DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Tsjang Kai Sjek: De bezetting
van Hainan.
Japansche toekomst
fantasieën.
No. 37 Dit nummer bestaat uit vier bladen.
Maandag 13 Februari 1939
141e Jaargang
Bezetting in overleg met Rome
en Berlijn?
Fransche stap te Tokio.
Pe algemeene toestand.
Geruchten over erkenning der
Spaansche opstandelingen.
Opportunisme contra
het recht.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN:
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
Directeur: C. KRAK.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Naar het Chineesche telegraafagent-
schap meldt, heeft Tsjang kai sjek tegen
over vertegenwoordigers van de buiten-
landsche pers verklaard,, dat de Japan
sche bezetting van Hainan het voorspel
vormt voor een Japansche poging om de
controle te verwerven over den Stillen
Oceaan.
„Teneinde de beteekenis van de Japansche
landing op Hainan op waarde te schatten",
zoo zeide Tsjang kai sjek, „moeten wij het
vraagstuk van den Stillen Oceaan in zijn
geheel bezien. Hainan vormt een belangrijk
strategisch punt tusschen den Stillen Oceaan
en den Indischen Oceaan. Mocht de vijand
het eiland bezetten, dan zouden niet alleen
de verbindingen tusschen Hongkong en
Singapore, en die tusschen Singapore en
Australië verbroken worden, maar ook zou
de veiligheid der Phillipijnen en van
Indochina bedreigd zijn. Dit zou het begin
beteekenen van Japans overheersching van
den Stillen Oceaan".
Tsjang kai sjek voegde hieraan toe: Wan
neer het eiland Hainan onder Japansche
controle komt, zou de Japansche vloot in
staat zijn haar invloed te doen gevoelen in
de Middellands zhe Zee en tevens de verbin
dingen kunnen afsnijden tusschen de Ame-
rikaansche en Britsche vlootbasis van
Hawaiï en Singapore. Daarom is de huidige
Japansche beweging op Hainan in werke
lijkheid een antwoord op het bezoek der
Amerikaansche oorlogsschepen van verleden
jaar aan Singapore.
Drie strategische punten.
„Wij weten allen", zoo zeide de Chi
neesche generalissimus, dat Japan drie
belangrijke strategische punten in den
Stillen Oceaan voor oogen heeft: het
eiland Sachalin in het noorden, Hainan
in het westen en Guam in het oosten.
Met het oog op een volledige vlootover-
heersching in den Stillen Oceaan heeft Ja
pan steeds begeerige blikken geworpen op
deze drie plaatsen. Wanneer ze alle drie in
Japansche handen zouden vallen, zouden
Hawaiï en de Phillipijnen zoo goed als door
de Japanneezen bezet gebied zijn. Japan,
dat de helft van het eiland Sachalin in bezit
heeft, tracht thans Hainan te bezetten in de
hoop een mogelijke gezamenlijke actie te
verijdelen, die door de Britsche en Ameri
kaansche vloten zou kunnen worden onder
nomen in den Stillen Oceaan. Wanneer een
dergelijk plan niet verhinderd wordt, zal
Japan vervolgens trachten de controle te
verwerven op Guam. In dat geval zou het
in staat zijn om niet alleen een beweging in
westelijke richting van de Amerikaansche
vloot te belemmeren, maar ook de verbin
dingslijn met de Phillipijnen kunnen afsnij
den. Ter bevordering van zijn expansie in
zuidelijke richting en van de overheersching
op den Stillen Oceaan heeft Japan dertig
jaren lang plannen gemaakt voor het op
bouwen van een strategischen driehoek op
deze drie eilanden. In 1936, toen Japan het
incident van Pakhoi provoceerde, was de
Japansche bedoeling dit te gebruiken als voor
wendsel om zich op Heinan te vestigen. Uit
vrees voor internatirnale complicaties durf
de het toen niet verder gaan. Thans is Ja
pan, zonder acht te slaan op de consequen
ties, Hainan binnen gedrongen. Deze bewe
ging is de laatste wanhopige militaire po-
I ging om China te veroveren, wanneer het
I niet de bedoeling is een wereldoorlog op te
J wekken. Na verscheidene tientallen jaren
van aarzeling is etgèen Japan thans doet
de belangrijkste gebeurtenis sedert den
aanvang van de ChineeschJapansche
vijandelijkheden, maar tevens een keerpunt
van de geschiedenis in den Stillen Oceaan.
