ZeuMetm
et raadsel
Riverside Drive.
van
DERDE BLAD.
Z.
Het requisitoir.
Mr. v. d. Feen deLille noemde het
gelukkig, dat bij dit ongeval de politie foto's
heeft genomen en vertelde hoe met een ge
rust hart verlof tot begraven werd gegeven.
Men krijgt dergelijke dingen dagelijks
onder de oogen en voor het pakket is de zaak
met het begraven af en ging het dossier in
de kast, tot Kolkman kwam om hem te spre
ken. Met het oog op de haast droeg spr. het
onderzoek op aan den majoor in Schagen en
de zaak geraakte aan het rollen. Bakker
bleef op het standpunt, dat er een ongeval
was geweest en tegenover hem stond alleen
getuige Dekker. Wij moesten dus voorzichtig
zijn. Het is niet gering, iemand te beschuldi
gen zijn drie kinderen te hebben verdronken
en de bedoeling te hebben gehad ook zijn
vrouw en de baby van het leven te willen
berooven.
De zaak kwam voor den rechter-commis
saris. Bakker ontkende door mej. Dekker
uit Schagen te zijn opgebeld. Ook ontkende
hij de verhouding. Door het telefoonbriefje
kwam vast te staan, dat verdachte wel was
opgebeld. Verdachte veranderde van hou
ding. De bal rolde. De beslissing is moeilijk,
omdat getuigen hier weinig zeggen en er
zoo iets afschuwelijks is gebeurd, dat er een
zeer hooge straf moet vallen, als, zooals spr.
oordeelde, er gestraft moet worden en dit
maakt de verantwoordlijkheid zoo moeilijk.
Verdachte loog herhaaldelijk; ontkende de
vehouding; ontkende, dat hij opgebeld was;
■verklaarde, dat hij niet wist waarom hij haar
in Schagen bezocht had. Later beweerde hij,
dat hij dit gedaan had, omdat hij als ge
trouwd man er niet gemakkelijk mede voor
den dag kon komen een verhouding te heb
ben gehad. Met leugens moet men echter
voorzichtig zijn, want dan is de kiem voor
wantrouwen gezaaid. Spr. is gereserveerd
tegen verdachten, die probeeren leugentjes
op den mouw te spelden.
Als het gebleven was bij de leugens uit
moreele schaamte, dan zou spr. nog gezegd
hebben: soit, maar ook later kwam hij met
leugens. Ook over zijn motief, waarom hij
naar Schagen trok en dat hij toevallig Marie
Dekker zag. Spr. zet een vraagteeken achter
het voorwendsel, dat hij een broer in de
Wieringermeer wilde bezoeken.
Hoe is voorts te verklaren, dat verdachte
zich het bezoek van Marie in het ziekenhuis
niet herinnert, terwijl hij dit eerder wel
deed. Wat moet men van hem gelooven?
Merkwaardig is de uitlating van pater de
Hart en de verklaring van verdachte, dat dit
niet waar is.
Voorts heeft niemand het hondje gezien
en ook is het de vraag of er een slip ge
weest is. Het is onmogelijk, dat verdach
te uit de auto is gekomen op de wijze, die hij
voor gaf.
Spr. vaart in hetzelfde schuitje als dr.
Hoeneveld, die weinig van wat verdachte
beweert, geloofde.
Spr. noemde Marie Dekker de voornaam
ste getuige, de spil waarom zich het drama
wringt. Spr. schetste, hoe de liefde tusschen
beiden ontstond. Verdachte werd blind voor
het geheele huiselijke geluk en beiden ge
voelden dit en zoo kregen wij verklaarbaar de
woorden van verdachte, dat het zoo niet lan
ger kon. Hij zei toen tegen Marie, dat er dan
iets verschrikkelijks moest gebeuren. Zoo
ontstond het plan bij verdachte om in het
kanaal te rijden en dit is een belangrijke
verklaring en verdachte heeft toegegeven
het eerst over verdrinking te hebben ge
sproken, doch niet met de bedoeling om dit
uit te voeren.
Er zijn een massa mogelijkheden om een
ander te dooden, maar in zijn systeem was
verdrinken het meest praktische.
