Hij is er wèg
van
ROODE STER
Als Uw kind
hoest...
tP
financieel Overzicht.
-
NOTITIE-BOEKJE.
AKKER'S
i
'n Moment geleden stak hij er zijn pijpje bij op -
en hij is er wèg van! Meteen wèg van het hoogste
rookgenot: Niemeijer's Roode Ster! 100 Geur!
NIEMEIJER'S
M. J. BRUSSE:
UIT HUN
Onrust en spanning ter beurze ge
weken. Echter nog gebrek aan
ondernemingslust. Lichtpunten
in den toestand van Frankrijk.
De koopkrachttheorie vormt een
gevaar voor den franc. Betere
vooruitzichten voor Amerikaanschc
openbare nutsbedrijven. - Gunstige
verwachtingen voor de General
Motors Corp. Vestiging van een
aluminiumindustrie in Ncd.-Indië.
Teleurstellend prijsverloop voor
Claims Billiton. Ongunstige
prijsontwikkeling van kunstzijde
garens.
Er is op de beurs weinig meer te merken
van de onrust en spanning, die het koers
verloop in de eerste maand van het nieuwe
jaar zoo sterk hebben beïnvloed. Wanneer
men niet zou weten, dat „ondergronds" nog
altijd de vrees voor politieke verwikkelin
gen bestaat zou men, afgaande op de stem
ming der fondsenmarkten, tot de conclusie
kunnen komen, dat politieke factoren niet
langer het koersverloop bepalen. Het eeni-
ge, waaran men men werkelijken stand van
zaken kan onderkennen, is het nog steeds
voortdurende gebrek aan ondernemings
lust, die den handel binnen zeer beperkte
grenzen houdt. Nu is het wel opvallend, dat
deze terughouding op de Amsterdamsche
beurs veel duidelijker aan den dag treedt
dan op de meeste buitenlandsche fondsen-
markten.
Wanneer men de stemming hier verge
lijkt met b.v. die te Parijs, dan ziet men,
dat het Fransche publiek blijk geeft van
een veel grooter optimisme dan het Neder-
landsche, zoowel wat de beoordeeling van
de politieke als van de economische voor
uitzichten betreft. En dit ondanks het feit,
dat Frankrijk toch juist in het middelpunt
der politieke beroering van den jongsten
tijd heeft gestaan en dat het bij eventueel
toekomstige conflicten in de eerste plaats
zou worden getroffen. Vermoedelijk heeft
men hierbij voornamelijk met het verschil
in mentaliteit tusschen de twee volkeren te
doen: het Nederlandsche, „zwaar op de
hand", dat zich door rust aan de opper
vlakte niet laat verblinden, zoolang het
weet, dat de vulkaan daar beneden nog
werkt, en daartegenover het Fransche, ge
makkelijker geneigd om, wanneer het acute
gevaar eenmaal geweken is, naar lichtpun
ten te speuren en deze tot richtsnoer te ne
men bij het bepalen van zijn houding,
ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 11 FEBRUARI 1933.
loert altijd het gevaar van erger
gevolgen en daarom mag een
hoestje nooit verwaarloosd wor.
den. Als Uw kind hoest, geef 't dan
dadelijk AKKER's Abdijsiroop,
bestaande uit extracten van oude
kruiden, welke verzachtend, slijm-
oplossend en genezend werken,
benevens de krachtigste hoest-
bedwingende stof „codeïne". Door
deze veelzijdige werking noemt
men Akker's verstèrkte Abdijsiroop
„'a-Werelds beste Hoestsiroop".
VeSist&iJde
tegen hoest, griep, bronchitis, asthma
Flacon 90 et„ f 1.60. f 2.40. f 4.20. Alom verkrijgbaar
Lichtpunten zijn er voor Frankrijk wel,
al liggen die niet zoo zeer op politiek, als
wel op financieel en economisch gebied.
