et raadsel Üteuiiletoti ONS INDISCH HOEKJE. I Riverside Drive. Financieel Overzicht. 2. ER ZIJN GEEN „WILDEN". DERDE BLAD. Het koersherstel ter beurze zet niet niet door. Speculatie tegen den gulden heeft weinig kans op succes. Herwaardeering der Engelsche goudvoorraden. Buitenlandsch kapitaal in Amerika. Neder- landsch belang bij aandeelen Steel- trust. Verbetering van kwartaals resultaten van Amerikaansche on dernemingen. Koersverliezen op de Nederlandsche beleggingsmarkt ten deele ingehaald. Scherpe koersfluctuaties op de Amsterdam- sche aandcelenmarkt. De beurs heeft in de eerste helft van de afgeloopen week een heel wat prettiger aanzien gehad dan sinds langen tijd het ge val was geweest. De vrees voor een verde re verscherping der internationale verhou dingen, die de voornaamste oorzaak voor de zwartgallige stemming had gevormd was, althans voor dat oogenblik, geweken, en daarmede was de fondsenmarkt van een zwaren druk bevrijd. Natuurlijk is men er zich van bewust, dat de politieke hemel nog lang niet opgeklaard is en dat er in den loop van dit jaar nog herhaaldelijk perio den van internationale spannig kunnen in treden, welke telkens weer de onrust met zich kunnen brengen, die we in den jong- sten tijd hebben meegemaakt. Vandaar dan ook, dat de beurs na het eerste optimisme weer in een gereserveerde houding is ver vallen. Degenen, die van den lagen koers- stand gebruik hebben gemaakt tot het aan gaan van hausse-engagementen, waren spoedig geneigd, hun winst binnen te ha len, uit vrees, dat nieuwe politieke verwik kelingen den winst in verlies zouden kun nen doen omslaan. De invloed van deze winstnemingen heeft zich in vrij sterke mate doen gevoelen, zoodat de koersverbe- teringen voor een deel te loor zijn gegaan, Nog duidelijker dan op de beurs heeft de politieke ontspanning zich op de buiten- landsche wisselmarkt weerspiegeld. De be langrijke vraag naar dollars, die de wissel markt de vorige week had gekenmerkt, heeft plaats gemaakt voor omvangrijk aan bod en het gevolg hiervan was ?en krach tig koersherstel van den gulden, zoowel ten opzichte van den dollar als van het Pond en de overige deviezen. De specula tieve posities, die vrijwel uitsluitend van buitenlandsche zijde tegen den gulden wa ren opgebouwd, schijnen intusschen nog niet allen te zijn afgewikkeld en zelfs heeft de speculatie zich opnieuw tegen den gulden gericht. Deze speculatie vindt haar uitgangspunt niet in wantrouwen tegen onze valuta als zoodanig, doch In de poli tieke gevaren die, naar men in het buiten land meent, ons land zouden bedreigen. In dien de desbetreffende geruchten geen voedsel vinden in de politieke ontwikkeling en ons ruilmiddel krachtig genoeg blijkt om de speculatieve „aanvallen" te door staan, zullen deze van zelf ophouden. Het is nauwelijks te verwachtsn, dat de Nederlandsche Bank het voorbeeld zal vol gen van de Bank van Engeland, door over te gaan tot herwaardeering van haar goud voorraad, welke nog altijd op basis van den ouden muntprijs te boek staat. In Engeland was een herwaardeering wel noodzakelijk geworden in verband met de jongste over dracht van 200 millioen goud door de Bank van Engeland aan het Valuta-Egali satiefonds. De nieuwe bepaling, op grond waarvan de waarde van den goudvoorraad van de Bank van Engeland elke week zal worden vastgesteld op basis van den markt prijs zal wellicht tot gevolg hebben, dat er meer dan tot dusverre naar zal worden ge streefd, den goudprijs en daarmede den koers van het Pond Sterling stabiel t.e hou den, hetgeen zeker toe te juichen zou zijn. Van een stabilisatie