Japan heeft daarmede zijn matelooze am
bitie onthuld.
De Fransche regeering heeft haar
ambassadeur te Tokio opdracht gegeven
van de. Japansche regeering uitleg te
vragen over de motieven, het karakter
en den duur der bezetting van Hainan.
Men meent te weten, dat de Britsche
regeering tot een dergelijken stap zal
overgaan.
Hoewel het Fransche vertoog onaf
hankelijk van Londen geschiedt, hou
den beide regeeringen contact met el
kander en waarschijnlijk is de kwestie
besproken in het onderhoud, dat Bonnet
Vrijdagavond met den Britschen am
bassadeur heeft gehad, evenals bij het
bezoek van den Franschen ambassadeur
op het Foreign Office.
Ik begrijp niet hoe de landen, die
vitale belangen hebben in het verre
Oosten zonder bezorgdheid deze ge
vaarlijke ontwikkeling kunnen bekij
ken. Voor de Japansche marine is Hai
nan de eerste opmarsch-linie in het
westen, zooals Guam dat in het oos
ten is".
Op de vraag, waar de tweede opmarschlinie
dan ligt, antwoordde Tsjang kai sjek glim
lachend: De menschen in Europa zouden in
staat zijn daarop te antwoorden, vooral de
beide Amerika's kennen het antwoord.
Hainan en Moekden.
Ten aanzien van de vraag in hoe verre de
Japansche bezetting van Hainan van in
vloed is od den vrede in het Verre Oosten,
zeide Tsjang kai sjek: „De Japansche po
ging tot bezetting van Hainan op 10 Februari
kan beschouwd worden als een tegenhanger
van de bezetting van Moekden op 18 Sep
tember 1931. Met anuere woorden: Door de
aanval op Hainan heeft Japan een tweeden
Moekden-aanval in den Stillen Oceaan
ondernomen. De gevolgen zijn dezelfde,
onafhankelijk van het feit, dat de eene aan
val op het land, de tweede ter zee werd
ondernomen. Men zal zich herinneren, dat
tijdens den aanval op Moekden de geheele
wereldopinie, met uitzondering van den
Amerikaanschen staatssecretaris Stimson, in
gebreke bleef, dat feit ernstig op te nemen.
Dat stelde de Japanneezen in staat den
omvang van hun invasie voortdurend uit te
breiden. Acht jaren gingen voorbij, in welk
tijdvak Japan zich een domineerende positie
in het Oosten veroverde en zichzelf hypno-
De Spaansche tragedie.
Laten we iet nog eens voor nu én voor
de toekomst vaststellen: wanneer het
Spaansche volk den strijd verliest tegen
een opstandig stel generaals, geholpen
door de intervenieerende mogendheden
Italië en Duitschland, dan beteekent dat
een zegepraal van 'het onrecht. Alle
erkenningen „dè jure" achteraf zullen
daar niets aan veranderen. Wanneer de
Spaansche democratische republiek in zijn
wanhopige worsteling voor de vrijheid het
onderspit delft tegen een oppermachtigen,
weldoorvoeden en welbewapenden vijand
dan beteekent dat een overwinning van
het brute geweld op het recht. Hoe ook
met deze waarheid door dictatuuraanbid
ders is gesold, zij is niet te loochenen.
Laten we ons deze eenig-juiste interpre
tatie van wat op het oogenblik in Spanje
gebeurt goed in het geheugen prenten.
