Financieel Overzicht. CRANENBROEK Verdrijf die Beklemming AKKER'S Tteïstèzkte VIERDE BLAD. ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 25 MAART 1939. Sterk fluctueerende markt. p0ii. tieke toestand beheerseht de beurs. Later een sterke ontspanning nu het hoogtepunt van de crisis voorbij schijnt. Mogelijke herziening van de beursvoorschriften te New-York Hier te lande weinig kapitaal- vlucht. Jaarverslagen Koninklijke Boot, Papierfabriek van Gelder, Wilton-Feijenoord, Duitschiand en de Indische tabak. De wereld heeft een week van groote spanning achter den rug en in aansluiting hiermede heeft de beurs sterke functuaties te zien gegeven. Op het oogenblik blijft de toestand weliswaar nog zeer onzeker, maar het laat zich aanzien, dat het 'hoogtepunt van de crisis voorbij is. Reeds geruimen tijd verkeert men in afwachting van de verklaring, die door de vier mogendheden zou worden afgelegd, een verklaring die gericht zou zijn tegen de agressie van Duitschiand. Zij die van deze verklaring een heilzame uitwerking verwachten, zullen langzamerhand wel ongeduldig zijn gewor den, want op het oogenblik, dat wij dit schrijven is deze verklaring nog altijd niet verschenen. Duitschiand is thans bezig zijn jongste aanwinsten zoo veel mogelijk te consolideeren en van die zijde wordt een tamelijk gemachtigde toon betracht, althans in verhouding tot hetgeen men gewend is. Zoo heeft Hitier in zijn jongste rede, die hij te Memel heeft gehouden verklaard: „Ich glaub im wesentlichen beim Abschluss die- ser wieder gutmachung angelangt zu sein". Hierbij doelde de Führer op het weder goed maken van de nadeelen, die aan Duitsch iand zij rr toegebracht door het vredesver drag. Veel vertrouwen, dat dit werkelijk het einde is zal er voorloopig niet bestaan, maar intusschen schijnen wel de agres sieve pogingen ten opzichte van Roemenië te zijn afgeslagen, hetzij door de houding van laatstgenoemd land, hetzij, dat de Duitsche x-egeering zelf overwogen heeft, dat het op het oogenblik niet verstandig is verder te gaan. Immers hierdoor zou de as Berlijn-Rome in gevaar kunnen worden gebracht. Positieve aanwijzingen, dat dit laatste reeds het geval is zijn er niet, maar wel mag het als zeker worden aangenomen, dat Mussolini allesbehalve ingenomen is met de jongste expansie van het Duitsche rijk. In dit licht verdient de troonrede van den ko ning van Italië in het bijzonder de aan dacht. Die rede was buitengewoon gema tigd en ten opzichte van Engeland en Frankrijk zelfs tegemoetkomend. Men leidt hieruit af, berichten in de Times hebben hier ook reeds op geduid dat Italië zal trachten langs vriendschappelijken weg tot een regeling met Frankrijk te komen. In i an hiermede wordt niet verwacht, eat de rede, die Mussolini Zondag zal hou den, bijzonder agressief zal zijn, al zal deze we weder van de gebruikelijke rethorische zinswendingen doorspekt zijn. Zooals gezegd, onzeker is de toestand nog in nooge mate en voorspellingen durft men ook in financieele kringen niet te wagen, maai toch bestaat er een gevoel van op- uchting, nu er duidelijk teekenen van ont spanning vallen waar te nemen. Telkens na een dergelijke crisis hoopt men, dat er een betere tijd zal aanbreken, maar na tuurlijk blijft men gedachtig aan de vele teleurstellingen, die reeds werden onder vonden, vooralsnog sceptisch gestemd. De fondsenmarkt heeft sterke schomme lingen te zien gegeven. Op sommige dagen was de stemming zeer flauw, zonder dat er echter in groote mate