van het Pond zal ech ter, zoowel om buitenlandsch-politiekc als binnenlandsch-economische overwegingen, stellig nog geen sprake zijn. Tijdens de jongste periode van politieke spanning is de kaoitaalbeweging van Euro pa naar de Ver. Staten vermoedelijk min der groot geweest dan in het najaar van 1938, toen geweldige kapitalen naar de overzijde van den Oceaan zijn „gevlucht". Blijkens een officieele mededeeling der Amerikaansche regeering hebben Europee- sche en andere buitenlandsche beleggers in de weken na de overeenkomst van Mün- chen 220 millioen dollars naar de Ver. Sta ten gezonden, waarvan voor rekening van Engeland alleen 97 millioen kwam. Het grootste deel van deze gelden werd niet in Amerika geïnvesteerd, doch gedeponeerd bfj Amerikaansche banken, die aldus in vier weken tyds een bedrag van 155 millioen ontvingen. Slechts 70 millioen werd be legd in fondsen, waarvan 13 millioen in op de Amerikaansche markt gekochte bui tenlandsche fondsen, terwijl 57 millioen werd gebruikt voor den aankoop van Ame rikaansche fondsen. Cijfers betreffende de landen van her komst der naar Amerika gezonden kapita len buiten Engeland zijn niet gepubliceerd, maar men mag aannemen, dat een belang rijk bedrag ook uit Nederland afkomstig was. Hierbij gaat het wél niet om zuiver Nederlandsch kapitaal; ongetwijfeld is een groot deel van het vroeger naar Nederland gevluchte buitenlandsche kapitaal inmid dels naar elders overgebracht. De ruimte op de Nederlaiidsche kapitaalmarkt is zóó groot, dat de onttrekking van deze gelden geenerlei invloed heeft gehad op den rente stand. Wat het zuiver-Nederlandsche kapitaal betreft, zoo is ons land altijd op naar ver houding groote schaal als kooper van Ame rikaansche fondsen opgetreden en vermoe delijk is in de laatste jaren deze tendenz nog wat sterker tot uiting gekomen dan voorheen. Zoo is het Nederlandsch bezit aan aandeelen U. S. Steel Corporation zeer belangrijk toegenomen. In 1930 waren nog slechts 44.000 aandeelen Steel in Nederland sche handen, in 1932 reeds 103.000, in 1937 311.000 en in 1938 328.000. Het Nederland sche bezit aan Steekaandeelen is daarmede slechts weinig kleiner dan dat van Enge land, dat in 1938 359.000 stuks bedroeg te gen 46.000 in 1930. Wanneer men weet, dat Frankrijk eind 1938 slechts 10.000 en Zwit seriand maar 6000 aandeelen der Ameri kaansche Steeltrust bezat, dan begrijpt men, in welk een overwegende mate Ne derlandsche beleggers bij dit groote Ameri kaansche concern geïnteresseerd zijn en dan weet men ook, waarom de cijfers betreffen de den omvang der bedrijvigheid en de financieele resultaten der Steeltrust in Ne derland zoo'n groote belangstelling ont moeten. Blijkens de dezer dagen gepubliceerde kwartaalstaat der U.S. Steel Corp. betrek king hebbende op de laatste drie maanden van 1938, werd in deze periode, na aftrek van afschrijvingen, obligatie-rente enz. een netto-winst behaald van 4.39 millioen, te gen een verlies van 4.84 millioen in het derde en van 5.01 millioen in het tweede kwartaal van 1938. De winst was nog niet voldoende voor betaling van het onveran- de dividend ad 1.75 op de preferente aan deelen, doch ditmaal behoefde hiervoor slechts 1.81 millioen aan het surplus uit vorige jaren te worden onttrokken. Aan het eind van 1938 bedroeg het opgeloopen sur plus nog altijd 739 millioen, tegen 772 millioen eind 1937. Tengevolge van de on gunstige resultaten in de voorafgaande kwartalen heeft het geheele jaar 1938 een verlies opgeleverd. Het is echter hoopvol, dat het laatste kwartaal een belangrijke verbetering te zien heeft gegeven, te