Waar het recht zijn loop heeft. Kloppartij in de Tweede Kamer. PARLEMENT De kwestie der tandtechnici nu definitief van de baan? De Spaansche vluchtelingen. GEMENGD NIEUWS. Glimlachje -Rechtbank ie Alkmaar TWEEDE BLAD. (Van onzen parlementairen medewerker) Wel hadden we er al zoo'n voorgevoel van gehad, dat er na een weigering van de interpellatie-aanvrage van den heer Rost van Tonningen over de zaak-Oss iets zou gebeuren. Doch onze verwachtingen reikten niet over de grenzen van wat tot nu toe parlementair gebruik heet; de mogelijkheid van ontzegging van den toegang tot het Kamergebouw voor één dag inbegrepen, want dezelfde afgevaardigde heeft in deze parlementaire periode dit middel al één keer op zich zien toepassen, (De communist Louis de Visser heeft jaren geleden ook eens daarmede kennis gemaakt, doch dat lijkt al grijze oudheid geworden!) Men zal zich dus onze verrassing en pijn lijke verbazing kunnen voorstellen, toen het doek na het door ons niet vreemd gevon den einde van het eerste bedrijf niet viel en de acteurs elkaar in de haren vlogen! Het was niet zoo gemakkelijk van de perstribune af te constateeren, wat er nu eigenlijk precies voorviel. Het voorspel verliep als volgt. De Kamer nioest beslissen over het verzoek van den heer Rost van Tonningen (n.s.b.) om vra gen te mogen richten aan den minister van Justitie met betrekking tot het spoedig we der doen opnemen van de gestaakte en an dere strafvervolgingen in de zaak van de gewezen brigade der Kon. Marechaussee te Oss, kort aangeduid met „de zaak-Oss". De voorzitter, mr. van Schaik, stelde voor dit verzoek n i e t toe te staan. Hij herinner de aan de reeds in het vorige jaar gehou den interpellatie van den heer Drop; aan het verzoek der Kamer, dat de minister in een nota nader op de zaak zou terugkomen (waarmede werd gewacht totdat de zaken van de marechaussees in hoogste instantie waren behandeld); aan de instelling van de Kamercommissie die de in Januari ontvan gen ministerieele nota zou onderzoeken, wélk onderzoek uiteraard minutieus zou zijn en derhalve eenigen tijd zou vergen, om een degelijke openbare behandeling te waarborgen. Zou een interpellatie dit on derzoek en deze wijze van behandeling doorkruisen dan zou men geen deugdelijke behandeling kunnen verwachten, hetgeen ook niet in het belang van de zaak zelve zou zijn. Op deze gronden adviseerde de voorzitter aan de Kamer, het verzoek niet toe te staan. En toen kwam mr. Rost van Tonningen aan 't woord. Hij wilde natuurlijk wel in- terpelleeren en betoogde dat deze interpel latie met het oog op de aanstaande verkie zingen urgent was. Urgent ook, om aan de zedelooze toestan den in Oss een einde te maken. In dit ver band gebruikte hij met betrekking tot de r.k. geestelijkheid in Oss ontoelaatbare uit drukkingen, zoodat de voorzitter zich ge noodzaakt zag hem te waarschuwen eri tot de orde te roepen. Even later moest de voorzitter wederom ingrijpen, waarbij hij hem voorhield, dat hij hem het woord zou ontnemen als het betoog op die wijze door ging. Deze waarschuwing hielp echter met, want dadelijk daarop had de heer Rost het over „afgevaardigden die de wetten schen den". Dat deed de maat overloopen en de voorzitter ontnam hem het woord. Hetgeen voor den interpellant-in spe geen beletsel was om toch door te praten, of liever te schreeuwen, want mr. van Schaik hanteer de inmiddels met vervaarlijk lawaai den hamer. En toen zat er niets anders op, dan den heer Rost van Tonningen voor dien dag van de vergadering uit te sluiten. En on middellijk schorste de voorzitter de verga dering. Tot zoover was alles vrij normaal in betrekkelijken