HET DRAMA TE KOEDIJK.
De Officier vari Justie eischt levenslange
gevangenisstraf.
SANOSTOL
Een knap pleidooi van
Mr. de Groot.
Vervolg middagzitting.
De avondzitting.
Op een vraag van den verdediger of
er in de buurt foxhondjes waren, schoot
getuige in een lach, waarna hij de
vraag stelde of de verdediger origineele
foxhondjes bedoelde, met het gevolg, dat
een moment, tijdens de vrij eentonige be
handeling, de lach door de zaal klonk.
De heer A. Visser, arbeider te Koedijk,
die hierna werd gehoord, vertelde, dat ook
hij aan de reddingspogingen heeft deelgeno
men. Ook hij verklaarde, dat de weg glad
was. Zoodat daaraan wel niet meer getwij
feld behoeft te worden.
De heer K. Mol uit Koedijk verscheen
hierop voor het getuigen-hekje. Getuige
had een cursus voor Eerste Hulp gevolgd,
doch geen succes gehad om bij een van de
kinderen de levensgeesten weer op te wek
ken.
Van de verdere verklaringen over de
gladheid van den weg zullen wij maar geen
melding meer maken.
De jas was alleen aan den onder
kant nat.
De 25-jarige agent van politie te Alk
maar, de heer M. G. J. Aarts, was per
taxi naar de plaats van het ongeval gesneld.
Ook hij had een cursus voor Eerste Hulp
gevolgd, doch zonder succes kunstmatige
ademhaling toegepast. Daarna had hij
verdachte in een andere woning opgezocht
en geholpen hem de jas uit te trekken. Ge
tuige had den indruk, dat het bovenste ge
deelte van de jas droog was. Ook de mou
wen waren droog. Eenige malen had ge
tuige verdachte hooren roepen: „Wat ben ik
toch stom geweest". Op getuige's vraag:
„Waarom?", had verdachte geen antwoord
gegeven. Wel had getuige den indruk, dat
het niet geheel in den haak was.
Verdachte herinnerde zich niet de
woorden te hebben gebruikt.
De chef-vedlwachter uit Bergen, de heer
A. v. d. K o o y, verscheen om half negen
op de plaats des onheils. Getuige had later
de jas van verdachte naar Bergen gebracht
en herinnerde zich, dat de jas tot heup
hoogte nat was.
Getuige beschreef de positie van de
auto in het water, waaruit bleek, dat de
auto ongeveer 1 M. van den wal lag en dat
het bovendeel, waarin een gat, nog boven
het water uitstak.
Getuige had met een electrische lantaarn
den weg goed afgezocht, doch geen slip-
spoor gevonden. Meerdere auto's waren
echter reeds gepasseerd en het is niet uitge
sloten, dat het spoor door de vorst was uit-
gewischt, omdat het in den vooravond had
geregend.
De president vroeg de aanwezige des
kundigen of het mogelijk was, dat het spoor
was verdwenen?
Getuige N o r m a n betoogde, dat slippen
zonder dat er een slipspoor achterblijft, ook
mogelijk is en getuige Tichelaar ver
klaarde, dat als er een slipspoor zou zijn
geweest, dat dit bij het gebruikte licht niet
zichtbaar zou zijn geweest.
Getuige v. d. K o o ij deelde nog een en
ander mede over zijn proces-verbaal, waar
uit bleek, dat het water op de plek van het
ongeval onder Bergen behoort, doch de weg
onder Koedijk.
Achttien dagen na het ongeval heeft ge
tuige verdachte gehoord. Deze was toen wel
onder den indruk, doch niet zenuwachtig.
De president merkte op, dat verdachte
veel beter over Schoorl naar huis had kun
nen gaan.
Verdachte was echter den nieuwen weg
einde Koedijk af gekomen en had het toen,
wat ieder automobilist zou doen, ver
standiger geoordeeld in de richting Koe
dijker vlotbrug naar huis te rijden.
De heer Miltenburg, directeur van de
melkfabriek „Wilhelmina", had van April
tot October verdachte in dienst gehad. Spr.
had hem geen vaste verbintenis in uitzicht
gesteld, doch hij kon zich wel indenken, dat
verdachte veronderstelde, een grootere kans
te hebben wanneer hij een rijbewijs had.
