Onze buitenlandsche politiek. PAM'S WONDERLIJKE AVONTUREN. koop SUN LICHT ZEEP Electrische Ruitenwisschers. Economische en sociale problemen in Indië. Voorzitter ondernemersraad in ons land terug. PARLEMENT Nederlands positie met betrekking tot den Volkenbond. i&yi De Eerste Kamer steunt in meer der..ed minister Patijn. TWEEDE KAMER. TWEEDE BLAD. houden een groot en helder ge zichtsveld op de voorruit schoon, ook bij zworen regen-of sneeuw val. Gering stroomverbruik, wa terdichte en solide uitvoering. Ook met tandemwisscher lever baar. Speciale typen voor Ame- rikaansche wagens. Prijzen van af F. 13.- per stuk. Verkrijgbaar bij alle Bosch-Diensten, automobielhandeiaren en garage houders in Nederland. N.V. WILLEM VAN RIJNg/ AMSTERDAM (C.| KEIZERSGRACHT 171 TELEFOON 31308 14 LIJNEN) DOOK DKAADTREKMACHINE GEGREPEN. Arbeider doodelijk gewond. In de draadfabriek „Neerlandia" aan den Verlengden Hoogravenschen weg on der de gemeente Jutphaas is gistermiddag een ernstig arbeidsongeluk gebeurd. De 36-jarige arbeider J. P. Thomassen uit den Haag werd hier door een draad- trekmachine gegrepen. De man liep hier bij zware verwondingen op en overleed tijdens het vervoer naar een der zieken huizen. DIENSTMEISJE UIT DE DERDE VERDIEPING GEVALLEN. Eenigen tijd later overleden. Gisteravond is de 23-jarige dienstbode Jetta Smier uit Nieuwe Pekela, dienstbode bij den kinderarts dr. Carstens te Utrecht, op tot dusverre onopgehelderde wijze uit het raam van de derde verdieping van de dokterswoning aan het Servaasbolwerk gevallen. Zwaar gewond vond men het meisje in den tuin aan de achterzijde van het huis liggen. In hopeloozen toestand werd zij opge nomen en naar het Stads- en Academisch ziekenhuis vervoerd, waar zij in den loop van den avond is overleden. INVAL IN EEN AMSTERDAMSCH SPEELHOL. ...Reeds langen tijd had de Amsterdamsche politie het vermoeden, dat er in het perceel Keizersgracht 639 dingen gebeurden, die niet geheel in orde waren. Toen dit ver moeden nog sterker werd, omdat recher cheurs waarnamen, dat een aantal perso nen op geregelde tijden in het bewuste perceel bijeenkwamen en dit feit ook gis termiddag werd geconstateerd, werd be sloten een inval te doen. Dit gebeurde om vijf uur, toen eenige rechercheurs zich bij de woning vervoeg den. Nadat zij hadden aangebeld en de deur op normale wijze werd geopend, betrapten de rechercheurs in éen der kamers zes mannen, die zich hier om de roulette hadden verzameld en zichtbaar schrokken, toen zij de politie zoo plotse ling en onverwacht voor hun neus zagen staan Het gezelschap werd meegenomen naar het bureau Singel en nadat procesverbaal was opgemaakt, weer op vrije voeten ge steld. Het speelmateriaal is uit den aard der zaak in beslag genomen. Uit de verhooren is gebleken, dat het gezelschap in het bewuste perceel een kamer had gehuurd om hazard te kunnen spelen. Met het Indië-vliegtuig der K.L.M. Uil is gistermiddag van een verblijf van ruim drie maanden In Nederlandsch-Indie op Schiphol teruggekeerd de voorzitter van den ondernemersraad voor Nederlandse Indië, mr. W. G. F. Jongejan. Toen mr. Jongejan in 1937 mr. Wel ter p- volgde als voorzitter van den onderne mersraad voor Nederlandsch-Indie voej e hij de noodzakelijkheid, contact te zoe en met verschillende kringen en personen m Nederlandsch-Indië om zich van de op standen aldaar, zooals deze sedert zij laatste bezoek aan Indië in 1933 zich on - wikkeld hebben, op de hoogte te stellen. Mr. Jongejan bezocht heel Java en de e langrijkste streken van Sumatra. Zijn algemeene indruk van den toestand in Nederlandsch-Indië was, dat er geen reden tot somberheid