et raadsel
Üteuiiletoti
ONS INDISCH HOEKJE.
I Riverside Drive.
Financieel Overzicht.
2.
ER ZIJN GEEN „WILDEN".
DERDE BLAD.
Het koersherstel ter beurze zet niet
niet door. Speculatie tegen den
gulden heeft weinig kans op succes.
Herwaardeering der Engelsche
goudvoorraden. Buitenlandsch
kapitaal in Amerika. Neder-
landsch belang bij aandeelen Steel-
trust. Verbetering van kwartaals
resultaten van Amerikaansche on
dernemingen. Koersverliezen op
de Nederlandsche beleggingsmarkt
ten deele ingehaald. Scherpe
koersfluctuaties op de Amsterdam-
sche aandcelenmarkt.
De beurs heeft in de eerste helft van de
afgeloopen week een heel wat prettiger
aanzien gehad dan sinds langen tijd het ge
val was geweest. De vrees voor een verde
re verscherping der internationale verhou
dingen, die de voornaamste oorzaak voor de
zwartgallige stemming had gevormd was,
althans voor dat oogenblik, geweken, en
daarmede was de fondsenmarkt van een
zwaren druk bevrijd. Natuurlijk is men er
zich van bewust, dat de politieke hemel
nog lang niet opgeklaard is en dat er in den
loop van dit jaar nog herhaaldelijk perio
den van internationale spannig kunnen in
treden, welke telkens weer de onrust met
zich kunnen brengen, die we in den jong-
sten tijd hebben meegemaakt. Vandaar dan
ook, dat de beurs na het eerste optimisme
weer in een gereserveerde houding is ver
vallen. Degenen, die van den lagen koers-
stand gebruik hebben gemaakt tot het aan
gaan van hausse-engagementen, waren
spoedig geneigd, hun winst binnen te ha
len, uit vrees, dat nieuwe politieke verwik
kelingen den winst in verlies zouden kun
nen doen omslaan. De invloed van deze
winstnemingen heeft zich in vrij sterke
mate doen gevoelen, zoodat de koersverbe-
teringen voor een deel te loor zijn gegaan,
Nog duidelijker dan op de beurs heeft
de politieke ontspanning zich op de buiten-
landsche wisselmarkt weerspiegeld. De be
langrijke vraag naar dollars, die de wissel
markt de vorige week had gekenmerkt,
heeft plaats gemaakt voor omvangrijk aan
bod en het gevolg hiervan was ?en krach
tig koersherstel van den gulden, zoowel
ten opzichte van den dollar als van het
Pond en de overige deviezen. De specula
tieve posities, die vrijwel uitsluitend van
buitenlandsche zijde tegen den gulden wa
ren opgebouwd, schijnen intusschen nog
niet allen te zijn afgewikkeld en zelfs
heeft de speculatie zich opnieuw tegen den
gulden gericht. Deze speculatie vindt haar
uitgangspunt niet in wantrouwen tegen
onze valuta als zoodanig, doch In de poli
tieke gevaren die, naar men in het buiten
land meent, ons land zouden bedreigen. In
dien de desbetreffende geruchten geen
voedsel vinden in de politieke ontwikkeling
en ons ruilmiddel krachtig genoeg blijkt
om de speculatieve „aanvallen" te door
staan, zullen deze van zelf ophouden.
Het is nauwelijks te verwachtsn, dat de
Nederlandsche Bank het voorbeeld zal vol
gen van de Bank van Engeland, door over
te gaan tot herwaardeering van haar goud
voorraad, welke nog altijd op basis van den
ouden muntprijs te boek staat. In Engeland
was een herwaardeering wel noodzakelijk
geworden in verband met de jongste over
dracht van 200 millioen goud door de
Bank van Engeland aan het Valuta-Egali
satiefonds. De nieuwe bepaling, op grond
waarvan de waarde van den goudvoorraad
van de Bank van Engeland elke week zal
worden vastgesteld op basis van den markt
prijs zal wellicht tot gevolg hebben, dat er
meer dan tot dusverre naar zal worden ge
streefd, den goudprijs en daarmede den
koers van het Pond Sterling stabiel t.e hou
den, hetgeen zeker toe te juichen zou zijn.
Van een stabilisatie van het Pond zal ech
ter, zoowel om buitenlandsch-politiekc als
binnenlandsch-economische overwegingen,
stellig nog geen sprake zijn.