aanbod aan de markt kwam. Het publiek heeft voortdurend een afwachtende houding aangenomen en dit is in zooverre verklaarbaar, dat het voor een bezitter uiterst moeilijk is om zijn vermo gen te beschermen tegen mogelijke verlie zen in geval van het uitbreken van een conflict. Er zijn maar weinigen, die het voorrecht hebben geheel vrij te zijn in hun beweging en die kunnen gaan wonen waar het hun lijkt. Voor deze bevoorrechten is het natuurlijk mogelijk om hun bezit zoo veel mogelijk om te zetten in Amerikaan- sche fondsen en dan naar Amerika te trek ken. Ook Engeland zal waarschijnlijk voor een buitenlandschen bezitter, indien hij zijn portefeuille in hoofdzaak op Engelsche fondsen instelde, een betrekkelijk veilig oord zijn, al moet er rekening mee worden gehouden, dat deze fondsen zij het ook tij delijk in koers zullen dalen in geval van het uibreken van een oorlog. De meeste ef fectenbezitters kunnen niet veel anders doen dan rustig afwachten en men zegt dan ook terecht, dat verkoopen onder de tegen woordige omstandigheden weinig zin heeft. Hoe klein het aanbod zelf ook was, toch was het voldoende om soms vrij gevoelige koersverliezen te voorschijn te roepen, om de eenvoudige reden, dat slechts op be langrijk lagere koersen koopers te vinden waren. Men dient in aanmerking te nemen, dat het koerspeil weliswaar niet sterk opge schroefd is, maar aan den anderen kant ook niet laag kan worden genoemd, vooral als men in aanmerking neemt, dat de dividend vooruitzichten voor bepaalde takken van bedrijf niet overmatig gunstig zijn. Zoo is men bijv. ten aanzien van het scheepvaartverkeer niet al te optimistisch gestemd. In het afgeloopen jaar hebben zoo wel de lijnreederijen als de wilde vaart maatschappijen den invloed van den econo- mischen terugslag en in het algemeen den teruggang van het wereldhandelsverkeer on dervonden. Het verslag van de Koninklijke Stoomboot Mij. gaf dan ook een lagere winst te zien en wel een winst voor afschrij vingen en reserveeringen van 5.023.443 tegen vorig jaar f 5.765.819. Erkend dient te worden, dat de achteruitgang op zich zelf niet ontrustbarend is en dat het cijfer zelfs zou zijn meegevallen, indien het bestuur een meer liberale dividendpolitiek had gevoerd. In werkelijkheid wordt echter van genoemde winst een bedrag van slechts 671.498 voor uitkeeering en uitloting van amortisatiebe- wijzen bestemd, terwijl 4.351.945 in het be drijf blijft. Het gevolg is dan ook, dat het dividend van 7 tot 6 moest worden ver laagd. De uiterst conservatieve financieele politiek wordt verdedigd met het motief, dat belangrijke bedragen voor reparaties, ver bouwing en nieuwbouw moeten worden be stemd, teneinde tot een geleidelijke vloot- vernieuwing te geraken. Naar men weet, heeft de minister dezer dagen medegedeeld, dat maatregelen in voorbereiding zijn om tot vernieuwing van onze handelsvloot te kun nen overgaan zonder dat de minister in bij zonderheden afdaalde. Vermoedelijk wordt hier gedoeld op de mogelijkheid van regee- ringssteun, waar dit noodzakelijk is. Het is verklaarbaar, dat de scheepvaartmaatschap pijen onder deze omstandigheden hun divi- denduitkeeringen zoo laag mogelijk houden en bedragen uit de winst zullen reserveeren om op deze wijze met eigen middelen den nieuwbouw te financieren, indien dit eenigs- zins mogelijk is. Als men de ups en downs op de fondsen- markt in verband met de wisselende aspec ten van de fondsenmarkt buiten beschouwing laat en ook de recente