Zoo verdient het de aandacht, dat de terug
keer van kapitaal naar Frankrijk door de
politieke onrust nagenoeg niet geremd is.
terwijl er van nieuwe kapitaalvlucht weinig
te bespeuren is geweest. In de laatste week
is de kapitaalstroom naar Frankrijk nog
toegenomen; het Fransche Valuta-Egalisa
tiefonds heeft zijn voorraden goud en devie
zen daardoor kunnen aanvullen en het is
thans beter toegerust voor een eventueel
nieuwen „aanval" op den franc als gevolg
van buiten- of binnenlandsch-politieke ver
wikkelingen.
De positie van de tegenwoordige regee
ring is overigens in den korten tijd van
haar bewind meer geconsolideerd, dan ver'
wacht had kunnen worden in verband
met den tegenstand van de zijde der arbei
ders tegen de verlenging van den werktijd
e.d. In verschillende bedrijven wordt thans
in plaats van 40, 45 en soms zelfs 48 uur per
week gewerkt, zonder dat dit tot w: ij vin
gen heeft geleid. Natuurlijk is ook ii.
Frankrijk de uitbreiding der bedrijvigheid
in vele. industrie-takken voornamelijk een
gevolg van bewapenings-orders, maar ook
in het algemeen zijn teekenen van verbete
ring waar te nemen. Niet alleen de afzet in
het binnenland neemt toe, ook nasr het
buitenland wordt weer meer geieverd, nu
de Fransche industrie niet meer zoo gehan
dicapt is door de korte werktijden, die het
vroeger vaak onmogelijk maakten, bestelde
goederen op tijd af te leveren. Wanneer de
Fransche export aldus langs normalen weg
zal kunnen worden vergroot, zal het stre
ven, om door muntverzwakking het concur-
rentie-vermogen ten opzichte van het bui
tenland te verhoogen, van zelf verminderen.
Reeds thans begint men, in voor de Fran
sche muntpolitiek verantwoordelijke krin
gen, meer en meer het belang van een sta
biel ruilmiddel in te zien. De financieele en
economische politiek is hiermede echter nog
niet in overeenstemming. Er is reeds thans
een tendenz tot verhooging der kosten van
het levensonderhoud in Frankrijk te con-
stateeren, die, als zij mocht doorzetten, de
„koopkracht-theorie", waarop het herstel
programma der regeering gebaseerd is, lee-
lijk zou kunnen doorkruisen.
Verhooging der loonen waarop de re>
geering aanstuurt zal immers slechts
dan vergrooting van koopkracht met zich
kunnen brengen, indien de prijzen der arti
kelen onveranderd blijven; wanneer men
met meer geld diezelfde hoeveelheid goede
ren of diensten kan koopen als vroeger met
minder geld, is er geen sprake van een ver
grooting van koopkracht, doch alleen van
vermindering der waarde van het geld, dat
wil zeggen van inflatie van het ruilmiddel,
wat ook in zijn verhouding tot de buiten
landsche valuta's tot uiting zal moeten ko
men. Dit zijn gevaren, die, ondanks de ver
betering op velerlei gebied in Frankrijk
sinds de bewindsaanvaarding der huidige
regeering, den franc blijven bedreigen.
Acuut zijn deze gevaren nog niet, en op
de koersontwikkeling van den franc heb
ben zij tot dusverre nog geen invloed ge
had. Ten opzichte van den gulden blijft
deze zich op een niveau van ruim 4.90 be
wegen, tegen 4.84 eind 1938. Ook tegenover
de Fransche valuta komt de flauwe stem
ming voor den gulden op de buitenlandsche
deviezenmarkt dus duidelijk tot uiting. On
danks de politieke ontspanning kon de
gulden in de laatste week nog geen herstel
van beteekenis boeken; de handel is echter
veel kalmer geworden en hieruit mag wel
worden geconcludeerd, dat de gulden z
attractie als speculatie-object voor het
oogenblik heeft verloren.