De 32-jarige chauffeur, Dirk Blauw-
boer uit Bergen, was den bewusten avond
door de auto van verdachte, die zeer voor
zichtig reed (de weg glinsterde) gepasseerd
en had niets bijzonders gemerkt. Get. reed
per rijwiel en zag later de auto in het wa
ter. Een vriend van hem trok zijn kleeren
uit om zich in het water te begeven en ge
tuige paste op de fiets en de kleeren. eze
helper kon hierna weer in de getuigen an
plaats nemen om zijn plaats voor het hekje
in te ruimen voor den expediteur F. B a -
ker, die voor 5 cent per K.M. had ve -
huurd en verklaarde alleen de gere en
K.M. te berekenen.
De president vroeg hierop de ver
dachte waarom hij den volgenden dag naa
huis was gereden.
Verdachte: Wij hebben er over ge
sproken, maar het weer had den v?1!6""
dag slechter kunnen zijn en ik wilde m
mijn gezin en de auto thuis zijn.
Op een vraag van mr. F r u i n zeide v
d a c h t e te voren nimmer van getuige
auto te hebben gehuurd, zoodat het^ nem
niet bekend was, dat deze niets extra s re-
kende, wanneer de auto een dag la er
werd gebracht.
De verd., mr. de Groot, las uit een
brief van den vader van verdachte voor,
dat zijn vrouw te kennen had gegeven, a
haar dochter met haar man en de kin eren
gerust konden blijven. De vrouw van v
dachte wilde dit niet, omdat het te
voor moeder werd. Besloten werd, da
zouden blijven als het te glad was. De va
en
der en verdachte gingen buiten kijken
oordeelden, dat het wel zou gaan.
De verdachte in het ziekenhuis.
Z uster Duives deelde mede, dat ver
dachte in het St. Elisabethziekenhuis in een
aparte kamer was verpleegd, omdat hij on
rustig was. Het was haar bekend, dat ver
dachte bezoek heeft gehad van een meisje.
Wat besproken was wist ze niet, omdat ze
aan het werk was. Toen verdachte in het
ziekenhuis kwam, was hij in overspannen
toestand, zoodat ze hem injecties heeft ge
geven.
De president: Hoeveel keer is ze bij
hem geweest?
Getuige: Éénmaal.
Mr. Fruin: Kunt u het meisje herken
nen?
Getuige: Ik denk het niet.
De president riep hierop Marie Dek
ker voor de rechtbank.
Op een vraag van den president zei-
de getuige, dat het haar spijt niet
te kunnen verklaren, dat dit het meisje is.
De president toonde verdachte een
verklaring waarin verdachte Marie Dek
ker verzoekt voor zijn gezin het steungeld
te innen.
V e r d a c h t e: Dat is wel mijn handtee-
kening, doch ik weet niets van een derge
lijke verklaring.
De kroongetuige,
Hierop verscheen de 25-jarige Ma r i e
Dekker, de hoofdgetuige in deze zoo
droevige zaak, thans dienstbode te Heem
stede.
De president wees deze getuige er op,
dat haar verklaring van zeer veel belang is
en wees haar op den grooten ernst van den
eed. Uw verklaring, zoo zeide de president
tot getuige, zal strekken tot bewijs.
Getuige legde hierop schuchter den
eed af.
De president las uit de stukken voor,
dat zij verklaard heeft met haar ouders te
genover het huis van verdachte te zijn gaan
wonen en de families elkaar kenden. Het
ging goed tusschen de wederzijdsche fami
lies.
Getuige knikte steeds bevestigend,
waarop de president haar verzocht wat
duidelijker te spreken.
De officier verzocht hierop een zitting
met gesloten deuren, waartegen de verde
diger geen bzwaar maakte, doch zich de
vrijheid voorbehield om op de verklaringen
in het openbaar terug te komen.
Na een kwartier werd de zitting her
opend.
Getuige Dekker, die steeds onver
staanbaar sprak, kreeg daarover van den
president verwijten te hooren, die haar
onder het oog bracht, dat hij, wanneer ze
niet medewerkt, ook een ongemakkelijke
president kan zijn.
Getuige barst hierop in snikken uit
en kreeg van den president verlof zich te
verwijderen.
De getuige-rivaal.