koersstijging, die tegelijk met de ontspanning op politiek ge bied is ingetreden als een verschijnsel be schouwt, dat niet met overwegingen van be drijfsresultaten en economische ontwikke ling in verband kan worden gebracht, dan kan men de vooruitzichten op den langen duur op het oogenblik toch niet al te gun stig beoordeelen. Men dient m aanmerking te nemen, dat, zelfs indien verschillende landen op politiek gebied nader tot elkander moch ten komen, de economische systemen van de totalitaire staten en van de democratische landen zoo zeer verschillen, dat aan een terugkeer van het vroegere betrekkelijk vrije handelsverkeer; nauwelijks kan worden gedacht. Op vele gebieden ook hier te lande is de overheid het bedrijfsleven binnenga- drongen en wordt de handel met het buiten land door allerlei maatregelen bemoeilijkt. In Frankrijk is de geheele productie reeds in gesteld op de landsverdediging en de over heid moet daar te lande op allerlei gebied regelend optreden. Beperking der winstmo gelijkheid gaat hiermede ten nauwste sa men. Als men weet met welke moeilijkheden en dwingende voorschriften ook hier te lan de de leiders van industrieele en handels ondernemingen dagelijks te maken hebben, dan moet men er bewondering voor hebben, dat veelal nog met groote energie getracht wordt, om er van te maken wat mogelijk is. Dat er van groote investeeringen, van de oprichting van nieuwe fabrieken en van het aanknoopen van nieuwe relaties nauwelijks kan worden gesproken, behoeft geen betoog. Juist het ontbreken van deze nieuwe in vesteeringen is oorzaak, dat het kapitaal zich hier te lande sterk heeft opgehoopt en zelfs in de jongste crisisdagen is er in verhouding tot den ernst van den toestand slechts weinig kapitaal naar het buitenland afgevloeid. Nnar schatting is er in een week tot ongeveer 50 millioen goud afgegeven, waaronder dan waarschijnlijk nog begrepen is de transfer van een deel der opbrengst van de jongste onderhandsche leening der Bataaf- sche Petroleum Mij., waarvan wij in het vorig overzicht melding maakten. De werke lijke kapitaalvlucht moet dan ook betrekke lijk gering zijn geweest. De gulden heeft nauwelijks de uitwerking van de politieke gebeurtenissen ondervonden en de druk heeft zich dezen keer hoofdzakelijk gericht op Zwitserland, waarschijnlijk ook in verband met de besprekingen over de moeilijke situa tie, waarin dit land verkeert door het op dringen van zijn grooten buurman, voor het oogenblik nog in andere richtingen. Van de industriëele bedrijven hier te lande verkeert de scheepsbouwindustrie in een be trekkelijk gunstige positie. Voor het oogen blik zijn de scheepsbouwwerven nog voor namelijk bezet voor de uitvoering van de regeeringsorders voor de Marine. Doch nu de minister heeft aangekondigd, dat ook de ver nieuwing van de handelsvloot op grootere schaal ter hand dient te worden genomen, lijkt het waarschijnlijk, dat nog voor gerui men tijd rekening moet worden gehouden met een redelijk goede bezetting. Het valt dan ook te betreuren, dat juist nu er volop werk is een conflict dreigt uit te breken door looneischen der arbeiders, waaraan de maat schappijen niet bereid zijn te voldoen. In verband hiermede blijft de mogelijkheid van staking bestaan. De Rotterdamsche Droog dok Mij. heeft een zeer bevredigend dividend aangekondigd en wel van 12 y, tegen vorig jaar 10 Wilton-Feijenoord heeft haar jaarverslag over 1938 gepubliceerd en ook deze maat schappij keert een zeer behoorlijk dividend uit, n.1. 