Het eerste gesprek daarover werd gevoerd
in den zomer van 1937 en een half jaar later
gebeurt het precies, zooals het was beraamd
en bij een bezoek in het ziekenhuis zeide
verdachte tot mej. Dekker: ,,'t is mislukt" en
ook zou hij volgens haar hebben voorgege
ven, dat er een hffcndje op den weg was.
Het bezoek aan Schagen spruitte meer
voort uit jalouzie. De beslissing van de
rechtbank hangt af van de vraag of Marie
Dekker betrouwbaar is. Voor haar pleit, dat
al haar gegevens zijn bevestigd. Spr. geloofde
niet, dat er symptomen zijn om aan haar
waarheidsliefde te twijfelen. Getuige Kolk-
mqn liet spr. buiten beschouwing. Het onder
houd van verdachte met pater de Hart is
van veel belang. Volgens pater de Hart
heeft verdachte verklaard het voornemen te
hebben gehad zijn vrouw te vermoorden.
Voor spr. is het tot het huidige moment een
raadsel, hoe verdachte vrijheid van spreken
aan den pater heeft gegeven. Geschiedde dit,
omdat hij verklaard heeft, dat hij dien dag
het plan niet heeft gekoesterd.
Spr. geloofde, dat de verklaring van pater
de Hart bevestigt, wat Marie Dekker heeft
gezegd.
Dat iemand zijn vrouw wil vermoorden of
zoo iets, komt helaas veel voor en dan zijn
er redenen voor. Dat iemand zijn kinderen
van het leven wil berooven strijdt tegen de
natuur. Verdachte heeft het gedaan en dit
vindt waarschijnlijk zijn verklaring in het
betoog van dr. Hoeneveld.
Een incident.
De president gaf dr. Poot een reprimande,
omdat deze verdachte, zonder zijn voorken
nis, een briefje deed toekomen, dat de ver
dediger aan dr. Poot terug gaf.
De officier van justitie, zijn requisi
toir vervolgende, betoogde, dat er geen reden
was om uit te wijken, omdat er geen hond
was geweest. In de rijcapaciteiten van ver
dachte, die debrailleerde, toen hij slipte,
heeft spr. geen vertrouwen.
Blijkens het spoor op de foto is er geen
sprake van slippen. Dat was althans geen
slipspoor. Het duidt op een recht spoor en
ware het dan niet mogelijk geweest op den
berm te blijven. Volgens de deskundigen
was het niet noodig geweest, dat hij in het
water terecht kwam. Een geroutineerd auto
mobilist was hij echter niet, doch het gebeur
de pleit niet voor verdachte. Van het slippen
der auto is door de getuigen niets gezien.
Spr. vermoedde, dat het gestoot, dat ge
tuige Prins hoorde, ontstaan is door het rij
den over de grasberm, maar van een slip
heeft hij niets gezien.
Merkwaardig was, hoe hij hangende over
de schoeiïng om hulp riep. Dat getui
gen nog de noodige oplettendheid hebben
gehad, terwijl het vrijwel pikdonker was, is
wel zeer gelukkig.
De verklaring van verdachte, dat hij met
ziin rechter hand den wal vasthield en met
zijn linker het portier om te voorkomen dat
de auto verder in het kanaal kwam, verwierp
spreker. In de eerste plaats, omdat verdach-
te's bovenlichaam droog was. Spr. achtte uit
gesloten, dat iemand, die niet zwemmen kon,
in 1.60 M. diep water zijn tegenwoordigheid
van geest kon demonstreeren. Het verhaal
van verdachte is onmogelijk. Hij moet er
eerder uitgesprongen zijn. Daarover zijn de
deskundigen het echter niet eens, doch hoe
het ook zij, hij is er uitgesprongen en daar
om is het tcch wel van belang, waar hij er
is uitgesprongen, want hoe eerder bij er uit
gesprongen is, hoe meer wijst dit op mis
drijf. Verdachte had, als een kapitein van
een schip, in zijn auto moeten blijven. De
bedoelingen van verdachte zijn, dat hij
hoopt den dans te ontspringen. Aannemelijk
is hij echter in geen enkel opzicht.
