DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Minister-President Spaak
mishandeld.
Een rumoerige dag in het
parlement.
Stemming over
geval-Martens.
De algemeene toestand.
Blijde gebeurtenis te
verwachten in
het Prinselijk gezin.
Het Duitsch-ltaliaansch
verbond.
Een Italiaansche uitleg.
ALKMAARSCHE COURANT
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
No. 29 Dit nummer bestaat uit drie bladen.
Directeur: C. KRAK. Vrijdag 3 Februari 1939
PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN:
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0-25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef- 3320, redactie 3330.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
■9
Gisteravond is minister-president
Spaak naby zijn woning in een bui
tenwijk van Brussel door een groep
mannen aangevallen en aan het voor
hoofd gewond. De betoogers, hoofdza
kelijk oud-strijders en jongelui, hielden
de auto van den premier, die huis
waarts reed, aan. Toen hij uitstapte,
overvielen zij hem.
Het Belgische telegraafagentschap meldt
in dit verband o.m. het volgende:
De heer Rens, die in de auto van den
eersten minister zat op het oogenblik van
den aanval, heeft het volgende medege
deeld:
In den loop van den avond werd Spaak,
die in zijn kabinet aan het werk was, op
gebeld door zijn huis. Hem werd medege
deeld, dat betoogers het huis hadden om
singeld en dat de heeron Cox en Louveau
hem opwachtten. De eerste minister besloot
onmiddellijk naar huis te gaan.
Aangekomen bij den ingang van de rue
de la Jonction, waar hij woont, werd zijn
auto omringd door groepen betoogers.
Spaak stapte uit en wilde, met de hulp van
zijn chef van het kabinet en zijn chauffeur,
door de betoogers heen dringen. Een tien
tal hunner wierpen zich toen op den pre
mier en sloegen hem met de vuisten in het
gelaat. Zij sloegen hem de hoed van het
hoofd. Het letser schijnt niet van ernstigen
aard te zijn.
Zoodra bekend was geworden, dat Spaak
het slachtoffer was geworden van een aan
slag, heeft de procureur des Konings, Gans
hof van der Meersch, zich naar de woning
van den premier begeven, teneinde een
onderzoek in te stellen naar de omstandig
heden, waaronder het gebeurde zich heeft
afgespeeld.
Kamer maakt het Spaak lastig.
De regeering Spaak is gistermiddag
op het nippertje den dans ontsprongen,
aldus het Hbld., met slechts twee stem
men meerderheid is de motie van ver
trouwen, door eenige katholieken, libe
rale en socialstische Vlamingen inge
diend tot besluit van de interpellatie
Mundeleer over de benoeming van dr.
Martens tot lid van de Vlaamsche
Academie aangenomen. Voor stemden
88, tegen 86 Kamerleden, terwijl zeven
leden zich van stemming onthielden.
Maar wat erger is dan deze kleine meer
derheid bij stemming over deze motie
stonden twee scherp afgteekende fronten
tegenover elkander: de Vlamingen stemden
op slechts één uitzondering na en bloc voor,
de Walen en Brusselaars en bloc tegen!
Nimmer is de tegenstelling tusschen de
twee volksgroepen op parlementair gebied
zoo scherp tot uiting gekomen als dezen
keer.
Bij vroegere gelegenheden heeft de regee
ring af en toe zoo weten te manoeuvreeren,
dat deze tegenstelling zoo goed mogelijk
verdoezeld bleef. Wij herinneren ons zelfs,
dat minister-president Spaak verleden jaar
bij een dergelijke gelegenheid eens nadruk
kelijk heeft verklaard zulk een stemming
niet te kunnen accepteeren, daar de regee
ring niet kan steunen op slechts een van de
twee volksgroepen. Thans schijnt zij minder
kieskeurig te zijn en zich reeds gelukkig
te prijzen, dat het geval Martens tenmin
ste geen aanleiding heeft gegeven tot een
regeeringscrisis.