10 tegen 9 De winst van deze maatschappij bedroeg 3,38 tegen 2,07 millioen. Ook deze maatschappij acht het noodzakelijk een belangrijk bedrag n.1. 2l/>. millioen voor afschrijving en reserveering te bestemmen. Het bedrag, dat voor uitkeering wordt bestemd, is van betrekkelijk beschei den omvang in verhouding tot de behaalde winst. Voor dividend, tantièmes enz. is n.1. 880.000 bestemd. De meeste overige industriëele fondsen hebben natuurlijk eveneens te lijden ge had van de tijdelijke zeer flauwe stemming. Aandeeien Kon. Papierfabriek van Gelder Ieder, die met 'n verwaarloosde hoest is blijven doorloopen kent dat gevoel van beklemming op de borst, die U het ademhalen be moeilijkt. Val die beklemming met succes aan door middel van Abdijsiroop. Ze maakt de slijm op Uw borst los. zuivert Uw lucht wegen zoodat het beklemmende, pijnlijke gevoel bij het adem halen geheel verdwijnt. Laat Akker's Abdijsiroop, de bijzon dere kruiden-siroop, versterkt met „codeïne" dat ook voor U doen tegen hoest, griep, bronchitis, asthma- Flacon 90 ct.. f 1.50.12.40, f 4.20. Alom verkrijgbaar. werden bovendien beïnvloed door het te leurstellende jaarverslag. Het dividend op de gewone aandeeien moest worden verlaagd van 8 op 3 Dit was in zooverre noodza kelijk, dat ondanks het kleinere saldo van de exploitatierekening 2.733.00 tegen vorig jaar 3.883.397), de afschrijvingen op het zelfde peil werden gehandhaafd. Voor dit doel wordt nl. 1.633.796 bestemd. Men zal zich misschien herinneren, dat deze maat schappij reeds jarenlang voortgaat om der gelijke groote bedragen voor afschrijvingen te bestemmen, een noodzakelijkheid, die ge voeld wordt in verband met de vernieuwing van machinerieën en inrichtingen. De direc tie heeft ons wel eens te kennen gegeven, dat deze vernieuwingen en verbeteringen noodzakelijk zijn wil men het bedrijf, mede in verband met de buitenlandsche concur rentie, up tot date houden. Van de oliewaarden hebben Koninklijke ook telkens sterk gefluctueerd. Nog altijd is dit fonds tot op zekere hoogte als een poli tieke barometeer te beschouwen. Daarnaast doen zich nog andere invloeden gevoelen. Zoo zijn de petroleumprijzen den laatsten tijd in Amerika geleidelijk teruggeloopen. Bovendien heeft men een oogenblik ge vreesd, dat de agressieve houding van Duitschiand tegenover Roemenië wel eens door Mr. J. Belonje. I. Wanneer de lintbebouwing van den Wes- terweg tusschen de Heilooërbosschen en de Alkmaarsche Hout, vooral aan de West zijde nog wat vordert, zal het laantje van Cranenbroek zich, aan den weg tenminste, weldra niet meer van een gewone steeg on derscheiden! Intusschen is de toestand op het oogen blik daar zóóver nog niet en het laantje van Cranenbroek, ofschoon bij zijn ingang ge flankeerd door twee landhuisjes van het bescheiden genre en de noodige kippenhok ken, laat zich heden ter. dage nog gemakke lijk terugvinden. Al is deze laan dan niet meer, zooals vroeger, van den Westerweg afgescheiden door een hek, gevat tusschen twee hard- steenen dampalen, nog goed is waarneem baar, dat hier een toegangslaan tot een grooter achtergelegen erf ligt. Want ook de palen, die het opschrift: CRANEN BROEK voeren, zijn daar nog aanwezig, al is die, welke het tweede gedeelte van deze in scriptie draagt horizontaal doormidden ge broken en bijgevolg wel wat èrg in het on- gereede geraakt Het laantje van Cranenbroek in Weste lijke richting volgende tusschen zijn met opgaand bosch beplante zij wallen en ovex de spoorbaan