2uittiQ et raadsel JCetk S. School JUcümciaal Tlieuws JmiUetw Riverside Drive. ïtV1Jn (Matth. 16,19). Nooit echter wordt door den aflaat de zonde zelf ver geven, nog minder is hij een vrijbrief om e zondigen. Eerst moet de zonde door erouw en boete zijn vergeven, anders is Kwijtschelding van de straf zelfs onmogelijk. Eenige eigen boete wordt bovendien altijd dog gevorderd, gebed of aalmoes, vasten. Wat nu de zielen in het vagevuur betreft, voor die kunnen we aflaten verdienen bij wyze van voorbede, meer niet. Over die zie len immers heeft de kerk geen rechtsmacht meer. Maar ze vraagt, dat God om haar ge bed die zielen genadig zij. En ze is er van overtuigd, dat God haar, Christus' bruid, ook gaarne wil verhooren. Dat Luther gestreden heeft tegen de misbruiken in de prediking van den aflaat, was zijn recht. Zijn fout is 't, dat hij zelf ook van de ware leer omtrent den aflaat afgeweken is en daarom de katho lieke kerk, waarvan hijzelf een kind was, heeft verlaten. Dat is de oorzaak, dat hij een geheel geslacht gekweekt heeft van niet- katholieke christenen. Had hij de eenige kerk, die Jezus heeft gesticht niet verlaten, er zou ook thans slechts ééne kerk of ge meente van Jezus zijn, ook in ons vader land. HEILOO STOMPETOREN URSEM EGMOND AAN ZEE van - DERDE BLAD. VIERDE CONFERENTIE VOOR NIET KATHOLIEKEN. Het vagevuur. Men verzoekt ons opname van het vol gende: Deze conferentie werd ingeleid met 'n kor te uiteenzetting van de leer van de katho lieke kerk over de gemeenschap van de hei ligen. Daaronder wordt verstaan de geeste lijke vereeniging tusschen de leden van de strijdende, de lijdende en de zegepralende kerk. Door die leer is de katholieke kerk in geestelijken zin communistisch zooals geen ander communisme wezen kan. Ze eischt eenvoudig alles op en allen. Alleen de ver doemden in de hel moet ze wel loslaten. Tot de strijdende kerk op aarde behooren of zijn geroepen te behooren alle levende men- schen in deze wereld, omdat ze allen door Christus' Bloed verlost zijn, bestemd om eeuwig zalig te worden, en geroepen om tot die eeuwige zaligheid geleid te worden door de eenig-ware kerk, die Christus heeft ge sticht. Maar ook de overledenen vergeet ze niet, die in Gods liefde zijn gestorven. Im mers ook hun Hoofd is de Christus, ook zy behooren tot zijn mystieke lichaam. Van Jezus hebben ze geleerd, dat er een hemel is, maar eveneens een vagevuur, waar de zielen van Gods overleden kinderen, die nog niet geheel rein zijn hun zondestraffen na dit leven hebben uit te boeten, om daarna tot de heerlijkheid van den hemel te worden toegelaten. Dat er een vagevuur is of louterings plaats, waar na dit leven de zielen van Gods kinderen overgebleven zondestraffen moe ten uitboeten, leert de k. kerk als door God geopenbaarde waarheid. Die leer is redelijk. Niets immers, wat besmet is, kan den hemel binnengaan. En waar de zwakke mensc'n zoo dikwijls in dit leven zondigt, is het niet te verwonderen, dat velen, al zijn ze kinde ren Gods en hebben ze daardoor recht op den hemel, toch sterven beladen met kleine zonden, die dus eerst nog moeten worden uitgeboet. Toch weten we met zekerheid, dat er een louteringsplaats is in 't andere leven slechts uit Gods openbaring, en die vinden we in de overlevering van de oudste tijden af, steeds gepredikt en onvervalscht bewaard door het leergezag van de k. kerk onder bijstand van den H.Geest, die haar be loofd is. De bijbel geeft die leer ook steun o.a. in 2 Macch. 12, 39-46, en Matth. 