Tijdens de jongste periode van politieke
spanning is de kaoitaalbeweging van Euro
pa naar de Ver. Staten vermoedelijk min
der groot geweest dan in het najaar van
1938, toen geweldige kapitalen naar de
overzijde van den Oceaan zijn „gevlucht".
Blijkens een officieele mededeeling der
Amerikaansche regeering hebben Europee-
sche en andere buitenlandsche beleggers in
de weken na de overeenkomst van Mün-
chen 220 millioen dollars naar de Ver. Sta
ten gezonden, waarvan voor rekening van
Engeland alleen 97 millioen kwam. Het
grootste deel van deze gelden werd niet in
Amerika geïnvesteerd, doch gedeponeerd
bfj Amerikaansche banken, die aldus in vier
weken tyds een bedrag van 155 millioen
ontvingen. Slechts 70 millioen werd be
legd in fondsen, waarvan 13 millioen in
op de Amerikaansche markt gekochte bui
tenlandsche fondsen, terwijl 57 millioen
werd gebruikt voor den aankoop van Ame
rikaansche fondsen.
Cijfers betreffende de landen van her
komst der naar Amerika gezonden kapita
len buiten Engeland zijn niet gepubliceerd,
maar men mag aannemen, dat een belang
rijk bedrag ook uit Nederland afkomstig
was. Hierbij gaat het wél niet om zuiver
Nederlandsch kapitaal; ongetwijfeld is een
groot deel van het vroeger naar Nederland
gevluchte buitenlandsche kapitaal inmid
dels naar elders overgebracht. De ruimte op
de Nederlaiidsche kapitaalmarkt is zóó
groot, dat de onttrekking van deze gelden
geenerlei invloed heeft gehad op den rente
stand.
Wat het zuiver-Nederlandsche kapitaal
betreft, zoo is ons land altijd op naar ver
houding groote schaal als kooper van Ame
rikaansche fondsen opgetreden en vermoe
delijk is in de laatste jaren deze tendenz
nog wat sterker tot uiting gekomen dan
voorheen. Zoo is het Nederlandsch bezit
aan aandeelen U. S. Steel Corporation zeer
belangrijk toegenomen. In 1930 waren nog
slechts 44.000 aandeelen Steel in Nederland
sche handen, in 1932 reeds 103.000, in 1937
311.000 en in 1938 328.000. Het Nederland
sche bezit aan Steekaandeelen is daarmede
slechts weinig kleiner dan dat van Enge
land, dat in 1938 359.000 stuks bedroeg te
gen 46.000 in 1930. Wanneer men weet, dat
Frankrijk eind 1938 slechts 10.000 en Zwit
seriand maar 6000 aandeelen der Ameri
kaansche Steeltrust bezat, dan begrijpt
men, in welk een overwegende mate Ne
derlandsche beleggers bij dit groote Ameri
kaansche concern geïnteresseerd zijn en dan
weet men ook, waarom de cijfers betreffen
de den omvang der bedrijvigheid en de
financieele resultaten der Steeltrust in Ne
derland zoo'n groote belangstelling ont
moeten.
Blijkens de dezer dagen gepubliceerde
kwartaalstaat der U.S. Steel Corp. betrek
king hebbende op de laatste drie maanden
van 1938, werd in deze periode, na aftrek
van afschrijvingen, obligatie-rente enz. een
netto-winst behaald van 4.39 millioen, te
gen een verlies van 4.84 millioen in het
derde en van 5.01 millioen in het tweede
kwartaal van 1938. De winst was nog niet
voldoende voor betaling van het onveran-
de dividend ad 1.75 op de preferente aan
deelen, doch ditmaal behoefde hiervoor
slechts 1.81 millioen aan het surplus uit
vorige jaren te worden onttrokken. Aan het
eind van 1938 bedroeg het opgeloopen sur
plus nog altijd 739 millioen, tegen 772
millioen eind 1937. Tengevolge van de on
gunstige resultaten in de voorafgaande
kwartalen heeft het geheele jaar 1938 een
verlies opgeleverd. Het is echter hoopvol,
dat het laatste kwartaal een belangrijke
verbetering te zien heeft gegeven, te meer,
omdat deze verbetering in Januari voort
gang heeft gemaakt. De productie, die in
het vierde kwartaal gemiddeld 44.6 pCt. der
capaciteit had bedragen, is in de eerste vier
weken van Januari tot circa 47 pCt. van de
canaciteit gestegen.