meer, omdat deze verbetering in Januari voort gang heeft gemaakt. De productie, die in het vierde kwartaal gemiddeld 44.6 pCt. der capaciteit had bedragen, is in de eerste vier weken van Januari tot circa 47 pCt. van de canaciteit gestegen. De Bethlehem Steel Corporation, de op één na grootste staalonderneming in de Ver. Staten, waarvan een groot bedrag aandee len in Nederlandsche handen is, heeft over het laatste kwartaal van 1938 eveneens be tere financieele resultaten kunnen boeken. Zij sloot dit kwartaal af met een netto winst van 3.65 millioen tegen slechts 0.44 millioen in het voorgaande en 4.25 millioen in het overeenkomstige kwartaal van het vorige jaar. In het laatste kwartaal was de netto-winst meer dan twee maal zoo groot als in de eerste negen maanden van dit jaar. De vooruitzichten worden ook voor deze maatscbapnij gunstiger geacht; aan het eind van 1938 bedroegen de geboekte en nog niet uitgevoerde orders 162.7 mil lioen tegen 101 millioen eind September en 93 millioen eind 1937. Uit de publicatie van de kwartaalresulta ten door verschillende andere maatschap pijen blijkt ook wel, dat alle in min of meer sterke mate georofiteerd hebben van de conjunctuurverbetering in de laatste maanden des jaars. Op de koersen der des betreffende aandeelen hebben de hoogere winsten echter weinig invloed gehad, om dat de beurs, zooals steeds, de waardeering der fondsen meer op de toekomst dan op het verleden baseert. De economische toe komst van de Ver. Staten wordt thans met veel grootere reserve beoordeeld dan vóór de jaarwisseling, toen men ervan overtuigd was, dat de opleving in het nieuwe jaar verderen voortgang zou maken. Volkomen moedeloos is men ook thans nog niet, waar bij men zich baseert op de stijging der pro ductie in de staalindustrie en het feit, dat de industrieele bedrijvigheid in het alge meen aanmerkelijk grooter is dan een jaar geleden. Men vraagt zich echter hoe lan ger hoe meer af, of de constructieve krach ten in de Amerikaansche volkshuishouding het inderdaad zullen winnen van de vele tegenwerkende invloeden, zoowel van bin nen uit regeeringsbemoeiing en belasting- verhooging) als van buiten af (de politieks onrust in Europa). Onder deze omstandig heden kan een koersstijging zich op de New-Yorksche beurs al evenmin krachtig doorzetten als op de Europeesche fondsen- markten. Terwijl in Londen en Parijs de gunstigere opvattingen omtrent de politieke ontwikke ling nog vrij lang doorwerkten, heeft op de Amsterdamsche beurs in het midden der week een gedrukte stemming weer de over hand gekregen. Onze markt is momenteel hyper-gevoelig voor politieke factoren en zoo kan het gebeuren, dat een pessimisti sche beschouwing in een buitenlandsch blad voldoende is, om de nervositeit hier te doen terugkeeren. Niettemin kon op de beleggingsmarkt, na de koersafbrokkeling der vorige week, een herstel intreden, waardoor althans een deel van het sinds begin Januari geleden koers verlies kon worden ingehaald. De 2% N.W.S., die tot 78 3/4 was gedaald, ver beterde tot ca. 80 wat echter nog 3 lager is dan op 30 Dec. j.1. De 3%-3 lee ning heeft zich weer tot boven pari kunnen verheffen, maar de 3 Nederland 1937 no teert nog steeds een paar percent beneden pari. Voor hen, die zich bij de aanvulling van hun beleggingsportefeuille niet laten af schrikken door de politieke onzekerheid, zijn de tegenwoordige noteeringen voor bin- nenlandsche beleggingswaarden althans iets aantrekkelijker dan sinds lang het geval was. De poging van de provincie Utrecht, om een tienjarige obligatieleening met een rente van 2 tot den