KINDEREN.
VOOR ONZE
JUizziexiéciek
RAADSELS.
VAN KOEHERDER TOT WIJSGEER,
de reuzen zwaai.
oplossingen.
De oplossingen van de raadsels in ons
vorig nummer zijn als vo^'t:
Verhaaltjes van kinderen
voor kinderen.
oplossing knippuzzle.
voor het eerst naar school
wat de herder ons vertelde
niet zoo gulzig zijn.
DE VERKEERDE GESTRAFT.
VIERDE BLAD.
Er werd gespeed:
29—24 1. 2 29
39—33 2. 29 38
40—43 3. 38 49
26—21 4. 49
22—18 5. 12
21 3 6. 32
3 7!
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1586 van H. Eyraud (Fr.)
Zw. 12 sch. op: 4, 6, 9, 12, 14, 18. 19 22
23, 24, 28, 29.
W. 12 sch. op: 16, 22, 25, 30, 31, 32, 36, 37
38, 40, 48, 50.
In onze volgende rubriek geven wij de
oplossing.
Onze Derde Maart-Opgave.
Welke plaatsen?
De bedoelde plaatsen, die door vele op
lossers na ernstig zoeken zijn gevonden,
waren de volgende:
1. Amerongen
2. Haaksbergen
3. Baambrugge
4. Hollandscheveld
5. Leidschendam
6. Marseille
7. Barcelona
8. Livorno
9. Southampton
10. Newcastle
Onze Nieuwe Opgave. (No. 4 der
Maart-serie).
Lettergreep-puzzle.
Wij hebben een niet te groote puzzle in
dit genre iets moeilijker gemaakt, door
alleen de lettergrepen te geven (zonder
omschrijving van de te vormen worden).
Wel is van elk der zes woorden het
aantal lettergrepen gegeven.
De vraag is deze: Welke zes woorden
kunt ge vormen uit de volgende letter
grepen?
Het '.iin drie woorden van zes en drie
woorden van vijf lettergrepen.
Lettergrepen.
ad ci de dels e ger
han hei hoofd in ke le
lec maat mi ni pij rei
ri ring sa schap stra ta
teit teur tie tri ven - vens
ver ze zi.
Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtijdig
mogelijk doch uiterlijk tot Vrijdag 31
Maart 12 uur aan den Puzzle-Redacteur
van de Alkmaarsche Courant.
EEN VIS ALS WEERVOORSPELLER.
bevtna"1 1S h6t land' Waar de meeste aard-
7Hn !°°rkomen- Veel steden en dorpen
jn door die natuurrampen al verwoest.
Zoals in ieder land is er ook in Japan op
verschillende plaatsen een seismograaf,
'w'z' ,ee,n iHstrument dat automatisch de
aardschokken optekent. Nu heeft men ont-
dat er in verschillende meren in Japan
een vissoort leeft, die zo gevoelig is voor
een naderende ramp, dat men de vis „Aard-
bevingsvis" heeft genoemd. Vier of vijf uur
voor de seismograaf trillingen in de aarde
aangeeft wordt deze vis al onrustig en ge
draagt zich zo zonderling, dat er geen twijfel
mogelijk mogelijk is of er is een flinke aard
beving op komst.
Nu wil men invoeren, dat deze vissen
onder de bevolking verspreid worden, zodat
men ze thuis in een aquarium kan bewaren.
Als er dan een aardbeving komt, zijn de
mensen van te voren gewaarschuwd, want
meestal is het al te laat, als de seismograaf
het naderend gevaar aankondigt.
1.
het een verblijfplaats voor
Met a is
dieren.
Met aa is het een metaal.
Met e duidt het een bij elkaar passend
geheel aan.
Met i geeft het een zekere rust weer.
Met oe kan men er op gaan zitten.
Met ij is het een bekend woord in de
wereld van architecten en literatoren.
2. Welke is de rang van de volgende mili
tairen?
Tageners
Palakroro
Tantenuli
Turecur
Nipetika
Ralenage
3. Welke tor eet ook mensen?
Hein Kees, Jan, Arie, Leo. Teun.
De Alkmaarse kaasmarkt.
De hoed, want die vindt de meeste
afnemers.
„Kom er ook in, ik kan hier nog
best staan."
door NELLY DOKTER.
Ida zou morgen voor het eerst naar school
gaan. Dat vond ze zo fijn! De hele dag hing
ze bij haar moeder om en vroeg haar van
alles en nog wat.