Hierop werd de 59-jarige journalist
Kolkman uit Schagen gehoord. Uit dit
verhoor bleek ons, dat men hier allerminst
te doen heeft met 'n sympathieken getuige,
die slechts door een brandend geweten tot
zijn aangifte was gekomen. Integendeel
kwam deze getuige voor ons te staan in de
positie van een rivaal, die den indruk
wekte, dat hij een middel aangreep om zich
van een gevreesden medeminnaar te ont
doen.
Aanvankelijk poogde deze getuige den in
druk te vestigen of hij alleen door gewe
tensdrang op advies van den geestelijke had
gehandeld.
Mr. de Groot, de toegevoegde verde
diger, maakte het hem echter niet gemak
kelijk en bracht dezen nobelen beschermer
van jonge meisjes dermate in het nauw, dat
zelfs de president zijn twijfel aan diens be
doelingen niet kon onderdrukken.
Getuige Kolkman vertelde, dat
Marie Dekker, ter vervanging van haar tan
te, die een operatie moest ondergaan, in
Maart bij hem als huishoudster in huis was
gekomen. 17 Mei kwam spr. er achter, dat
er iemand in huis was geweest. Marie Dek
ker ontkende dit eerst. Getuige dreigde met
ontslag en daarop vertelde zij, dat zij het
meisje was, waarmede Bakker een verhou
ding had en waarom het ongeval te Koedijk
geen ongeval was geweest. Onder belofte,
dat ik niets zou vertellen, deelde zij mü
mede in het najaar 1936 met B. een ver
houding te hebben aangeknoopt en die in
het voorjaar 1937 te hebben verbroken. B.
had zich daartegen verzet. Hij zou het
geheele gezin in het kanaal rijden en had
daarvoor autorijden geleerd.
In het ziekenhuis had B. haar verteld,
dat het mis was geloopen, maar dat zij el
kander toch wel zouden krijgen.
Getuige had wel beloofd niets te zullen
vertellen, doch niet vermoed, dat het zoo
ernstig was. Een dag later vroeg hij haar
vrijheid naar een priester te gaan. Die vrij
heid werd hem gegeven en getuige raad
pleegde pater de Hart te Nieuwe Niedorp.
Deze verlangde Marie Dekker en Bakker te
hooren. Daarna zeide pater de Hart, dat het
wel ongeveer zoo was als getuige verteld
had, doch Bakker had dien dag de goede
trouw in zich voelen opkomen en besloten
het niet te doen .Getuige behoefde het dus
niet aan te geven. Getuige gevoelde zich
verantwoord, tot in Sept. Bakker opnieuw
pogingen had aangewend Marie alleen te
spreken. Hij was toen te weten gekomen
zich aan een strafrechtelijk feit schuldig te
maken, wanneer hy kennis droeg van een
misdrijf en dit verzweeg.
Getuige raadpleegde toen een tweeden
priester, omdat pater de Hart hem niet kon
ontvangen. Deze wees hem op zijn plicht
dergelijke dingen niet voor zich te houden
en toen getuige van een eerste klas jurist
vernam, dat hij strafbaar was als hij bleef
zwijgen, ging getuige naar den officier van
justitie.
De president: Was het advies van
pater de Hart niet gegeven onder voorwaar
de, dat B. geen relaties meer met Marie on
derhield?
Getuige: Pater de Hart heeft mij niet
gemotiveerd waarom hij zijn advies heeft
gegeven.
De getuige had een verhouding
met het meisje.
Door een hierop volgend verhoor van den
verdediger, wiens vragen door getuige
slechts werden beantwoord, wanneer de
vragen door den president werden overge
nomen, kwam vast te staan, dat ook deze
getuige, die voorgaf als beschermer van
Marie Dekker te hebben willen optreden,
een verhouding met haar had. Schoorvoe
tend bekende hij dat het initiatief daartoe
van hem is uitgegaan.
Voorts bleek, dat deze verdachte van tafel
en bed gescheiden was van een vrouw met
5 kinderen en daarna een vrij huwelijk had
aangegaan en dat deze getuige den laatsten
tijd het meisje nog geregeld in Heemstede
bezocht, hoewel hij geen trouwplannen
had, omdat hij momenteel zelfs niet in eigen
onderhoud kon voorzien.
Een moment kwam zelfs een brief uit het
dossier over den biecht ter sprake, doch de
president oordeelde dien niet van belang.