koers van 101 te plaat sen, is niet geslaagd hoewel de korte loop tijd in vroegere gevallen als een compensatie voor de lage rentevergoeding werd be schouwd. De 3% der Bataafsche Petroleummij. heeft het, ondanks de sterke overteekening, tot dusverre toch niet verder kunnen bren gen dan boven den emissie-koers: daarentegen noteert de feitelijk mislukte 4 Fransche staatsleening een vol percent bo ven den koers van uitgifte. Zooals wij reeds vermeldden, is het niet geplaatste deel deT leening elders ondergebracht, en ook thans nog bestaat er, vermoedelijk voornamelijk van Fransche zijde, vraag naar deze stukken. Hierdoor aangemoedigd, wil de stad Parijs binnenkort eveneens overgaan tot conversie van haar 5 leening van 1932, luidende in guldens, die destijds evenals de aflosbaar ge stelde Fransche spoorwegleeningen door be middeling van Nederlandsche en Zwitser- sche banken was geplaatst, en waarvan nog ca. 26% millioen uitstaat. Zoo verdwijnen geleidelijk de mogelijkheden, om zelfs op tweede of derde rangs-beleggingen een rente te maken, in overeenstemming met het risi co, dat aan dergelijke stukken verbonden is. Als eerste-rangs is het Fransche staatscrediet stellig nog altijd niet te beschouwen; on danks de verbetering van den jongsten tijd door het krachtigere, optreden der regeering blijven zoowel de monetaire en financiëele als de politieke vooruitzichten van Frankrijk nog onzeker. De aandeelenmarkt geeft weinig aanlei ding tot een uitvoerige bespreking. Alle af- deelingen waren onderhevig aan de alge- meene factoren ,die eerst een koersstijging later een inzinking hebben veroorzaakt. Van industriëele waarden hebben vooral Uni- lever's scherp in koers gefluctueerd; voor dit fonds, dat wegens de overal verspreide be langen van het Unilever-concern, zeer ge voelig is voor politieke invloeden, is in de eerste dagen der week een krachtig koers herstel ingetreden, dat zich echter, naar men meent op nieuw aanbod van Engelsche Op mijn reizen door den uitgestrekten Indonesischen archipel, waarbij ik steeds getracht heb in aanraking te •komen met de primitieve bewoners, trof het mij steeds hoe „gewoon" die menschen zijn, hoe hun innerlijk we zen net als het onze was, en hoe onjuist het beeld is, dat men vaak op films van ze ziet. Telkens als ik mijn Dajakfilm vertoon, waarin de interessante oerbewoners van Borneo naar volle waarheid worden vertoond, blijkt het voor talrijke be zoekers een openbaring te zijn, dat de vele Dajaks, die ze in beeld hebben gezien, zoo gewoon, zoo echt men- schelijk zijn. Uit langjarige bestudeering van de Zen- dingslectuur wist ik wel, dat de menschen waaronder de missionarissen en zende lingen werken, echte men schen zijn, maar, dacht ik onder het lezen: „zijn die groote menschenvrienden niet min of meer bevooroor deeld, zien zij hun discipelen niet anders dan wij?" Tot ik persoonlijk met ze in aanra king kwam, zooals hierboven reeds gezegd, en tot de zelfde meening kwam. En ik sta op dit punt niet alleen. De bekende geleerde on derzoeker Dr. Bijlmer, die kort geleden een reis naar Nieuw-Guinea heeft ge maakt, is daar in aanraking gekomen met de z.g. Pygmeeën, de kleine menschen, die nog tot voor heel kort heelemaal in het steenentijdperk verkeerden en zich nu nog van een steenen mesjes bedienen. Dat zijn dus wel heel primitieve menschen. Hij vertelde: „Terwijl ik in hun hutje als gast mede aan het vuur zat gehurkt, bood de naast mij zittende gastvrouw mij de versch geroosterde knollen aan, nadat zij ze eerst met haar steenen „aardappelmesje" van hun zwart geblakerde schil had