De Bethlehem Steel Corporation, de op
één na grootste staalonderneming in de Ver.
Staten, waarvan een groot bedrag aandee
len in Nederlandsche handen is, heeft over
het laatste kwartaal van 1938 eveneens be
tere financieele resultaten kunnen boeken.
Zij sloot dit kwartaal af met een netto
winst van 3.65 millioen tegen slechts
0.44 millioen in het voorgaande en 4.25
millioen in het overeenkomstige kwartaal
van het vorige jaar. In het laatste kwartaal
was de netto-winst meer dan twee maal zoo
groot als in de eerste negen maanden van
dit jaar. De vooruitzichten worden ook voor
deze maatscbapnij gunstiger geacht; aan het
eind van 1938 bedroegen de geboekte en
nog niet uitgevoerde orders 162.7 mil
lioen tegen 101 millioen eind September
en 93 millioen eind 1937.
Uit de publicatie van de kwartaalresulta
ten door verschillende andere maatschap
pijen blijkt ook wel, dat alle in min of
meer sterke mate georofiteerd hebben van
de conjunctuurverbetering in de laatste
maanden des jaars. Op de koersen der des
betreffende aandeelen hebben de hoogere
winsten echter weinig invloed gehad, om
dat de beurs, zooals steeds, de waardeering
der fondsen meer op de toekomst dan op
het verleden baseert. De economische toe
komst van de Ver. Staten wordt thans met
veel grootere reserve beoordeeld dan vóór
de jaarwisseling, toen men ervan overtuigd
was, dat de opleving in het nieuwe jaar
verderen voortgang zou maken. Volkomen
moedeloos is men ook thans nog niet, waar
bij men zich baseert op de stijging der pro
ductie in de staalindustrie en het feit, dat
de industrieele bedrijvigheid in het alge
meen aanmerkelijk grooter is dan een jaar
geleden. Men vraagt zich echter hoe lan
ger hoe meer af, of de constructieve krach
ten in de Amerikaansche volkshuishouding
het inderdaad zullen winnen van de vele
tegenwerkende invloeden, zoowel van bin
nen uit regeeringsbemoeiing en belasting-
verhooging) als van buiten af (de politieks
onrust in Europa). Onder deze omstandig
heden kan een koersstijging zich op de
New-Yorksche beurs al evenmin krachtig
doorzetten als op de Europeesche fondsen-
markten.
Terwijl in Londen en Parijs de gunstigere
opvattingen omtrent de politieke ontwikke
ling nog vrij lang doorwerkten, heeft op
de Amsterdamsche beurs in het midden der
week een gedrukte stemming weer de over
hand gekregen. Onze markt is momenteel
hyper-gevoelig voor politieke factoren en
zoo kan het gebeuren, dat een pessimisti
sche beschouwing in een buitenlandsch blad
voldoende is, om de nervositeit hier te doen
terugkeeren.
Niettemin kon op de beleggingsmarkt, na
de koersafbrokkeling der vorige week, een
herstel intreden, waardoor althans een deel
van het sinds begin Januari geleden koers
verlies kon worden ingehaald. De 2%
N.W.S., die tot 78 3/4 was gedaald, ver
beterde tot ca. 80 wat echter nog 3
lager is dan op 30 Dec. j.1. De 3%-3 lee
ning heeft zich weer tot boven pari kunnen
verheffen, maar de 3 Nederland 1937 no
teert nog steeds een paar percent beneden
pari. Voor hen, die zich bij de aanvulling
van hun beleggingsportefeuille niet laten af
schrikken door de politieke onzekerheid,
zijn de tegenwoordige noteeringen voor bin-
nenlandsche beleggingswaarden althans iets
aantrekkelijker dan sinds lang het geval was.
De poging van de provincie Utrecht, om een
tienjarige obligatieleening met een rente
van 2 tot den koers van 101 te plaat
sen, is niet geslaagd hoewel de korte loop
tijd in vroegere gevallen als een compensatie
voor de lage rentevergoeding werd be
schouwd.