Spr. erkende, dat de verklaringen van de
doktoren niet veel houvast geven, aangezien
geen van hen den indruk van simulatie heeft
gekregen en tegenstrijdig lijkt het voor een
leek, dat hij, terwijl hij het heeft gewild, na
het gebeurde ging vechten, doch als men dr.
Hoeneveld hoorde, is dit zeer begrijpelijk.
Niet in zijn voordeel pleitte ook, dat ver
dachte na het drama gepoogd heeft de ver
houding met het meisje voort te zetten.
Spr. hield vol, dat er van een opzettelijk
gebeuren moet worden gesproken.
Komende tot het juridische gedeelte, stel
de spr. zich op het standpunt, dat verdachte
met voorbedachte rade den opzet heeft ge
had zijn gezin den dood te doen ingaan.
Merkwaardig is, dat verdachte in den tijd,
waarin hij er over heeft gesproken, auto is
gaan leeren rijden. Verdachte verklaarde dit,
omdat hij dan meer kans had op een vaste
betrekking. De heer Miltenburg zeide, dat
daarover nooit is gesproken. Spr. nam aan,
dat verdachte auto leerde rijden om dit plan
uit te voeren. Hier is sprake van rustig over
leg en rijp beraad. Ook met de uitvoering
van het pl.-.n is dit het geval.
Spr. stelde zich op het standpunt, dat
hier een kwestie van moord is, ten opzichte
van drie eigen kinderen, iets zoo afschuwe
lijks, dat er geen woorden voor zijn te vin
den. Van de vrouw kan men nog zeggen: „er
gebeurde wel eens wat, ze was bazig". De
kinderen waren onschuldig.
De opzet is bij de vrouw niet bereikt.
Als bewezen dient echter te worden aan
genomen de poging tot moord op de vrouw
en de voltooiing van moord op de drie
kinderen.
In verdachte's werkkring of correspon
dentie heeft spr. nooit een symptoom van
berouw gezien. Spr. ziet niets in het voor
deel van verdachte.
Als de rechtbank het bewezen acht, dan
kan hij niets anders dan de maximumstraf
opleggen: „Levenslang of 20 jaar".
Voor spr. is het niet gemakkelijk de juiste
maat te stellen. Spr. gevoelt de verantwoor
delij kheid.
Volgens spr. innige overtuiging heeft ver
dachte zich aan het ernstigste misdrijf
schuldig gemaakt. Hoewel hij gezocht heeft,
toch kon spr. geen lichtpunten vinden. Aan
vankelijk had spr. nog gehoopt, dat ver
dachte niet voldoende toerekenbaar was.
Waar er geen lichtpunten zijn, rest
spr. niets anders dan de strengste straf
en vorderde hij levenslange gevangenis
straf.
De verdachte zei op een vraag van
den president, dat hij absoluut onschuldig
is en dat hij zijn drie bloedjes van kinderen
heeft verloren door een ongeluk.
De verdediging.
Mr. de Groot betoogde, dat hij de zaak
niet te hooi en te gras heeft bestudeerd en
dat het hem daarom gefrappeerd heeft, dat
de officier, die dit ook heeft kunnen doen,
durft beweren, dat verdachte is begonnen
met te liegen. Leest U mijnheer de president
toch eens het verhoor van verdachte door
door chef-veldwachter van der Kooy.
Ook daar wordt van het hondje gesproken
en dat hij de overtuiging had, zijn best
te hebben gedaan te redden, wat er te red
den was, door den bermkant te grijpen en
aan den anderen kant de auto.
In het eerste verhoor van majoor Fluiter
gaf verdachte een ontkenning van zijn ver
houding met het meisje. Spr. geeft het
echter te doen om als getrouwde man tegen
een majoor van de rijksveldwacht dit op
het eerste moment toe te geven.
Aannemelijk is, dat een ieder in zulke
omstandigheden ontkent. Het is verkeerd,
maar de geheele verhouding is verkeerd,
dit is het eenige waarin verdachte in zijn
verklaringen is omgekeerd.