ontdaan. Het was voor mij een historisch oogenblik. Gemoedelijk aan te zitten om den haard van deze allerprimitiefste menschen en persoonlijk bediend te worden door een steenen-tijdperkvrouw. Die vriendelijke gastvrouw verschilde in wezen niets van welke gastvrouw ook uit ons eigen volk zooals ze mij, gul en gemoedelijk lachend met uitnoodigend gebaar de oeli (knol) toestak, na deze nog even huismoederlijk schoongeschraapt te hebben. De ziel van deze vrouw, zuster van eene, die in Euro pa tot de praehistorie moet worden gere kend, was als de onze. Ik realiseerde, dat het belangwekkende van met een steenen mes bediend te worden vooral hierin zit, dat men het nauwelijks merkt". Van men schen, die in het steenen tijdperk verkee- ren, kan ik geen foto's laten zien. Wel van toch ook nog primitieven, n.1. van een be woner uit het binnenland van Timor, die bij een boom staat met steenen offerplaat sen er op en aan den voet. H. F. TILLEMA. zijde, niet geheel heeft kunnen handhaven. Een mededeeling van de directie van Phi lips' in de buitengewone vergadering van aandeelhouders, volgens welke de gang van zaken, rekening houdend met diverse min der gunstige omstandigheden, tot eind De cember niet onbevredigend is geweest, heeft op de koersontwikkeling der aandeelen wei nig invloed gehad. Deze sloot zich geheel aan bij de algemeene stemming. In de afdeeling der Indische cultuurwaar den konden aandeelen Handelsver. „Am sterdam" het grootste koersavar.s boeken, maar hier was de daling ook wel bijzonder scherp geweest. De grondstemming voor suikeraandeelen is intusschen nog weinig gunstig; het heeft vooral teleurgesteld, dat de N.I.V.A.S. na de belangrijke verlaging der limites van de vorige week nog geen groote afdoeningen heeft gemeld. Men vreest derhalve, dat ook de thans geldende lagere prijzen niet gehandhaafd zullen kun nen blijven. In Indische suikerkringen is men, volgens de Indische bladen, evenwel vrij optimistisch gestemd. Zoo wordt er op gewezen, dat vrijwel alle Europeesche lan den slechte bietsuikeroogsten hebben en dat zelfs Rusland, dat vroeger wel eens suiker dreigde te zullen exporteeren, dit jaar wel licht groote hoeveelheden zal moeten invoe ren. Uit Britsch-Indië zijn reeds boekings- aanvragen, meerendeels voor Juni en Juli. ingediend en in China zijn de voorraden tamelijk gering, zoodot ook van deze zijde toenemende vraag verwacht wordt. De Londensche rubbermarkt verkeert nog steeds onder den invloed der politieke facto ren; de noteering beweegt zich voortdurend beneden de 8 pence en bij den tegenwoordi- gen omvang van het verbruik is er nog wei nig kans op verbetering. Als de toestand zoo blijft, zal het Internationale Rubber Comité in zijn half Februari te houden bijeenkomst wel nauwelijks een verhooging van het ex port-percentage aandurven, hoe welkom dit voor die rubberondernemingen met het oog op den kostprijs van het product ook zou zijn. Hieronder volgt een overzicht van het koersverloop: 3 Nederland 96/05 94 7/8, 94 5/8, 95, 94 7/8; 3 Nederland 1937 95 3/8, 97 3/4, 97i/2; 3%-3 Nederland 99 9/16, 100 3/8, 100 1/16; 2% %N.W.S. 79 7/8, 80, 79 15/16; 5Duitschland (Youngleening) 15%, 18 17 7/8; Idem met kettingverkl. 