„Moeder", vroeg ze eensklaps: „Hoeveel
uur duurt het nog voor ik in school zit?"
„Och, zeur nou toch niet zo", zei haar
moeder. „Ik zou zeggen, je moest maar naar
bed gaan. Het is half acht en morgen moet
je vroeg op".
Ida ging gehoorzaam naar boven.
's Morgens was ze al heel vroeg wakker,
't Was nog wat schemerig. Hoe laat zou het
wezen, dacht Ida. 't Was nog zo stil in huis.
Ze schoof de gordijntjes een beetje open.
Het licht viel haar kamertje binnen. Ida had
geen zin om in haar bedje te blijven. Ze
gleed over de rand van haar ledikantje, trip
pelde de kamer uit en haar Vaders en
Moeders slaapkamer binnen. Die sliepen nog.
Ze trok haar moeder aan haai arm en riep:
„Moes! Word eens wakker, ik moet naar
school."
Haar moeder opende de ogen en zei met
een blik op het klokje: „Maar kindje, 't is
pas half zes. Ga nog slapen in je bedje".
Maar daar wou Ida niets van weten! Ze
kroop vlug bij moeder onder de dekens. In
tussen was Vader ook wakker geworden.
„Wat is dat toch voor een spektakel zo
vroeg", bromde hij. Maar Ida trok hem aan
z'n haren en toen waren ze ineens allemaal
klaar wakker.
Moeder zei: „Laten we er maar uitgaan."
Zo gezegd, zo gedaan. En ongeveer 3 uur
later stapte Ida trots als een pauw met
moeder naar school. Daar zag ze bij een
plein een groot gebouw. „Is dat de school,
moeder?" vroeg Ida. „Ja", zei moeder, „Zal
je nu goed je best doen en niet huilen als
mamsje weg is?"
O! nee hoor! dat zou Ida niet doen. Ze
Waren bij de school gekomen Daar waren
nog meer moeders met kinderen.
Ida en haar moeder gingen het gebouw
binnen en gingen naar de spreekkamer,
waar Ida ingeschreven moest worden. Toen
ging ze met moeder naar de eerste klasse.
Er was een lieve juffrouw, die vroeg: „Hoe
heet jij, kleintje?"
„Ida", zei ze.
„En hoe meer?" vroeg de juffrouw vrien
delijk.
„Heuvelink", zei moeder. Toen nam de
juffrouw haar mee en ging moeder naar
huis. De juffrouw wees haar een plaatsje op
de derde bank naast een meisje met twee
lange blonde vlechten. Dat vond Ida toch zo
grappig. Zelf had ze een heel donker kort
geknipt krullekopje. Er kwamen nog meer
kinderen. Toen begon de les.
Nu ja, les, dat was het wel niet, maar het
was pas de eerste ochtend. Eerst ging de
juffrouw een mooi verhaal vertellen. Toen
mochten ze wat tekenen En na het tekenen
mochten ze een kwartier buiten spelen. Dat
vond Ida toch zó leuk. Met al die kinnderen
in een kring spelen. De juffrouw deed ook
mee.
Na het spelen gingen ze weer naar bin
nen, en gingen ze een liedje zingen. Toen
tekende de juffrouw allemaal lijnen op het
bord met wit krijgt. En daar zette ze alle
maal streepjes tussen. Dat moesten de
kinderen nadoen. Toen ging de bel. Tin-
gelingelingeling! ging het door de school.
Buiten wachtte moeder op haar. Op weg
naar huis vertelde Ida haar alles in geuren
en kleuren. En 's middags aan tafel stond
haar mondje niet stil, want de eerste
schooltijd was haar goed bevallen.
en zei: „G'udag!" „Goedendag", groetten wij
nu ook. „Mooi weer, vindt u niet?" „Ja, ja,
dat gaat best. 't Wordt weer lente!"
En zo waren we al gauw in een druk ge
sprek gewikkeld. Hij vertelde, dat het hem
nooit verveelde om met zijn schapen van de
ene plaats naar de andere te trekken. „En
de dieren houden me bezig", zei hij.
„Maar vertelt u nu eens, hoe houdt u al
die dieren uit elkaar. U hebt zeker schapen
van veel verschillende boeren bij u?"
„Ja, alle boeren geven mij hun dieren mee
en ik breng ze altijd weer bij hen terug.