be stond, hoewel men een te rooskleurige voorstelling gaf als men beweerde, dat alles gunstig was. Op het gebied der cultures echter, a bevonden enkelen zich daarvan in zoi ge lijken staat, kon men zich in het algeme handhaven. Opvallend is, aldus mr. Jongejan, men in Indië alles veel optimistischer zier dan in Europa. A1. Toch Kent Indië zijn moeilijkheden. - exportland ondergaat men den mv.oea "van de huidige economische inzmxing van de gespannen internationale vei ou dingen op politiek en economisch ge ie die o.a. tot uiting komen in de vele han delsbelemmeringen, waaronder Indië heeft te lijden. Wat deze internationale verhoudin gen betreft, wordt Indië natuurlijk in de eerste plaats geraakt door de span ningen in het Verre Oosten. Men voelt er de beteekenis van het Japan- sche vraagstuk veel dichterbij en dus als belangrijker dan hier te lande en men maakt zicR zorg om de verdedi ging van het uitgestrekte eilanden rijk. Men vraagt zich af aldus mr. Jonge jan of het geheele Nederlandsche volk wel beseft, dat Nederlandsch-Indië een in tegreerend deel is van het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, welks verdediging opofferingen van het geheele Nederlandsche volk eischt. Men vraagt zich af of men in Nederland wel voldoende de noodzaak inziet om alle krachten in te spannen. Sociale problemen. Op sociaal gebied is een ongevallen verzekering thar.s vrijwel tot stand ge komen, terwijl andere maatregelen als particuliere pensioenen en werkloosheids verzekering in voorbereiding zijn. Mr. Jon gejan gaf als zijn meening te kennen, dat het gewenscht is, dat men voorloopig op dit gebied gematigdheid zal blijven be trachten. Van een controle op het loonpeil in den eigenlijken zin is geen sprake. De regeering is bezig met de voorberei ding van een budgetonderzoek, ten einde na te gaan wat de beteekenis is van het loon als deel van het volks inkomen, men moet afwachten wat hiervan het resultaat is. Industrialisatie-mogelijkheden Op het gebied der industrialisatie achtte mr. Jongejan tal van mogelijkheden aanwe zig, die onderzocht dienen te worden alvo rens men conclusies treft. Men moet zich niet door vaste formules laten leiden doch incidenteel de gebleken mogelijkheden be nutten. Daarbij waarschuwde mr. Jongejan ten zeerste tegen het kweeken van of spre ken over een belangentegenstelling tusschen Nederland en Nederlandsche Indië. Hij achtte het verkeerd deze twee gebiedsdeelen tegenover elkaar te stellen alsof hier werke lijk van een botsing van belang sprake was. Soortgelijke tegenstellingen von men im mers ook in Nederland zelf waar op het ge bied der industrialisatie twee provincies, ge westen, of zelfs steden meenden dat hun be langen met elkaar in botsing kwamen. Door Indië te beschouwen als een ondeel baar deel van het rijk en door een goede coördinatie, zou ook door industrialisatie blij ken, dat slechts het algemeen belang van het Koninkrijk der Nederlanden zou worden ge diend. Jp c^aA- V4IM ONBEKENDE HERKOMST (Van onzen parlementairen medewerker) Gisteren behandelde de Eerste Kamer de begrooting van Buitenlandsche Zaken voor 1939. Er zijn belangwekkende beschouwin gen over de buitenlandsche politiek en over Nederlands positie met de betrekking tot den Volkenbond en over den terugkeer tot de vroegere zelfstandigheidspolitiek ge voerd. De meerderheid der sprekers bleek zich achter minister Patijn te scharen. Wat nu den nieuwen koers in onze buitenland sche politiek betreft, doen we beter dan dadelijk iets van de redevoeringen te ver tellen een paar passages aan te halen uit de schriftelijke stukken. In het voorloopig verslag