De nieuwe waardeering van den goud
voorraad van de Bank van Engeland heeft
het Pond Sterling onbeïnvloed gelaten. De
kanselier van de schatkist heeft trouwens
uitdrukkelijk verklaard, dat hierdoor nief
de minste wijziging wordt gebracht in de
Engelsche monetaire politiek, en dat de
nieuwe maatregelen noch inflatie, noch dé-
flatie beteekenen.
In de Ver. Staten zal de valuta-kwestie
binnenkort ook weer aan de orde worden
gesteld, in verband met de aanvrage van
president Roosevelt aan het Congres tot
verlenging van zijn monetaire volmachten
die 30 Juni a.s. eindigen. De volmacht ïn
betreffen de aan Roosevelt toegekende be
voegdheid tot vorming van een stabilisatie
fonds en tot bepaling van de waarde van
den dollar; hun verlenging is slechts een
formeele kwestie, die wel niet op verzet
zal stuiten. Zij zal vermoedelijk minder stof
doen opwaaien dan de z.g. geheime bespre
kingen van president Roosevelt met de Se
naatscommissie voor Militaire Zaken, waar
van genoeg is uitgelekt, om in .vmerika
verzet te doen rijzen tegen da mogelijkheid
van het opgeven der traditioneele neutrali
teitspolitiek.
De polemieken over deze voor de Ver.
Staten en voor Europa zoo belangrijke aan
gelegenheid hebben den ondernemingslust
op de New-Yorksche beurs eenigszins ge
remd; zij hebben echter niet voorkomen,
dat de koersen geleidelijk zijn opgeloopen.
Voor sommige soorten aandeelen zijn zelfs
aanzienlijke koerswinsten ge aoekt, in de
eerste plaats voor aandeelen van openbare
nutsbedrijven, die het hoogste niveau van
1938 overschreden hebben. Aanleiding hier
toe gaf het sluiten van een overeenkomst
tusschen regeeringsinstanties en een der
grootste openbaar nutsbedrijven in de Ver.
Staten over den verkoop van een deel van
zijn bezit, waaruit kan worden afgeleid,
dat de regeering thans een vredelievender
houding tgenover de „public Utjlities" aan
neemt. Voor het geheele Amerikaansche
zakenleven is deze „vrede" na jaren van
strijd van belang, omdat de openbare nuts
bedrijven, naar men aanneemt, nu ook zul
len durven overgaan tot uitbreidingen en
aanschaffing van nieuw materiaal, wat zij
hadden uitgesteld uit vrees voor ingrijpen
van hoogerhand in hun bedrijf. Voor een
aantal bedrijfstakken zal dit dan een toene
ming van orders met zich meebrengen.
Een vaste stemming bestond ook voor
automobielwaarden, onder leiding van aan
deelen General Motors Corp., op de publi
catie van gunstige resultaten over het laat
ste kwartaal van 1938. Het blijkt, dat de
winst in dit kwartaal 66 pCt. van de ge
heele winst over 1938 heeft bedragen. In
de geschiedenis der maatschappij zijn
slechts acht kwartalen voorgekomen, waar
in hoogere winstcijfers zijn behaald dan in
de bedoelde drie maanden. Tengevolge
van den minder gunstigen gang van zaken
in de eerste drie kwartalen van 1938 heeft
de General Motors in het geheele afgeloo-
pen jaar sléchts een winst behaald van
102 millioen, gelijk staande met 2.17
per aandeel, tegen 196 millioen of 4.38
per aandeel in 1937. Het bestuur heeft
evenwel, zich baseerende op de gunstige
resultaten van het laatste kwartaal, betere
verwachtingen voor het loopende jaar. Het
meent, dat de maatschappij dit jaar 25 pCt
meer automobielen zal verkoopen dan in
het voorafgaande jaar, waardoor de winst
vermoedelijk 3.50 per aandeel zou bedra
gen. De vraag moet worden gesteld, of de
raming niet wat erg voorbarig is, nu het
nieuwe jaar nog nauwelijks is begonnen, en
allerlei economische zoowel als politieke
invloeden zich in den loop van 1939 kunnen
doen gevoelen. De teleurstellende conjunc
tuurontwikkeling in Januari heeft er reeds
Ot*
ft®-
Zeldzaam zacht en licht in de pijp!