Alkmaar-Uitgeest, zien wij al dadelijk na een wandeling van eemge minuten een tweede damhek, a e andermaal afsluit. We zien hier echter for- sche gemetselde palen, bekroond dooi twee sierlijke natuursteenen afdekkingen m flambouwkop-versieringen, die erop wu^cn, dat zij in de 18e eeuw gemaakt zijn Ook deze dampalen dragen een naam, n.1. van VREDEN OORD Men meene nu niet, dat het erf, waarop de laan uitmondt, een boerderij draagt, die „Vredenoord" heet. Dat is met het geval, zooals, behalve de plaatselijke bekendhei cok de stafkaart wel anders leert. Blijkbaar zijn deze zandsteenen versierselen in ater tijd van een gesloopte boerderij (waar schijnlijk uit de Züpe) omstreeks de aan vangsjaren van de vorige eeuw o bracht, toen hier behoefte aan een t. ding ontstond. Zooveel is zekei, boerderij, die hier ligt, reeds sin se her den naam van „Cranenbice gehad en dat nog meer eeuwen lang[daar vóór hier ter plaatse een huis ee staan, dat dien zelfden naam iee g<Dat huis was gedurende langen t£d de wonig van een edelman en ik wi r nu in 't kort de historie van deze oude plek hier uiteen te zetten. Daar 11 dadelijk toegegeven, dat een ïocm historie hier niet kan worden veiwa want het loven van den landedelman dit deel van Noordkennemerland zal m te genstelling met dat van de bewoners va"J groote kasteelen van Egmond of Heems uiterst eenvoudig en bescheiden gewees zijn! Van de stichting van het huis Cranen broek is niets bekend. Wel komt de verme ding van het huis reeds in de eerste jaren der vijftiende eeuw voor, maar omdat de naam Cranenbroek nog belangrijk ouder is, zijn wij geneigd de mogelijkheid te aan vaarden, dat deze stichting in nog vroege- ren tijd verplaatst moet worden. De eerste heer op Cranenbroek komt voor in een Egmondsche leenacte van het jaar 1335, nader gedateerd den avond van O.L. V. geboorte. Daarin compareert n.1. heer Floris Janszoon van Cranenbroek voor jhr. Jan van Egmond „op onse huijse teg- mondt", met andere woorden dus op het be kende „slot op den Hoef", om aan laatstge noemde op te dragen 3J4 morgen land, dat tot dusverre Van Cranenbroek's vol en vrij eigendom (allodium) was geweest, gelegen „binnen den ban van Nuwenlecxwoude", het Keweijde genaamd. Egmond gaf dit leen nu aan Van Cranen broek weer in leenverband terug, en blij kens hetzelfde register, waarin bovenge melde acte geboekt staat (Algemeen Rijks archief, Leenkamer no. 265, fol. 43 verso), geschiedde zulk een transactie hetzelfde jaar nogmaals tusschen deze partijen met andere eigendommen van v. Cranenbroek, gelegen in den ban van Wognum bij de „Oude Gouwe". Veel verder strekt onze kennis aangaande dezen heer van Cranenbroek niet dan dat wij hem in een acte van 1338 nogmaals te genkomen, thans in zijn hoedanigheid van leenman van Egmond, welke vermelding ons, gezien het hiervoor reeds medegedeel de, weinig wijzer maakt. Maar er is toch ook nog iets anders, dat deze acten van groot belang maakt en dat is gelegen in het feit, dat jhr. Jan van Egmond zijn vazal van Cranenbroek met „onse neve" aan duidt. Nu dient voorop te worden gesteld, dat deze betiteling eenigszins ruim behoort te worden opgevat. Want de Egmondsche leenheeren waren met een dergelijke aan duiding en erkenning van familierelatie in het algemeen vrij scheutig. En de voorbeel den, dat ook afstammelingen van bastaar den uit Egmond op deze .wijze de familie verwantschap deelachtig werden, staan, óók alweer blijkens de leenregisters, geenszins op zich