Mr. de Groot oordeelde voorts, gezien
de verhouding tusschen getuige en getuige
Dekker, dat het dreigement met ontslag
weinig zin had gehad om Marie te bewegen
het verhaal te doen. Daar zat z.i. wat achter,
n.1. jalouzie.
Getuige wenschte daarop niet te ant
woorden en ontkende op een vraag van den
president absoluut, dat hij ook met de
tante van Marie een verhouding zou heb
ben gehad.
Verklaringen van Marie Dekker.
Toen, door een glaasje water, getuige
Dekker weer wat gekalmeerd was, en de
president met een gemoedelijk woord be
loofde, dat hij zich niet meer boos zal ma
ken, vertelde zij, dat zij het eerst te kennen
had gegeven, dat de verhouding zoo niet
kon doorgaan. Bakker had gezegd, dat zij
elkander nog wel eens geheel zouden krij
gen en zij had gezegd, dat er dan eerst iets
vreeselijks moest gebeuren. Einde Septem
ber vertelde verdacht haar welke plannen
hij had, n.1. het plan om het geheele gezin
in het kanaal te rijden.
Verdachte: Zij heeft gezegd, dat er
iets verschrikkelijks zou moeten gebeuren.
Ik heb toen gezegd: „als je geen geloof had
en geen hart dan zou je de heele boel ver
drinken, en er nog aan toegevoegd: „dat
gaat niet". Ik heb absoluut een dergelijk
voornemen niet gehad.
De president tot getuige Dekker: U
had de kinderen als erfenis niet willen heb
ben. Het was u om hem te doen en niet om
zijn aanhang.
Getuige: Ik heb alleen gezegd, dat er
iets verschrikkelijks moest gebeuren en hij
heeft gezegd, dat hij in het kanaal zou
rijden.
Verdachte bleef dit ontkennen en
zeide niet te begrijpen wat hier achter
schuilt.
De president wees verdachte er op.
dat getuige wist, dat hij 2 Januari met
vrouw en kinderen per auto uit zou gaan.
Verdachte zeide, dat zij dit kon we
ten omdat hij wel bij haar thuis kwam.
Volgens getuige Dekker vernam zij
dit 3 dagen voor 2 Januari in het bosch van
verdachte.
Verdachte oordeelde het best moge
lijk, dat hy getuige in het bosch heeft ge
sproken, maar zeker weet hij, dat hij bij
haar thuis heeft vertelt, dat hij met de fa
milie per auto op bezoek ging.
Getuige zeide voorts nog, dat verd.
in het ziekenhuis gezegd had, dat het een
mislukking was geweest en dat verdachte
nog zoo iets gezegd had, dat ze elkander
toch wel zouden krijgen. Voorts deelde zij
nog mede, dat de zuster, die als getuige was
gehoord, aanwezig was toen zij verdachte
in het ziekenhuis alleen bezocht. Omdat ge
tuige Kolkman haar met ontslag had be
dreigd, had zij hem verteld wat er gebeurd
was. Daarna heeft zij Bakker opgebeld en
toen zeide verdachte, dat hij onmiddellijk
Kolkman wilde spreken. Hij vond het wel
verschrikkelijk.
Verdachte zeide, dat hij blij was, dat
de verhouding was verbroken en dat zij
iets anders had. Met nadruk ontkende hij,
dat hij als een rivaal naar Kolkman was
gegaan.
Getuige Marie Dekker zeide nog,
dat verdachte heeft voorgewend, dat de
hond voor de auto is geweest.
Verdachte: Dat kan ik niet hebben
beweerd. Ik ben officieel overtuigd, dat de
hond voor den wagen is geweest.
De president: Officieel? Laat ik u of
ficieel zeggen, dat hy er niet is geweest.
Heeft Marie tegen u gezegd, dat ze met
Kolkman was?
Verdachte: Ik wist daar wel iets
van.
De president: Was dat dan de reden,
dat u naar Schagen ging?
Verdachte: Neen. Ik ging naar mijn
broer en ik zag haar toevallig, omdat zij
een brief aan de deur aanpakte.
Getuige Marie Dekker bevestig
de, dat verdachte wel over een reiziger uit
Hoorn met haar had gesproken, maar niet
over Kolkman.