Want geschiedvervalsching op groote
schaal is een heden ten dage maar al
te vaak voorkomend verschijnsel. Zoo is
het hoewel de. mensch zich tegenwoor
dig over niet veel verbaast toch ont
stellend te moeten beseffen, dat op het
oogenblik groote groepen kalmweg de
objectieve waarheid met de voeten treden.
Het is beklemmend te moeten vaststel
Ion, dat een deel'van de menschheid (ook
óns volk behoort daartoe) bijna ei bloc de
feiten niet w i 1 zien, doordrt het van
Franco een katholieke dictatuur a la
Schuschnigg verwacht. Dat kalmweg over
„opstandelingen-Spanje" spreekt en daar
dande Spaansche republiek mee be
doelt. Het is benauwend te weten, dat een
deel van de wereld de waarheid niet wil
kennen omdat ook zij aanhanger is van
een al dan niet fascistische dicta
tuur. De dictatuur, die slechts zijn eigen
opportunistische leuzen „waarheid" noemt
en de macht stelt in de plaats van het
recht. De dictatuur, waarvan de aanhan
gers unverfrohrer spreken van „rood-
Spanje" of de „Joodsch-Marxistische bols
jewisten" uit Barcelona alsof de democrati
sche Spaansche republiek géén katholie
ken en liberale democraten tot haar loyale
onderdanen mag rekenen.
Maar in wezen nog veel erger dan de
genoemde verschijnselen is het, te moeten
vaststellen, dat het overige deel van de
wereld het democratisch-gezinde, vrij
heids- én waarheidslievende gedeelte
voor het grootste deel in het gezicht van
deze feiten durft te zwijgen; dat het
geen partij durft te zijn en het slechts tot
een tot in het belachelijke volgehouden
„non-interventie" heeft weten te brengen.
Bij den Italiaanschen inval in Abessinië
heeft de democratische wereld nog een
poging gedaan deze te verhinderen.
Al mislukte deze poging om de inter
nationale rechtsprincipen in practijk te
brengen door de sabotage van Laval o s.
de goede wil was bij velen aanwezig.
Bij den inval in Spanje echter bleken de
democratieën zelfs tot een poging de kracht
niet meer te bezitten. Het bleef bij een
z.g. non-interventie-accoord, dat aan de
minst-scrupuleuze verdragsiuLende partij
(Italië en Duitschland) ruim gelegenheid
bood het te ontduiken en aan de democra
tische landen het voorwendsel om niet in
te hoeven grijpen.
Dit non-interventieaecoord is in zijn
opzet principieel niet juist geweest, daar
het de twee tegenover elkaar staande
groepen in Spanje als gelijkwaardig
beschouwde (,links"-rechts"). Terwijl
toch ieder het onbetwistbare recht van de
souvereine Spaansche regeering om wa
pens in het buitenland te koopen moest en
nog moet erkennen daarentegen dat van
de opstandelingen niet. Maar als poging
om den oorlog in Spanje te localiseeren
was het wellicht te verdedigen, te meer
omdat, zooals de zaken bij het sluiten van
het accoord stonden, de overwinning van
de Spaansche regeering verwacht mocht
worden. Toen echter Mussolini de over
eenkomst dadelijk saboteerde, was het
accoord niet alleen principieel onjuist
maar bovendien in de practijk buitenge
woon onrechtvaardig voor de republiek,
het werkelijke nationale Spanje
En nu hebben Frankrijk en vooral En
geland deze gruwelijke onrechtvaardigheid
gehandhaafd tot nu toe. Zij hebben daar
mee een niet te delgen schuld op zich ge
laden. Zij hebben het vuur van het
brandende Spaansche huis niet willen
dooven en tegen beter weten in geroepen,
de namen van de brandstichters niet te
kennen. Hun hypocriete regeeringen
hebben vrijwel voortdurend ontkend in
lichtingen over telkens nieuwe troepen
en wapenzendingen te hebben verkregen.