De 3% der Bataafsche Petroleummij.
heeft het, ondanks de sterke overteekening,
tot dusverre toch niet verder kunnen bren
gen dan boven den emissie-koers:
daarentegen noteert de feitelijk mislukte 4
Fransche staatsleening een vol percent bo
ven den koers van uitgifte. Zooals wij reeds
vermeldden, is het niet geplaatste deel deT
leening elders ondergebracht, en ook thans
nog bestaat er, vermoedelijk voornamelijk
van Fransche zijde, vraag naar deze stukken.
Hierdoor aangemoedigd, wil de stad Parijs
binnenkort eveneens overgaan tot conversie
van haar 5 leening van 1932, luidende in
guldens, die destijds evenals de aflosbaar ge
stelde Fransche spoorwegleeningen door be
middeling van Nederlandsche en Zwitser-
sche banken was geplaatst, en waarvan nog
ca. 26% millioen uitstaat. Zoo verdwijnen
geleidelijk de mogelijkheden, om zelfs op
tweede of derde rangs-beleggingen een rente
te maken, in overeenstemming met het risi
co, dat aan dergelijke stukken verbonden is.
Als eerste-rangs is het Fransche staatscrediet
stellig nog altijd niet te beschouwen; on
danks de verbetering van den jongsten tijd
door het krachtigere, optreden der regeering
blijven zoowel de monetaire en financiëele
als de politieke vooruitzichten van Frankrijk
nog onzeker.
De aandeelenmarkt geeft weinig aanlei
ding tot een uitvoerige bespreking. Alle af-
deelingen waren onderhevig aan de alge-
meene factoren ,die eerst een koersstijging
later een inzinking hebben veroorzaakt. Van
industriëele waarden hebben vooral Uni-
lever's scherp in koers gefluctueerd; voor dit
fonds, dat wegens de overal verspreide be
langen van het Unilever-concern, zeer ge
voelig is voor politieke invloeden, is in de
eerste dagen der week een krachtig koers
herstel ingetreden, dat zich echter, naar
men meent op nieuw aanbod van Engelsche
Op mijn reizen door den
uitgestrekten Indonesischen
archipel, waarbij ik steeds
getracht heb in aanraking te
•komen met de primitieve
bewoners, trof het mij steeds
hoe „gewoon" die menschen
zijn, hoe hun innerlijk we
zen net als het onze was, en
hoe onjuist het beeld is, dat
men vaak op films van ze
ziet. Telkens als ik mijn
Dajakfilm vertoon, waarin
de interessante oerbewoners
van Borneo naar volle
waarheid worden vertoond,
blijkt het voor talrijke be
zoekers een openbaring te
zijn, dat de vele Dajaks, die
ze in beeld hebben gezien,
zoo gewoon, zoo echt men-
schelijk zijn. Uit langjarige
bestudeering van de Zen-
dingslectuur wist ik wel,
dat de menschen waaronder
de missionarissen en zende
lingen werken, echte men
schen zijn, maar, dacht ik
onder het lezen: „zijn die
groote menschenvrienden
niet min of meer bevooroor
deeld, zien zij hun discipelen
niet anders dan wij?" Tot ik
persoonlijk met ze in aanra
king kwam, zooals hierboven
reeds gezegd, en tot de
zelfde meening kwam. En ik sta op dit
punt niet alleen. De bekende geleerde on
derzoeker Dr. Bijlmer, die kort geleden
een reis naar Nieuw-Guinea heeft ge
maakt, is daar in aanraking gekomen met
de z.g. Pygmeeën, de kleine menschen, die
nog tot voor heel kort heelemaal in het
steenentijdperk verkeerden en zich nu nog
van een steenen mesjes bedienen. Dat zijn
dus wel heel primitieve menschen. Hij
vertelde: „Terwijl ik in hun hutje als gast
mede aan het vuur zat gehurkt, bood de
naast mij zittende gastvrouw mij de versch
geroosterde knollen aan, nadat zij ze eerst
met haar steenen „aardappelmesje" van
hun zwart geblakerde schil had ontdaan.
Het was voor mij een historisch oogenblik.