Het feit dat zoovele Kamerleden zich te
gen de regeering hebben uitgesproken, dient
grootendeels aan den heer Spaak zelf te
worden geweten. Hij, die altijd zoo rustig
en evenwichtig is en den toestand steeds
volkomen pleegt te beheerschen, was gis
teren in een opmerkelijke zenuwachtige
stemming en liet zich daardoor verleiden
tot scherpe aanvallen aan het adres van de
Kamer in het algemeen en van zijn Waal-
sche partijgeno.oten in het bijzonder.
Een hunner, de Luiksche wethouder Truf-
faut, heeft eenigen tijd geleden een voor
stel tot wijziging van de grondwet inge
diend, dat een federalistische inrichting van
den Belgischen staat beoogt. De eenheids
staat België zou, volgens dit voorstel van
den heer Truffaut, verdeeld worden in drie
autonome gebieden: Vlaanderen, Wallonië
en Brussel. Gisteren moest plotseling be
slist worden of dit voorstel al dan niet in
overweging zon worden genomen en hier
over ontstond een opgewnden debat, waar
in ook de heer Spaak ingreep. Hij bleek
zeer uit zijn humeur, omdat men dit voor
stel zoo onverhoeds op de agenda had ge
bracht. „Ik beken openhartig, dat ik het
volkomen beu ben", begon de eerste mi
nister.
„Hét is geen manier van doen mij hier
plotseling voor een belangrijk voorstel te
zetten, dat onverhoeds op de agenda is ge
plaatst. Er gaat geen dag voorbij of men
tracht de regeering stokken in de wielen
te steken. Ik heb er nu meer dan genoeg
van. Men eischt voortdurend dat de regee
ring zal regeeren, maar hoe kan zij dat in
dien men voortdurend tracht haar een
beentje te lichten!"
Na deze woorden van den heer Spaak
gingen op de socialstische banken heftige
protesten op, die den minister-president
klaarblijkelijk nog meer prikkelden, want
uiterst opgewonden ging hij voort: „Er
gaat geen dag voorbij om mij over het een
of ander te verantwoorden. Dat gaat zoo
langer niet. Indien het parlement niet
loyaal zijn medewerking verleent, treedt de
regeering af". (Kreten van socialistische
zijde: „Treedt dan maar af!")
„Het ziet er waarachtig naar uit of gij
het er op toelegt de regeering het werken
onmogelijk te maken".
Andermaal barstten van verschillende
kanten protesten uit. Een temidden van
het algemeene tumult hoorde men de heer
Spaak roepen: „Door aldus te handelen
maakt gij het parlementaire regime be
lachelijk!"
Reacties op Rooseveli's
verklaringen.
De Duitsche bladen blijven zich nog
voortdurend bezig houden met de uiteen
zettingen van president Roosevelt en zij
blijven begrijpelijk toornen.
Zoo noemt het Hamburger Fremdenblatt
de uitlatingen van Roosevelt een openlijke
verklaring van strijd tegen de staten van
de orde, die door geen enkele gebeurtenis
geprovoceerd wordt. Het blad wijl het op
treden van Roosevelt vooral aan zijn bin-
nenlandsche politieke tegenslagen. „Dezelfde
man", zoo schrijft het blad o.m., „die zijn
eerste ambtsperiode met alle allures van
een socialen hervormer van den grootsten
stijl begon, is op het hoogtepunt van zijn
tweede ambtsperiode gedwongen een ver
nietigende balans op te maken, die met 10
millioen werkloozen, met exportmoeilijk
heden van den grootsten omvang, met in-
flationistische verschijnselen aan alle kan
ten, met grenzenlooze afzet-moeilijkheden
der farmers en met communistische agitatie
in de verschillende bondsstaten waarlijk
schrikwekkend uitvalt.
Men heeft derhalve te doen met den
wanhoopsaanval van een zeer eerzuchtig
President, die zich plotseling gesnapt ziet bij
in stryd met de grondwet zijnde militaire
en buitenlandsch politieke aanvallen en die
nu naar het voorbeeld van zoo vele andere
mislukte autocraten in buitenlandsche
avonturen de laaste wijsheid ziet. Daarbij
komt hy tot een radicaal zich afwenden van
de beste tradities van zijn land".