21 3/4, 24 3/4, 24; Anaconda Copper 21 3/8, 23 3/8, 22%; Bethlehem Steel 47 1/4, 51 3/8, 49 3/4; U.S. Steel 41 7/8, 45 3/8, 43 3/4, 44 1/4; General Motors 33 3/8, 35 5/8, 34 3/8; Aku 33, 37 1/4, 34/4; Fokker 334, 348, 33*2, 340; Unilever 124>4, 133 3/4, 131 1/4; Philips' 1921/i, 204, 194%; Koninkl. Petroleum 299, 314, 308311)4; Indische Rubber 126, 135, 130; Amsterdam Rubber 190, 203'/,, 198%; Serbadjadi 88, 100, 93 3/4; Handelsver. Amsterdam 403, 419, 415, 422; Javasche Cultuur 170, 178, 174; Deli Batavia 137 1/4, 201%, 200; Deli Mij. 212, 234%, 228; Holland Amerika Lijn 107, 111 3/4, 108; Ned.' Scheepvaart Unie 105 1/4, 111%, 107 1/4, 108%. Naar het Engelsch van Stanley Hart Page 18) „Dat heeft hij nooit gedaan", antwoord de ze, den districts attorney aanziende. „Anders zou ik het u wel vertellen". „Hij zou Uw pistool wel bemachtigd kun nen hebben, niet waar". „Dat weet ik niet. Het is niet onmoge lijk". Hetherton haalde een potlood te voor schijn, greep een vel papier en keek me vrouw Abbington aan. „Hoe is de volledige naam van uw man en waar woont hij op het oogenblik?" „Wallace Hyatt Abbington", antwoordde ze toonloos. „Ik heb hier zijn adres", ver volgde ze, een kaartje uit haar taschje ha lend, dat ze aan Hetherton overreikte. „Dank u, dat is genoeg", zei deze. „Neemt u me niet kwalijk", zei Hand. naar voren komend. „Als u en mevrouw Abbington er niets op tegen hebben, zou ik nog een punt tot klaarheid willen bren gen. Is mevrouw een geregelde bezoekster van het huis van Garrison?" „O, ja zeker", antwoordde zij. „Bent u daar vaak in de bibliotheek ge weest?" „Ja, zeker", antwoordde ze verbaasd. „U moet weten, dat mijnheer Garrison erop stond, dat ik op de hoogte van mijn geld middelen bleef. Hoewel hij mijn geld naar goeddunken beheerde, waarover ik maar al te blij was, stond hij er toch op, mij al mijn zaken uit te leggen. Als hij iets voor me verhandeld had, nam hij me mee naar zijn bibliotheek en legde me daar de zaak uit. Ik vond het trouwens prettig; het was heel interessant". „Dank u, mevrouw", zei Hand en gaf te kennen, dat hij niets meer te vragen had. „Verlangt u nog iemand van de anderen te zien?" vroeg Hetherton aan Gerrity en Hand. Ze keken elkaar aan .„Neen", ant woordde de inspecteur. „U moest hen maar laten weten, dat ze naar huis kunnen gaan" Hetherton vergezelde mevrouw Abbing ton naar de wachtkamer. Even later keerde hij terug, sloot de deur achter zich en ging weer achter zijn lessenaar zitten. „En?" vroeg hij vol verwachting. „Wel, de zaak neemt nu een heel anderen keer", zei Gerrity. „We moeten zoo gauw mogelijk dien Wallace Abbington zien te vinden. Wat denk je daar van, Hand?" „Mogelijk hebt u gelijk, inspecteur", gromde Hand. „Die kerel heeft natuurlijk door het drinken zijn verstand min of meer verloren. En dergelijke lui willen hun val dan op hun naaste omgeving wreken. Hel is heel goed mogelijk, dat Abbington zich is gaan verbeelden, dat zijn vouw en haar weldoener hebben samengespannen, om hem ten val te brengen". „Ja, verdraaid!" riep Gerrity, met zijn vuist op tafel slaande. „Hij schoot op Gar rison om hem te dooden en gooide het pis tool naar binnen, om zijn vrouw onder verdenking te brengen. Maar dat is niet gelukt. Vermoedelijk wist hij, dat ze vaak met Garrison in de bibliotheek was. Dat kwam prachtig uit, zij alleen met hem en haar pistool, waarmee hij was doodgescho ten! We komen er wel! We komen er! Als we dien kerel hebben, dan is het geval op gelost!" „Niet te haastig, inspecteur", waar schuwde Hand. „Vergeet Spitz en Spawn vooral niet!" Opeens zakte de opgetogenheid van Ger rity tot nul. „Och ja", kreunde hij bijna, maar met een weer opgewonden, vervolgde hij: „Zeg misschien zijn Spitz en Abbington wel een en dezelfde persoon!" „Ik hoop het", zei Hand. „Dat zou het gemakkelijker maken. U hebt gelijk, in specteur, de zaak heeft een keer genomen. Laten we eens gaan kijken hoe ver dal zich uitstrekt!" HOOFDSTUK VII. De dag brak aan, toen we het