Gemoedelijk aan te zitten om den haard
van deze allerprimitiefste menschen en
persoonlijk bediend te worden door een
steenen-tijdperkvrouw. Die vriendelijke
gastvrouw verschilde in wezen niets van
welke gastvrouw ook uit ons eigen volk
zooals ze mij, gul en gemoedelijk lachend
met uitnoodigend gebaar de oeli (knol)
toestak, na deze nog even huismoederlijk
schoongeschraapt te hebben. De ziel van
deze vrouw, zuster van eene, die in Euro
pa tot de praehistorie moet worden gere
kend, was als de onze. Ik realiseerde, dat
het belangwekkende van met een steenen
mes bediend te worden vooral hierin zit,
dat men het nauwelijks merkt". Van men
schen, die in het steenen tijdperk verkee-
ren, kan ik geen foto's laten zien. Wel van
toch ook nog primitieven, n.1. van een be
woner uit het binnenland van Timor, die
bij een boom staat met steenen offerplaat
sen er op en aan den voet.
H. F. TILLEMA.
zijde, niet geheel heeft kunnen handhaven.
Een mededeeling van de directie van Phi
lips' in de buitengewone vergadering van
aandeelhouders, volgens welke de gang van
zaken, rekening houdend met diverse min
der gunstige omstandigheden, tot eind De
cember niet onbevredigend is geweest, heeft
op de koersontwikkeling der aandeelen wei
nig invloed gehad. Deze sloot zich geheel aan
bij de algemeene stemming.
In de afdeeling der Indische cultuurwaar
den konden aandeelen Handelsver. „Am
sterdam" het grootste koersavar.s boeken,
maar hier was de daling ook wel bijzonder
scherp geweest. De grondstemming voor
suikeraandeelen is intusschen nog weinig
gunstig; het heeft vooral teleurgesteld, dat
de N.I.V.A.S. na de belangrijke verlaging
der limites van de vorige week nog geen
groote afdoeningen heeft gemeld. Men
vreest derhalve, dat ook de thans geldende
lagere prijzen niet gehandhaafd zullen kun
nen blijven. In Indische suikerkringen is
men, volgens de Indische bladen, evenwel
vrij optimistisch gestemd. Zoo wordt er op
gewezen, dat vrijwel alle Europeesche lan
den slechte bietsuikeroogsten hebben en dat
zelfs Rusland, dat vroeger wel eens suiker
dreigde te zullen exporteeren, dit jaar wel
licht groote hoeveelheden zal moeten invoe
ren. Uit Britsch-Indië zijn reeds boekings-
aanvragen, meerendeels voor Juni en Juli.
ingediend en in China zijn de voorraden
tamelijk gering, zoodot ook van deze zijde
toenemende vraag verwacht wordt.
De Londensche rubbermarkt verkeert nog
steeds onder den invloed der politieke facto
ren; de noteering beweegt zich voortdurend
beneden de 8 pence en bij den tegenwoordi-
gen omvang van het verbruik is er nog wei
nig kans op verbetering. Als de toestand zoo
blijft, zal het Internationale Rubber Comité
in zijn half Februari te houden bijeenkomst
wel nauwelijks een verhooging van het ex
port-percentage aandurven, hoe welkom dit
voor die rubberondernemingen met het oog
op den kostprijs van het product ook zou
zijn.
Hieronder volgt een overzicht van het
koersverloop:
3 Nederland 96/05 94 7/8, 94 5/8, 95, 94 7/8;
3 Nederland 1937 95 3/8, 97 3/4, 97i/2;
3%-3 Nederland 99 9/16, 100 3/8, 100 1/16;
2% %N.W.S. 79 7/8, 80, 79 15/16;
5Duitschland (Youngleening) 15%,
18 17 7/8;
Idem met kettingverkl. 21 3/4, 24 3/4, 24;
Anaconda Copper 21 3/8, 23 3/8, 22%;
Bethlehem Steel 47 1/4, 51 3/8, 49 3/4;
U.S. Steel 41 7/8, 45 3/8, 43 3/4, 44 1/4;
General Motors 33 3/8, 35 5/8, 34 3/8;
Aku 33, 37 1/4, 34/4;
Fokker 334, 348, 33*2, 340;
Unilever 124>4, 133 3/4, 131 1/4;
Philips' 1921/i, 204, 194%;
Koninkl. Petroleum 299, 314, 308311)4;
Indische Rubber 126, 135, 130;
Amsterdam Rubber 190, 203'/,, 198%;
Serbadjadi 88, 100, 93 3/4;
Handelsver. Amsterdam 403, 419, 415, 422;
Javasche Cultuur 170, 178, 174;
Deli Batavia 137 1/4, 201%, 200;
Deli Mij. 212, 234%, 228;
Holland Amerika Lijn 107, 111 3/4, 108;
Ned.' Scheepvaart Unie 105 1/4, 111%, 107 1/4,
108%.