De Angriff, die zich in het bijzonder on
derscheidt door de heftigheid zijner aan
vallenschrijft onder koppen als: „Roose
velt zet Amerika tot oorlog aan, opdat het
bet slachtoffer van Judaisme worde", „een
storm van verontwaardiging in de Ver.
Staten", „de storm van verontwaardiging,
die Roosevelt met zijn onbeschaamde aan
zetting tot oorlog heeft doen ontstaan,
levert het bewijs, dat de president niet
meer geacht kan worden namens zijn volk
te spreken. Het krachtige verzet van be
voegde Amerikaansche politici vindt een
steeds sterkeren weerklank bij de massa
van het Amerikaansche volk, die zich niei
in den oorlog wil laten drijven als slacht
offers van de Joodsche dictatuur".
Van Duitsche officieuze zijde wordt ge
meld, dat „de verheugde instemming,
welke de agressieve verklaringen van Roo
sevelt tegen de autoritaire staten in de
Fransche pers hebben gevonden, in politie
ke kringen te Berlijn met groote belang
stelling is gadegeslagen.
De door Roosevelt in de meeste Fransche
bladen gewekte strijdlustige stemming, wel
ke zich ondubbelzinnig richt tegen de as-
mogendheden, wordt veelal aangezien als
het bewijs, dat men in talrijke kringen van
Frankrijk nog steeds niet bereid is vrijwil
lig de door Duitschland aangeboden betrek
king van goede nabuurschap te beschou
wen als basis der wederzijdsche betrekkin
gen.
De geest van Versailles schijnt aldus
is men van meening in Frankrijk blijk
baar nog steeds buitengewoon levendig te
zijn en zich met het oog op zekere eventua
liteiten slechts verborgen te houden om
echter zooals de echo op de verklaringen
van Roosevelt aantoont direct weer
naar voren te komen, zoodra hij van buiten
af aanmoediging vindt. Natuurlijk kan men
de door Roosevelt bezielde Franschen niet
verhinderen, onverzoenlijkheid en bereid
heid tot aanvallen te prefereeren boven de
aangeboden overeenstemming. Anderzijds
echter kan slechts iemand, die uit de erva
ringen der laatste jaren niets geleerd he.ett
er in twijfel over bestaan, dat het niet zon
der reactie zal blijven, wanneer men een
bereidheid tot vrede zooals nog pas weer
enkele dagen geleden in de Rijksdagrede
voering van Hitier duidelijk werd met
principieele vijandigheid beantwoordt".
En dan de reactie in Italië!
President Roosevelt heeft nog nooit een
zoo slechte pers in Italië gehad als thans.
Fascistische kringen verwijten den presi
dent pro-democratische gevoelens geuit te
hebben door te verklaren, dat de Rijn de
vooruitgeschoven verdedigingslinie der Ver.
Staten vormt. Men beschuldigt Roosevelt
er ook van de verzoeningspogingen in Euro
pa te willen saboteeren. Zijn bedoelingen
ten aanzien van de totalitaire landen wor
den oorlogszuchtig genoemd. De indiscretie
van de New-Yorksche pers, zegt men, zijn
gewild en aangemoedigd door hen, die een
oorlog tegen Duitschland en Italië zouden
willen ontketenen.
Het schijnt, dat de verklaringen die men
aan Roosevelt toeschrijft, te Rome diepen
indruk gemaakt hebben. De bladen spreken
van een internationale Joodsche manoeu
vre. Zij zeggen, dat Hitier een rede heeft
uitgesproken, die getuigde van den wensch
tot samenwerking tusschen de Europeesche
landen. Chamberlain heeft het licht doen
vallen op het niet onoplosbaar karakter van
het vraagstuk, gesteld door de Italiaansche
eischen tegenover Frankrijk. Waarom, al
dus vragen de bladen, komt dan „die bom
uit Washington" als het niet de bedoeling
is, dat de atmosfeer van onrust in Europa
voortduurt en dat de hangende kwesties
verergerd worden?