zin dan verloopen. Maar de heer Rost van Tonningen bleef staan, Hulp aan Franco-Spanje. - Medege deeld wordt, dat een comité is samengesteld, dat beoogt het organiseeren en verleenen van medische en hygiënische hulp aan Fran- co-Spanje. Al laat het zich aanzien, dat binnen kor ten tijd de burgeroorlog in Spanje teneinde loopt, de hulp aan de zoo zwaar getroffen bevolking, welker ellende, zoodra de druk van den oorlogstoestand geweken is, pas duidelijk aan het licht zal treden, wordt juist dan een eersten plicht van mensche- Mjkheid. Teneinde bij de organisatie dezer hulp verleening leiding te geven, heeft zich een comité gevormd, hetwelk zal optreden on der den voorloopigen naam: „Comité me dische en hygiënische hulp aan nationaal Spanje". De schilder A. Coert overleden. - Te Soussa in Tunis is op 66-jarigen leeftijd ge heel onverwacht overleden de heer A. Coert, oud-directeur van het stedelijk museum „De Lakenhall te Leiden en bekend schilder. Anthony Coert werd geboren te Goede reede op 14 December 1872. Als schilder werkte hij onder leiding van Floris Verster. s Zomers werkte hij op de Veluwe, terwijl hij ook in Parijs veel schilderde. in 1921 werd de heer Coert onder-direc- teur en in 1931 directeur van het stedelijk museum („De Lakenhal") te Leiden. Clandestiene zender in beslag genomen. - Door den radiocontroledienst der P.T.T. is °P 28 Februari j.1. te 's-Gravenhage in de Copernicusstraat, een clandestiene zender, werkende in de amateurbanden, in beslag genomen waarop door de uitermate geprikkelde r.k. leden als het ware in koor werd aangehe ven: „Eruit!" Op eens zagen we den heer Rost van Ton ningen in de richting van den heer van der Putt (r.k.) loopen, die hem iets toeriep, fn de onmiddellijke nabijheid bevond zich ook de heer Ruyter, eveneens van de r.k. frac tie, die den heer Rost toegeroepen moet hebben: „Landverrader". In het algemeene tumult, dat inmiddels ontstaan was, hebben wre dat niet gehoord. Maar wel zagen we plotseling den heer Rost in handgemeen met de heeren van der Putt en Ruyter. Een heel kluwen Kamerleden stond daar op eens te plukken en te trekken, boden snel den toe en plukten mee. De griffier stoof erheen en trachtte de vechtenden te schei den. We zagen plotseling een der boden van èen stoel of een bank op den rug van den heer Woudenberg (n.s.b.) springen, die met het hoofd vooruit een beweging maak te in de richting van hen, die zijn „kame raad" aanpakten. De heer van der Put.t kreeg een opstopper in de maagstreek en plofte terug in zijn bank. Een r.k. vuist, be stemd voor mr. Rost van Tonningen, schampte maar net af langs de kin van een bode. Bij de glazen deur in den hoek, het dichtst bij het spreekgestoelte, was een dichte drom Kamerleden bezig den heer Rost van Tonningen eruit te werken. Het laatst wat we zagen was het vuurroods hoofd van dezen afgevaardigde aan de andere zijde van den drempel, want toen kregen we het verzoek de perstribune.te ontruimen; de gereserveerde en publieke tribunes waren inmiddels al leeggeworden. dank zij het optreden van boden en rijks- veld wacht. De lezing, welke de heer Rost van Ton ningen aan het A.N.P. van het geval, na melijk den uitroep van den heer Ruyter, gegeven heeft, waarna hij op dezen afstoof, stemt overeen met wat eenige leden ter rechterzijde hebben gehoord. Misschien dat het eindbedrijf zich in rechtszaal afspeelt, want de vergadering was inderdaad al geschorst, toen het woord „landverrader" viel. Men weet, dat de heer Rost van Tonningen voornemens was te gen de r.k. afgevaardigde een aanklacht in te dienen. In elk geval bewijst dit geheele, nare verloop van