Natuurlijk kan ik ze uit elkaar houden. Ze
zijn allemaal anders. Dat daar bijvoorbeeld",
hij wees op een groot schaap, dat er precies
als alle anderen uitzag, „dat is van boer
Jochem. Hij heeft hier 14 schapen in de
kudde, zal ik ze eens bij elkaar halen?" We
keken hem ongelovig aan, want we konden
ons niet indenken, dat hij werkelijk uit al
die witte, wollen dieren de schapen van boer
Jochem zou kunnen halen. „Zou u dat wer
kelijk kunnen?"
„Makkelijk, in een paar minuten!" zei de
herder kalm. „Wolf, mijn hond, en ik, we
kennen ze allemaal uit elkaar en zij kennen
ons ook. Ze hebben een andere kop, een
ander vacht en andere ogen. Ze lopen alle-<
maal anders en ze hebben allemaal een be
paalde manier van eten. Als u een troep
honden bij elkaar ziet, kent u ze toch ook
uit elkaar? Bij mij is het net zo. Natuurlijk
n-et in het begin, toen vergiste ik me wel
eens, maar als je jaar in, jaar uit elke dag
met de dieren samen bent en ze de hele dag
kunt bestuderen, dan weet je heus wel, wie
je voor hebt!" Zijn stem klonk nu vol trots
en hij keek eens over de kudde.
„Maar weet u, het vervelende is, dat de
mensen je zo dikwijls tegenwerken. De
schoolkinderen bijvoorbeeld, komen wel eens
bij de hutten en dan slaan ze tegen de deur
zodat de dieren bang en onrustig worden.
Dat is niet goed. De kinderen bedoelen daar
niets mee, maar het is toch slecht voor de
dieren. Ze moeten ze met rust laten, dan
blijven ze ook overdag kalm bij de kudde.
Ja meneer, het is nog zo kwaad niet herder
te zijn, tenminste, als je hart voor je dieren
hebt!"
En dat had hij, dat merkten we wel. We
praatten nog even door, groetten hem toen
vriendelijk en stapten op. Toen we al een
eind verder waren, hoorden we de herder
nog vrolijk fluiten.
door L. W.
Het was prachtig weer en we maakten
een lange wandeling over de hei. We voel
den het voorjaar in de lucht en aan de
blauwe hemel dreven een paar witte scha
penwolkjes. We hadden al een heel eind
gelopen, maar het leek alsof we niet moe
werden en we wilden nog een stuk verder,
Heel in de verte zagen we een grijzige plek
op de hei. We raadden ernaar, wat dat kon
zijn, maar we begrepen het niet. We dachten
eerst, dat het misschien een kale plek was,
maar toen we dichterbij kwamen, zagen we,
dat die kale plek zich langzaam bewoog en
toen we nog een eindje verder waren, zagen
we, dat het een kudde schapen was.
„Zullen we erheen gaan?" vroeg mijn
vriend, „of wil je liever de andere kant uit
lopen?" Maar ik voelde er wel iets voor
om die kudde van dichtbij te bekijken en
misschien eens met den herder te spreken.
Het was al vrij lang geleden, dat ik een
kudde had gezien, want ik woon in de stad
en kwam niet dikwijls buiten. Ik had er
dikwijls over gedacht, hoe dat toch zou zijn
om de hele dag buiten te lopen met je
schapen en je hond en te zorgen, dat de
dieren veilig bij elkaar bleven We besloten
daarom maar eens naar de kudde toe te
gaan en te kijken of we den herder eens
konden spreken.
En zo stonden we een kwartier later bij
den herder. De man groette ons vriendelijk
Hoe de droom van een armen jongen werkelijkheid werd.
Het was in de zomer van
het jaar 1773, op een zonnige
Zondagmorgen, toen een
koets over de landweg reed,
die midden tussen de gol
vende korenvelden liep. Er
zaten diepe kuilen in de weg,
want er gingen elke dag veel
wagens overheen naar de
stad, waar de boeren hun
waren naar toebrachten om
te verkopen.
„Vooruits Johan!" riep
baron van Miltitz, die zijn
hoofd uit het rijtuig stak.
„Schiet toch een beetje op, zo komen we
nooit meer op tijd! Over een half uur
moeten we al in Rammenau zijn, anders
komen we te laat voor de kerk! Als je zo
langzaam blijft rijden, zijn we er vanavond
nog niet.
De koetsier mopperde wat op zijn bok en
liet zijn zweep knallen. De beide paarden
liepen nu een beetje vlugger en toen
was het ongeluk al gebeurd.