Op een vraag van den officier, zeide ge
tuige Marie Dekker nog, dat verdachte was
geschrokken, toen zy mededeelde, dat zy
de geschiedenis aan Kolkman had verteld.
Hij raakte in de war.
De officier: Heeft hy in zijn verwar
ring nog iets gezegd?
Getuige: Neen. Hij heeft wel gezegd,
dat hy zou trachten met zijn vrouw te
leven op de wijze als hij dacht, dat ik van
hem hield.
President tot verdachte: Was u ont
daan, toen u hoorde, wat Marie aan Kolk
man gezegd had?
Verdachte: Natuurlijk. Ik heb ge
zegd: Hoe kan je zoo iets in je hoofd krij
gen?
De president: Zij heeft verteld, dat u
van plan was, de auto in het water te rij
den.
Verdachte: Zij vertelde mij, wat zij
tegen Kolkman had gez°gd. Ik zeide: „Hoe
kon je zoo iets in je hoofd halen?" en wilde
onmiddellijk Kolkman spreken.
De president: U had tegen haar moe
ten spreken.
Verdachte: Dat heb ik ook gedaan
en nooit heb ik gezegd, dat ik met de auto
in het Kanaal wilde rijden.
De president: Maar het klopt dan
toch.
Verdachte: Het klopt niet; ik heb
het nooit in mijn hoofd gehad.
Op een vraag van den verdediger
zeide Marie Dekker, dat zij op verzoek
van den ontvanger te Bergen met de ver
klaring naar verdachte in het ziekenhuis
was gegaan, opdat zij de uitkeering in ont
vangst kon nemen.
De verklaring van pater de Hart.
Alvorens z'n getuigenis af te leggen, zeide
pater de Hart, dat hy eerst een verklaring
wilde geven, waarvan hij op prijs stelde,
dat deze ook in de pers werd opgenomen.
Die verklaring is deze, dat hij alleen op
uitdrukkelijk verlangen van verdachte ge
machtigd is alles te zeggen, wat hy kan
zeggen.
Gezien zijn ambt, is het voor spr. moei
lijk om te spreken, maar nu verdachte hem
ontheven heeft van zijn plicht om te zwij
gen, zal hij spreken.
Getuige vertelde dan, dat op een mor
gen getuige Kolkman hem de hier medege
deelde geschiedenis vertelde. Bakker zou
moedwillig met de auto in het water zijn
gereden om van vrouw en kinderen af te
komen. „Als dat waar is", had spr. gezegd,
„dan moet dit worden aangegeven aan den
rechter".
Maar ik dacht ook aan verdachte en het
huisgezin en veronderstelde, dat het ook
wel eens niet waar kon zijn. Daarom heb
ik gezegd: „Laat getuige Dekker en ook
Bakker bij mij komen". Dat is gebeurd. Zij
hebben mij de toedracht der zaak verteld.
Mej. Dekker bevestigde, wat Kolkman heeft
gezegd, n.1., dat het geen ongeluk is ge
weest. Maar de tendenz van de mededeelin-
gen van den heer Kolkman bleek na onder
zoek wel iets anders. Ik had door zijn me-
dedeelingen het idee, dat de vrouw van
Bakker in gevaar verkeerde, elk oogenblik
van kant te worden gemaakt. Daarom zette
ik zoo'n haast achter de zaak.
Na mej. Dekker heb ik Bakker gehoord.
Die heeft met mij als priester gesproken
en daarom doe ik daarvan mededeeling, uit
sluitend op zijn verzoek. Hij heeft mij
verteld, dat hij wel eens het plan
heeft gehad, zich van zijn vrouw
te ontdoen, maar dat hij op dien
dag absoluut niet het plan had
dit door te drijven.
Ik had, zoo vervolgde getuige, Bakker
nooit gezien, doch hij maakte een uitsteken
den indruk op mij en ik heb tegen hem ge
zegd: „Wanneer je een misdrijf had begaan,
dan zou je dit moeten boeten". Ik had ech
ter geen reden om te twijfelen aan de waar
heid van zijn mededeeling en daarom heb
ik tot Kolkman gezegd: „U moet zwijgen,
omdat niet zeker is, dat hier een misdaad
is gepleegd".
Tot verdachte heb ik nog gezegd, dat hij
moest ophouden met den omgang met mej.