Roosevelts verklaringen in de legercom-
missie van den senaat worden door de
Giornale d'Italia een uitdaging genoemd.
„Door de offensieve grens tot den Rijn
vooruit te schuiven aldus schrijft het
blad schept Roosevelt voor Italië en
Duitschland den plicht hun defensieve
grens naar het Panamakanaal te verleg
gen".
De Fransche bladen merken op, dat men
tot dusverre geen enkele officieele bevesti
ging heeft gekregen, dat Roosevelt in de
legercommissie van den Senaat gezegd zou
hebben: „In geval van oorlog zouden de
grenzen der Ver. Staten in Frankrijk lig
gen". Tevens wijst de pers er op, dat het
betreffende bericht ook niet is tegenge
sproken en dat er door de Amerikaansche
pers veel commentaar geleverd is.
De Temps schrijft: „Roosevelt heeft een
soort mystieke verdediging der democratie
geschapen, een verdediging, waarin hij den
veiligsten waarborg voor de internationale
orde ziet. Wat het volk der Ver. Staten er
thans toe brengt met minder wantrouwen
dan ooit een eventueel opgeven der neutra
liteitspolitiek en steun aan de liberale sta
ten te overwegen, is het feit, dat het er
zich rekenschap van geeft, dat Amerika al
leen zou staan bij de verdediging van het
land tegen invloeden, waarin het een doo-
delijke bedreiging van zijn vrijheid ziet,
wanneer de autoritaire staten in Eurcpa en
het Verre Oosten de overwinning zouden
behalen. Het schijnt thans, dat een tactiek,
die bestaat in het steunen van de democra
tische staten, nu die alle kans hebben om te
overwinnen, het welbegrepen Amerikaan
sche belang beter dient dan een politiek, die
er tenslotte toe zou leiden, dat Amerika al
leen zou moeten strijden tegen mogendhe
den, die reeds in een groot deel der wereld
heer en meester zouden zijn".
Onder geweldige opwinding verliet de
eerste minister de tribune. Op de socialis
tische banken kregen Walen en Vlamingen
hoogloopende ruzie. Minister Balthasar
kreeg het met de communisten aan den
stok en het scheelde slechts een haar of de
communist Lahaut had den minister met de
vuist op het hoofd geslagen. De Rexisten
brulden in koor: Ontslag! Ontslag!, terwijl
men de Vlaamsch-nationalisten telkens
weer door het rumoer hoorden roepen:
Leve de scheiding! Leve de scheiding! Ten
slotte werd het kabaal zoo groot, dat voor
zitter Huysmans de zitting schorste.
Het duurde 40 minuten voor de gemoe
deren gekalmeerd waren en de vergadering
heropend kon worden. Als eerste spreker
besteeg minister-president Spaak ander
maal het spreekgestoelte, thans om te ver
klaren dat de regeering het voorstel Truf
faut onder de huidige onzekere omstandig
heden op binnen- en buitenlandsch politiek
gebied niet in overweging kan nemen. De
ze verklaring bleek de Luiksche socialisten
zeer te ontstemmen en deze ontstemming
nam nog toe toen de oud-minister van bui
tenlandsche zaken Paul Hymans onder
ostentatieve instemming van den heer
Spaak even later kwam verklaren dat het
voorstel Truffaut de eenheid van het land
in gevaar zou brengen. De Waalsche socia
list Belle, die een der leiders van de Waal
sche beweging is en uitgesproken seperatis-
tische neigingen heeft, antwoordde hierop
dat de eenheid van België nog slechts te
redden was, indien men den staat zoo spoe
dig mogelijk op federatieven grondslag her
vormde.