De koets kwam plotseling in een diepe
voor, verloor het evenwicht en viel toen
langzaam en statig, zoals het een koets be
taamt, opzij. Toen kraakte het scherwiel, de
as brak door en nu stortte de koets helemaal
om. Scheldend klom de baron er aan de
andere kant uit en de koetsier wreef zijn
licht gekneusde, maar gelukkig heelgebleven,
ledematen
Zo kwam het, dat baron van Miltitz de reis
helemaal had gemaakt, want toen hij na
een uur wandelen eindelijk in het Saksische
dorpje Rammenau bereikte, kt men de
boeren juist terug uit de kerk en miltitz had
geen woord van de preek gehoord, waarvoor
hij apart was overgekomen. De dominee van
Rammenau was een beroemde dominee en
de baron had hem-graag eens horen preken
Nu liep lui teleurgesteld door naar het
grote landgoed van Rammenau en werd
daar hartelijk ontvangen. Toen hij zijn gast
heer vertelde, waarom hij was gekomen en
wat voor ongeluk hij gehad had, zei deze:
„Ik geloof wel, dat ik u kan helpen. In ieder
geval zal ik uw wagen laten maken en
verderals u alleen gekomen bent om die
preek te horen, kan ik wel iemand laten
komen, die u bijna die hele preek kan ver
tellen."
„Zo, zo", antwoordde de baron ongelovig,
„hoe komen er zulke kunstenaars in Ram
menau, die zich een hele preek kunnen her
inneren. Er wonen hier toch alleen maar
boeren?"
„Zeker, en zelfs heel arme boeren. Maar
toch zult u zien
Een kwartier later kwamen een arme
boerenjongen binnen. Hij liep op blote
voeten en zijn pak was aan alle kanten
versteld, maar hij had een fris en verstandig
gezicht.
„Dit is de jongen, die de hele preek voor
u kan herhalen", zei de gastheer tot baron
von Miltitz. Maar de baron begon te lachen
en zei: „Deze jongen? Maak geen grapjes,
mijn beste vriend, want dit kan ik werkelijk
niet geloven. Deze jongen is nog heel
klein!"
Maar de ander knikte den jongen vrien
delijk toe en vroeg: „Ben je vandaag in de
kerk geweest, Gottlieb?"
„Ja, meneer", antwoordde de jongen.
„Zeg jij dan de preek nog eens op, die de
dominee vandaag in de kerk heeft gehouden.
Maar zeg het dan precies zo, als de dominee
het heeft gezegd".
Gottlieb aarzelde geen ogenblik en begon
te spreken. Hij wist het nog precies, want hij
luisterde altijd heel goed, naar wat de
dominee zei en als hij dan later weer met
zijn koeien alleen was, herhaalde hij die
woorden voor zichzelf. Hij was koeien-
hoeder voor de boeren uit het dorp. Ze
brachten allen hun koeien naar een grote
wei en daar paste Gottlieb op hem. Als het
dan zo heel stil was, dacht hij na over wat
hij in de kerk had gehoord en ook een paar
boeken, die hij op zolder had gevonden,
kende hii bijna uit zijn hoofd, want hij ge
loofde, dat hij eens een groot man zou
worden of een beroemd schrijver.
En zo herhaalde hij nu de preek van den
bekenden dominee woord voor woord. Het
duurde bijna een half uur voor hij klaar
was
De baron keek steeds verbaasder en op
het laatst luisterde hij zo aandachtig naar
den jongen dat het hem toescheen alsof hij
werkelijk die preek vanaf de preekstoel
hield. Toen de jongen eindelijk klaar was,
zei de baron: „Hoe heet je mijn jongen en
wie zijn je ouders?"
„Ik heet Johann Gottlieb Fichte", ant
woordde de jongen" en mijn vader is wever
hier in het dorp."
„Zou jij graag naar een grote school
willen gaan?" vroeg de baron.
De ogen van den jongen begonnen te
glanzen. „Nou en of", zei hij, „maar mijn
vader heeft daar geen geld voor".
„Maar ik heb geld!" riep de baron nu uit,
„en ik zou niet willen, dat het ongebruikt
bleef liggen. Jij bent een verstandige jongen
en het is zonde als jij steeds alleen je koeien
blijft hoeden. Ik zal zorgen, dat jij een
goede opvoeding krijgt!"
En de baron hield woord. De weverszoon
kwam op een goede school en later op de
universiteit. En nog later werd hij een be
roemd wijsgeer! Zo kwam de droom van
een armen jongen uit.