Financieel Overzicht.
CRANENBROEK
Verdrijf die
Beklemming
AKKER'S
Tteïstèzkte
VIERDE BLAD.
ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 25 MAART 1939.
Sterk fluctueerende markt. p0ii.
tieke toestand beheerseht de beurs.
Later een sterke ontspanning nu
het hoogtepunt van de crisis voorbij
schijnt. Mogelijke herziening van
de beursvoorschriften te New-York
Hier te lande weinig kapitaal-
vlucht. Jaarverslagen Koninklijke
Boot, Papierfabriek van Gelder,
Wilton-Feijenoord, Duitschiand en
de Indische tabak.
De wereld heeft een week van groote
spanning achter den rug en in aansluiting
hiermede heeft de beurs sterke functuaties
te zien gegeven. Op het oogenblik blijft de
toestand weliswaar nog zeer onzeker, maar
het laat zich aanzien, dat het 'hoogtepunt
van de crisis voorbij is. Reeds geruimen
tijd verkeert men in afwachting van de
verklaring, die door de vier mogendheden
zou worden afgelegd, een verklaring die
gericht zou zijn tegen de agressie van
Duitschiand. Zij die van deze verklaring
een heilzame uitwerking verwachten, zullen
langzamerhand wel ongeduldig zijn gewor
den, want op het oogenblik, dat wij dit
schrijven is deze verklaring nog altijd niet
verschenen. Duitschiand is thans bezig zijn
jongste aanwinsten zoo veel mogelijk te
consolideeren en van die zijde wordt een
tamelijk gemachtigde toon betracht, althans
in verhouding tot hetgeen men gewend is.
Zoo heeft Hitier in zijn jongste rede, die hij
te Memel heeft gehouden verklaard: „Ich
glaub im wesentlichen beim Abschluss die-
ser wieder gutmachung angelangt zu sein".
Hierbij doelde de Führer op het weder goed
maken van de nadeelen, die aan Duitsch
iand zij rr toegebracht door het vredesver
drag. Veel vertrouwen, dat dit werkelijk
het einde is zal er voorloopig niet bestaan,
maar intusschen schijnen wel de agres
sieve pogingen ten opzichte van Roemenië
te zijn afgeslagen, hetzij door de houding
van laatstgenoemd land, hetzij, dat de
Duitsche x-egeering zelf overwogen heeft,
dat het op het oogenblik niet verstandig
is verder te gaan. Immers hierdoor zou de
as Berlijn-Rome in gevaar kunnen worden
gebracht.
Positieve aanwijzingen, dat dit laatste
reeds het geval is zijn er niet, maar wel
mag het als zeker worden aangenomen, dat
Mussolini allesbehalve ingenomen is met de
jongste expansie van het Duitsche rijk. In
dit licht verdient de troonrede van den ko
ning van Italië in het bijzonder de aan
dacht. Die rede was buitengewoon gema
tigd en ten opzichte van Engeland en
Frankrijk zelfs tegemoetkomend. Men leidt
hieruit af, berichten in de Times hebben
hier ook reeds op geduid dat Italië zal
trachten langs vriendschappelijken weg tot
een regeling met Frankrijk te komen. In
i an hiermede wordt niet verwacht,
eat de rede, die Mussolini Zondag zal hou
den, bijzonder agressief zal zijn, al zal deze
we weder van de gebruikelijke rethorische
zinswendingen doorspekt zijn.
Zooals gezegd, onzeker is de toestand nog
in nooge mate en voorspellingen durft men
ook in financieele kringen niet te wagen,
maai toch bestaat er een gevoel van op-
uchting, nu er duidelijk teekenen van ont
spanning vallen waar te nemen. Telkens
na een dergelijke crisis hoopt men, dat er
een betere tijd zal aanbreken, maar na
tuurlijk blijft men gedachtig aan de vele
teleurstellingen, die reeds werden onder
vonden, vooralsnog sceptisch gestemd.