Het debat had verder een betrekkelijk
rustig verloop, maar bij de stemming over
de motie van vertrouwen bleek dat de
Waalsche socialisten fel op Spaak waren
gebeten. Zij stemden en bloc tegen en de
motie verkreeg daardoor een veel ge
ringere meerderheid dan de regeering aan
vankelijk had verwacht.
Met 111 tegen 62 stemmen en 4 onthou
dingen werd het in overwegig nemen van
het voorstel-Truffaut ten slotte verworpen.
De Kroonraad.
Hield de zenuwachtigheid van den heer
Spaak, zooals men op de perstribune ver
zekerde, inderdaad erband met den Kroon
raad, die even voor den middag ten paleize
was gehouden?
De „Libre Belgique" meent te weten dat
koning Leopold in dezen Kroonraad zijn
ongenoegen heeft uitgesproken over „ze
kere benoemingen", waarbij dan gemeend
zouden zijn die van dr. Martens en van den
pseudo-dokter Imianitoff. Van Vlaamsche
zijde verzekert men daarentegen dat de
Koning er met klem op zou hebben aange
drongen dat het verzet tegen de benoeming
van dr. Martens thans onverwijld zou op
houden. Vooral de liberalen zouden in dit
verband harde woorden van den vorst te
hooren hebben gekregen.
Grammens.
Het langdurige debat over het voorstel
Truffaut, de schorsing van de zitting en de
vele incidenten hadden zooveel tijd gevergd
dat de interpellatie over het geval Gram
mens, waarmede om halfvijf moest worden
begonnen, pas over zessen aan de beurt
was, met het gevolg, dat de interpellant,
het Vlaamsch-Nationale Kamerlid mr.
Croonenberghs vrijwel voor leege banken
sprak. Na vijf uur immers plegen de Ka
merleden van buiten Brussel zoo spoedig
mogelijk te verdwijnen, teneinde hun
treintje naar huis te halen. Zoo kwam het
dat er een twintig Kamerleden uitslui
tend Vlamingen aanwezig waren, toen
de heer Croonenberghs zijn interpellatie
ontwikkelde. Hij drong aan op onmiddel
lijke invrijheidstelling van Grammens, maar
de minister van Justitie, prof. Van Dievoet,
die de interpellatie beantwoordde, zette
uiteen, dat de invrijheidsstelling op juridi
sche gronden onmogelijk is en dat Gram
mens trouwens niet wenschte te worden
vrijgelaten, zoolang de taalwetten niet in
tegraal zijn toegepast. Wat dit laatste be-
reft, verklaarde de minister dat er den
laatsten tijd reeds veel is verbeterd en dat
hij juist dezer dagen een nieuwe circulaire
aan de procureurs des Konings en aan de
verschillende gerechtshoven heeft gezon
den, waarin hij er met klem op aandringt
dat de taalwet strikt zal worden nageleefd.
De zoo rumoerig begonnen Kamerzitting
eindigde als een rustig Vlaamsch onderons
je waarbij het uiterst hoffelijk en gedistin
geerd toeging.
Betoogers roepen: vive le roi.
Buiten echter was het heel wat min
der rustig. Toen de oudstrijders, die in
hun bondslokalen op den uitslag van
de stemming over het geval-Martens
hadden zitten wachten, vernamen dat
de regeering het pleit had gewonnen,
trokken zij onder' het zingen van de
Brabanconne naar de Wetstraat om er
tegen de regeering te demonstreeren.
Ook ditmaal hadden echter slechts en
kele honderden Fraternellen en Croix de
Feu aan den oproep van hun bondsbestu-
ren gehoor gegeven en er was dan ook geen
Men meldt ons van officieele
zijde, dat het Prinselijk gezin zich
tegen het einde dezer maand voor
eenigen tijd naar Zwitserland zal
begeven. Z. K. H. zal aldaar de
wintersport beoefenen, terwijl
Prinses Juliana op medisch advies
eenigen tijd rust zal nemen, zulks
mede in verband met de omstan
digheid, dat er gegronde hoop
bestaat, dat in het Prinselijk gezin
dezen zomer tegen half Augustus
wederom een blijde gebeurtenis
mag worden verwacht.
sprake van, dat dit kleine groepje de hech
te politie- en gendarmeriecordons, die de
toegangen tot de regeeringswijk versprei
den, zouden kunnen doorbreken. De oud-
strijders beperkten er zich dan ook toe wat
kabaal te schoppen. Zij riepen ostentatief:
„Vive le roi Albert!", wat een verkapte
manier is om zich tegen Koning Leopold
uit te spreken. Wij hoorden zelfs by her
haling den kreet: „Vive la république!"