der Eerste Kamer komt o.m. het volgende voor als een uitlating van „ver scheidene leden": „De ervaringen, nu opgedaan met de toe passing van de financieele en economische sancties in het conflict van den Volken bond met Italië, hebben niet alleen het ge loof in de practische waarde der, door het Pact geboden, veiligheidsgaranties onder mijnd, doch ook hetgeen veel bedenke lijker is bij menigeen aan het reeds zwakke vertrouwen in den ernst van den bij de Volkenbondsstaten aanwezigen wil tot het handhaven van de internationale rechtsorde, den genadeslag toegebracht". Waarop dan volgt de verklaring dat het volkenbondsdéfaitisme voornamelijk op re kening van de groote mogendheden moet worden geschreven en dat de kleine staten (Nederland incluis) niet vrij uitgaan, en wel van 1 Juli 1936 af, toen de ex-neutra len hun bekende communiqué betreffende den terugkeer tot hun vroegere zelfstandig heidspolitiek de wereld instuurden. Ge noemde leden (die als de sociaal-democra ten en in zeker opzicht ook de vrijz.-demo- craten geïdentificeerd moeten worden) achtten de sedert dien gevoerde politiek onjuist, „omdat daarmede, stap voor stap, eene aan de vroegere tegengestelde richting in het buitenlandsch beleid werd ingesla gen, zonder dat daaromtrent de volksverte genwoordiging en de openbare meening in het eigen land werden geraadpleegd". Die houding der kleine staten heeft, vol gens deze leden, aan de groote mogendhe den mede den weg geëffend tot het voeren van een politiek, welke gelijk staat met vol- ledigen terugkeer tot de methoden van vóór 1914. „Zij beschouwden het Münchener accoord als een symbool van het fiasco der, in het. Pact opgenomen, rechtsbeginselen en van de zegepraal der, door de totalitaire staten voorgestane, groote-mogendhedenpolitiek". Om deze uitspraken nu bewoog zich het debat in groote lijnen en aangezien de heer Vorrink op soc.-democratische vergaderin gen van den laatsten tijd deze zienswijze had verdedigd en de grondslag daarvoor in het voorloopig verslag te vinden was, open de de een na den ander, die de opvattin gen van minister Patijn onderschrijven, den aanval op den voorzitter der s.d.a.p die overigens het antwoord niet schuldig is gebleven; en aangezien de heer Vorrink een zeer goed spreker is, die een betoog uitnemend weet voor te dragen, werd er met groote belangstelling naar hem geluis terd. En nu de zienswijze van den minister. In zijn memorie van antwoord onderschrijft hij den invloed van de teleurstellende er varingen, met de sancties opgedaan, ten aanzien van het geloof en het vertrouwen in den Volkenbond, maar zijn conclusies zyn andere. Minister Patijn schrijft o.m.: „Wil er van een Volkenbond sprake zijn, dan is het niet voldoende, dat de wensch tot handhaving van een internationale rechtsorde bij een deel der Staten en dan nog meest kleinere aanwezig zij, maar dan moet die geest algemeen zijn. Als de ervaring leert, dat zulks niet het geval is en dat, vooral bij de groote mogendheden, de wil tot het handhaven van een interna tionale rechtsorde ontbreekt, is er voor de kleine Staten' slechts één conclusie moge lijk: te constateeren, dat het oogenblik voor de verwezenlijking der Volkenbonds gedachte nog niet is aangebroken. Den klei nen mogendheden te verwijten, dat zij deze conclusie hebben getrokken, komt den on- dergeteekende ten eenenmale onjuist voor". En dan schrijft de minister verder, dat doelbewust moet worden gestreefd naar de instandhouding van het instituut van den Volkenbond. Gaarne geeft de minister voorts de verze kering, dat de regeering elke gelegenheid zal aangrijpen om te komen tot een herle ving van het beginsel der collectieve vei ligheid. Zooals we reeds hebben gezegd vormden deze aangehaalde woorden vrijwel het raam van het debat. Achtereenvolgens '"betuigden de heeren Heldring (lib.), Brië#> (a.r.