Maria heeft, omdat Kolkman het ver
meende geheim had ontfutseld, verdachte
opgebeld en deze heeft toen Kolkman willen I
spreken, om er over te zwijgen. U, mijnheer j
de president, heeft getracht verdachte de
vzoorden te ontfutselen, die bij den rechter
commissaris zijn opgeschreven.
Pleiter weet niet op dit juist is. Het is
voor pleiter geen verandering van tactiek.
Pleiter is overtuigd, dat verdachte het- j
zelfde bedoelde. Hij heeft op dat moment
ontzettend in den knel gezeten. In verdachte's
verklaring: „Ik heb nooit ernstig gedacht,
haar van het leven te berooven", mag U
niet lezen, dat hij wel gedacht heeft haar
van het leven te berooven". Pleiter weet, dat
B. er nooit aan gedacht heeft.
Met den officier is pleiter het eens, dat
hier geldt schuldig of onschuldig.
Pleiter kwam tot het „onschuldig" en ging
verder op het betoog van den officier in,
op verdachte's verklaring, dat hij zich niets
van het bezoek van het meisje in het zieken- j
huis herinnerde. Wil de officier meer
deskundig zijn, vraagt pleiter, dan de
medici?
Pater de Hart speelde in de zaak een be
langrijke rol en heeft als een priester ge- i
handeld. De officier interpreteerde de ver
klaringen van pater de Hart echter onjuist.
Waarom kan er geen hondje geweest zijn?
Van publiek op den weg kan niet worden
gesproken. Spr. oordeelde dit trouwens van
geen belang. Er is iets gebeurd. Dit bleek
uit de verklaringen van getuige Prins. Er
is iets gebeurd, dat bleek uit het
schokkend geluid, door Prins waargenomen.
Pleiter is niet zoo deskundig als de offi
cier.
Maar hij heeft van den psychiater ge
hoord, dat verdachte zich niet bewust
was van het feit, en krachtens zijn psyche
een systeem moest opbouwen, wat voor dr.
Hoeneveld geen waarde had. Dat is toch
wel iets anders dan hetgeen de officier er
van maakte.
Over het slippen wil pleiter het zelfs niet
meer hebben. Hoewel de officier dit af-
wijst, is dit wel vast komen te staan.
De bewijzen van dezen officier buiten ver
dachte om, onderwierp pleiter aan den
scherpe critiek.
Pleiter heeft wel van verdachte gehoord,
hóe moeilijk hij het gehad heeft om na het
ongeval de banden met het meisje te ver
breken. Het zijn sterke beenen, die de
weelde verdragen. Dit meisje pikte ook in
Obdam en in Schagen getrouwde mannen
aan den haak.
De verdachte was een te goed huisvader,
om zich voor haar van zijn gezin te ontdoen.
Voor zijn kinderen was hij een vader, zoo
als menigeen er zich voor zijn leven zal
wenschen. Wij hoorden dit uit de ver
klaringen van dr. Poot. Dat de man zijn
verhouding niet aan zijn vrouw vertelde,
bewijst niet, dat hy zyn gezin heeft willen
vermoorden. Wat zijn dat voor argumenten,
om den zwaarsten eisch te stellen, die het
wetboek van strafrecht stelt?
Pleiter oordeelt, dat de verklaringen van
get. Dekker niet serieus genomen mogen
worden. Zij was het die zeide: „Het kan zoo
niet langer, tenzij er iets verschrikkelijks
gebeurt". Daar is zij het, die het vreeselyke
noemde, maar verdachte zeide: „Als je geen
geloof en geen geweten had, maar zoo iets
verschrikkelijks zou ik toch niet kunnen
doen."
Pleiter oordeelde voorts, dat allereerst de
aandacht vraagt, dat verdachte tegen ge
tuige Dekker gezegd zou hebben: „Het is
mislukt". De man weet van het bezoak niets
meer af en de medici zeggen, dat dit zeer
waarschijnlijk is en dan komt de officiei
niet het recht toe, zich op een dergelijke on
bescheidenheid te beroepen.