12,32. In de eerste eeuwen van de kerk wordt daar om reeds in elke H.Mis gebeden voor de overledenen; in de catacomben lezen we de grafschriften, die vragen om gebed voor overleden christenbroeders en christen- zusters. De eerste en eigenlijke straf van 't vage vuur is de tijdelijke scheiding van God en de berooving van Gods aanschijn, waarnaar da zielen met alle kracht, die in hen is, verlan gen, en dat ze na de loutering ook zullen mogen aanschouwen in eeuwigheid. Ze heb ben er recht op, maar nu nog niet. Ook ander .lijden zullen ze daar te dragen hebben naar den aard van hunne zonden, die ze hier op aarde nog niet hebben uitgeboet. Hoe die loutering in bizonderheden plaats heeft, weten we niet. Alle menschelijke voorstel ling daarvan is onjuist. Zoo kan men b.v. in werkelijkheid niet spreken van zooveel jaren in het vagevuur, er is geen tijd gelijk de onze. Evenmin is het vagevuur eeuwig. Bij het vergaan der wereld houdt ook het vage vuur op te bestaan. De gemeenschap, die wij hier op aarde hebben met de zielen in het vagevuur be staat hierin, dat we die zielen kunnen bij staan door ons gebed, door goede werken, door aflaten, en door de H.Mis. We bidden, dat God die zielen moge verlichten in haar lijden en toelaten tot het eeuwige licht om de oneindige voldoening van Christus, die ook die zielen heeft verlost. We lijden ook geduldig en dragen ons lijden op aan God met Christus om voor de straffen van die zielen te voldoen. We verdienen ook aflaten voor haar. De aflaat is bestreden zooals misschien geen ander leerpunt van de k. kerk; die is zelfs aanleiding geweest voor de hervorming. Toch zegt zelfs Luther in zijn 71ste stelling: Wie tegen den aflaat predikt, zij gevloekt. Maar er waren misbruikefl bij de prediking van den aflaat; dat geven ook de katholieken volmondig toe, en die moesten bestreden worden, niet de leer zelf, die redelijk, heilig is, en door God geopenbaard. ®fwal immers is kwijtschelding van noe ziin' de reeds vet"geven zonden fen n H en de macht die straf- wwüi Schat van Christus' oneindige voldoening kwijt te schelden heeft de k. kerk a^T,gen van Christus zelf, die tot Zijn don u1 gezegd heeft: Zoo wat ge ontbin den zult 0p aarde, zal in de hemelen ont- Tenslotte wees de spreker nog beknopt op den bijstand, die we de zielen in het vage vuur verleenen kunnen door de H.Mis, die is de onbloedige vernieuwing van het ééne offer van het kruis, waar Christus door Zijn zoendood alle voldoening voor de zonde heeft gegeven aan Zijn Hemelschen Vader. In de H.Mis past Hij die voldoening toe op ons, verdient ze niet meer. Volksonderwijs. De afdeeling Heiloo van „Volksonder wijs" hield Donderdagavond in De Rusten de Jager een propaganda-bijeenkomst, die gezien het bezoek aan het concert te Alkmaar bevredigend was. De voorzitter, ds. H. W. Bloemhoff, open de en zeide dat er bijna altijd feestver- gaderingen zijn, zoowel hier als in Alk maar. Als men 6 avonden in de week zou willen uitgaan, was daar wel gelegenheid voor. Dat in aanmerking nemende, bracht spr. dank aan de vrienden van V. O. die nog in zóó grooten getale waren opgeko men. Deze avond, aldus spreker, heeft een ander karakter. Spr. weidde uit over de beteekenis van Volksonderwijs en hij meende te mogen zeggen, dat het onderwijs in Heiloo op hoog peil staat. Doch dan is het goed dat de band tusschen de school en ouders nog meer versterkt wordt en dat bereikt men als er samenwerking is. Spr. bracht een woord van dank aan de onderwijzers(essen) voor wat zij voor het onderwijs aan de Volksschool bij uitnemendheid, de open bare school, deden en beveelt aan om zoo mogelijk door innige samenwerking het onderwijs op hooger peil te brengen. (Applaus). Hierna