De fondsenmarkt heeft sterke schomme
lingen te zien gegeven. Op sommige dagen
was de stemming zeer flauw, zonder dat er
echter in groote mate aanbod aan de markt
kwam. Het publiek heeft voortdurend een
afwachtende houding aangenomen en dit is
in zooverre verklaarbaar, dat het voor een
bezitter uiterst moeilijk is om zijn vermo
gen te beschermen tegen mogelijke verlie
zen in geval van het uitbreken van een
conflict. Er zijn maar weinigen, die het
voorrecht hebben geheel vrij te zijn in hun
beweging en die kunnen gaan wonen waar
het hun lijkt. Voor deze bevoorrechten is
het natuurlijk mogelijk om hun bezit zoo
veel mogelijk om te zetten in Amerikaan-
sche fondsen en dan naar Amerika te trek
ken. Ook Engeland zal waarschijnlijk voor
een buitenlandschen bezitter, indien hij zijn
portefeuille in hoofdzaak op Engelsche
fondsen instelde, een betrekkelijk veilig
oord zijn, al moet er rekening mee worden
gehouden, dat deze fondsen zij het ook tij
delijk in koers zullen dalen in geval van
het uibreken van een oorlog. De meeste ef
fectenbezitters kunnen niet veel anders
doen dan rustig afwachten en men zegt dan
ook terecht, dat verkoopen onder de tegen
woordige omstandigheden weinig zin heeft.
Hoe klein het aanbod zelf ook was, toch
was het voldoende om soms vrij gevoelige
koersverliezen te voorschijn te roepen, om
de eenvoudige reden, dat slechts op be
langrijk lagere koersen koopers te vinden
waren. Men dient in aanmerking te nemen,
dat het koerspeil weliswaar niet sterk opge
schroefd is, maar aan den anderen kant ook
niet laag kan worden genoemd, vooral als
men in aanmerking neemt, dat de dividend
vooruitzichten voor bepaalde takken van
bedrijf niet overmatig gunstig zijn.
Zoo is men bijv. ten aanzien van het
scheepvaartverkeer niet al te optimistisch
gestemd. In het afgeloopen jaar hebben zoo
wel de lijnreederijen als de wilde vaart
maatschappijen den invloed van den econo-
mischen terugslag en in het algemeen den
teruggang van het wereldhandelsverkeer on
dervonden. Het verslag van de Koninklijke
Stoomboot Mij. gaf dan ook een lagere
winst te zien en wel een winst voor afschrij
vingen en reserveeringen van 5.023.443
tegen vorig jaar f 5.765.819. Erkend dient te
worden, dat de achteruitgang op zich zelf
niet ontrustbarend is en dat het cijfer zelfs
zou zijn meegevallen, indien het bestuur een
meer liberale dividendpolitiek had gevoerd.
In werkelijkheid wordt echter van genoemde
winst een bedrag van slechts 671.498 voor
uitkeeering en uitloting van amortisatiebe-
wijzen bestemd, terwijl 4.351.945 in het be
drijf blijft. Het gevolg is dan ook, dat het
dividend van 7 tot 6 moest worden ver
laagd. De uiterst conservatieve financieele
politiek wordt verdedigd met het motief, dat
belangrijke bedragen voor reparaties, ver
bouwing en nieuwbouw moeten worden be
stemd, teneinde tot een geleidelijke vloot-
vernieuwing te geraken. Naar men weet,
heeft de minister dezer dagen medegedeeld,
dat maatregelen in voorbereiding zijn om tot
vernieuwing van onze handelsvloot te kun
nen overgaan zonder dat de minister in bij
zonderheden afdaalde. Vermoedelijk wordt
hier gedoeld op de mogelijkheid van regee-
ringssteun, waar dit noodzakelijk is. Het is
verklaarbaar, dat de scheepvaartmaatschap
pijen onder deze omstandigheden hun divi-
denduitkeeringen zoo laag mogelijk houden
en bedragen uit de winst zullen reserveeren
om op deze wijze met eigen middelen den
nieuwbouw te financieren, indien dit eenigs-
zins mogelijk is.