zelf. Niettemin behoort aan de be titeling van „onse neve" door jhr. Jan van Egmond beteekenis gehecht tè 'worden en wij vernemen hierdoor dan ook, dat er in derdaad grond bestaat voor de bewering, die reeds zoo vaak door wapenkundigen ge uit is, n.1., dat het oude geslacht van Cra nenbroek uit het Huis Egmond voortge sproten zou zijn. Het wapen van Cranen broek wijst zelf ook duidelijk in die rich ting. Dat is n.1. als het bekende wapen van Egmond, gekeperd van goud en rood van twaalf stukken, maar dan gebroken door een z.g. vrijkwartier van blauw, beladen met een zilveren kraanvogel. Zonder ons verder in gissingen te verdie pen omtrent de afkomst van den vader van Heer-Floris van Cranenbroek die, zooals wij zagen, Jan geheeten moet hebben uit den Egmondschen stam en zonder ons even min verder te bekommeren over den tijd. waarin de aansluiting met Egmond gezocht moet worden, volsta ik met voorloopig te constateeren, dat wel kan worden aangeno men, dat Heer Flox-is Janszoon hetzij op illegitieme wijze, hetzij op 'egitieme wijze als een afstammeling van den Huize van Egmond aanvaard dient te worden. De ille gitieme afstamming meen ik daarbij voorop te moeten stellen omdat ook het laatste uit voerige onderzoek door Jhr. P. Beelaerts van Blokland (in het tijdschrift „De Ned. Leeuw 1938") van de genealogie der oudere generaties van het geslacht van Egmond daartoe de meeste aanleiding geeft. En dan komt, alweer in een Egmondsche leenacte, thans van „sdonnerdage nade Heijlige Paeschdach" 1409 (er staat 1411, hetgeen wel een verschrijving zal moeten zijn voor 1409: dat kan bij gebruik van Ro- meinsche cijfers gemakkelijk) de eerste vermelding van „dat huijs tot Craneix- broeck". Deze acte houdt o.m. in, dat jhr. Arend van Egmond en IJsselstein constateert, dat heer Floris van Cranenbroek vroeger wanneer het was, wordt in het midden ge laten aan hem, Arend, heeft opgedra gen „dat huijs tot Cranenbroeck mitte heemwerff en ander huijsinge die daer op- staen" alsmede meer met name genoemde goederen. Deze zaken behoorden destijds in vollen eigendom aan heer Floris van Cra nenbroek en deze had ze vervolgens van heer Arend als een on versterf elijk erf leen terug ontvangen. Daarom vergunde heer Arend van Egmond aan den zoon, zijn vazal Willem van Cranenbroek, wederom op diens beurt de goederen van Cranenbroek na Pa- schen 1409. Het ligt voor de hand, dat wij geneigd zijn den heer Floris, den vader van Willem van Cranenbroek, die voor 1409 overleden moet zijn, identiek te achten met dien Floris van Cranenbroek, dien wij als leenman van Eg mond reeds eerder ontmoetten, maar bij vergelijking van het tijdsbestek, schijnt de mogelijkheid hiertoe uitgesloten. Want Flo ris Janszoon van Cranenbroek leefde in 1335 en 1338, terwijl Floris, dien wij als eer ste bezitter van Cranenbroek ontmoetten, eerst kort voor 1409 (misschien zelfs nog wel in datzelfde jaar!) overleden moet zijn. Indien hier inderdaad van een familierela tie sprake is en dat kan stellig het geval zijn, gelet op de overeenkomst in den naam alsmede op het gebruik van gelijke voorna men, lijkt het mij eerder aannemelijk, dat de eerstgenoemde Floris óf de vader, mis schien zelfs de grootvader van den tweede geweest is. Na deze beschouwing over de namen van de verschillende leden van het geslacht van Cranenbroek wordt het tijd eens terug te keeren tot het huis zelf, waarvan we de da teering voorloopig op „ouder dan het jaar 1409" gesteld hadden. De boven behandelde