werd de kinderoperette „Wortel kindertjes" opgevoerd. Het was voor de samenstelster mevr. KeuningBoelhouwer, onder wier leiding de zang was ingestu deerd, een avond van groot genot, omdat spel en zang van de kleine peuters zoo goed tot hun recht kwamen. Koddig was het kaasje en toen aan het einde 2 peuters naar voren kwamen en zeiden: „Wij komen volgend jaar terug", groeide het applaus aan tot een ovatie, speciaal voor mevr. Keuning. Tot het welslagen droeg ook bij de mooie belichting der tooneelen, werk van de firma P. Zwaag alhier. Als spreker trad op de heer van der Sluys uit Haarlem met het onderwerp: De openbare school en de geestelijke her bewapening. Aangezien de spreker vele kinderen in de zaal zag, richtte hij, de on derwijzer, zijn speech zoodanig in, als ver telde hij aan kinderen en dit gelukte won derwel. Met een voorbeeld uit de klas kinderen die elkaar niet willen aankijken lichtte hij de noodzakelijkheid van het koninklijke woord ^geestelijke herbewa pening is noodig" toe. De menschen, die elkaar niet willen aankijken, richten veel heid van scholen op en versplinteren ons volk reeds van kinderen af. Met voor beelden lichtte de spreker toe hoe hierdoor millioenen worden verkwist die èn voor beter onderwijs èn voor kleinere klassen èn voor verheffing van duizenden werk- loozen konden worden gebruikt: geestelijke herbewapening. De geestelijke herbewapening moet bij het „grut" beginnen. Al de kleine schooltjes kosten handen vol geld. In heel Zeeland is er geen enkele school meer met zes on derwijskrachten. Van de leuze: „De school aan de ouders" bleef niets over. In de „Christelijke" scho len regeert het schoolbestuur de r. k. scho len zijn voor 95 pet. in handen van kerkbe sturen, pastoors en congregaties. Spreker was niet tegen de bijzondere school voorde kinderen van die ouders, voor wie het echt een gewetenszaak is. Als er op een bijzondere school in den Haag (een „Christelijke") meer vrij wordt gevraagd voor den 1-Mei dag voor den 31 Augustus, vindt spreker ook typee rend voor den gewetens-eisch. Onwaar achtige motieven beslissen vaak bij de keuze voor de school en dat moest anders zijn en moet anders worden. De bijzondere school is een propaganda-middel voor de kerk. Daarna ging spr. over tot de behande ling van zijn onderwerp, bezien uit het in tellectueel, moreel en religieus gezichts punt. De intellectueele ontwikkeling blijft een groote plaats innemen, het onderwijs moet goed zijn. De opvoeding loopt onder het onderwijs door, is nooit opzettelijk, maar dient zich meestal zóó maar aan. Het religieuse vindt spreker zóó teer, dat men als ouders dat niet graag uit handen geeft en hij waarschuwde er voor,, het jonge kinderhart te overladen en daardoor straks ongevoelig te maken voor den godsdienst. Het bestuur van „De Dage raad" bestond eenmaal louter uit oud-leer lingen der Christelijke school, ze hadden zich „tegen-gegeten". De dogmatische vraagstukken gaan het bevattingsvermogen van het kind zeer verre te boven. Spr. vond het bijzonder onderwijs niet het juiste antwoord op de Kaïnsvraag: „Ben ik mijns broeders hoeder?" Neen, de openbare school vervult den wensch van onze koningin, uitgesproken in den oproep naar geestelijke herbewapening van ons volk, waarom spr. deze school „de school voor allen" noemde. De voorzitter dankte dan mevrouw Keuning voor wat zij de vergadering schonk in de „Wortelkindertjes", iedereen genoot er van en hij hoopte, dat dit niet de laatste maal was, dat zij haar gewaardeerde mede werking zou verleenen. Wat den spreker betrof, ook dezen een woord van hartelijken