Als men de ups en downs op de fondsen-
markt in verband met de wisselende aspec
ten van de fondsenmarkt buiten beschouwing
laat en ook de recente koersstijging, die
tegelijk met de ontspanning op politiek ge
bied is ingetreden als een verschijnsel be
schouwt, dat niet met overwegingen van be
drijfsresultaten en economische ontwikke
ling in verband kan worden gebracht, dan
kan men de vooruitzichten op den langen
duur op het oogenblik toch niet al te gun
stig beoordeelen. Men dient m aanmerking te
nemen, dat, zelfs indien verschillende landen
op politiek gebied nader tot elkander moch
ten komen, de economische systemen van de
totalitaire staten en van de democratische
landen zoo zeer verschillen, dat aan een
terugkeer van het vroegere betrekkelijk
vrije handelsverkeer; nauwelijks kan worden
gedacht. Op vele gebieden ook hier te lande
is de overheid het bedrijfsleven binnenga-
drongen en wordt de handel met het buiten
land door allerlei maatregelen bemoeilijkt.
In Frankrijk is de geheele productie reeds in
gesteld op de landsverdediging en de over
heid moet daar te lande op allerlei gebied
regelend optreden. Beperking der winstmo
gelijkheid gaat hiermede ten nauwste sa
men. Als men weet met welke moeilijkheden
en dwingende voorschriften ook hier te lan
de de leiders van industrieele en handels
ondernemingen dagelijks te maken hebben,
dan moet men er bewondering voor hebben,
dat veelal nog met groote energie getracht
wordt, om er van te maken wat mogelijk is.
Dat er van groote investeeringen, van de
oprichting van nieuwe fabrieken en van het
aanknoopen van nieuwe relaties nauwelijks
kan worden gesproken, behoeft geen betoog.
Juist het ontbreken van deze nieuwe in
vesteeringen is oorzaak, dat het kapitaal zich
hier te lande sterk heeft opgehoopt en zelfs
in de jongste crisisdagen is er in verhouding
tot den ernst van den toestand slechts weinig
kapitaal naar het buitenland afgevloeid.
Nnar schatting is er in een week tot ongeveer
50 millioen goud afgegeven, waaronder
dan waarschijnlijk nog begrepen is de
transfer van een deel der opbrengst van de
jongste onderhandsche leening der Bataaf-
sche Petroleum Mij., waarvan wij in het
vorig overzicht melding maakten. De werke
lijke kapitaalvlucht moet dan ook betrekke
lijk gering zijn geweest. De gulden heeft
nauwelijks de uitwerking van de politieke
gebeurtenissen ondervonden en de druk
heeft zich dezen keer hoofdzakelijk gericht op
Zwitserland, waarschijnlijk ook in verband
met de besprekingen over de moeilijke situa
tie, waarin dit land verkeert door het op
dringen van zijn grooten buurman, voor het
oogenblik nog in andere richtingen.
Van de industriëele bedrijven hier te lande
verkeert de scheepsbouwindustrie in een be
trekkelijk gunstige positie. Voor het oogen
blik zijn de scheepsbouwwerven nog voor
namelijk bezet voor de uitvoering van de
regeeringsorders voor de Marine. Doch nu de
minister heeft aangekondigd, dat ook de ver
nieuwing van de handelsvloot op grootere
schaal ter hand dient te worden genomen,
lijkt het waarschijnlijk, dat nog voor gerui
men tijd rekening moet worden gehouden met
een redelijk goede bezetting. Het valt dan
ook te betreuren, dat juist nu er volop werk
is een conflict dreigt uit te breken door
looneischen der arbeiders, waaraan de maat
schappijen niet bereid zijn te voldoen. In
verband hiermede blijft de mogelijkheid van
staking bestaan. De Rotterdamsche Droog
dok Mij. heeft een zeer bevredigend dividend
aangekondigd en wel van 12 y, tegen
vorig jaar 10
Wilton-Feijenoord heeft haar jaarverslag
over 1938 gepubliceerd en ook deze maat
schappij keert een zeer behoorlijk dividend
uit, n.1. 10 tegen 9 De winst van deze
maatschappij bedroeg 3,38 tegen 2,07
millioen. Ook deze maatschappij acht het
noodzakelijk een belangrijk bedrag n.1. 2l/>.
millioen voor afschrijving en reserveering te
bestemmen. Het bedrag, dat voor uitkeering
wordt bestemd, is van betrekkelijk beschei
den omvang in verhouding tot de behaalde
winst. Voor dividend, tantièmes enz. is n.1.