bureau van Hetherton verlieten. Ik zag, dat het half zeven was, toen we in de politieauto stapten. We behoefden niet ver te gaan. Om tien over half zeven stonden we voor den ingang in Avenue B dichtbij de Zesde Straat, aan het door mevrouw Abbington opgegeven adres. „Boven zeker?" vroeg Gerrity langs de donkere trap naar boven turend. „Een heel verschil tusschen mijnheer Abbing ton en zijn vrouw!" Gerrity had voor een arrestatiebevel ge zorgd. Daarmee gewapend klom hij strijd lustig de trap op. We kwamen op een don ker, kwalijk riekend portaal. De nare etens- lucht bracht me toch tot het besef, dat we in lang niets gegeten hadden. Na een snel len blik over de deuren, die op het portaal uitkwamen, ging Gerrity met beslistheid naar een deur en klopte aan. Dertig secon den later werd ons door een stoeren kerel opengedaan. Hij keek den inspecteur ont stemd aan. „Woont hier een zekere Abbington?" Een lange, dikke arm wees naar een deur aan de andere zijde. Met een dof gegrom liep Gerrity erheen en bonsde op de deur. Na enkele seconden draaide hij den deur knop om. De deur ging open en we traden binnen. Het verblijf van Abbington was niet eens sjofel; het was smerig. Een ijzeren ledikant, een wankele stoel, een tafeltje en een scheefgezakte ladenkast. Op tafel stond 'n leege flesch en een glas. Daarnaast zagen we een briefje liggen, waarop in potlood- kracoels. „Samben terug om zeven uur" „Hm!" gromde Gerrity. „Tegen dat hij terugkomt, als dat ooit gebeurt, moet ik weten, wat er in die kast en op deze kamer is". Drie laden waren zoo goed als leeg. In de vierde lade snuffelde hij j/at langer en haalde er eindelijk een groot portret uit te voorschijn. Ik zag, dat het een portret was van een indrukwekkenden man op jaren „Dat portret ken ik geloof ik", zei Ger rity, er strak naar kijkend. „Dat gezicht komt me bekend voor". „Dat zal wel zei Hand. „Dat is wijlen Arthur Abbington, de bankier. Drommels zou die kerel dan zijn zoon zijn. De oude heer zou zich in zijn graf omdraaien als hij dit zag". Hoofdschuddend keerde Hand naar de tafel terug. Hij trok de taffellade open En daaruit haalde hij omzichtig een automa tisch pistool, kaliber twee en dertig. Hij ging ermee naar het kale venster. „Als de vingerafdrukken op dit pistool dezelfde zijn, als die op het ruitje van de bibliotheek, dan neem ik aan, dat Abbing ton soms den naam Spitz voert". „Sst! Stil!" waarschuwde Gerrity. Buiten kraakten de traptreden. Even la ter werd er zachtjes aan de deur geklopt. Gerrity trok haar met een ruk open. Op den drempel stond een gedrongen, donkere man met een zwarte tasch. Hij sperde zijn kleine oogen wijd open en zijn ronde ge zicht vertrok van schrik. „Ik wed, dat we daar Sam hebben", zei Hand opeens. „Kom binnen; we zullen de deur wel achter je dichtdoen". De kleine man had andere plannen. Hij draaide zich om. Gerrity greep hem bij den schouder, trok hem de kamer in en sloot de deur. „Wat is er aan de hand, heeren?" „Heet je Sam?" vroeg Hand. Hij knikte van ja. „Wat kom je hier doen?" vroeg Gerrity onheilspellend. Sam slikte een paar malen. „Ik kwam alleen voor meneer Abbington", jammerde hij. „Wat is er aan de hand? Mag ik dan niet eens „Wat zit er in die tasch?" snauwde Ger rity. „Niks, niks!" riep Sam angstig. „Sokken dassen, anders niks!" „Laat kijken", gromde Gerrity, hem de tasch afgrissend. Sam liet niet los. Hij bleef slechts met moeite op de been en eischte met veel woorden zijn eigendom terug- Gerrity haalde een flesch uit de tasch *e voorschijn. (Wordt vervolgd!-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 10