimicry der cocons
is te danken, durf ik niet uitmaken. Geno
teerd moge nog worden, dat de zwart
bruine pop een uitsteeksel op den kop
heeft, dat dient om den taaien cocon, wan
neer de vlinder op het punt staat uit te
komen, te doorboren. RINKE TOLMAN.
President van den Hoogen Raad rut
heen. - Bij K.B. van 29 December 1938 is aan
jhr. mr. Rh. Feith op zyn verzoek met in
gang van 1 Januari 1939 eervol ontslag ver
leend uit zyn betrekking van president van
den Hoogen Raad der Nederlanden, onder
dankbetuiging voor de langdurige en belang
rijk diensten door hem in verschillende
rechterlijke betrekkingen aan den lande
bewezen.
Sterfgevallen tengevolge van het mond
en klauwzeer. - In de week 18 tot en met 24
December 1938 stierven tengevolge van
mond- en klauwzeer 24 runderen, 45 kalve
ren en 19 varkens en biggen.
Sedert de week 1926 Sept. 1937 stierven
hieraan in totaal 5865 runderen, 6455 kal
veren, 4732 varkens en biggen, 386 schapen
en 85 geiten.
Uit de memoires van de moeder van
[Maria Vetséra, over den liefdesroman
van Kroonprins Rudoli.
5)
De baron werd waarschijnlijk wel op
aandringen van Baltazzi naar Weenen
overgeplaatst en ook Baltazzi verhuisde
naar de oude keizersstad, waarschijnlijk
minder om zich aan den glans van het Hof
te warmen, dan omdat hy het beter dacht
voor zijn zaken. Hoewel het niet tot mijn
reportage behoort, wil ik als curiositeit
toch even vermelden, dat Baltazzi tot de
prominenten van de Oostenryksche bank
behoorde en de Maria-Theresiathalers met
scheepsladingen naar Abessinië vervoerde.
Helena en Alexander Baltazzi lieten niets
onbeproefd om betrekkingen met het Hof
aan te knoopen. Haar zuster mocht kei
zerin Elisabeth zelfs een keer naar Enge
land begeleiden. Zij viel op door haar goe
de rijkunst. Heiena's zuster was gehuwd
met graaf Stockeau.
Zelf heeft de keizer de betrekkingen
met Helena Vetsera tot het Hof afgebro
ken. De hofdame van de keizerin, gravin
Marie Festetich, maakt in haar dagboek
melding van een hoogst onaangenaam
voorval. Nu, een halve eeuw later, hebben
de objectieve geschiedschrijvers vastge
steld, dat barones Helena, Mary Vetsera's
moeder, niet alleen verliefd op den kroon
prins was, maar nader met hem in kennis
is geweest.
Elf jaar voor de catastrophe van Mayer-
ling vierde men te Gödöllo Rudolfs twin
tigsten verjaardag. Men schreef 1878 en
barones Mary was nog maar zes jaar oud.
Gravin Marie Festetich vertelt, dat het
Hof toen voor langeren tijd in het slot
Gödöllo verbleef. Op een dag kwam Rudolf
tamelijk verlegen de vertrekken van de
gravin binnen. „Ik heb een groot verzoek
aan U", zei hy, „ik zou U zeer dankbaar
zijn wanneer U mij vanmiduag voor kor
ten ty'd van Uw kamer gebruik wilde la
ten makèn... ik heb iets met barones Vet
sera te bespreken en wilde niet gestoord
worden". De gravin sloeg dit verzoek
aldus meldt het dagboek lachend, doch
zeer beslist af. Zij citeert haar eigen woor
den. „Neemt U mij niet kwalijk, Hoog
heid, maar ik moet u verzoeken voor
Uwe rendez-vous' een geschiktere ge
legenheid te zoeken dan mijn kamer
Eenige dagen later liet keizer Frans Jo
zef zich tijdens een familiediner zeer op
gewonden over de barones uit. Hij wendde
zich tot Elisabeth en zeide:
„Het is toch ongehoordonmogelijk,
zooals die vrouw Rudolf achterna zit. Ze
laat hem nauwelijks alleen en loopt hem
achterna, waar hij ook gaat. Vandaag heb
ik zelf nog gezien hoe zy hem een ca
deautje gaf..."
Helena Vetsera moest het slot Gödöllo
plotseling verlaten, doch haar betrekkingen
tot het Hof bleven onveranderd, dank zij
haar vertrouwde vriendin, gravin Marie
LarischWallersee, een nicht van de kei
zerin, die tijdens haar verblijf te Weenen
een byna dageljjksche gast in het paleis
Vetsera was en die, zooals de barones be
weert de eenige schuldige aan de tragedie
van Mayerling is geweest...
In het ongeluksjaar van Mayerling was
de barones een schoone, nog jonge vrouw.
De tragedie maakte een gebroken vertwij
felde moeder van haar. Toen zij haar her
inneringen op papier zette, had zij van het
leven niets meer te wenschen en niets meer
te hopen.
Daarom moet iedereen, die deze gedenk
schriften leest merken, dat ieder woord,
wat erin staat waar is. De vertwijfeling
van een moeder, die om haar kind weent,
spreekt uit iedere bladzijde. Men weet het
alsof men er zelf bij geweest ware: zoo en
niet andei's moet alles gebeurd zijn.
Een sigarettenkoker steekt een spaak
in het wiel.