deze incidenten, dat de Kamer leden door het optreden van de n.s.b., in het bijzonder door dat van mr. Rost van Tonningen, ten zeerste geprikkeld zijn en dat in het bijzonder bij de r.k. leden het evenwicht, tengevolge van de talrijke aan vallen op personen en zaken, die hun dier baar zijn, zeer labiel is geworden. Moge dit feit voor beide partijen een aanmaning zijn om voortaan meer zelfbe- heersching te betrachter' En hiermede kunnen we ons relaas over het punt, dat niet op de agenda stond, be sluiten. Alleen nog dit: mr. Rost van Tor.- ningen is, nadat hij de zaal was uitgewerkt, rustig uit het Kamergebouw vertrokken. Het n.s.b.-initiatief-voorstel ver worpen. En nu nog iets over de zaken, welke gis termiddag zijn afgedaan. Met het initiatief- voorstel-de Marchant et d'Ansembourg tot instelling van een benzinebelasting en af schaffing van de andere belastingen op het motorwegverkeer was het gauw afgeloo- pen. Nadat de heer Woudenberg (n.s.b.) nog de voordeelen van de afschaffing van de rijwielbelasting had aangeprezen en de heer d'Ansembourg in tweeden termijn de Ka mer bezworen had zijn voorstel aan te ne men, werd dit verworpen; alleen de drie nog overgebleven n.s.b.-ers stemden voor. Een wijziging van de Postbegrooting voor 1937, waarbij de regeering 5.6 millioen voor verhoogde afschrijving op de bedrijfsmid delen, welke voor een te hooge boekwaarde op de balans per 31 Dec. 1936 voorkwamen, voorstelde en eveneens nog een bedrag van l'A millioen wegens conversiewinst voor een reserve voor koersverliezen van den Postchequé- en girodienst wilde bestemmen, gaf aanleiding tot een debat over het al of niet gewenschte van reserveeringen door dit staatsbedrijf. De heeren ir. Vos (s.d.), IJsselmuiden (r.k.), de Marchant et d'An sembourg en Faber (s.d.) achtten dergelijke reserveeringen voor een staatsbedrijf dat er zoo goed voorstaat overbodig, de heeren Wagenaar (a.r.) en v. d. Waerden (s.d.) konden zich met de motiveering van den minister vereenigen; ook zij achtten die re serves noodig. Het slot was, dat het ont werp z.h.st. er door ging. Dat gebeurde ook met een grenswijziging van de gemeenten Schoonhoven en Bergambacht, waarover de heer ter Laan (s.d.) nog een paar opmer kingen maakte. Tandtechnici. En toen kregen we voor de zooveelste maal een wetje ten behoeve van de tand technici te behandelen. Dit beoogt hen, die zijn toegelaten ge weest tot het afleggen van het practisch examen, bedoeld in de wet van 18 Mei 1929, doch niet aan dat examen hebben deelgenomen of daarvoor niet zijn geslaagd nog éénmaal in de gelegenheid te stellen om van hun practische bekwaamheden te doen blijken. Voorts wordt in dit ontwerp de bevoegdheid van de tandheelkundigen na der omschreven. Volgens art. 4 van het ont werp zijn zij, die den titel van „Tandheel kundige" mogen voeren, uitsluitend be voegd: a. tot de toepassing van de tand prothese; bij tot het verrichten van tand- extracties; tot het maken van tandvullin- gen en het verrichten van andere plaatse lijke behandelingen der tanden, strekkende tot hun behoud. Het aanwenden van plaat selijke gevoelloosmakende middelen is hun geoorloofd. Het is hun niet geoorloofd per sonen beneden den leeftijd van zestien jaar te behandelen. Hiermede hebben we de hoofdzaken van het ontwerpje aangegeven. Mevr. Bakker- Nort (v.d.), de heeren Posthuma (c.d.u.), van der Putt (r.k.) en ter Laan (s.d.) juich ten de poging van minister Romme, om nu eens een einde aan een „eindelooze" kwes tie te maken van harte toe en zij zouden zelfs wenschen dat de minister nog wat verder was gegaan en ook nog twee groep jes van tandtechnici, het