dank voor zijn heldere uiteenzetting. Moge lijk had iemand hi'ér of daar iets op te merken (de politiek kwam er helaas nog even bij!) maar grosso modo was de ontwik keling van het betoog eenvoudig, boeiend en overtuigend. Daarna volgde een geslaagde verloting. Er kwamen nog enkele nieuwe leden voor Volksonderwijs. Al met al was het een mooie avond. Ver. Land- en Tuinbouwers. Donderdagavond vergaderden de leden van de Vereeniging van Land- en Tuin bouwers, afd. „Schermer", in café Renses, onder voorzitterschap van den heer Jb. de Boer Cz. Ingekomen was een brochure: „Bodem en bemesting", door ir. Rietsema. Art. 7 van den beschrijvingsbrief werd uitvoerig besproken, nadat de heer C. Madderom eenige inlichtingen had gege ven. Daar echter alleen de groote lijnen nog maar uitgestippeld waren, werd op voorstel van den voorzitter besloten, den afgevaardigde naar de algemeene verga dering vrij mandaat te geven. Het voorstel van de afd. Heer-Hugowaard-Zuid, om de minimumprijzen te verhoogen, werd door de leden gesteund. Benoemd tot afgevaar digden werden de heeren J. Madderom en J. Schilder, tot plaatsvervanger de heer P. Kalis. ^DKW De heer C. Wonder brak een lans voor het aanschaffen door de afdeeling van een aardappel-denatureermachine. De heer Vaalburg gaf een verklaring van het feit, dat dit punt van de agenda nog niet in de bestuursvergadering was besproken, en gaf verder inlichtingen over de capaciteit en den prijs. Na zeer uitvoerige besprekingen besloot men, zoo spoedig mogelijk een machine met hand kracht te koopen, welke bij den heer Jb. Bakker gestationneerd zal worden. De huurprijs voor leden wordt 2% ct. per 100 K.G. aardappelen, voor niet-leden 3 X ct. Met een woord van dank sloot de voor zitter daarna de bijeenkomst. Coöperatieve Boerenleenbank. Woensdag vergaderde de Coöperatieve Boerenleenbank afdeeling Ursem ten huize van den heer G. Oudejans onder voorzitter schap van den heer J. Veldboer, directeur. De heer Veldboer opende met een woord van welkom. De kassier deed vervolgens voorlezing van de goedgekeurde rekening en balans over het jaar 1938. De ontvangsten en uitgaven bedroegen 164858,64.. Bezittingen en schul den 159920,47, het saldo winst 243.08. Rekening en balans werden met algemeene stemmen door de algemeene vergadering definitief goedgekeurd. De heer Jb. Vet, afgevaardigde naar de alg. vergadering te Utrecht, bracht vervol gens een keurig verslag uit, waarvoor de directeur hem dank bracht, hetgeen met applaus door de vergadering werd beves tigd. Aan de orde was de verkiezing van een bestuurslid voor den heer J. Veldboer, direc teur, die periodiek moest aftreden. De heer C. Schaap werd benoemd en dankte voor het vertrouwen. De heer A. van Diepen, lid van den Raad van Toezicht, deelde mede niet meer voor een herbenoeming in aanmerking te willen komen met het oog op zijn hoogen leeftijd. Door het bestuur weid bij monde van den kassier aanbevolen den heer N. Oud, die on der dankzegging voor het vertrouwen zijn benoeming aannam. Staande de vergadering nam de heer G. Koelemeij ontslag als lid van het bestuur. Het bestuur achtte het gewenscht, dat in deze vacature wederom een niet-katholiek benoemd zou worder. en beval daarvoor den heer P. Koelemeij aan, die benoemd werd. Tot afgevaardigde werd benoemd de heer J. Vet. Bij de rondvraag stelde de heer S. Veld boer voor de beide oud-bestuursleden een blijk van waardeering aan te bieden. Uit de vergadering kwamen stemmen op, dat dit dan een stoffelijk blijk zou zijn, waarop de heer van den Heuvel voorstelde dit aan het bestuur over te laten, wat