>' en de Savornin Lohman (c.h.) instemming met den nieu wen koers der- regeering, en nadat de heer Vorrink het woord had gevoerd, eveneens de heer van Lanschot (r.k,), waarna de heer van Vessem (n.s.b.) de rij sloot, die wel kon goedkeuren dat Nederland een zelfstandigheidspolitiek voert, maar het betreurt, dat we nog niet uit den Volken bond zijn getreden. We zullen ons niet begeven in de door verschillende sprekers verkondigde opvat tingen betreffende de al of niet verbinden de kracht van art. 16 van het Volkenbonds handvest (betreffende de sancties). Prof. Kranenburg (v.d.) meent, dat men dit arti kel in verband met het geheele handvest moet zien, dat ook een bepaling omtrent de ontwapening bevat. Daar dit artikel niet is nagekomen, vervalt ook de binding van het sanctie-artikel. De heer Heldring kwam nog met eenige practische wenschen betreffende een be tere diplomatieke vertegenwoordiging en verbinding van landbouwconsulenten aan daarvoor in aanmerking komende gezant schappen, bijv. in Kopenhagen. Mr. Briët had het over de wenschelijk- heid, dat de volksinvloed zich overal meer doet gelden, hoezeer ook een deel der de mocratie z.i. weinig gevoel heeft voor de lessen der historie. Het is gemakkelijk zeide hij een volksvergadering voor een bepaald doel op te zetten, maar een regee ring die haar taak kent, hecht daar weinig aan. Hij was in dit opzicht de regeering ook erkentelijk en hij had ook het vertrouwen dat zij op het juiste oogenblik tot erken ning van Franco zou overgaan. De heer Vorrink mocht nu wel op volks vergaderingen applaus oogsten door de re geeringen der voormalige neutrale staten in gebreke te stellen tegenover het fascis me, maar dan moet hij zoonoodig daarvan de consequenties aanvaarden. Daarna kreeg de heer van Vessem een beurt, wien mr. Briët zijn suggestieve wijze van het stel len van schriftelijke vragen verweet, waar in de indruk wordt gewekt als zou onze re geering van haar neutraliteitspolitiek afwij ken. Tenslotte herhaalde deze afgevaardig de zijn waarschuwing, dat Nederland in het Volkenbondsmilieu voorzichtig moet zijn; als het met goed fatsoen maar kon, zou mr. Briët, naar het ons voorkomt, wel verlan gen dat we er uit gingen! Prof. de Savornin Lohman kon de bui tenlandsche politiek, welke de soc.-demo- craten willen zien gevoerd, evenmin bewon deren; hij hoopte dat zij, evenals ten aan zien van de defensie, ook hierin hun draai zouden nemen. Had de s.d.a.p. soms gewild dat de groote democratieën ook voor ons de kastanjes uit het vuur hadden gehaald? Men zegt nu wel, geen ideologischen oorlog te willen, maar men wilde óók niet dat de groote democratieën naar een modus vi- vendi zochten. De heer Lohman zeide in de politiek der agressieve mogendheden geen vertrouwen te hebben, doch de pogingen van Chamberlain om de wrijvingsvlakken te verkleinen, toe te juichen. Hoe het met den Volkenbond moet gaan? De professor zag er geen gat in; zoolang de autoritaire staten hun machtspolitiek blijven voortzet ten, zal een goede Volkenbond onmogelijk zijn. De heer Vorrink (s.d.) volgde daarna. Van het door de soc.