880.000 bestemd.
De meeste overige industriëele fondsen
hebben natuurlijk eveneens te lijden ge
had van de tijdelijke zeer flauwe stemming.
Aandeeien Kon. Papierfabriek van Gelder
Ieder, die met 'n verwaarloosde
hoest is blijven doorloopen kent
dat gevoel van beklemming op de
borst, die U het ademhalen be
moeilijkt. Val die beklemming
met succes aan door middel van
Abdijsiroop. Ze maakt de slijm op
Uw borst los. zuivert Uw lucht
wegen zoodat het beklemmende,
pijnlijke gevoel bij het adem
halen geheel verdwijnt. Laat
Akker's Abdijsiroop, de bijzon
dere kruiden-siroop, versterkt met
„codeïne" dat ook voor U doen
tegen hoest, griep, bronchitis, asthma-
Flacon 90 ct.. f 1.50.12.40, f 4.20. Alom verkrijgbaar.
werden bovendien beïnvloed door het te
leurstellende jaarverslag. Het dividend op de
gewone aandeeien moest worden verlaagd
van 8 op 3 Dit was in zooverre noodza
kelijk, dat ondanks het kleinere saldo van
de exploitatierekening 2.733.00 tegen vorig
jaar 3.883.397), de afschrijvingen op het
zelfde peil werden gehandhaafd. Voor dit
doel wordt nl. 1.633.796 bestemd. Men zal
zich misschien herinneren, dat deze maat
schappij reeds jarenlang voortgaat om der
gelijke groote bedragen voor afschrijvingen
te bestemmen, een noodzakelijkheid, die ge
voeld wordt in verband met de vernieuwing
van machinerieën en inrichtingen. De direc
tie heeft ons wel eens te kennen gegeven,
dat deze vernieuwingen en verbeteringen
noodzakelijk zijn wil men het bedrijf, mede
in verband met de buitenlandsche concur
rentie, up tot date houden.
Van de oliewaarden hebben Koninklijke
ook telkens sterk gefluctueerd. Nog altijd is
dit fonds tot op zekere hoogte als een poli
tieke barometeer te beschouwen. Daarnaast
doen zich nog andere invloeden gevoelen.
Zoo zijn de petroleumprijzen den laatsten
tijd in Amerika geleidelijk teruggeloopen.
Bovendien heeft men een oogenblik ge
vreesd, dat de agressieve houding van
Duitschiand tegenover Roemenië wel eens
door Mr. J. Belonje.
I.
Wanneer de lintbebouwing van den Wes-
terweg tusschen de Heilooërbosschen en de
Alkmaarsche Hout, vooral aan de West
zijde nog wat vordert, zal het laantje van
Cranenbroek zich, aan den weg tenminste,
weldra niet meer van een gewone steeg on
derscheiden!
Intusschen is de toestand op het oogen
blik daar zóóver nog niet en het laantje van
Cranenbroek, ofschoon bij zijn ingang ge
flankeerd door twee landhuisjes van het
bescheiden genre en de noodige kippenhok
ken, laat zich heden ter. dage nog gemakke
lijk terugvinden.
Al is deze laan dan niet meer, zooals
vroeger, van den Westerweg afgescheiden
door een hek, gevat tusschen twee hard-
steenen dampalen, nog goed is waarneem
baar, dat hier een toegangslaan tot een
grooter achtergelegen erf ligt. Want ook de
palen, die het opschrift:
CRANEN BROEK
voeren, zijn daar nog aanwezig, al is die,
welke het tweede gedeelte van deze in
scriptie draagt horizontaal doormidden ge
broken en bijgevolg wel wat èrg in het on-
gereede geraakt
Het laantje van Cranenbroek in Weste
lijke richting volgende tusschen zijn met
opgaand bosch beplante zij wallen en ovex
de spoorbaan Alkmaar-Uitgeest, zien wij
al dadelijk na een wandeling van eemge
minuten een tweede damhek, a e
andermaal afsluit. We zien hier echter for-
sche gemetselde palen, bekroond dooi twee
sierlijke natuursteenen afdekkingen m
flambouwkop-versieringen, die erop wu^cn,
dat zij in de 18e eeuw gemaakt zijn Ook
deze dampalen dragen een naam, n.1.