6,10 en 13
per half ons
toe geleid, dat de afzet der General Mo-1 deelen met de overblijvende claims, deed
tors in de eerste maand van het jaar aan
merkelijk geringer is geweest dan in De
cember.
In de Amerikaansche afdeeling der Am
sterdamsche beurs heeft de vraag zich be
perkt tot die fondsen, welke te New York in
het middelpunt der belangstelling stonden.
Zoo bestond er goede kooplust voor obliga-
tiën Cities Service; verschillende Ameri
kaansche spoorwegbonds konden eveneens
in koers aantrekken, in verband met een
nieuw plan tot vermindering van de vaste
lasten der spoorwegen, door inkoop van
spoorwegobligatiën beneden pari, welke
transactie gefinancierd zou worden door
een, met regeeringshulp te vormen, insti
tuut. Ofschoon het plan is ontworpen door
den voorzitter van de Interstate Commerce
Cammission, het controle-lichaam der Ame
rikaansche spoorwegen, is het nog lang niet
zeker, dat het ten uitvoer zal worden ge
bracht. Van buitenlandsche obligatiën is
voorts de nieuwe 4 Fransche conversie-
leening verder in koers gestegen; ook
Duitsche soorten waren aan den vasten kant,
echter bij zeer beperkten handel.
Op de Amsterdamsche aandeelenmarkt
werd de aandacht voor een groot deel in
beslag genomen door de transacties in claims
der Billiton Mij. uit hoofde van de uitgifte
door deze Mij. van 3^ millioen aandeelen
tot den koers van 250 Het prijsverloop
der claims stelde, na de betrekkelijk hooge
opening van den handel op 458, nog al
teleur. Overwegend aanbod, naar men meen
de op te merken van de zijde van een grooten
aandeelhouder, die zich door verkoop van
een deel zijner claims de middelen wilde
verschaffen tot aankoop van nieuwe aan-
den prijs scherp terugloopen tot 406, waar
op evenwel eenig herstel volgde.
In elk geval is de prijs, waartoe de claims
verhandeld zijn, belangrijk beneden hun
theoretische waarde gebleven, ondanks de
optimistische mededeelingen in het prospec
tus betreffende de vooruitzichten van een
aluminium-industrie in Ned. Indië, ter finan
ciering waarvan de onderhavige uitgifte
dient. Het is de bedoeling, de aluminium-
fabriek aanvankelijk op te zetten voor een
productie van ca. 5000 tons per jaar, hetgeen
niet meer is dan één percent van het tegen
woordige wereldverbruik. Als afzetgebieden
komen uit den aard der zaak in de eerste
plaats Ned.-Indië zelf en voorts Nederland
in aanmerking. Met de oprichting der fa
brieken is natuurlijk geruimen tijd gemoeid,
maar de afzet der producten zal worden be
spoedigd, doordien zal worden begonnen
met het laatste stadium van het productie
proces, d.i. de vervaardiging van aluminium-
producten, waarvoor het ruwe aluminium
voorloopig uit het buitenland zal worden
betrokken.
De noteeringen van binnenlandsche in-
dustriëele aandeelen hebben niet belangrijk
gefluctueerd; zij bewogen zich meerendeels
in stijgende richting en Philips' konden zich
zelfs weder boven de 200 verheffen. De
uitvoer-cijfers van radio-artikelen en gloei
lampen waren in Januari weliswaar lager
dn in de voorafgaande maanden (resp. 3.43
tegen 4.46 millioen en 492.000 tegen
495.000), maar men heeft hierbij vermoe
delijk te doen met een seizoen verschijnsel.