eene van vier en het tweede van 19 personen onder zijn wetsvoordracht had begrepen. Dr. Vos (lib.) was maar matig enthousiast en steun de den minister eigenlijk meer omdat ook hij naar het einde van deze kwestie ver langde; daarom wilde hij genoemd viertal ook nog op den koop toe nemen. Mevr. de VriesBruins (s.d.), uit het oogunt van de volksgezondheid altijd een tegenstandster van toegeven aan de tandtechnici geweest, zou ook nu tegenstemmen; mr. van Dijken (a.r.), die de taak van dr. Beumer als wets- zuiveraar en kampioen voor het handhaven van de standing van regeering en parlement schijnt te hebben overgenomen, zou tegen stemmen; Kamer en regeering werden z.i. door deze methode van wetgeving (nu eens te veel tandtechnici vrijgelaten, dan weer te weinig, enz.) tot een weinig fraaie figuur gebracht. Minister Romme verdedigde zijn wetje op beleidvolle wijze en betoogde, dat het juist in het belang van de volksgezondheid was. Het zou hem nu de middelen in de hand geven om met kracht tégen de werke lijk onbevoegde tandheelkundigen op te treden. Van verder uitbreiden wilde hij niet weten, uit vrees van nieuwe tandtechnic.i- kwestles op te roepen. Hij bleef dan ook tegenover de amendementen van den heer van der Putt, die de genoemde groepen van vier en 19 tandtechnici alsnog tot het exa men wilde toelaten, onverzettelijk. Om het wetsontwerp niet in gevaar te brengen, trok de voorsteller ze toen in. Art. 1 werd met 60 tegen 19 stemmen aangenomen. Tegen stemden de a.r., op de heeren Smeenk- en Algera na, een viertal s.d. en de heer d'Ansembourg. Art. 4 (betreffende vastlegging van de bevoegdheid) werd met 52 tegen 27, in een i gemengde stemming, aangenomen, waarna het ontwerp z.h.st. werd goedgekeurd met aanteekening dat mevr. de Vries-Bruins tegen was. Hooge Raad. Voor de afwisseling maakte de Kamer daarna een voordracht op voor de vervul ling van een vacature in den Hoogen Raad ontstaan door het bedanken van dr. G. Kir berger als raadsheer. No. 1 op de voor dracht werd dr. G. v. d. Flier, raadsheer in het Arnhemsche Hof; no. 2 prof. Losecaat Vermeer te Amsterdam en no. 3 jhr. mr. A. K. C. de Brauw, advocaat en procureur in den Haag. Daarop volgden een reeks kleine wets ontwerpen, tegen twee waarvan (contin- genteeringen van paarktën en slachtpaarden, en van den invoer van vleesch) de heer Dieters (n.s.b.) bezwaren inbracht, daar hij de belangen van den landbouw en de vee houderij benadeeld achtte; bij het laatste ontwerp zeide de heer Weitkamp (c.h.) soortgelijke bedenkingen te hebben. De mi nister van economische zaken, mr. Steen- berghe, beriep zich op handelspolitieke be langen, welke dezen invoer (nochtans zeer beperkt) noodig maakten, doordat wij den tuinbouw-export door deze compensatie kunnen bevorderen. Beide ontwerpen wer den met de bekende aanteekening van ge noemde heeren goedgekeurd. De Spaansche vluchtelingen; geen hulp van onze regeering. Tenslotte behandelde de Kamer nog de interpellatie-Wijnkoop over de al of niet medewerking van Nederland aan voorzie ning in den nood van de Spaansche kinde ren en andere Spaansche vluchtelingen, dus ook speciaal over het toelaten van die kin deren in Nederland. Het was tegen half ze ven, toen de Kamer aan deze interpellatie begon. Veel belangstelling om aan het debat deel te nemen was er niet. De interpellant, die verklaarde tijdens de invasie van de tienduizende Spaansche vluchtelingen in het aan'de Pyreneeën grenzende deel van Frankrijk te ?ijn geweest, hield een tref fend betoog over het groote leed en de el lende, welke door die ongelukkigen werd en wordt geleden en formuleerde een vijf tal