Pleiter houdt er niet van om getuigen af
te kammen. Ook zij hebben misschien naar
hun beste weten de waarheid gezegd, even
als verdachte. Op een onwaarheid van ge
tuige Dekker wil pleiter echter wijzen.
Zy wist, volgens haar beweringen, dat
verdachte het opzettelijk heeft gedaan, doch
5 Januari kwam ze bij dr. Poot en deed, of
ze niets wist en zeide, dat ze zoo veel hield
van de kinderen. Als zij waar was geweest,
dan had zij oogenblikkelyk aangifte gedaan.
Onbegrijpelijk vindt pleiter, dat de offi
cier in het nadeel van verdachte uitlegt,
dat hy pater de Hart vrijheid gaf te
zeggen wat er besproken is. Wanneer deze
man was de moordenaar, waarvoor de of
ficier hem houdt, dan zou hij dit toch niet
hebben gedaan en gezegd hebben: Vertelt
U maar vrij wat besproken is.
Besprekingen kunnen echter nooit precies
worden weergegeven. Pater de Hart was
ingenomen tegen dezen jongen gehuwden
katholieken man, die een verhouding had
met een meisje.
Dat pater de Hart uitging van de pro
misse, dat het zoo was, blijkt uit diens woor
den bij de komst van verdachte: „Wat heb
je gedaan? Daar zal je een groote portie straf
voor moeten ondergaan". Verdachte heeft
gezegd: zoo is het niet en zijn lezing ge
geven en pleiter is van oordeel, dat de hier
afgelegde verklaringen van pater de Hart
bevestigen, wat verdachte verklaarde. De
waarheidsliefde van getuige Dekker nam
spr. met een kilo zout. Een dergelijke vrouw
mag men de eer niet aan doen van betrouw
baarheid. Hoe durft de officier op de ver
klaring van zoo'n vrouw een schuldig
verklaring van moord aan. Spr. denkt, dat de
officier voorts ten onrechte consequenties
trok uit verklaringen van dr. Hoeneveld,
die den verdachte juist schetste als iemand
die niet was een man van kalm overleg.
Krachtens zijn karakter had voor verdachte
het meisje voor hem alleen waarde, als hij
bij haar was. Als pleiter den sfeer van de
behandeling aanvoelt, dan geloofde spr., dat
zelfs de officier liever een ongeval aan
neemt.
Heeft U niet met mij den indruk gekregen,
dat er met de auto iets is gebeurd, tenge
volge waarvan de auto in het water is ge
gaan? In de stukken was de verklaring
van den heer Tichelaar, dat wanneer deze
wagen eenmaal die druk had, de absolute
noodzakelijkheid ontstond, naar het water
toe te gaan. De officier moet dus niet vragen,
waarom de auto juist in de richting van het
water ging.
De manier, waarop de officier den slip
trachtte weg te doezelen, moet de rechtbank
onaannemelijk voorkomen.
Of verdachte al of niet zijn linkerhand
aan het portier had, vond pleiter van geen
belang. Van belang is, dat anderen hebben
gehoord, dat hij oogenblikkelijk om hulp
heeft geroepen en zijn kinderen wilde
redden. Met dr. Hoeneveld voelt spr. het aan,
dat verdachte een schok heeft gekregen,
waardoor hij niet precies wist, wat er
gebeurde.
Pleiter verwonderde zich er over, dat de
officier niet zoover is gegaan, dat verdachte
quasie in 't water is gaan hangen. Dat vera.
niet kon zwemmen is een omstandigheid in
verdachtes voordeel. Groote waarde hecht
de officier aan de plaats waar verdachte uit
de auto is gesprongen. De deskundigen zijn
het er niet over eens. Getuige Norman
noemde de wijze, waarop hij uit de auto is
gekomen, hoogst onwaarschijnlijk, doch ge
tuige Tichelaar oordeelde het wel waar
schijnlijk. Wat getuigen gezien hebben is
voor pleiter van meer belang, dan wat ver
dachte zelf verklaarde. Voorberaad oor
deelde de officier dat verdachte auto leerde
rijden, doch is het onwaarschijnlijk, dat
verdachte veronderstelde een kans te heb
ben als hij, die steeds op de vrachtauto
meereed, auto rijden leerde?