In Januari van het vorige jaar was de export
van beide artikelen veel scherper gedaald.
De uitvoer van kunstzijde-garens is in
Hoe kapitein Van der Meer
voor 't eerst monsterde als
koksmaat.
Naast de oudroestzaak, waar de menschen
van allerlei gereedschap tweede hands kwa
men koopen aan zoo'n sedert lang gedempt
achteraf-watertje in Rotterdam, daar had z'n
vader de smederij, om gewichten uit te
smelten, die hij klaar maakte voor de ijk.
En hier mocht Japie, uitgeleerd op zeven
scholen, waar hij afgejaagd was, en schaai-
loos geworden in de binnenstad, nadat z'n
zooveelste baas 'm eruit getrapt had hier
mocht hij dan nu dag aan dag van smorgens
tot savonds aan dien lamzaligen blaasbalg
staan trekken. Want "t duurde den heelen
voordenmiddag eer 'n honderd-ponder zoo
heet wier, dat 't lood eruit liep. Je maakte er
dus één fertig iedere schoft, en die beloonde
vader met een halfie per stuk. Maar: in
den schafttijd had ie vrij om 'n schip te zoe
ken, waar hij naar snakte, al wou z'n vader
daar ook geen woord over hooren.
Japie was toen 'n jaar of dertien gewor
den. Spiedende kuierde hij dan maar langs
de Boompjes en de binnenhavens. Met groot
lef stapte hij eindelijk al eens parmantig als
een groote kerel de kroegen van de huur
bazen binnen Tot op zekeren dag baas
Pronk 'm riep: „Jó, jö, 'k heb een jop voor
ie. Gaan nou strakkies meteen na Schiedam.
Daar leit 'n kof, de Johanna Sophia, en as je
zegt, dat ik je gestuurd heb, dan kan je daar
voor wel as jonge monstere".
Vader, kan ik cente krijge voor de
bus na Schiedam? Ik kan een schip krijge,
dan ben je me kwijt uit de kost en 't
lóón", spotte Japie.
Ben jij be-zus en be-zood? Als jij 't
water in wil, dan lóóp je maar. Ik trek er als
ouwer me hande van af". Maar toen dee
die ouwe naaister 'n goed woretje voor 'm,
en omdat vader inwendig ommers ook de
kwaaiste niet was, kreeg Japie een kwartje.
Nou moest 't natuurlijk juist kermis zijn. En
net in de Magere Varkessteeg, waar die
omnibus afreed, stinge de mallemole met
de broedertjeskrame. Dus je ziet dat van
hier: 't kwartje zóó foetsie. En tegen den
avond nam Japie toen maar de beenen op
stap naar Schiedam, wat in die dagen met
recht nog als een voetreis beschouwd werd.
Want afstande ben met die nieuwe tijde óók
verlore geraakt.
Op 't lest an die Langehaven beland
daar was ie verdikkeme de naam van die
lamme schuit vergete. Hij zag daar in de
verte wel 'n schip legge, zoo'n vierkante
stompe bak, zooals ie wist dat ze meestal uit
Gronnigerland vandaan kome, maar dat ding
lag heelegaar schuin, heelegaar gekanteld.
Hij komt er bij, en zoowaarachtig, dat is t'm:
de Johanna Sophia. Maar als dat vaartuig
nou al haast gekapsijsd leit, denkt Japie
temet met z'n dek overkants in 't water,
wat moet dat dan buitengaats? Want hij
wist nog niet, dat dit licht zoo gebeurde bij
ballast innemen. En: „nee", zei hij hardop,
„da's mijn te mats; de Johanne Sephie mijn
niet gezien". Dus folauwweg loopt hij er voor
bij, en nog weer 's weerom en zoo als heen
en weer, met een oogie na die schuit, langs
die kaai.