van
VREDEN OORD
Men meene nu niet, dat het erf, waarop
de laan uitmondt, een boerderij draagt, die
„Vredenoord" heet. Dat is met het geval,
zooals, behalve de plaatselijke bekendhei
cok de stafkaart wel anders leert. Blijkbaar
zijn deze zandsteenen versierselen in ater
tijd van een gesloopte boerderij (waar
schijnlijk uit de Züpe) omstreeks de aan
vangsjaren van de vorige eeuw o
bracht, toen hier behoefte aan een t.
ding ontstond. Zooveel is zekei,
boerderij, die hier ligt, reeds sin se
her den naam van „Cranenbice
gehad en dat nog meer eeuwen lang[daar
vóór hier ter plaatse een huis ee
staan, dat dien zelfden naam iee
g<Dat huis was gedurende langen t£d de
wonig van een edelman en ik wi r
nu in 't kort de historie van deze oude
plek hier uiteen te zetten. Daar 11
dadelijk toegegeven, dat een ïocm
historie hier niet kan worden veiwa
want het loven van den landedelman
dit deel van Noordkennemerland zal m te
genstelling met dat van de bewoners va"J
groote kasteelen van Egmond of Heems
uiterst eenvoudig en bescheiden gewees
zijn!
Van de stichting van het huis Cranen
broek is niets bekend. Wel komt de verme
ding van het huis reeds in de eerste jaren
der vijftiende eeuw voor, maar omdat de
naam Cranenbroek nog belangrijk ouder
is, zijn wij geneigd de mogelijkheid te aan
vaarden, dat deze stichting in nog vroege-
ren tijd verplaatst moet worden.
De eerste heer op Cranenbroek komt voor
in een Egmondsche leenacte van het jaar
1335, nader gedateerd den avond van O.L.
V. geboorte. Daarin compareert n.1. heer
Floris Janszoon van Cranenbroek voor jhr.
Jan van Egmond „op onse huijse teg-
mondt", met andere woorden dus op het be
kende „slot op den Hoef", om aan laatstge
noemde op te dragen 3J4 morgen land, dat
tot dusverre Van Cranenbroek's vol en vrij
eigendom (allodium) was geweest, gelegen
„binnen den ban van Nuwenlecxwoude",
het Keweijde genaamd.
Egmond gaf dit leen nu aan Van Cranen
broek weer in leenverband terug, en blij
kens hetzelfde register, waarin bovenge
melde acte geboekt staat (Algemeen Rijks
archief, Leenkamer no. 265, fol. 43 verso),
geschiedde zulk een transactie hetzelfde
jaar nogmaals tusschen deze partijen met
andere eigendommen van v. Cranenbroek,
gelegen in den ban van Wognum bij de
„Oude Gouwe".
Veel verder strekt onze kennis aangaande
dezen heer van Cranenbroek niet dan dat
wij hem in een acte van 1338 nogmaals te
genkomen, thans in zijn hoedanigheid van
leenman van Egmond, welke vermelding
ons, gezien het hiervoor reeds medegedeel
de, weinig wijzer maakt. Maar er is toch
ook nog iets anders, dat deze acten van
groot belang maakt en dat is gelegen in
het feit, dat jhr. Jan van Egmond zijn vazal
van Cranenbroek met „onse neve" aan
duidt.
Nu dient voorop te worden gesteld, dat
deze betiteling eenigszins ruim behoort te
worden opgevat. Want de Egmondsche
leenheeren waren met een dergelijke aan
duiding en erkenning van familierelatie in
het algemeen vrij scheutig. En de voorbeel
den, dat ook afstammelingen van bastaar
den uit Egmond op deze .wijze de familie
verwantschap deelachtig werden, staan, óók
alweer blijkens de leenregisters, geenszins
op zich zelf. Niettemin behoort aan de be
titeling van „onse neve" door jhr. Jan van
Egmond beteekenis gehecht tè 'worden en
wij vernemen hierdoor dan ook, dat er in
derdaad grond bestaat voor de bewering,
die reeds zoo vaak door wapenkundigen ge
uit is, n.1., dat het oude geslacht van Cra
nenbroek uit het Huis Egmond voortge
sproten zou zijn. Het wapen van Cranen
broek wijst zelf ook duidelijk in die rich
ting. Dat is n.1. als het bekende wapen van
Egmond, gekeperd van goud en rood van
twaalf stukken, maar dan gebroken door
een z.g. vrijkwartier van blauw, beladen
met een zilveren kraanvogel.