Toen men dit moede werd, trok de troep
betoogers, waaronder zich zeer weinig oud
strijders bevonden, naar de particuliere
woning van minister-president Spaak, waar
inmiddels twee leiders der Croix de Feu, de
heeren Cox en Louveau, reeds op den pre
mier zaten te wachten om zijn ontslag te
eischen. De heer Spaak, verwittigd van dit
ongenoode bezoek, begaf zich naar huis.
Onderweg werd zijn auto door circa 200
betoogers tot staan gebracht. De premier
stapte uit om zich een weg naar zijn wo
ning te banen, maar werd door de tierende
troep, die grootendeels bestond uit jongelui
van de „Légion Nationale" umsingeld en
aangevallen. Zijn kabinetschef en zijnchauf
feur poogden den heer Spaak zoo goed mo
gelijk te verdedigen, maar konden niet
verhinderen dat hij verschillende klappen
opliep en dat een der aanranders hem met
een steen een gat in het hoofd sloeg.
Ijlings toegeschoten politie-agenten slaag
den erin den premier te ontzetten en hem,
omstuwd door de vijandige menigte, naar
zijn huis te geleiden. Hier vond hij de twee
leiders der Croix de Feu, die hem brutaal
weg rekenschap vroegen. De heer Spaak
verklaarde hun echter dat hij slechts ver
antwoording schuldig is aan den Koning en
aan het Parlement en liet de heeren ver
volgens buiten zetten. De politie heeft ver
schillende aanvallers van den president,
waaronder een zekere graaf De la Laing
gearresteerd. Deze werd aangehouden op
het oogenblik dat hij een steen naar den
heer Spaak wilde werpen. De ourgemeester
van Saint Gilles heeft zich gisteravond bij
minister-president Spaak laten aandienen
om hem zijn verontschuldigingen voor het
voorgevallene aan te bieden.
De Telegrafo, het blad van de familie
Ciano, borduurt, naar Havas uit Rome
meldt, verder op Hitler's thema van de ver
bondenheid tusschen Duitschland en Italië.
De spil, zoo schrijft het blad, is geen schrif
telijk verbond, doch veel meer. Misschien
was de overeenkomst er aanvankelijk slechts
een tusschen de twee staatslieden in Duitsch
land en Italië, doch de omstandigheden heb
ben ten slotte beide regimes zoo nauw ver
bonden, dat het verder ondenkbaar schijnt,
dat een van beide volken zich van het
andere zou kunnen afwenden in geval van
oorlog, om welke redenen ook. Zoomin
Italië als Duitschland zal oorlog maken om
het genoegen van den oorlog. Als op den
een of anderen dag een van beide landen
zich in oorlog bevindt, zal deze oorlog het
zijn opgedrongen door de noodzakelijkheid.
Dat is voldoende om den plicht van eensge
zindheid te doen gevoelen.
Het blad herinnert dan aan de omstandig
heden, waaronder volgens de Italiaansche
lezing het Italiaansch-Abessinische geschil
is ontstaan en gaat dan voort:
„Men onderscheidt thans in zekere buiten
landsche kringen een poging om weer het
oude spelletje van Geneefsch maaksel te
spelen, dat bestaat in het tot aanvaller te
laten verklaren van den staat die in zoo'n
positie wordt geplaatst, dat hy zich moet
verdedigen, zij het ook door den aanval".
Zie vervolg Buitenland pag. 1, 3e blad.