Verdachte heeft volgens den officier geen
berouw gehad. Maar hoe heb ik het nu, rie„
pleiter uit. Hij heeft berouw over zyn mo-
reele overtreding. Daarover heeft hy bel
on -riir» vrniiw hppf t hporemon
rouw en zijn vrouw heeft begrepen wat er
in den man is omgegaan. Hun verhouding is
thans prachtig. Steeds heeft de man opzet
/NM+b-ötnrl on nntlrpnf aan hof f«~
ontkend en ontkent zich aan het ten laste
gelegde te hebben schuldig gemaakt. Hoe
kan hij dus over iets wat hy niet gedaan
heeft berouw toonen? Waarom moest er, als
verdachte den opzet heeft gehad, een half
jaar verloopen?
Kunt u president en rechters aan
nemen, dat deze man een half jaar heeft
rond geloopen met het voornemen zyn
vrouw en kinderen van het leven te beroo
ven? Kunt u dat aannemen na de feiten
waaruit bleek hoe deze verdachte voor zijn
kinderen was?
Pleiter oordeelde met nadruk dat de
rechtbank verdachte niet schuldig kan
achten.
De officier maakte aan het einde als het
ware excuus. Pleiter probeerde na onder
zoek verdachtes in vrijheidstelling te ver
krijgen doch gaf de noodzakelijkheid van
het onderzoek toe en wees er op, dat dit iels
anders is, dan een veroordeeling van ver
dachte zonder een er.kel lichtpunt. God dank
kan de rechtbank nog beslissen, maar hoe
durft de officier in den zin van de wet de
schuldigverklaring van verdachte aan.
Pleiter hoopte, dat de rechtbank de wijs
heid gegeven zal worden, die beslissing zal
wijzen in overeenstemming met het recht.
De officier oordeelde het pleidooi
meer een aanval op zijn persoon en vond
dit een uiting van zwakte, al gaf hij toe
dat de zaak zeer moeilijk was en groote ver
antwoordelijkheid vordert.
Repliek.
De officier en de verdediger twistten nog
even over de aannemelijkheid van
verdachtes verklaring voor den rechter-com-
missaris en hier voor de rechtbank over het
bezoek van het meisje in het ziekenhuis.
De officier bleef buiten het zedelijke en
moreele leven van Maria Dekker, doch
oordeelde haar waarheidsliefde onaange
tast.
Voorts bleef spr. er bij niet in te zien,
waarom het onbegrijpelijk was, dat ver
dachte pater de Hart vrijheid van spreken
had gegeven. Voorts had pater de Hart vol
doende blijken van objectiviteit gegeven.
Liever had spr. gewild vrijspraak te kun
nen vragen, omdat het niet pleizierig is
levenslang te vorderen, doch ondanks groote
objectiviteit in deze zaak, bleef spr. schuld
zien en persisteerde hij bij zijn eisch.
Mr. de Groot betoogde dat er van een
persoonlijken aanval op den officier bij hem
geen sprake is geweest. De officier heeft
met een betoog te komen, waardoor een
schuldigverklaring wordt gewettigd. In dit
proces beroept de officier zich op een sa
menstelling van feiten, die niet tot een ver
oordeeling kunnen dienen.
De mogelijkheid, dat verdachte nog uit
de auto kon komen, mag niet in verdachtes
nadeel worden uitgelegd. Zou in gelijke
omstandigheden de officier als een kapitein
op een schip, in de auto zijn gebleven? Een
zinkend schip is toch waarlijk iets anders
dan een in het water gereden auto.
Het optreden van getuige Dekker tegen
over dr. Poot wijst spr. niet op groote be
trouwbaarheid var deze getuige. Dan gaf ze
voor dat ze zooveel van de kinderen hield,
terwijl uit de stukken bleek, dat de kinde
ren uit den weg mccsten.
Pleiter bracht verschillende arresten on
der het oog van de rechtbank en merkte op,
dat de taak van den deskundige is voor te
lichten over wat hij op grond van zijn wa
tenschap over een geval kan verklaren.