met algemeene stemmen werd aangenomen. De heer C. Schaap had op de agenda ge mist de benoeming van een afgevaardigde naar het kringbestuur. Deze aangelegenheid zou nader door het bestuur onder het oog worden gezien. De heer D. Aaij Pzn. informeerde naar den rentestandaard en of de boete voor afwezige leden werd gehandhaafd. Verder sprak dit lid zijn verwondering uit over het kleine bedrag aan voorschotten dat in 1938 door de bank was uitgegeven. Dit achtte hij niet in het belang van de bank noch in dat van de leden en hoopte, dat het nieuwe be stuur hier bijzondere aandacht aan zou schenken. Vervolgens dankte de heer Veldboer zijn medeleden en den kassier voor de prettige samenwerking en de leden voor de on dervonden medewerking en hoopte, dat het nieuwe bestuur de bank tot nog grooteren bloei zou brengen. Schoorsteenbrand. Donderdag brak er tijdens de afwezig heid van de bewoners brand uit bij den heei Jb. Kuiper te Noordijk. Dank zij de spoe dige hulp der buren kon deze bijtijds ge- bluscht worden, anders was het perceel vooral met het oog op den krachtigen wind geheel afgebrand. De oorzaak is vermoede lijk een schoorsteengebrek. Behalve wat materieele schade en wat waterschade is een en ander gelukkig goed afgeloopen. Wel animo. Voor de betrekking van gemeenteveld wachter te Ursem hebben zich 41 personen aangemeld. In verband met het groote wo ninggebrek zal de benoeming waarschijnlijk nog wel eenigen tijd op zich laten wachten. Nutsavond. Voor het Departement Egmond der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen hield de heer C. ten Bruggencate uit Heiloo Woensdagavond een lezing met lichtbeelden over „Land en Volk van Indië". De voorzitter der afdeeling, de heer E. Vogelenzang uit Egmond aan den Hoef, heette de leden en belangstellenden uit Egmond aan Zee en Egmondbinnen wel kom. Op vlotte, onderhoudende wijze vertel de de heer ten Bruggencate van land en volk. Na een korte bespreking der geogra fische ligging aan de hand van enkele kaartjes, waarbij hij speciaal wees op het gevaar, dat het dichtbij gelegen Japan voor onze koloniën beteekent, wees hij er allereerst op hoe weinig men Indië nog kent in ons land, dat er toch zulk een groot belang bij heeft. Hij noemde daar van enkele frappante voorbeelden, waar uit bleek, dat men b.v. geen begrip heeft van de afstanden, terwijl toch b.v. Su- matra een lengte heeft gelijk aan de af stand AmsterdamAlgiers. Ook de bevol king kent men niet en men vergeet meestal, dat in Indië niet één volk leeft, maar verscheidene bevolkingsgroepen, die soms zelfs vijandig tegenover elkaar staan, zooals b.v. de Atjehers en de Ba takkers. Ook klimaat, neerslag, planten groei en dierenwereld zijn in het eene deel van Indië geheel anders dan in het andere deel. Aan de hand van verscheidene prach tige lichtbeelden vertelde de heer ten Bruggencate hierna allerlei bijzonder heden over de verschillende volken en streken, Java met zijn vruchtbaarheid, Atjeh met z'n nette, Mohammedaansche bevolking, Batak, vlak bij Atjeh en toch weer een geheel ander land, met een meer heidensche bevolking, Minankabau, een eldorado voor de dames, waar de vrouw de baas is enz. Met groote waardeering gewaagde hij van het werk van den Alkmaarschen dokter Thijssen, die Indië doortrekt om de zieke inheemsche bevolking te genezen, speciaal van oogziekten. Zijn groote op offering en belangeloosheid voor een oogoperatie rekent hij 2 cent hebben hem bemind gemaakt bij de inlandsche bevolking, hetgeen ook de aanhankelijk heid aan het Nederlandsche bestuur zeer ten goede komt. Aardige staaltjes vertelde