„Ben j' ook mooi-mal?" vermant Japie
zich in eene: „wil die schuit ómmes, dan mot
ie maar dukele óók met mijn erbij" en
hij enterde z'n eige an boord.
Die eerste oogenblikke kon hij er geen
mensch verstaan. Gekkehuis! Ze smoeste
er allemaal maar zoowat in d'r zeeroovers-
baarde. Later vernam hij, dat die taal plat
Grunningsch was of RijnPruisisch, wist hij
veel. Maar de stuurman kwam er an te pas
en eindelijk de kok, die zooveel zei as:
„komme sie mal mè me mee". En die brocht
'm in 't kombuis, liet 'm de panne zien en
zoowat, en dat hij, Japie, zou motte koke.
Ajjemer.ou? Of ie dat kon? „Nou", zei
de jongen, „bij me moeder heb ik nou net
nóóit in de pot magge kijke Maar toe
kwam die ouwe ook, de kaptein, zoo gezeid,
en die vroeg: „Benst doe de joeng?" Ja,
dat was tie. „Nou, dan maar meteen mee
na de waterschout om te monstere."
Op weg daarheen zanikte die ouwe maar
van: „Joeng, benst doe nie bang van die
gróóte zéééééé As die wind zoo doet:
hoeoeoeü! die branding poeoeü!" -
Die kerel maakte verdraaid dat Japie 't
temet in de broek dee. En aldoor zei 't joeng
maar van: „nee, kaptein, nee hoor". Maar ie
dacht: je most 's wete hoe ik 'm loop te
knijpe.
Affijn, nou was ie gemonsterd. Nou was
tie zeemannetje. En een maand gage kreeg
ie vooruit. Effe vier harde guldetjes. Mor
genochtend zes uur an boord, zeven uur
vare 't Gat uit.
Japie gunde zich niet de tijd voor de bus.
Hij draafde maar door, die donkere dijk af
op de lichte van Rotterdam an. Toen in eene
drie kerels, die 'm vroege hoe laat 't al was.
De vier guldes bestierve 't temet in de
bal van z'n hand ,,'k Weet nergens van.
hoor". En hij holde voort Tegen snachts
twaalve was ie pas thuis.
Vader er niet?
Nee, vader was na gewoonte 'n kaartje
gaan legge in 't Moffie in de Prinsestraat.
Moeder, 'k mot 'n plunjezak met zee-
mansgoed hebbe. Maar eerst ga 'k effe
kijke op de Nieuwe Markt of 'k de jonges
nog zien, om ze gedag te zegge
Hun fluitje. Jawel: „jö, jó 'k ga na zee,
morge vroeg, 'k Ben gemonsterd! Kaik maar:
vier gulde!" Echt branie, netuurljjk. En
zullie verbaasd, maar nou méé groosch op
Japie. Nou, en de jonges mochte netuur-
lijk van 'm draaie voor lou en van alles wat
ze maar lustte
Toen Japie in de nacht van de kermis
kwam, stond z'n vader nog an de deur na
'm uit te kijke en gaf 'm niet eens op z'n
tabernakel. „Vader, 'k ben angemonsterd,"
zei hij maar meteen. Dan was 't hooge woord
eruit. Maar vader wist er zeker al van, want
hij zei alleenig erg goejig: „Ga jij maar na
bed". Ja, maar 'k mot morge vroeg an
boord zijn, en 'k mot al me zeemansplunje
nog hebbe, in de zak of 'n kist?" Daar zal
ik wel voor zorge. Ga nou maar slape".
Zoo'n vader toch.
In bed overwoog Japie, dat ie één stuk
althans vast had. Dat was een fijn alpaca
vessie, zooals de echte zeelui toen allegaar
droege. Voor z'n verjaardag had ie 't van
z'n rijke Moffe-tante gehad.