Naar het Engelsch van Stanley Hart Page
18)
„Dat heeft hij nooit gedaan", antwoord
de ze, den districts attorney aanziende.
„Anders zou ik het u wel vertellen".
„Hij zou Uw pistool wel bemachtigd kun
nen hebben, niet waar".
„Dat weet ik niet. Het is niet onmoge
lijk".
Hetherton haalde een potlood te voor
schijn, greep een vel papier en keek me
vrouw Abbington aan.
„Hoe is de volledige naam van uw man
en waar woont hij op het oogenblik?"
„Wallace Hyatt Abbington", antwoordde
ze toonloos. „Ik heb hier zijn adres", ver
volgde ze, een kaartje uit haar taschje ha
lend, dat ze aan Hetherton overreikte.
„Dank u, dat is genoeg", zei deze.
„Neemt u me niet kwalijk", zei Hand.
naar voren komend. „Als u en mevrouw
Abbington er niets op tegen hebben, zou
ik nog een punt tot klaarheid willen bren
gen. Is mevrouw een geregelde bezoekster
van het huis van Garrison?"
„O, ja zeker", antwoordde zij.
„Bent u daar vaak in de bibliotheek ge
weest?"
„Ja, zeker", antwoordde ze verbaasd. „U
moet weten, dat mijnheer Garrison erop
stond, dat ik op de hoogte van mijn geld
middelen bleef. Hoewel hij mijn geld naar
goeddunken beheerde, waarover ik maar
al te blij was, stond hij er toch op, mij al
mijn zaken uit te leggen. Als hij iets voor
me verhandeld had, nam hij me mee naar
zijn bibliotheek en legde me daar de zaak
uit. Ik vond het trouwens prettig; het was
heel interessant".
„Dank u, mevrouw", zei Hand en gaf
te kennen, dat hij niets meer te vragen had.
„Verlangt u nog iemand van de anderen
te zien?" vroeg Hetherton aan Gerrity en
Hand. Ze keken elkaar aan .„Neen", ant
woordde de inspecteur. „U moest hen maar
laten weten, dat ze naar huis kunnen gaan"
Hetherton vergezelde mevrouw Abbing
ton naar de wachtkamer. Even later keerde
hij terug, sloot de deur achter zich en
ging weer achter zijn lessenaar zitten.
„En?" vroeg hij vol verwachting.
„Wel, de zaak neemt nu een heel anderen
keer", zei Gerrity. „We moeten zoo gauw
mogelijk dien Wallace Abbington zien te
vinden. Wat denk je daar van, Hand?"
„Mogelijk hebt u gelijk, inspecteur",
gromde Hand. „Die kerel heeft natuurlijk
door het drinken zijn verstand min of meer
verloren. En dergelijke lui willen hun val
dan op hun naaste omgeving wreken. Hel
is heel goed mogelijk, dat Abbington zich
is gaan verbeelden, dat zijn vouw en haar
weldoener hebben samengespannen, om
hem ten val te brengen".
„Ja, verdraaid!" riep Gerrity, met zijn
vuist op tafel slaande. „Hij schoot op Gar
rison om hem te dooden en gooide het pis
tool naar binnen, om zijn vrouw onder
verdenking te brengen. Maar dat is niet
gelukt. Vermoedelijk wist hij, dat ze vaak
met Garrison in de bibliotheek was. Dat
kwam prachtig uit, zij alleen met hem en
haar pistool, waarmee hij was doodgescho
ten! We komen er wel! We komen er! Als
we dien kerel hebben, dan is het geval op
gelost!"
„Niet te haastig, inspecteur", waar
schuwde Hand. „Vergeet Spitz en Spawn
vooral niet!"
Opeens zakte de opgetogenheid van Ger
rity tot nul.
„Och ja", kreunde hij bijna, maar met
een weer opgewonden, vervolgde hij: „Zeg
misschien zijn Spitz en Abbington wel een
en dezelfde persoon!"
„Ik hoop het", zei Hand. „Dat zou het
gemakkelijker maken. U hebt gelijk, in
specteur, de zaak heeft een keer genomen.
Laten we eens gaan kijken hoe ver dal
zich uitstrekt!"
HOOFDSTUK VII.