hij ook van de rechtspraak door de hoofden, bijge staan door een Nederlandschen contro leur. Overbodig bleek die bijstand niet, waar men b.v. 2 inlanders wegens het lichten van fuiken tot den strop wilde veroordeelen! Ook van de verschillende steden als Batavia, Medan, Deli enz. en het leven der Europeanen in Indië werden nog tal van bijzonderheden verteld. Een warm applaus beloonde hem voor zijn inderdaad boeiende, interessante en van groote kennis van Indië getuigende lezing. Met een hartelijk woord van dank aan den spreker sloot de voorzitter, de heer Vogelenzang dezen avond. H Naar het Engelsch van Stanley Hart Page 43) „Breng me naar boven, Archie riep ze. Ik bracht miss Dykeman op dezelfde Ka mer, waar Garrison zijn vrouw gebrac had. Door Flount en King gesteund volgde mevrouw Abbington. Dr. Innes was diu bezig opwekkende middelen toe te dienen. Ik verliet het vertrek en rende de r p weer af. Mijn bloed kookte van woede. Voordat ik zelf goed wist, wat ik wi was ik al buiten en rende den heuve naar het bosch. .Achter me hoorde ik deur dichtslaan. Iemand riep me bU rny naam. Ik holde door. Onder de dichte boo- men begon ik spijt te krijgen van rnyn overhaasting. Ik durfde geen licht ma Ken. Met vooruitgestoken handen baande op den tast een weg door het donker. Eindelijk bereikte ik het strand, nagaan, of iemand het eiland soms liet. Het wrak scheen me als een mag te trekken. Ik volgde den vagen omtreK van de baai naar de uiterste punt v an eiland. Het was gevaarlijk. De klippen waren onregelmatig en een val beteekende vrij wel zeker den dood. Ik bleef zoover moge lijk van den rand af. Het was een opluch ting, toen ik de punt van het eiland be reikte. Hoewel ik het niet zien kon, wist ik, dat het wrak nu onder me in de donkere kreek moest liggen. Ik zocht een plekje tus schen de rotsen, waar ik, in den rug ge dekt, over zee kon uitkijken. In de verte flikkerde regelmatig het licht van den vuurtoren in Midway. Maar de oppervlak te van het water was zoo donker, dat ik er aan wanhoopte, daarop een boot te kunnen ontdekken. Ik bleef een half uur. Eindelijk hoorde ik eenig geluid achter me. Met in gehouden adem keek ik over een rotsblok heen. Tusschen de boomen bewoog zich 'n lichtje. „Hallo, Clark, waar zit je ergens?" Met een zucht van verlichting herkende ik de stem van King. Ik liet mijn zaklan taarn flikkeren om hem den weg te wijzen. Innes en Flount bleken by hem te zijn. Ma- pes eveneens. „Ik begon bang te worden, dat het spook je'meegenomen had", zei King. „Heb je een boot gezien?" „Geen snars gezien, behalve den vuur toren en de branding onder me". „Neem me niet kwalijk, maar ik geloof, dat we tegen windmolens vechten", zei Innes. „Ik wed, dat ik me binnen drie mi nuten zoo in dit bosch verbergen kan, dat niemand me vindt, voordat het dag wordt. En wat een boot betreft, ik geloof niet, dat er een, als het zoo donker is, te onder scheiden valt". We vonden, dat hij gelijk had. „En, al zie je een spook, dan kun je er immers nog niet op schieten", zei King luchtig. We keerden door het bosch by het licht onzer lantaarns terug. King en Flount had den ieder een geweer van het jacht over den schouder. „Waar is Abbington?" vroeg ik opeens. „Onvindbaar", smaalde Flount. „Ver moedelijk gevlucht". „Dan moet hij weggezwommen zijn", zei King lachend. „We zitten hier op een eiland". „Ja, dat weet ik wel", snauwde Flount. Toen we thuiskwamen, waren de dames al wat bekomen van den schrik Abbing ton ook, maar op een andere manier. Hy was dronken. Hij scheen al zijn dankbaar heid vergeten. Hij was tegen iedereen on