Zonder ons verder in gissingen te verdie
pen omtrent de afkomst van den vader van
Heer-Floris van Cranenbroek die, zooals
wij zagen, Jan geheeten moet hebben uit
den Egmondschen stam en zonder ons even
min verder te bekommeren over den tijd.
waarin de aansluiting met Egmond gezocht
moet worden, volsta ik met voorloopig te
constateeren, dat wel kan worden aangeno
men, dat Heer Flox-is Janszoon hetzij op
illegitieme wijze, hetzij op 'egitieme wijze
als een afstammeling van den Huize van
Egmond aanvaard dient te worden. De ille
gitieme afstamming meen ik daarbij voorop
te moeten stellen omdat ook het laatste uit
voerige onderzoek door Jhr. P. Beelaerts
van Blokland (in het tijdschrift „De Ned.
Leeuw 1938") van de genealogie der oudere
generaties van het geslacht van Egmond
daartoe de meeste aanleiding geeft.
En dan komt, alweer in een Egmondsche
leenacte, thans van „sdonnerdage nade
Heijlige Paeschdach" 1409 (er staat 1411,
hetgeen wel een verschrijving zal moeten
zijn voor 1409: dat kan bij gebruik van Ro-
meinsche cijfers gemakkelijk) de eerste
vermelding van „dat huijs tot Craneix-
broeck".
Deze acte houdt o.m. in, dat jhr. Arend
van Egmond en IJsselstein constateert, dat
heer Floris van Cranenbroek vroeger
wanneer het was, wordt in het midden ge
laten aan hem, Arend, heeft opgedra
gen „dat huijs tot Cranenbroeck mitte
heemwerff en ander huijsinge die daer op-
staen" alsmede meer met name genoemde
goederen. Deze zaken behoorden destijds in
vollen eigendom aan heer Floris van Cra
nenbroek en deze had ze vervolgens van
heer Arend als een on versterf elijk erf leen
terug ontvangen. Daarom vergunde heer
Arend van Egmond aan den zoon, zijn vazal
Willem van Cranenbroek, wederom op diens
beurt de goederen van Cranenbroek na Pa-
schen 1409.
Het ligt voor de hand, dat wij geneigd zijn
den heer Floris, den vader van Willem van
Cranenbroek, die voor 1409 overleden moet
zijn, identiek te achten met dien Floris van
Cranenbroek, dien wij als leenman van Eg
mond reeds eerder ontmoetten, maar bij
vergelijking van het tijdsbestek, schijnt de
mogelijkheid hiertoe uitgesloten. Want Flo
ris Janszoon van Cranenbroek leefde in
1335 en 1338, terwijl Floris, dien wij als eer
ste bezitter van Cranenbroek ontmoetten,
eerst kort voor 1409 (misschien zelfs nog
wel in datzelfde jaar!) overleden moet zijn.
Indien hier inderdaad van een familierela
tie sprake is en dat kan stellig het geval
zijn, gelet op de overeenkomst in den naam
alsmede op het gebruik van gelijke voorna
men, lijkt het mij eerder aannemelijk, dat
de eerstgenoemde Floris óf de vader, mis
schien zelfs de grootvader van den tweede
geweest is.
Na deze beschouwing over de namen van
de verschillende leden van het geslacht van
Cranenbroek wordt het tijd eens terug te
keeren tot het huis zelf, waarvan we de da
teering voorloopig op „ouder dan het jaar
1409" gesteld hadden.