Nou, en die volgende ochtend, of eige
lijk was 't nog 't holst van de nacht, wouwe
al die kleine kindere, z'n broertjes en zussies,
gaan griene, toe ie ze gedag zei voor, onze
lieve Heer alleen wist, hoe lang. Maar hij
hield z'n eige ijskoud en riep enkel nog 's
achterom: „adju, hoor, je groote broer gaat
't zeegat uit."
Vader ging met 'm mee. Hij zocht eerst
nog Japie's hand om zoo same te loope van
toe 'ie nog zoo'n baneusie was geweest. Met
't spóór reisde ze nou na Schiedam. Daar op
de Have had vader een kennis wone, 'n Jood-
sche koopman in ongeregelde goedere, bij
wie ie, niet zoo maar een plunje-zak, nee,
een met koper beslage zeekist insloeg èn de
bulle, nou! Blauw baaie hemde, rood baaie
broeke, oliegoed, laarze tot over z'n dije
En Japie was weer vol moed. Want in 't be
zit van al die schatte vergat ie „die gróóóóte
zéééééé, met die brandoeng poeoeoe! en
die storme hoeoeoe". Maar toe vader van 'm
afscheid nam met een zoen, begon vader
bekans te simpen. Want bij 't vaarwel zegge
van 'n ouwer, die 't alles ommers vooruit
zoo goed weet, komt er in 'n puwer meer op
dan in 'n kind dat zonder veel benul van z'n
vader vandaan gaat. En Japie hield zich zoo
groot als ie kon.
Toe maakte ze de touwe los, rendo-ééé. En i
'n roeiboot sleepte de Johanna Sophia 'n
endje die Langehave uit. Op de Maas
werde de zeile gezet, 't Was mooi weer en
de eerste ure beviel 'm dat loestige zeemans-
leve erg best. Maar in Den Briel gingen ze
ten anker en bleve er ander halve dag legge,
want die wind was verkeerd om eruit te
gaan. En zeker omdat ze bang waren, dat
't joeng 'm op 't allerlest nog zou drosse,
mocht hij er niet meer aan wal.
Op Zaterdag van de kermis, heel alleenig
als toch óók nog maar 'n jonge in de donkere
piek van die kofl, waar ie die andere rare,
dwarse knulle temet kon verstaan, daar
heeft ie er amper grienende weer allegaar
an motte denke. Eerst an de pret van z'n
vrinden nou met immers alle Rotterdamsche
mensche mee en hij er niet bij, tot dat ge
stadig tobbe werd over z'n zonden van wel
eens te hebbe gegapt, z'n ouders voorliege,
en al z'n astrante heibel tegen die goeie-
brave collegemeester van 't catechis en hoe
ie die man zóó had kenne judasse. Want dat
ie er toch zoo graag weer na toe was gegaan
om 'n vrome jonge te worde
Wat dat nou allemaal in eene in Japie wa
ren voor gewetensknabbelinge? Want rom-
melinge van de zeeziekte konne 't nog niet
zyn Toen is ie dood-koest uit z'n mooie
scheepskist dat boekie gaan hale van „Tien
nachte in de gelagkamer", dat de catechi
seermeester 'm toch nog had meegegeven. En
dit boekie, daar heeft hij ook later an boord
vaak mistroostig in geleze. Want al was
Japie naar z'n aard wel niet zoo vatbaar
voor die dinge, toch mog ie er nou nog
wel 's over na-prakkezeere as er dan op die
schuit ook nóóit 's een redelijk woord, dat
geen vloek was, wier gesproke. Zoo was hy
bij vader en moeder toch werempel óók niet
opgebracht, hé? al was hij dan nog zoo'n
schoffie geweestEn zelfs wou ie 't nog
wel eens aan de andere ook late leze, voor
wie dat geen kwaad kon om d'r ziel dacht
ie dan Want eigelijk was dat in die jare
voor zoo'n jongmaatje aan boord nog wel 'n
hondeleve. Nadruk verboden.