Op grond van de verklaringen van dr.
Hoeneveld kan men verdachte niet voor het
ten laste gelegde veroordeelen. Hoe kan de
officier zich op de verklaringen van pater
de Hart beroepen, terwijl deze verklaard
heeft, dat verdachte gezecd heeft, dat hy
op dien dag het opzet absoluut niet heeft
gehad?
Pleiter verwonderde er zich over, dat de
officier van oordeel is dat hij een objectief
pleidooi heeft gehouden. Evenals pleiters
verdediging was het subjectief. Waar twijfel
mogelijk is zal vrijspraak moeten volgen.
De verdachte verklaarde hierna nog
absoluut onschuldig te zijn, waarop de pre
sident de uitspraak cp 28 Maart bepaalde.
Naar het Engelsch van Stanley Hart Page
40).
Hij beloofde me, zichzelf niet aan gevaar
te zullen blootstellen en ik ging mijn rap
port halen. Boven aan de trap kwam ik
voorbij een kleine leeskamer. Een zijde-
lingsche blik overtuigde me, dat er iemand
bü het raam stond. Het was Flount. Zijn
eigenaardige houding trok mijn aandacht.
Hij stond met zijn rug naar me toe met
het hoofd achterover en de handen drama
tisch boven het hoofd geheven.
„Och, waarom moest die man tusschen
ons komen", zei hij halfluid. „Was hij maar
dood!"
Ik sloop verder naar mijn kamer. On
danks mijn tegenzin moest ik Flount nu
toch wel verdenken. Voordat ik het huis
verliet nam ik Garrison nogmaals apart.
„Ik verlang een heel eigenaardige belofte
van u", zei ik.
„Wat is dat dan?"
„Dat u geen oogenblik alleen met ,Ar-
chibald Flount blijft".
Garrison keek me verbaasd aan en be
gon heesch te lachen. „Zoo, is nu de ver
denking op Archie gevallen?"
„Ik kan er geen uitleg van geven. Maar
u moet het me beloven. Vlug, anders mis
ik het jacht. Uw woord erop?"
„O, zeker", zei Garrison, schouderopha
lend en ietwat ontstemd.
Zoodra ik aan boord was, voeren we af
en ik begaf me naar den leessalon. Daar
voltooide ik mijn rapport met mijn laatste
bevindingen.
Sharpswell was een echt visschersplaats-
je aan de kust van Maine. Er waren twee
maal zooveel pensions als visscherswo-
ningen. Op een heuvel stond een verlaten
badhotel. Ik zocht een soort warenhuisje
op, dat tevens tot postkantoor diende. Een
vrouw was bezjg een corset en een pond
ossenlapjes te koopen en een man kocht 'n
oliejas en een flesch spuitwater. Rondom
een groote potkachel middenin zat een
groepjes visschers.
Ik dacht, dat het postkantoor dicht was,
omdat het loketje met een schotje was ge
sloten. Toch ging ik erheen en het houten
schotje viel meteen open. De vinnigste
vrouw, die ik nog ooit ontmoet heb, stak
haar hoofd door het loketje en vroeg: „Wat
is er?"
„Hmoh ja, een postzegel voor een
expresbrief", stotterde ik.
„Expresbrief?" herhaalde ze, als had ik
iets onmogelijks gevraagd. „Expres?" Ze
liet het schotje los, dat dadelijk omlaag
viel. Achter het schot maakte ze zooveel
lawaai, dat ik dacht, dat ze iet „postkan
toor" afbrak.
„Expresbrief, Frank!" riep eindelijk haar
schorre stem. Zonder op te kijken ant
woordde de verkooper van de oliejas: „In
de zeepkist!"
Even later vloog het schotje weer open.
Mijn postzegel kwam er doorheen en flad
derde tegen den grond. Ik plakte hem met
een zucht van verlichting op en postte
mijn brief. Bij mijn vertrek viel het me op,
hoe nieuwsgierig de visschers me nakeken.
Een oude man met een witten baard grin
nikte: „Hè, hè, zeker een van die gekken
van het Spookeiland!"