Zij hebben géén verschil willen zien
tusschen de betrekkelijk geringe, volkomen
vr ij willige hulp aan de Spaansche
regeering en de officieele Italiaan-
sche inmenging met troepenafdeelingen en
wapens in 't groot ten gunste van Franco.
Zij hebben langen tijd niet willen toe
geven, dat de niet-inmengingsovereen-
komst dag aan dag geschonden werd
zooals thans nóg zoo noodig gebeurt. Zij
hebben steeds het oorlogsgevaar genoemd
als de reden, die de eenzijdige handhaving
der niet-inmenging „wettigt". Bepaald
overtuigend is dit argument niet, daar het
toch sedert lang bekend is, dat Spanje een
onderzoek vormt van Mussolini's anti-
Fransche politiek, die óók oorlogsgevaar
beteekent. Evenwel: de niet-inmenging
blééf tot nu toe, tot het te laat is. Tot
het moment, dat een openstellen der gren
zen n u vrijwel zeker tot oorlog leidt en
dat er zóóveel non-interventie gepleegd
is, dat de ondergang van de uitgeputte
republiek nog een kwestie van tijd schijnt.
Geheel in overeenstemming met de op
portunistische mentaliteit, die uit deze
feiten spreekt, is het sreven van Frankrijk
en Engeland om nu, zelfs nog vóór den
tijd, dat de republiek den strijd geheel
heeft moeten opgeven zoo spoedig mo
gelijk vriendschappelijke betrekkingen met
den aanstaanden overwinnaar te gaan on
derhouden. De concurrentiestrijd met den
Italiaansch-Duitschen invloed kan nog
interessant worden. Maar dan is intusschen
opnieuw een stuk vrijheid vernietigd. En
de democratische landen zijn daar mede
schuldig aan. Na den Negus en dr. Benesj
thans wellicht Negrin en Del Vayo. Maar
tóch zal hun nederlaag niet tevergeefs
geleden zijn. Want de vrijheid zal ten
slotte overwinnen, al is het moeilijk dit
geloof in dezen tijd staande te houden.
We vertelden wellicht weinig nieuws.
Toch leek het ons goed nog eenmaal een
vaststelling van de nuchtere feiten te
geven. Want de waarheid gaat tegenwoor-
J dig maar al te vaak verloren.
tiseerde tot het geloof, dat het de wereld
kan veroveren.
Wanneer men Japan veroorlooft Hai
nan te behouden na zich er te hebben
genesteld, dan geloof ik, dat in korten
tijd daar de door de Japanneezen ont
worpen lucht- en vlootbasis zal worden
gevestigd. Als gevolg daarvan zou de
internationale toestand in den Stillen
Oceaan een groote verandering onder
gaan. Zelfs wanneer Frankrijk dan zou
wenschen een vlootbasis te vestigen in
Indochina, of de Ver. Staten Guam wil
len verdedigen, vrees ik, dat zij niet den
noodigen tijd daarvoor zouden hebben".
Voortgaande zeide Tsjang kai sjek: „Met
deze beweging in zuidelijke richting heeft
Japan geen bedoelingen om de Chineesch
Japansche vijandelijkheden te beëindigen.
Klaarblijkelijk heeft Japan besloten het
risico te loopen van oorog te zaaien in den
Stillen Oceaan".
Op de vraag, welke defensieve maat
regelen de Chineesche regeering genomen
had op Hainan, antwoordde Tsjang Kai Sjek:
„Tengevolge van zijn gebrek aan vloot-
strijdkrachten heeft China niet veel aan
dacht gewijd aan zijn kustlijn. De Chineesche
landstrijdkrachten echter hebben voldoende
voorbereidingen getroffen en zouden het
uiterste doen om den vijand te beletten het
eiland te bezetten. Wat een mogelijken
Japanschen aanval op Pakhoi betreft, wij
hebben de noodige voorzorgsmaatregelen
genomen en zijn gereed voor een krachtigen
weerstand. Alle militaire waarnemers zijn
van gelijke meening, n.L dat een vijande
lijke aanval op Pakhoi er slechts toe zou
leiden den vijand in een ongunstiger positie
te brengen zonder voordeelen bij zijn oor
logsagressie op te leveren".