vragen, doch hij kreeg van minister Colijn, tot wien als minister van Algemeene Zaken de vragen waren gericht, nul op het request, of althans weinig méér. De minis ter zeide, dat het zoo moeilijk was een juist beeld van den toestand te krijgen. Ook vroeg hij zich af of het noodig was geweest voor de burgerbevolking om weg te vluchten; hij wees erop, dat dagelijks 4 h 6000 personen weer naar Spanje terugkeer den, zoodat het aantal achterblijvende vluchtelingen vrij snel verminderde. Wij kunnen onze grenzen voor die menSchen niet ongelimiteerd openzetten, daar we ook al meer dan 25.000 andere vluchtelingen herbergen. België neemt ook geen Spaan sche vluchtelingen op; het eenige wat de Belgische regeering wil doen, is op haar kosten een tehuis in Zuid-Frankrijk voor een 400-tal kinderen inrichten. De regeering acht het niet op haar weg liggen hulp te bieden. Indien de omstandigheden zich zouden wijzigen, zou zij op z'n hoogst zoo ver als België willen gaan. Zij heeft ook een bijdrage in natura geschonken aan het. vluchtelingen-comité in Geneve. Zij was derhalve niet voornemens Spaansche kinde ren in Nederland tóe te laten. De heeren Wijnkoop en Albarda (s.d.), die reeds eerder schriftelijke vragen tot de regeering over deze aangelegenheid hadden gericht, voelden zich door dit antwoord teleurgesteld, doch op een motie liep de in terpellatie niet uit. De heer d'Ansembourg haalde de politiek erbij (die de heer Wijn koop grootendeels terzijde had gelaten) en veroorloofde zich een dusdanige critiek op de republikeinsche regeering en op den steun van Moskou, dat de heer Albarda te gen dezen „smaad en hoon", aan het dap pere Spaansche volk aangedaan, opkwam. Om ruim half acht was de agenda afge werkt en ging de Kamer tot nadere bijeen roeping uiteen; hetgeen wel na Paschen zal worden. in St. Panera* het geval is, dan is het par- keerlicht voldoende om mee te rijden. Toe vallig was een lantaarn uitgegaan en toen verdachte, aanvankelijk met zijn kleine verlichting doorrijdende, vond, dat het toch wel wat te donker wua en daarom zijn groot licht wilde inschakelen, botate hij tegen de juffrouw aan. Feitelijk was verdachte de dupe van een gebrek aan de straatverlich ting. Bovendien hoorde de juffrouw op het klinkerpad en niet op den rijweg, die ter plaatse niet al te breed is. Ook betwistte pleiter, dat een eenvoudige beenbreuk zwaar lichamelijk letsel zou zijn en wan neer dat niet zoo was, verviel de heele aan klacht. Pleiter, die 14 dagen hechtenis heel bar vond, concludeerde tenslotte tot vrijspraak, subsidiair een voorwaardelijke veroordee ling. Na uitvoerige re- en dupliek men be steedde aan dit nogal bescheiden zaakje 2 uur tijds werd de uitspraak, evenals in de andere zaken, bepaald op Dinsdag a.s. COMMISSIONNAIR VERDUISTERDE 100.000 GULDEN. Drie jaar geëischt. Gisteren zette het Amsterdamsche ge rechtshof de strafzaak voort tegen een Amsterdamschen commissionnair in effec ten, verdacht van verduistering van een bealngrijk bedrag aan effecten, ten nadeeie van een met hem bevriende familie. De rechtbank had hem indertijd veroor deeld tot anderhalf jaar gevangenisstraf, van welk vonnis verd. in hooger beroep kwam. Voor het gerechtshof zijn verleden week de getuigenverhooren gehouden, uitvoerig requisitoir o.m. gezegd een Gisteren heeft de proc.