De boven behandelde acte staat ons toe
deze dateering nog iets te preciseeren. Want
wij lezen daaruit, dat heer Floris zijn huis
„tot Cranenbroeck" indertijd opgedragen
had aan Arend van Egmond en IJsselstein
als leenheei-. Nagaande dan, wanneer deze
Arend opgetreden is als heer van Egmond
bij den dood zijns vaders, en dit was in
1369, zien wij wel, dat er veel kans is ge
weest, dat het eerste „verlei" van Cranen
broek reeds in de 14e eeuw heeft plaats ge
had en dus, dat wij het ontstaan van het
huis veilig tot den loop van die eeuw kun
nen terugbrengen.
Veel adellijke huizen van beteekenis heb
ben in de 14e eeuw zeker in Noord-Kenne-
merland niet bestaan. Weliswaar hebben hier
en in de omgeving verschillende grafelijke
burchten gelegen (Toornburg, Middelburg,
Nieuwburg, Nijendoorn, enz.), maar deze
zijn meer als ambtswoningen op te vatten
voor grafelijke ambtenaren dan als adel
lijke huizen in engeren zin.
Wanneer wij onzen gezichtskring beper
ken tot de directe periferie van de Stad
Alkmaar, is eigenlijk het eenige wat wij op
dit gebied vermeld vinden, het groote
kasteel van den dynast van Egmond nog
maals uitzonderende, onder Heiloo het huis
ter Coulster en onder Limmen het huis
Dampegeest.
En als men de geschiedenis van deze twee
adellijke huizen nagaat, blijkt ter Coulster
in tegenstelling met hetgeen eerder wel
eens door anderen betoogd is, een edel-
manswoning te zijn geweest, waarvan het
bestaan éérder dan het jaar 1404 (acte van
17 Juni 1404, Inventaris Alg. Rijksarchief
no. 380) voorshands niet vaststaat. In de
tweede plaats blijkt, dat van het huis Dam
pegeest al evenmin een stichtingsdatum
bekend is. Zonder nader bewijs dient de
ouderdom van deze laatstgenoemde bezit
ting ook al op grond van een Egmondsche
leenacte van vóór 1451 bepaald te worden.
Nu doet zich bij deze huizen een merk
waardig verschijnsel voor. En dat is, dat
zoowel Cranenbroek als ter Coulster als
Dampegeest in de vijftiende eeuw tót leen
goederen van het machtige Egmondsche
huis gemaakt zijn! Het één volgde op net
ander en Cranenbroek opende waarschijn
lijk de rij, aangezien wij constateerden, dat
tusschen 1369 en 1409 door heer Floris van
Cranenbroek zijn huis van dien naam aan
Egmonds heer Arend werd opgedragen.
Als tweede in deze reeks moet bepaald
ter Coulster aan de beurt zijn geweest, want
uit een leenacte van 3 Juli 1450 (fol. 179
register Algem. Rijksarchief, Leenkamer,
no. 265), vloeit voort, dat Willem van Coul
ster verschijnt „op onse slote tegmonde" om
daar te verklaren aan Johan, heer van Eg
mond, dat hij „sijn huijs ter Coulster als dat
begi'epen is mit grafte ende mit wallen ende
veert alle zijnne toebehooren alst begraven
is uuijtgaende vierkant vande else Noort-
waert totter Vaert toe" aan hem opdraagt
om het tenzelfden dage weer van den leen
heer tot een on versterf elijk erf leen te ont
vangen.
Wat het derde bekende huis, het te Lim
men gelegen Dampegeest betx-eft, ook hier
van is de datum van het ontstaan van het
leenverband met den huize van Egmond
niet nauwkeurig bekend. Wél is die tijd
echter te benaderen. In een leenacte van 24
Maart 1487 (Alg. Rijksarchief, Leenkamer
no. 265) vei'schijnt „onsen wel gemijnden
Dirck van Tetrode" voor zijn leenheer en
in het stuk, dat ter gelegenheid van deze
comparitie wordt opgemaakt, wordt te ken
nen gegeven, dat „alsulcke Hoffstede mit
zijnnen toebehooren genaempt de Hoge
Ampe Geest mit negen morgen lants", enz.