Ten opzichte van de vraag wat de
gevolgen zijn van de Japansche landing
op Hainan voor de Chineesch-Japansche
vijandelijkheden, zeide Tsjang Kai Sjek
met nadruk: „De landing heeft slechts
weinig effect op onzen tegenstand. De
strijd zal te land uitgevochten worden.
De bezetting van een eiland heeft geen
consequenties".
De achtergrond.
Verantwoordelijke kringen te Tokio
stellen de bezetting van het eiland Hainan
zuiver voor als bestemd om den Chinee-
schen tegenstand te breken.
Welingelichte nationalistische kringen
wijzen er evenwel op dat de bezetting een
diepere beteekenis heeft Zij aarzelen niet
te zeggen, dat het geen toeval is, dat de
Japansche actie samenvalt met het streven
van de as RomeBerlijn in de Middelland-
sche Zee. Zij verhelen niet, dat de krijgs
verrichtingen in Zuid-China zich afspelen
in de invloedszones van Frankrijk, Groot-
Brittannië en de Vereenigde Staten, welke
landen door Japan er van beschuldigd
worden het verzet, van Tsjang Kai Sjek te
steunen. Voorts wijst men er op, dat zich
nog steeds een Japansche legermacht aan
de grens van Mandsjoekwo bevindt, en dat
deze in reserve wordt gehouden totdat de
driehoeksmogendheden een gezamenlijk
optreden in Europa en Azië tegen de Ko
mintern mogelijk achten. Dat tijdstip is nog
niet daar, en dit verklaart de defensieve
houding van dat leger. Maar zoodra Italië
en Duitschland hun streven naar het Oosten
zullen richten, zou het Japansche leger ge
reed zijn hen met volle kracht te helpen.
Japan zal dus handelen of in het
Noorden of in het Zuiden, naarmate
Duitschland en Mie zullen verkiezen
te handelen in het Oosten of het Zuiden
van Europa.
Italië zou, zoo verklaart men verder, niet
vreemd zijn aan de bezetting van Hainan.
Commentaar van de Temps.
Le Temps" wijdt een hoofdartikel aan
rto'hp7ettine van het euaad Hainan door de
Japanneezen. Het blad schrijft o.m. het
volgende:
De geheele kwestie te weten, welk tij
delijk of definitief karakter Japan voor
nemens is te geven aam de bezetting van
Hainan.
Indien slechts sprake is van een tijdelijke
bezetting voor den duw der militaire ope
raties, die thans aan den gang zijn, zou er,
naar 'het schijnt, eigenlijk gezegd niet ge
sproken kunnen worden van een schending
der Fransch-Chineesche conventie van 1897
of de Fransch-Japansche overeenkomst van
1907.
Doch het zou anders zijr. ingeval van een
bezetting van een duurzaam karakter.
Het is te wenschen, dat dit punt snel
wordt opgehelderd, daar de kabinetten te
Parijs en Londen er toe zouden koniep, in
dien zulks niet het geval was de door hen
tegenover de ontwikkelingen van het
Chineesch-Japansche confhet en den alge-
meenen toestand in het Verre Oosten inge
nomen standpunten te heizien.
Naar de diplomatieke medewerker
van Reuter meldt, bestudeert de Brit
sche regeering op het oogenblik de ju
ridische vraagstukken, die zouden
voortkomen uit een formeele erken
ning, dat Franco de facto het grootste
gedeelte van Spanje beheerscht.
De Spaansche situatie wijzigt zich snel
en men meent te weten, dat de omstandig
heden een groote rol spelen bij het bepalen
van de houding der 'regeering. Over een
paar dagen zou de toestand opgehelderd
kunnen zijn, doch op het oogenblik zijn
voorspellingen omtrent door Engeland te
ondernemen stappen niet anders dan spe
culaties.