acte staat ons toe deze dateering nog iets te preciseeren. Want wij lezen daaruit, dat heer Floris zijn huis „tot Cranenbroeck" indertijd opgedragen had aan Arend van Egmond en IJsselstein als leenheei-. Nagaande dan, wanneer deze Arend opgetreden is als heer van Egmond bij den dood zijns vaders, en dit was in 1369, zien wij wel, dat er veel kans is ge weest, dat het eerste „verlei" van Cranen broek reeds in de 14e eeuw heeft plaats ge had en dus, dat wij het ontstaan van het huis veilig tot den loop van die eeuw kun nen terugbrengen. Veel adellijke huizen van beteekenis heb ben in de 14e eeuw zeker in Noord-Kenne- merland niet bestaan. Weliswaar hebben hier en in de omgeving verschillende grafelijke burchten gelegen (Toornburg, Middelburg, Nieuwburg, Nijendoorn, enz.), maar deze zijn meer als ambtswoningen op te vatten voor grafelijke ambtenaren dan als adel lijke huizen in engeren zin. Wanneer wij onzen gezichtskring beper ken tot de directe periferie van de Stad Alkmaar, is eigenlijk het eenige wat wij op dit gebied vermeld vinden, het groote kasteel van den dynast van Egmond nog maals uitzonderende, onder Heiloo het huis ter Coulster en onder Limmen het huis Dampegeest. En als men de geschiedenis van deze twee adellijke huizen nagaat, blijkt ter Coulster in tegenstelling met hetgeen eerder wel eens door anderen betoogd is, een edel- manswoning te zijn geweest, waarvan het bestaan éérder dan het jaar 1404 (acte van 17 Juni 1404, Inventaris Alg. Rijksarchief no. 380) voorshands niet vaststaat. In de tweede plaats blijkt, dat van het huis Dam pegeest al evenmin een stichtingsdatum bekend is. Zonder nader bewijs dient de ouderdom van deze laatstgenoemde bezit ting ook al op grond van een Egmondsche leenacte van vóór 1451 bepaald te worden. Nu doet zich bij deze huizen een merk waardig verschijnsel voor. En dat is, dat zoowel Cranenbroek als ter Coulster als Dampegeest in de vijftiende eeuw tót leen goederen van het machtige Egmondsche huis gemaakt zijn! Het één volgde op net ander en Cranenbroek opende waarschijn lijk de rij, aangezien wij constateerden, dat tusschen 1369 en 1409 door heer Floris van Cranenbroek zijn huis van dien naam aan Egmonds heer Arend werd opgedragen. Als tweede in deze reeks moet bepaald ter Coulster aan de beurt zijn geweest, want uit een leenacte van 3 Juli 1450 (fol. 179 register Algem. Rijksarchief, Leenkamer, no. 265), vloeit voort, dat Willem van Coul ster verschijnt „op onse slote tegmonde" om daar te verklaren aan Johan, heer van Eg mond, dat hij „sijn huijs ter Coulster als dat begi'epen is mit grafte ende mit wallen ende veert alle zijnne toebehooren alst begraven is uuijtgaende vierkant vande else Noort- waert totter Vaert toe" aan hem opdraagt om het tenzelfden dage weer van den leen heer tot een on versterf elijk erf leen te ont vangen. Wat het derde bekende huis, het te Lim men gelegen Dampegeest betx-eft, ook hier van is de datum van het ontstaan van het leenverband met den huize van Egmond niet nauwkeurig bekend. Wél is die tijd echter te benaderen. In een leenacte van 24 Maart 1487 (Alg. Rijksarchief, Leenkamer no. 265) vei'schijnt „onsen wel gemijnden Dirck van Tetrode" voor zijn leenheer en in het stuk, dat ter gelegenheid van deze comparitie wordt opgemaakt, wordt te ken nen gegeven, dat „alsulcke Hoffstede mit zijnnen toebehooren genaempt de Hoge Ampe Geest mit negen morgen lants", enz. in den ban van Limmen, reeds door Hugo van Tetrode, toen hij leefde vóór dezen Dirk van Tetrode, bezeten was als een erfleen. Hetgeen er dus op wijst, dat Hugo van Tetrode, zoowel als zijn na zaat Dirk van Tetrode beiden dit Eg mondsche leen reeds verheven hadden. Hu go van Tetrode verwierf Dampegeest op zijn beurt door overdracht van Henric van de Stegen, waarna hij er zelf mede beleend werd tegen voldoening van het heerge waad van een rooden sperwer op O.L.V.