hebbelijk. We stopten hem in bed. „Ik wist wel, dat jullie niets zouden vin den", zei Garrison hoofdschuddend. „Ik snap er niets van. Het is duivelswerk! Morgenochtend gaan we weg". „Ik geloof werkelijk, dat dit het beste is", zei King ernstig. „Als we geen dames bij ons hadden, zou het iets anders zijn. Maar nog zoo'n schok en dan raken haar zenuwen heelemaal van streek. Ik wil wel toegeven, dat ik vanavond een kwaad uurtje heb gehad". „Juist", bromde Garrison. „Enfin, ik heb zooveel mogelijk gezorgd, dat ze vannacht niet gestoord zullen worden. Ze slapen alle drie by elkaar op onze kamer. Ik heb de luiken gesloten en beloofd, den heelen nacht voor de deur de wacht te houden". „Keurig, Garry", zei Flount, zijn hand grijpend. „Ik blijf je gezelschap houden". Dat was volkomen in strijd met mijn be doelingen ten opzichte van Garrison's vei ligheid. „Ik blijf er ook bij", zei ik daarom meteen. Ook de anderen boden zich aan om de wacht te houden. „Het is onzin, allemaal op te blijven", zei ik. „Laten we om beurten waken. De eerste drie uur mijnheer Garrison en ik, dan King en dr. Innes en Flount met Mapes de laat ste wacht". Dat werd aangenomen. Ik bleef dus met Garrison voor de deur op wacht. Er ge beurde niets en Innes met King namen de wacht over. Ik trok mijn schoenen uit en wierp me gekleed op bed. Ik zocht radeloos naar een oplossing. Tegen den tocht op het jacht naar New York zag ik erg op. De heenreis was al zoo onfortuinlijk geweest. Ongetwijfeld zou ons een nog grooter on geluk op den terugweg overkomen. De grauwe dag was reeds aangebroken, toen ik Mapes en Flount hun wacht hoorde betrek ken. Ik sprong uit bed en vernam, dat In nes en King het al net zoo rustig hadden gehad als Garrison en ik. Voordat ik weer in bed stapte, keek ik nog.eens uit mijn raam. Het was windstil en de hemel was bewolkt. Ik kon over de open plek tot aan het bosch toe kijken. Naar rechts lag het strand. Daar waren de rotsen niet meer dan een paar meter hoog. Ik kon Thumcab Eiland nog net zien. Juist wilde ik me van het venster afwen den, toen mijn aandacht plotseling werd getrokken. Ik had gezien hoe een man zijn hoofd even boven de rotsen omhoog 3tak en ter stond weer terugtrok. Ik holde mijn kamer uit en trof Mapes en Flount in de gang op hun post. Ik bedacht me terstond, dat de man op de rotsen in het nadeel was, om dat hij niet vermoedde gezien te zijn. Als ik alarm maakte, zou hij het bemerken. Ik besloot dus slechts één persoon mee te ne men, dien ik volkomen kon vertrouwen. De deur van King was niet op slot. Hij lag onder een enkelen deken op zijn bed, zon der schoenen en jas. ,Wat is er aan de hand?" vroeg hy, da delijk wakker. „Ik meen ons spook gezien te hebben. Gaat u mee?" Hij trok haastig zijn schoenen en jas aan, greep zijn geweer en ging mee. Snel renden we de open plek over naar een boschje vlak bij de klippen. „Daar heeft hy zijn hoofd boven uit ge stoken", fluisterde ik. „Mogelijk houdt hij zich daar nog ergens verborgen". „Laten we gaan kijken. Geen tijd ver liezen!" Omzichtig beklommen we de rotsen en keken daar over den rand omlaag. Nie mand te zien. Niemand kon zich schuil houden op het vry vlakke strand. ,Weg!" zei King. „Waar zou hy heen zijn?" „Het wrak zou de eenige schuilplaats bieden", meende ik. King knikte en zwij gend liepen we snel het bosch in. „Ik hoop, dat jullie voorzichtig zult zyn met die vuurwapens!" De stem, die de stilte brak, deed me bij na omvallen van verbazing. Ik keerde me om. Achter ons stond Christopher Hand! (Wordt vervolgd). w

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 11