Naar men verklaart, heeft men tegenover
Franco doen uitkomen, dat Engeland zich
op het standpunt stelt, dat de erkenning
van de regeering van Franco vergemakke
lijkt zou worden, als er eenigen waarborg
zou zijn, dat de vrede niet zal beginnen in
een door gruwelen en represailles bezwan
gerde atmosfeer.
Weliswaar zal de regeering te Ma
drid zoo lang erkend worden als zij
haar gezag uitoefent over een groot
deel van Spanje, doch dit dient niet te
worden uitgelegd als een aanmoedi
ging aan het adres der regeering, om
koste wat kost stand te houden....
Men verwacht, dat ten aanzien van het
geheele vraagstuk der erkenning geen stap
pen zullen worden ondernomen voor de
bijeenkomst van het kabinet op Woens
dag a.s.
„Geen verandering".
Ten aanzien van de vorming van een
nieuwe regeering in Spanje overheerschte
gisteravond in Britsche diplomatieke krin
gen volgens Havas de meening, dat deze
geen noemenswaardige verandering in den
toestand mag brengen, noch de erkenning
van Franco door de West-Europeesche mo
gendheden mag vertragen.
Men is namelijk van oordeel, dat „de er
kenning niet geheel meer mag afhangen
van den duur van den tegenstand der re
geering, die in elk geval niet zeer lang
meer zal zijn en zeker geen wijziging meer
zal brengen in den bestaanden toestand,
waarbij Franco drie-kwart van Spanje be
heerscht".
Volgens Havas zou voorts over het be
ginsel van het bieden van tegenstand geen
overeenstemming heerschen. Men acht het
waarschijnlijk, dat er in de komende dagen
vooral op zal worden aangestuurd, dat sta
king der vijandelijkheden onder de minst
drastische voorwaarden wordt verkregen.
Hoe het ook zij, de meening in poli
tieke kringen is, dat de houding van
Engeland en Frankrijk vooral zal wor
den bepaald door overwegingen van de
toekomstige politiek, meer nog dan
door de aard en de positie van de „te
elfder ure gevormde" regeering.
De concurrentie met Berlijn en Rome.
Het Duitsche nieuwsbureau meldt: „De
vertwijfelde pogingen van Frankrijk en
Engeland om de gunst van Franco te ver
overen en als „vrienden van het laatste
oogenblik" Franco van Italië en Duitsch
land te scheiden, worden door de Italiaan-
sche Zondagsbladen als arglistig spel ont
maskerd, dat uitsluitend het egoïstische doel
der Geneefsche democratieën dient".
De „Giornale d'Italia" legt er den nadruk
op, dat deze verandering van gezindheid
der westelijke mogendheden Italië niet
overmatig kan interesseeren. Italië kan er
mee volstaan met bevrediging te consta-
teeren, dat Frankrijk en Engeland, zij het
ook met een vertraging van dertig maan
den, de zoo lang bestreden politiek van
Italië en Duitschland gelijk geven, zich
er over te verheugen, dat Franco in geheel
Europa instemming vindt", wanneer niet
achter deze wijziging van gezindheid een
nieuwe, duidelijke val verborgen ligt. Het
is duidelijk, dat Frankrijk en Engeland po
gen de „natuurlijke politieke resultaten te
benadeelen", door het „nationale Spanje te
willen scheiden van de solidariteit met
Duitschland en Italië om het te isoleeren
en willig te maken voor een Fransch
Engelschen druk.
Ook het „nationale Spanje" echter door
ziet thans het dubbele spel van Frankrijk,
dat het zijn vriendschap en samenwerking
aanbiedt, terwijl het verder de „roode
Spanjaarden" ondersteunt, aldus het "blad.
Antisemitisme in Bohemen. - Te Hradec
Kraove in Noord-Bohemen is een bom ge
worpen naar den gevel van een grooten
Joodschen winkel. De ruiten werden verbrij
zeld, doch niemand werd gedeerd.
Zie verder Buitenland pag. 3, 2e blad.