Dekker. Wanneer hij daarmee doorging,
dan kreeg Kolkman de vrijheid tot spre
ken. Getuige heeft verder niets van de zaak
gehoord.
Getuige Kolkman verklaarde hier
op nog, dat hij alleen den indruk had ge
kregen, dat pater de Hart hem een advies
en geen gebod had gegeven.
De president tot verdachte: U hoort,
dat u zich tegenover pater de Hart heeft
uitgelaten, dat u uw vrouw uit den weg
wilde ruimen.
Verdachte :Dat heb ik nooit gezegd.
Dit moet een abuis van pater de Hart zijn,
omdat Kolkman en mej. Dekker dat den
pater verteld hadden. Ik heb wél met den
pater over mijn verhouding gesproken,
maar nooit, dat ik mij van mijn vrouw wil
de ontdoen. Nooit heb ik dit in mijn hoofd
gehad.
De president tot pater de Hart: Wel
ke indruk maakte getuige Dekker op u?
Pater de Hart: Een goeden indruk.
De president: Ook betrouwbaar?
Pater de Hart: Ik kan niet het tegen
deel zeggen. Ik weet niet iets te noemen,
waardoor zij voor mij onbetrouwbaar is. Ik
weet echter zeker, dat verdachte uitdruk
kelijk gezegd heeft: „Dien dag heb ik dat
voornemen niet gehad".
De officier tot pater de Hart: Heeft
mej. Dekker u ook gezegd, dat verdachte
haar gezegd heeft, dat hij dien dag het
voornemen niet heeft gehad?
Pater de Hart: Hierover beroep ik
mij op mijn verschooningsrecht.
De president: Misschien wil mej.
Dekker u hiervan ontslaan?
Pater de Hart: Ik behoud mij het
recht voor, niets te zeggen.
De officier richtte hierop dezelfde
vraag tot mej. Dekker, die daarop, zacht,
met een kort „neen" antwoordde.
Verdachte hield staande, dat hij
nooit het plan heeft gehad, zich van zijn
vrouw te ontdoen en dat hij ook getuige
Dekker gezegd heeft, dat hy dien dag dit
plan niet heeft gehad.
De o f f i c i e r: Wat u zegt, is in strijd
met hetgeen de pater vertelt.
Hierna werd de getuige-deskundige Nor
man nog een gehoord over het slippen.
Uit dit verhoor bleek, dat deze get.-des-
kundige het slippen niet uitgesloten acht en
dat het mogelijk is geweest, dat een even
tueel slipspoor door de weergesteldheid was
vervaagd.
Getuige Tichelaar verklaarde, dit niet
waarschijnlijk te achten.
Het oordeel van dr. Hoeneveld.
Dr. Hoeneveld had onmiddellijk na
het onheil de reacties van verdachte waar
genomen. In psychischen zin moet verd. vol
komen als toerekenbaar beschouwd worden.
Hy had geen waandenkbeelden en
hallucinaties. Verdachte is een normaal
mensch, doch vertegenwoordigt aan den an
deren kant een bepaald karaktertype. Hij
Wees maar gerust, kleine meid,
Moeder geeft je voortaan alleen
nog maar Sanostol: het lékkere
levertraanproduct. Want dat heeft
niet alleen een frisschen sinaas-
appelsmaak, het is ook het eenige
levertraanproduct, dat zóó'n schat
aan vitaminen A, B, C en D bevat.
Endaarom neemt het heele
gezin Sanostol, de natuurlijke
krachtbron. De „familieverpakking"
van f. 2.75 is voordeelig. Zij bevat
2Vi x zooveel als de bekende flacon
van f. 1.40.
■ff-
„Het lekkere leveriraan-product!"
BROCADESSTHEEMAN PHARMACIA
behoort tot die acht uitgesproken typen,
die men aanduidt met den naam van „ner-
veuzen". Hij handelt zeer naar den indruk
van het oogenblik. Hij grijpt niet terug op
ervaringen en hij is van groote emotionali
teit. Anderzijds kenmerkt hij zich door een
geringe activiteit, in psychologischen zin,
waardoor hij zich niet kan handhaven. Der
gelijke menschen komen ertoe, dat zij zich
zeer spoedig in avonturen storten, ^enmaal
op dit pad, kunnen zij zich moeiLjh. verhef
fen boven de suggesties van anderr iwat
aanleiding kan geven tot zeer erns' ig delic
ten, die ontstaan zijn door het typische ka
rakter.