-generaal in een strenge straf noodzakelijk te achten. Wan neer men ziet welke zware straffen wor den gegeven aan personen, die zich schul dig maken aan diefstal van een rijwiel en dit geval sprake is van verduistering, van een vermogen van meer dan 100.0Ó0. dan tusschen deze twee strafbare hande lingen geen vergelijking te trekken. Gezien de groote mogelijkheid, dat de verdachten zich aan een eventueel door het Hof op te leggen straf kan onttrekken, vroeg spr. de gevangenneming van den verdachte. Voorts requireerde spr. vernie tiging van het vonnis van de rechtbank en veroordeeling van den verdachte wegens verduistering meermalen gepleegd en wegens verduistering als commissionnair tot een gevangenisstraf voor den tijd van dr i e j a a r. TEGEN OPROERIGE STUDENTEN VIJFTIEN GULDEN BOETE GEEISCHT. Op 17 November van het vorige jaar von den te Arnhem ter gelegenheid van een vergadering van den Neo-Malthusiaanschen Bond ongeregeldheden plaats, welke veroor zaakt werden door het optreden van een honderdtal r.k. studenten uit Nijmegen, Wa- geningen en Utrecht. Deze studenten hadden zich tevoren van kaarten voor deze bijeenkomst voorzien, doch de meesten werden niet tot de zaal toe gelaten. Slechts aan vier studenten gelukte het binnen te komen, die na afloop van een korte rede, uitgesproken door dr. Tuit, en tijdens de vertooning van een film, luide protestkreten uitten, doch die door de tal rijk in de zaal aanwezige politie, werden verwijderd. De andere studenten hielden intusschen een betooging in de binnenstad, waarbij pamfletten werden uitgedeeld, een sanitas- winkel met rotte vruchten werd besmeurd en de étalageruit van een anderen sanitas- winkel werd ingeworpen. Gistermiddag hebben in verband met deze ongeregeldheden zeven studenten voor den Arnhemschen bijeenkomst terecht ge staan. Wegens het verstoren van de bijeenkomst hadden zich de eerstgenoemde vier studen ten te verantwoorden. Allen bekenden zij, dat zij na de inlei ding van dr. Tuit plotseling waren opge staan en hadden geroepen: „Er uit met de vuile Tuit". Een verdachte had ook geroe pen: „Zoo tracht men ons volk te beder ven". De ambtenaar van het O. M., mr. dr. J. C. Maris, vond het optreden van deze jonge lui buitengewoon ergerlijk. De eenige ver zachtende omstandigheid is, dat zij nog jong zijn. Zij lijden aan een zekere zelfoverschat ting van eigen denkbeelden, waardoor zij zich nog niet de noodige zelfbsperking we ten op te leggen, welke zij tegenover hun medeburgers in acht moeten nemen. Spr. eischte de veroordeeling van ieder der vier verdachten tot 15 boete, subs, 10 dagen hechtenis. De verdachten verklaarden niet de be doeling te hebben gehad de bijeenkomst te verstoren, doch slechts te hebben willen protesteeren tegen de doeleinden van den N.-M. bond. Vonnis 8 Maart a.s. je je om er op een damesfiets van door te gaan?" (Zitting van Dinsdag 28 Februari). Een duur beursje. Voor de Alkmaarsche rechtbank moest Dinsdag terecht staan Halbe D., die een paar jaar geleden tijdens een vergadering van de vereeniging Het Mosterdzaadje in een lokaliteit in de Olifantsteeg te Enkhuizen, uit een mantel van mej. Walma een beursje met 5 had gestolen. De mantel hing in de garderobe. De jongeman was niet verschenen en de officier vorderde twee jaar gevangenisstraf, door te brengen in de jeugdgevangenis. Zelfs een bankdirecteur liep erin. Een „handig" man was ongetwijfeld de te Koedijk gewoond hebbende L. de B., die zich in Augustus van het vorige jaar bij de familie B. te Obdam vervoegde en zich aan diende als een vriend van den zoon des huizes. Hij deed een heel verhaal over een motor-ongeluk dat hij had gehad en over een inwendige kneuzing welke hij daarbij waarschijnlijk had opgeloopen. Een dokter had gezegd, dat er in Alkmaar van hem een Röntgenfoto moest worden gemaakt, hetgeen 40 zou kosten. De brave menschen geloof den hem, schoten hem vier tientjes voor en verleenden den „vriend" van hun zoon