De dag brak aan, toen we het bureau
van Hetherton verlieten. Ik zag, dat het
half zeven was, toen we in de politieauto
stapten. We behoefden niet ver te gaan.
Om tien over half zeven stonden we voor
den ingang in Avenue B dichtbij de Zesde
Straat, aan het door mevrouw Abbington
opgegeven adres.
„Boven zeker?" vroeg Gerrity langs de
donkere trap naar boven turend. „Een
heel verschil tusschen mijnheer Abbing
ton en zijn vrouw!"
Gerrity had voor een arrestatiebevel ge
zorgd. Daarmee gewapend klom hij strijd
lustig de trap op. We kwamen op een don
ker, kwalijk riekend portaal. De nare etens-
lucht bracht me toch tot het besef, dat we
in lang niets gegeten hadden. Na een snel
len blik over de deuren, die op het portaal
uitkwamen, ging Gerrity met beslistheid
naar een deur en klopte aan. Dertig secon
den later werd ons door een stoeren kerel
opengedaan. Hij keek den inspecteur ont
stemd aan.
„Woont hier een zekere Abbington?"
Een lange, dikke arm wees naar een deur
aan de andere zijde. Met een dof gegrom
liep Gerrity erheen en bonsde op de deur.
Na enkele seconden draaide hij den deur
knop om. De deur ging open en we traden
binnen.
Het verblijf van Abbington was niet eens
sjofel; het was smerig. Een ijzeren ledikant,
een wankele stoel, een tafeltje en een
scheefgezakte ladenkast. Op tafel stond 'n
leege flesch en een glas. Daarnaast zagen
we een briefje liggen, waarop in potlood-
kracoels. „Samben terug om zeven uur"
„Hm!" gromde Gerrity. „Tegen dat hij
terugkomt, als dat ooit gebeurt, moet ik
weten, wat er in die kast en op deze kamer
is".
Drie laden waren zoo goed als leeg. In
de vierde lade snuffelde hij j/at langer en
haalde er eindelijk een groot portret uit te
voorschijn. Ik zag, dat het een portret was
van een indrukwekkenden man op jaren
„Dat portret ken ik geloof ik", zei Ger
rity, er strak naar kijkend. „Dat gezicht
komt me bekend voor".
„Dat zal wel zei Hand. „Dat is wijlen
Arthur Abbington, de bankier. Drommels
zou die kerel dan zijn zoon zijn. De oude
heer zou zich in zijn graf omdraaien als
hij dit zag".
Hoofdschuddend keerde Hand naar de
tafel terug. Hij trok de taffellade open En
daaruit haalde hij omzichtig een automa
tisch pistool, kaliber twee en dertig. Hij
ging ermee naar het kale venster.
„Als de vingerafdrukken op dit pistool
dezelfde zijn, als die op het ruitje van de
bibliotheek, dan neem ik aan, dat Abbing
ton soms den naam Spitz voert".
„Sst! Stil!" waarschuwde Gerrity.
Buiten kraakten de traptreden. Even la
ter werd er zachtjes aan de deur geklopt.
Gerrity trok haar met een ruk open. Op
den drempel stond een gedrongen, donkere
man met een zwarte tasch. Hij sperde zijn
kleine oogen wijd open en zijn ronde ge
zicht vertrok van schrik.
„Ik wed, dat we daar Sam hebben", zei
Hand opeens. „Kom binnen; we zullen de
deur wel achter je dichtdoen".
De kleine man had andere plannen. Hij
draaide zich om. Gerrity greep hem bij
den schouder, trok hem de kamer in en
sloot de deur.
„Wat is er aan de hand, heeren?"
„Heet je Sam?" vroeg Hand.
Hij knikte van ja.
„Wat kom je hier doen?" vroeg Gerrity
onheilspellend. Sam slikte een paar malen.
„Ik kwam alleen voor meneer Abbington",
jammerde hij. „Wat is er aan de hand? Mag
ik dan niet eens
„Wat zit er in die tasch?" snauwde Ger
rity.
„Niks, niks!" riep Sam angstig. „Sokken
dassen, anders niks!"
„Laat kijken", gromde Gerrity, hem de
tasch afgrissend. Sam liet niet los. Hij bleef
slechts met moeite op de been en eischte
met veel woorden zijn eigendom terug-
Gerrity haalde een flesch uit de tasch *e
voorschijn.
(Wordt vervolgd!-