Daarom schijnt het vreemd, doch is het
niet vreemd, dat alles in het huisgezin van
verdachte een gewonen, rustigen, regelmati-
gen gang ging? Dit kwam, omdat hij gemak
kelijk een dubbel leven kon leiden. In de
litteratuur kende spr. hiervan vele voor
beelden.
Getuige geloofde wel degelijk, dat verd. op
tijd uit den wagen is gesprongen. De ner-
veuzen zijn menschen met een slap centraal
zenuwstelsel. Ongetwijfeld is verd. geeste
lijk een trouw mensch en verkeerde hij on
der den indruk, toen hij zijn gezin in de auto
in de diepte zag verdwijnen. Gezien zijn
zwak zenuwstelsel, moest een sterke reactie
optreden. Het is bekend, dat in dergelijke
momenten de herinneringen aan gebeurte
nissen van de laatste uren uit het normale
zenuwstelsel verdwijnen en dat dit hier het
geval was, nam spr. vrij zeker aan.
Van verd. wordt geëischt een reconstruc
tie van het geval. Hij weet niet, dat hij zich
permitteeren kan, die niet te kunnen geven.
Hij denkt, dat hij verhalen moet doen en hij
geeft heel gemakkelijk verklaringen, uit de
overtuiging, dat hij zich redden moet. Zoo
bouwt hij zijn systeem op. De eerste maal
ging dat niet met zekerheid, den tweeden
keer ging dat wat zekerder en den derden
keer valt er niet aan te tornen, maar het is
niet iels, wat bewust, met opzet, gaat.
Geuige hecht weinig waarde aan alles, wat
verd. vertelt vanaf het moment, dat de auto
van den dijk gleed.
De verdediger, mr. deGroot, vroeg aan
getuige, of hij een conclusie kon trekken
over hetgeen verdachte ten laste wordt ge
legd.
Pleiter las uit een brief van den vader van
verdachte voor, dat deze vóór zijn vertrek
allerhartelijkst7 met de kinderen had ge
speeld en spr. vroeg of de deskundige het
mogelijk acht, dat iemand met het karakter
van verd. dit kan doen, terwijl hij voor
nemens is, ze twee uur later van het leven
te berooven.
Dr. Hoeneveld oordeelde dit biolo
gisch reeds een onmogelijkheid. Zeker was
dit een onmogelijkheid voor verdachte, die
een goed huisvader bleek te zijn.
De verdediger vroeg of getuige het
mogelijk achtte, dat verd. zich in den geest
van de verklaringen van get. Dekker en den
pater heeft uitgelaten en dat verd. dit nu
niet meer weet en of dit z.i. wijst op voorbe
dachten rade en opzettelijkheid.
Dr. Hoeneveld verklaarde, op deze
vraag geen antwoord te kunnen geven.
Om half zeven werd hierop de zitting ge
schorst tot des avonds acht uur.
Een poging van mr. de Groot om de zit
ting een dag te verdagen, had geen succes,
omdat de officier de zaak liever des avonds
wilde afhandelen.
Depresident drong er nogmaals bij
verdachte op aan zich ernstig over zijn hou
ding te beraden.
Verdachte zeide er by te blijven, dat
hij absoluut onschuldig is.
Getuige Dekker verklaarde, dat ze
Kolkman in Heemstede uitsluitend bij haar
zuster ontmoette en dat zy daar de verhou
ding niet heeft voortgezet.
Depresiden t. Waarover gingen dan
de gesprekken?
Getuige: Gewoon.
Op vragen van mr. de Groot bevestigde
getuige, dat haar zuster aan den heer Kolk
man den toegang tot haar woning heeft
ontzegd en dat door haar verhouding met
Kolkman een breuk tusschen haar en haar
familie is ontstaan.
Zij noemde het een leugen, dat ze na af
loop van de zitting met Kolkman gearmd de
stad is ingegaan, doch gaf tenslotte toe,
dat ze tesamen met hem heeft gegeten.
Mr. deGroot beweerde, dat in de zaal
journalisten aanwezig waren, die gezien had
den, dat zij, na afloop der zitting, gearmd de
stad ingingen.