- dag Purificatio 1451. Korten tijd tevoren v/as Hugo in het huwelijk getreden en wel metjonkvrouw Gerrit van Cranen broek Claesdochter, ten behoeve van wie hij (deze brief, zoowel als de zoojuist ge noemde komen weer voor in de Egmondsche leenregisters) „op den naesten Sonnedach nae St. Petrusdach ad vincula" van hetzelf de jaar 1451 „aen die minre helft van eenre Hoffstede de Ampegeest" recht van vrucht gebruik vestigde, met erkenning door zijn leenheer. Zelfs is uit de Egmondsche leen registers af te leiden wanneer dit huwe lijk tot stand kwam. Dit moet nog in 1451 zijn voorgevallen, aangezien Willem van Egmond, broeder tot Gelre „toen Willem van Foreest ontsloeg uit de leenvoogdij over haar om in diens plaats van haar „echte man" Huge van Tetrode den leeneed te aanvaarden. Helaas staan ons over deze Tetrode's een adellijk geslacht, dat zijn stamhuis in de omgeving van Haarlem, te Overveen, moet hebben gehad uiterst spaarzame bij zonderheden ten dienste. Om welke reden zij zich te Limmen metterwoon hebben ge vestigd is evenmin bekend. Maar dat er reeds een zeer oude relatie tusschen Lim men en de Tetrode's bestaan moet hebben volgt in de eerste plaats wel daaruit, dat een zekere Hendrik van Tetrode, schild knaap, reeds op 30 JuU 1371 een vicarie heeft gesticht, de vicarie van Tetrode, op het O.L.V. altaar in de plaatselijke paro chiekerk. (Ik heb over deze stichting hét een en ander bekend gemaakt in het tijd schrift „Haarlemsche Bijdragen" LUI, 1935, bldz. 250 e.v.v.) Zonder te willen beweren, dat hiermede het bewijs is geleverd, dat de „knape" Hen drik van Tetrode van 1371 de rechtstreek- sche voorvader is geweest van Hugo of Dirk die wij als Egmondsche vazallen sedert de tweede helft der 15e eeuw zagen optreden, toch is zoodanige relatie hier wel zeer waar schijnlijk te achten. Intusschen ligt het hier niet in mijn voor nemen de historie van de adellijke huizen van Noord-Kennemerland te beschrijven: slechts beoog ik door het bovenstaande aan te toonen, hoezeer de invloed van het dy nastengeslacht van de Heeren van Egmond sedert het einde van de 14e, maar vooral ook in de 15e eeuw een vlucht heeft geno men. In de onmiddellijke omgeving van de plaats waar hun stamslot verrees hebben de Egmonden in die periode uitgebreide be zittingen verworven en een groote macht ontplooid, hetgeen in het klein weer eens duidelijk gedemonstreerd wordt door de hierboven beschreven feiten. Om nog niet eens te spreken over den invloed, welke 't machtige Huis van Egmond vestigde in de regeering van onze eigen stad, waar ver scheidene op min of meer legitieme wijze met 't geslacht van Egmond verwante perso nen („neven") schepen, burgemeester of raad zijn geworden, gebeurde het hier, dat die adellijken, die in de omgeving van Egmond ten plattenlande hun zelfstandig heid behouden hadden, successievelijk on der het gezag van den grooten heer komen om hunne oorspronkelijk allodiaal gebleven goederen stuk voor stuk met het „servituut" van den Egmondschen leenband bezwaard te zien! (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 13