-democraten verdedig de standpunt hebben we hierboven reeds melding gemaakt. Dat de heer Vorrink geen zucht van verlichting na het accoord van München en de daarna gevoerde „af- persingspolitiek" heeft geslaakt, zal men van hem nu wel willen aannemen! Met de leuze van Chamberlain „peace for our time" (vcor onzen tijd vrede) was bij het in het geheel niet eens. Wat voor een vrede is dat, als de ontzaglijke wedloop ;n bewapening slechts op een bankroet kan uitloopen? zoo vroeg hij. Welke waarde mo gen we hechten aan verzekeringen van de hoofden der totalitaire staten, als men hun daden ziet en hun agressie maar doorgaat? Waar zal deze nu op gericht zijn? Op het Oosten, op het Westen? Daarna kwam de heer Vorrink op de kern van zijn betoog, n.1. dat de oorzaak van den huidigen toestand te wijten is aan de agressieve mentaliteit der totalitaire staten en aan den onwil van de Voïkenbondssta- ten om de collectieve veiligheid met kracht te waarborgen. De vier groote mogendheden zullen de zaakjes tezamen verder wel opknappen. Be wapening'is de eenige taal die de agressieve mogendheden verstaan. Het is alleen een akelig gevoel dat de Nederlandsche weer macht eenmaal ingezet kan worden in de machtspolitiek der groote mogendheden. Dat ook Nederland een krachtige defensie moest hebben, was hij volkomen met zijn partijgenoot Wiardi Beekman eens. Niette min blijft de collectieve veiligheid de beste waarborg voor den vrede. Het leek den heer Vorrink onmogelijk om een ideologischen strijd te vermijden. Die is al aan den gang trouwens; in de radio en in de pers en met nog andere bedenkelijk middelen. Wat heeft de minister eigenlijk gewild met zijn betoog ten gunste van een gematigde critiek op het buitenland? Zeker, ook de heer Vorrink wil de niet over de schreef gaan. Maar, waar ligt de grens? Z.i. daar, waar waarheidszin en verzinsel zich van elkaar scheiden. Wij leven in een vrij land en daarom moeten wij onze meening ook kunnen uiten. Met nadruk vroeg de soc.dem. afgevaar digde maatregelen tegen druk van de zijde van Duitschland op sommige Duitsche fir ma's en andere zaken hier te lande. Noor wegen heeft laatst tegen iets dergelijks ge- prosteerd en toen heeft de Duitsche regee ring dien druk van „particulieren" ge desavoueerd. Wij kunnen ook tegen derge lijke inmenging in ons land protesteeren. Over de tendenz van de rede van mr. v. Lan schot, den leider der r.k. fractie, hebben we reeds iets medegedeeld. Hij achtte de nieuwe zelfstandigheidspolitiek van België, een ge beurtenis van de grootste beteekenis, óók voor ons land; dit vergroot voor ons de kans (mèt België) buiten een oorlog te blijven. Om ethische redenen is het gewenscht te werken voor herleving van de collectieve veiligheid. Wij moeten zelfs den schijn ver mijden dat we aan een ideologischen strijd deelnemen; dat stemt ook overeen met onze zelfstandigheidspolitiek. Wat dit laatste be treft, laakte de heer van Lanschot de poli tiek der n.s.b., die door haar methoden voor ons land gevaren schept. Hij vroeg den mi nister nog Inlichtingen omtrent in het bui tenland beweerde aanvalsplannen van Duitschland tegen Nederland. De laatste spreker was mr. van Vessem (n.s.b.) Deze kaartte nog eens na over den te Rotterdam verboden voetbalwedstrijd tegen Duitschland. Hij vond dit slecht beleid van de regeering; zij kon toch de anti-Duitsche gezindheid van Rotterdams burgemeester kennen. Zelfs al zou gevaar voor onrust heb ben bestaan, dan zou men den wedstrijd toch hebben moeten laten doorgaan. Verder klaagde deze afgevaardigde over het „onge looflik onbehoorlijk optreden" der pers tegen Duitschland en betoogde hij, dat de goede betrekkingen daardoor worden ver troebeld, waarop de voorzitter hem plotse ling interrumpeerde: „Optreden tegen eigen land kortit ook niet te pas"! De heer van Vessem ging op deze inter ruptie niet in; hij hoopte alleen, dat de re geering de door hem geschetste persuitla tingen zou