bovendien nog onderdak. Later vervoegde de B. zich bij den direc teur van de Landbouwbank te Alkmaar, wien hij een postcheque toonde, z.g. voor hem bestemd, maar welke nog niet betaal baar was, omdat op het postkantoor te Alk maar het advies nog niet binnen was. Hij wist heel handig te praten en gedaan te krijgen, dat hein op de cheque, welke ruim 300 groot was, een voorschot van 50 werd gegeven. Later bleek, dat de postchèque, verzonden door Th. Pauw uit Badhoevedorp, door hem op een of andere manier was verduisterd en dat hij zich voor den geadresseerde ten on rechte had uitgeeven. De officier, mr. v. d. Feen de Lille, vond de B. een geroutineerde listeling, die zelfs een bankdirecteur er in kon laten vliegen. Omdat de B. reeds wegens een en ander feit anderhalf jaar had uit te zitten, volstond de officier met nu slechts een jaar gevangenis straf te vorderen. Een botsing in het donker. De 20 jaar oude leerling-monteur uit Alk maar, J. W., moest terecht staan, omdat hij op 19 November van het vorig jaar op den Bovenweg te Sint-Pancras, ter hoogte van het raadhuis met zijn motorfiets in het donker tegen mejuffrouw J. Bodev. d. Wiel was aangereden, die daar rechts van den weg liep te wandelen. De juffrouw sloeg bewusteloos tegen den grond en kreeg een enkelvoudige beenbreuk. De jongeman, bijgestaan door mr. de Groot, ontkende schuld te hebben. Hij had slechts 20 a 25 K.M. per uur gereden en geheel rechts gehouden. Als licht voerde hij de stadslamp, omdat het tusschenlicht ver blindende eigenschappen had. Op de plaats van de aanrijding was de straatlantaarn stuk, zoodat het er pikdonker was. Boven dien had de juffrouw z.i. niet op den rijweg moeten loopen maar op het anderhalve meter breede voetpad langs den weg. De gemeenteveldwachter D. de Boer zeide, dat de motorfiets geheel in orde was. In derdaad was op den bewusten avond de straatlantaarn op de plaats van het ongeluk stuk en was er voldoende ruimte langs den rijweg om op te loopen, al was het niet persé een voetpad. De aangeredene vertelde, dat ze niet pre cies wist, of ze op de klinkers had geloopen dan wel op het asfalt van den rijweg. Het was te donker om het te kunnen zien. Ze zei nu weer goed in orde te zijn, al ging het loopen niet zoo gemakkelijk. De jonge arbeider Smit, die het ongeluk had gezien, zeide, dat het niet druk was op den weg en dat verdachte, geheel rechts had gereden met een kalm gangetje. De vrouw had hij door de duisternis niet kun nen onderscheiden. Brigadier Harder uit Amsterdam, ge- tuige-deskundige, gaf als zijn meening, dat het van verdachte niet verantwoord was in een duisternis, als er toen in Sint Pancras heerschte, met alleen maar een parkeerlichtje te rijden. Een dergelijk licht is veel minder dan van een behoorlijke fietslamp. Het requisitoir. De officier oordeelde, dat men altijd met een verlichting moet rijden, die de grootst mogelijke veiligheid waarborgt. Dat had verdachte niet gedaan. Bovendien moet men er in Nederland rekening mee houden, dat voetgangers veel op den rijweg loopen, hoe wel in dit geval de aangeredene heel goed rechts liep. Het ongeluk had vermeden kunnen worden. Omdat de jongeman werk loos is en zijn vader ook geen kapitalist is, kon spr. geen geldboete vragen. De eisch was daarom 14 dagen hechtenis en ontzeg ging van de rijbevoegdheid voor den tijd van 1 jaar. Het pleidooi. Mr. de Groot hield een uitvoerig pleidooi en betoogde, dat hier feitelijk niet van een misdrijf gesproken mocht worden. Hoog stens was het een zaakje voor den kanton rechter. Wanneer de weg verlicht is, zooals

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 7