in den ban van Limmen, reeds door Hugo
van Tetrode, toen hij leefde vóór dezen
Dirk van Tetrode, bezeten was als een
erfleen. Hetgeen er dus op wijst, dat
Hugo van Tetrode, zoowel als zijn na
zaat Dirk van Tetrode beiden dit Eg
mondsche leen reeds verheven hadden. Hu
go van Tetrode verwierf Dampegeest op
zijn beurt door overdracht van Henric van
de Stegen, waarna hij er zelf mede beleend
werd tegen voldoening van het heerge
waad van een rooden sperwer op O.L.V.-
dag Purificatio 1451. Korten tijd tevoren
v/as Hugo in het huwelijk getreden en wel
metjonkvrouw Gerrit van Cranen
broek Claesdochter, ten behoeve van wie
hij (deze brief, zoowel als de zoojuist ge
noemde komen weer voor in de Egmondsche
leenregisters) „op den naesten Sonnedach
nae St. Petrusdach ad vincula" van hetzelf
de jaar 1451 „aen die minre helft van eenre
Hoffstede de Ampegeest" recht van vrucht
gebruik vestigde, met erkenning door zijn
leenheer. Zelfs is uit de Egmondsche leen
registers af te leiden wanneer dit huwe
lijk tot stand kwam. Dit moet nog in 1451
zijn voorgevallen, aangezien Willem van
Egmond, broeder tot Gelre „toen Willem
van Foreest ontsloeg uit de leenvoogdij
over haar om in diens plaats van haar
„echte man" Huge van Tetrode den leeneed
te aanvaarden.
Helaas staan ons over deze Tetrode's
een adellijk geslacht, dat zijn stamhuis in
de omgeving van Haarlem, te Overveen,
moet hebben gehad uiterst spaarzame bij
zonderheden ten dienste. Om welke reden
zij zich te Limmen metterwoon hebben ge
vestigd is evenmin bekend. Maar dat er
reeds een zeer oude relatie tusschen Lim
men en de Tetrode's bestaan moet hebben
volgt in de eerste plaats wel daaruit, dat
een zekere Hendrik van Tetrode, schild
knaap, reeds op 30 JuU 1371 een vicarie
heeft gesticht, de vicarie van Tetrode, op
het O.L.V. altaar in de plaatselijke paro
chiekerk. (Ik heb over deze stichting hét
een en ander bekend gemaakt in het tijd
schrift „Haarlemsche Bijdragen" LUI, 1935,
bldz. 250 e.v.v.)
Zonder te willen beweren, dat hiermede
het bewijs is geleverd, dat de „knape" Hen
drik van Tetrode van 1371 de rechtstreek-
sche voorvader is geweest van Hugo of Dirk
die wij als Egmondsche vazallen sedert de
tweede helft der 15e eeuw zagen optreden,
toch is zoodanige relatie hier wel zeer waar
schijnlijk te achten.
Intusschen ligt het hier niet in mijn voor
nemen de historie van de adellijke huizen
van Noord-Kennemerland te beschrijven:
slechts beoog ik door het bovenstaande aan
te toonen, hoezeer de invloed van het dy
nastengeslacht van de Heeren van Egmond
sedert het einde van de 14e, maar vooral
ook in de 15e eeuw een vlucht heeft geno
men. In de onmiddellijke omgeving van de
plaats waar hun stamslot verrees hebben
de Egmonden in die periode uitgebreide be
zittingen verworven en een groote macht
ontplooid, hetgeen in het klein weer eens
duidelijk gedemonstreerd wordt door de
hierboven beschreven feiten. Om nog niet
eens te spreken over den invloed, welke 't
machtige Huis van Egmond vestigde in de
regeering van onze eigen stad, waar ver
scheidene op min of meer legitieme wijze
met 't geslacht van Egmond verwante perso
nen („neven") schepen, burgemeester of
raad zijn geworden, gebeurde het hier, dat
die adellijken, die in de omgeving van
Egmond ten plattenlande hun zelfstandig
heid behouden hadden, successievelijk on
der het gezag van den grooten heer komen
om hunne oorspronkelijk allodiaal gebleven
goederen stuk voor stuk met het „servituut"
van den Egmondschen leenband bezwaard
te zien!
(Wordt vervolgd.)