Misschien had Rudolf in Mayerling niet
naar het doodende wapen gegrepen, als
barones Helena Vetsera niet gemerkt had,
dat haar dochter bij den eersten juwe
lier van Weenen een gouden sigaretten
koker had gekocht, waarin zij een aan Ru
dolf gerichte opdracht had laten gravee-
renDit geschenk verried het geheim
van de gelieven en het noodlot ging door.
Op een Zaterdagmorgen den 26sten Ja
nuari, kwam de gezelschapsdame van ba
rones Mary in het boudoir van haar moe
der en scheen zeer verlegen. Daar zij ver
scheen, zonder geroepen te zijn, moest zij
er wel een zeer bijzondere reden voor heb
ben. Op een vraag van de moeder vertel
de zij, dat zij den vorigen dag met de ba
rones naar de ijsbaan geweest was. Op den
terugweg had barones Mary haar overge
haald mee te gaan naar een waarzegster.
Maar wat de waarzegster de barones voor
speld had, vertelde de gezelschapsdame
eerst na de catastrophe
Om den samenhang van de gebeurtenis
sen begrijpelijk te maken, citeer ik het
gedeelte van de memoires, die over het
bezoek by de waarzegster handelen:
„Barones Mary was tamelijk lang by de
waarzegster. Toen zij haar verliet, zag zij
er zeer terneergeslagen uit. 's Avonds riep
zij haar gezelschapsdame bij zich en ver
telde haar, dat zij waarschijnlijk dien
nacht niet zou kunnen slapen. De waar
zegster had hac e met de woorden: ..Er be
valt my iets niet", plotseling met groote
oogen aangekeken en gezegd: „Zeer bin
nenkort zal er in Uw familie een sterfge
val voorkomen, dat zeer veel verwarring
zal stichten. Het ziet er uit als een zelf
moord en zal zeer binnenkort geschieden"
Toen had zij de waarzegster gevraagd,
wanneer zy zou sterven, maar zij had ten
antwoord gekregen, dat de waarzegster dat
niet tegen zoo'n jong meisje kon zeggen,
waarop het haar zoo angstig te moede was
geworden, dat ze blij was, dat het mensch
haar verder niets meer te vertellen had.
Naderhand had zy nog eens gezegd: „Ik
geloof, dat ik koorts heb. Ik moet aldoor
denken aan hetgeen die vrouw mij heeft
verteld". Naderhand merkte ik, dat ze
werkelijk den geheelen nacht niet had ge
slapen en aldoor maar de woorden van de
waarzegster had herhaald. Den volgenden
dag droeg zij haar gezelschapsdame op nog
maals naar de waarzegster te gaan en haar
te vragen, wanneer het meisje, dat er gis
ter geweest was, zou sterven, aangezien zij
het een derden persoon vast wel zou ver
tellen. Doch het meisje was bang en wilde
er met heengaan".
Deze slapeloos doorgebrachte nacht bracht
Mary s gezelschapsdame ertoe alles aan
Marys moeder te vertellen, daar zy reeds
gedurende twee maanden op de hoogte was
van de verhouding van barones Mary met
kroonprins Rudolf. Zij vertelde de moeder
ook dat zy 15 Januari met de barones bij
den hofjuwelier Rodeck geweest was. De
barones had een gouden sigarettenkoker
besteld en opdracht gegeven er aan de bin
nenzijde iets in te laten graveeren. In de
memoires staat:
„De barones riep haar dochter ter ver
antwoording. Na veel bidden en smeeken
bekende zy, dat zy het étui voor den
kroonprins had gekocht en het hem ge
stuurd had, maar ter verontschuldiging
voerde zij aan, dat dit anonym gebeurd
was en dat zy het door een dienstman had
laten doen. De barones maakte haar doch
ter zware verwijten over deze daad, die zij
als onzinnig betitelde. Zij hield haar voor,
dat het haar zeer zou compromitteeren als
haar naam zelfs maar genoemd werd in
verband met de zijne, want een betrekking
tusschen een zeventienjarige en hem, die
kroonprins was en getrouwd, kon. haar
voor de wereld onteeren. Wat zou echter
haar eigen leven zyn, wanneer haar doch
ter onteerd werd? Daarop barstte deze in
tranen uit.
Op bevel van de barones moest zij nu
haar ijzeren casette openen, waarin zich
een stalen sigarettenkoker met een saffier
en gegraveerden naam „Rudolf' bevond,
benevens een testament, gedateerd den
18den Januari 1889. Toen haar moeder haar
naar de herkomst van den sigarettenkoker
vroeg, antwoodde zij, deze van gravin La
risch gekregen te hebben. Den vorigen zo
mer had de gravin hem van den kroon
prins zelf gekregen en nu had zij hem haar
gegeven, waarbij zij schertsend had opge
merkt, dat zy immers verliefd op den
kroonprins geweest was. De barones moest
dit wel gelooven, toen zy er gravin Larisch
naar vroeg en deze het bevestigde. Daar er
echter verder niets ergers gebeurd was,
kon zy het testament ook niet ernstig ne
men. Zij nam het op als een daad van
jeugdige onbezonnenheid en zeide tegen
haar dochter, dat ze eigenlijk uitgelachen
moest worden, omdat ze zooveel on2in by
elkaar had geschreven. (Wordt vervolgd).