weten in te toornen, en dat zij spoedig het bewind van Franco zou erken nen. Vandaag zou minister Patijn antwoorden, De Indische begrooting. Aan de overzijde van het Binnenhof ging men rustig voort met de behandeling van de Indische begrooting, na eerst eenige kleine wetsontwerpen te hebben afgedaan, alle maal hamerstukken. Minister Weiter had n?f *f. antwoorden op de opmerkingen bij de afdeeling Justitie. Hij deelde, wat de werk zaamheden van het Kantoor van Arbeid be treft, mede, dat een wettelijke werkloos heidsverkering in onderzoek is en dat ver schillende maatregelen voor werklooze intel- lectueelen (ook voor. de Indo-Europeanen daaronder) zyn en worden genomen. Hij be twistte den heeren Serrarens (r.k.), van Gel deren (s.d.) en Meyerink (a.r.), dat de toe- stand betreffende de arbeidersloonen in de cultures zoo donker zou zijn als zij dezen hadden afgeschilderd. Het onderzoek naar het loonpeil wordt, naar een gewijzigde methode, voortgezet. De bestaande cijfers zyn niet volledig en daarom kan men daar op geen juiste conclusies bouwen; de sta- tistiekcijfers aangaande de consumptie wij- zen uit, dat sedert Oct. 1936 de volkswel vaart gestegen is. Bij de af deeling „financiën" antwoordde de minister den heer Effendi (c.p.), dat hij niet zoomaar aan zijn wensch om de pen sioenen te nivelleeren gevolg kan geven. Willen we in Indië de beste ambtenaren krijgen, dan moeten we hun behoorlijke pen- sioensvoorwaarden kunnen aanbieden. Bij de behandeling van de afdeeling' „bin- nenlandsch bestuur" verklaarde de minister den heer Bajetto (r.k.) dat verband tusschen den hongertoestand in Bodj^pegoro en mal- versaties door'den regent niet is aangetoond. Over het algemeen is de controle op het fi nancieele beheer van inheemsche en andere bestuursambtenaren voldoende. Nog altijd staat de minister op het standpunt, dat Nieuw-Guinea voor Europeanen weinig kan sen voor kolonisatie biedt. Bij de aanstelling van ambtenaren worden wel degelijk hun antecendenten nagegaan, maar men komt er niet altijd achter of zij zich wel eens op zede lijk terrein misdragen hebben; dit diende ten antwoord van den heer van Poll (r.k.), die even de zedenschandalën had aangeroerd. Bij de afdeeling „onderwijs en eeredienst" drukte de heer van Sleen (s.d.) zijn voldoe ning er over uit, dat met ernst er naar ge streefd wordt, de nadeelige gevolgen van de bezuiniging ongedaan te maken, maar het tempo waarin dit gebeurt, is te langzaam. Verder drong hij o.m. (hy had vele wen schen!) op een proef met regionalen leer plicht aan. Door toedoen van den heer Stokvis (s.d.), die er op wees, dat er teekenen zijn van be voordeeling van het bijzonder onderwijs bo ven 't openbare, kregen we een schoolstrijd- debatje m zakformaat. De heer Wendelaar (lib.) meende, dat ze een schoolstrijd in In dië gerust mogen missen, de heeren van Poll (r.k.) en Meyerink (a.r.) beschermden de bijzondere school, de aandacht vragende voor de groote offers van vereenigingen en particulieren om in crisistijd te behouden wat behouden kon worden. Vandaag is de discussie over deze afdee ling voortgezet. 136. Voorzichtig loopt Pam nu verder en komt tot de conclusie, dat alles hier normaal bewoond schijnt te zijn, echter de planten en dieren zijn abnormaal groot. Een paar kippen, zo groot als struisvogels, wandelen voorbij. „Dat zijn nu niet bepaald soepkippen", denkt Pam. 137. Daar komt opeens een blaffend paard aangehold. Een paard? Welneen, het is een hond maar met de afme tingen van een paard. Het beest maakt hem geweldig aan 't schrikken, doch doet hem niets.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 7