Ik werd driftig, maar hield me goed en
grijnslachte tegen de lui.
„Zoo schipper", zei ik, „je denkt toch
niet, dat we door kabouters of zoo zullen
werden opgegeten?"
De oude man keek me venijnig aan.
„Noem je de geesten van eerlijke zeelui
kabouters? De geest van myn broer dwaalt
vannacht over dat eiland!"
„O, neem me niet kwalijk. Ik meende
het zoo kwaad niet"; zei ik.
„Je kunt het meenen, zooals je wilt,
maar het is geen gekheid! Zeker niet als
de geest van Henry daar ronddwaalt,
Henry was hard tijdens zijn leven en is
nog harder na zyn dood geworden".
„Zou je me niet eens wat over die schip
breuk willen vertellen, vriend?" vroeg ik,
naar hem toegaande. „Ik heb er slechts
vage geruchten over gehoord. Niet het fij
ne".
Dat was raak. De oude man keek me
stralend aan.
„Haal een stoel maat", zei hij. „Dan zal
ik je iets vertellen, waar je bloed van gaat
stollen".
Ik keek naar den eersten stuurman van
de „Dorothy" en zijn kameraad, die bezig
waren inkoopen te doen. Ze schenen geen
haast te hebben. Ik ging dus op een kist
naast den ouden zeebonk zitten.
„Ik ben schipper Philip Johnson", begon
hij. „Mijn broer Henry was tien jaar ouder
dan ik. Voordat ik scheepsjongen werd,
was Henry al schinper op de „Nancy", een
fijnen schoener. Hij was de jongste aan
boord, maar hij kon een spijker met zijn
bloote hand in een watervat slaan en met
zijn elleboog kon hy een man het heele dek
over smijten. Echt een zeeman! De laatste
om zijn zeilen te reven en de eerste om in
een vliegenden storm uit te varen".
„En was hij schipper op dat wrak, dat
in de baai van ons eiland ligt?"
Ik zag op slag, dat ik niets moest vra
gen. Schipper Johnson legde me met een
blik het zwijgen op en vervolgde: „In het
najaar van 71 koos de „Nancy" voor het
laatst zee. Ik zou de volgende reis mee
gegaan zijn, als kwajongen van vijftien
jaar. Er stond een zware Noord-Wester,
maar Henry lachte er om. Hy was geen
man om binnen te blijven en zyn beman
ning net zoo min.
Met hun vijven staken ze van wal. Ze
hadden de zeilen gereefd, maar toch hing
de schuit nog zoo scheef, dat ik de kiel
zien kon, toen ze die kaap daar omgingen.
Ik stond daar met andere jongens en had
vaders kijker bij me. Ze maakten veel wa
ter, toen ze tusschen de twee eilanden
kwamen. Ik zag Henry wijdbeens achter
het roer staan, 'n Echte zeeman! En toen
brak de groote mast. Zoo maar midden
door. Als een lucifer. Het zeil ging over
boord, sleurde de fok mee en toen bleef
alleen da bezaan over. Ik zag, hoe alle
hens bezig waren het dek leeg te ruimen.
Het gaf niets: de zee had de schuit beet en
ze konden haar niet meer in den wind
krijgen. Nu en dan, als de golven er niet
overheen sloegen, zag ik, hoe Henry het
roer bijna stuk wrong. Maar ze dreven af,
recht naar het Pylpunteiland toe. We kon
den niet helpen: zelfs geen boot uitzetten.
Eindelijk liep het schip op de riffen. Een
huizenhooge zee nam het op en smeet het
er overheen en toen verdween het als op
geslokt door de zee. We dachten, dat het
doormidden gebroken en gezonken was".
„En in plaats daarvan was het in die
kreek terecht gekomen", riep 'k uit.
Een der visschers legde zijn hand op
mijn arm en de schipper keek me woest
aan.
„Drie dagen lang bleef de orkaan aan
houden", vervolgde de oude man. „Maar
dat maakte toen niets uit, want we dach
ten er niet aan, op zoek naar de lijken te
gaan".
(Wordt vervolgd).