Waterstaat en de aannemersfirma Broersma Heden behandeling voor de Rechtbank De Alkmaarsche Courant OUDKARSPEL TEXEL DE RIJP NIEUWE NIEDORP ZUIDSCHARWOUDE OUDKARSPEL NOORDSCHARWOUDE DERDE BLAD. In 1924 ontstond er tusschen de aanne mersfirma Broersma en den Hoofd-ingeni- eur van den Rijkswaterstaat Ir. Wentholt een verschil over de uitvoering van een onderdeel van het Maas-Waalkanaal, met het gevolg, dat de firma, die reeds een derde deel van het werk had uitgevoerd, van het werk werd verwijderd en het overige deel van het werk voor f 115000. hooger dan waarvoor de firma Broersma het werk had aangenomen, aan een andere firma werd opgedragen, zonder dat de Ka mer daarvoor de gelden had gevoteerd. Deze meerdere gelden werden door Water staat eenvoudig op ardere posten overge boekt. De firma Broersma, die door deze mani pulatie van Waterstaat geruïneerd werd, en volgens het bestek tekort was gedaan wendde zich om recht tot den toenmaligen min. van Swaay en tot de Tweede Kamer, evenwel zonder resultaat. Het lid van de firma, de heer J. Broers ma te Bergen, die voor het recht van de firma bleef strijden, verkreeg op zijn ver zoek audiëntie van H.M. de Koningin waarbij hij duidelük n.aakte. dat het rijk voor minstens 115000.was benadeeld wanneer Waterstaat gelijk had, aangezien volgens het bestek, wanneer de firma bi. de uitvoering van het werk waarlijk in gebreke was geweest, Waterstaat het recht had het werk op kosten van de firma of haar borgen door anderen te laten uitvoe ren. De heer Broersma verzocht H.M. te bevorderen, dat zijn firma of de borgen voor het bedrag, dat het werk, doordat het aan anderen was opgedragen, méér had gekost, zou worden aangesproken, omdat hij dan in het proces de gelegenheid zou krijgen door deskundigen te bewijzen, dat de firma door Waterstaat, in strijd met de voorschriften, was benadeeld voor eenige tonnen. H.M. zegde een onderzoek toe, met het gevolg, dat de firma voor de betaling van de 115000.werd aangesproken door den Staat der Nederlanden. De heer Broersma was verheugd dat er eindelijk gang in de zaak was gekomen, doch toen deze voor de Alkmaarsche Rechtbank zou dienen, was de landsadvocaat Mr. Telders niet verschenen, zoodat ér voor de Alk maarsche Rechtbank geen andere beslis sing overbleef dan aan den Staat de vorde ring te ontzeggen. Op handige wijze had den de hoogere ambtenaren bereikt, dat het voor de firma onmogelijk was gewor den juridisch voor haar rechten op te komen. De heer Broersma bleef voor dit recht strijden en publiceerde tenslotte half Sep tember 1937, onder den titel „Ik zal Hand haven", een brochure, waarin ernstige be schuldigingen aan het adres van Dr. Ir. Wentholt werden geuit. In Januari van 1938 zond de heer Broersma over de aangelegenheid een open brief aan den ministerraad, waarin aan het adres van Dr. Ir. Wentholt nog sterkere beschuldigingen werden geuit, met het ge volg, dat, ofschoon Dr. Ir. Wentholt geen klacht indiende, thans de heer J. Broersma op last van hooger hand door den officier van justitie te Alkmaar gedagvaard werd om in de zitting van 4 April terecht te staan, nadat het Hof 8 December de zaak naar de Rechtbank hau verwezen terzake, dat hij: A. te Bergen, omstreeks half Sep tember 1937 opzettelijk den hoofd-ingeni eur van den Rijkswaterstaat Dr. Ir. Went holt in verband met onder diens directe ge maakte werken betrekkelijk het Maas- Waalkanaal in het oper.baar bij geschrifte heeft beleedigd, zulks door opzettelijk een brochure getiteld „Ik zal handhaven" en opgedragen aan „allen die geroepen zijn tot de vertegenwoordiging van het Neder- landsche Volk" het li-t te doen zien en afschriften daarvan te doen toekomen aan H.M. de Koningin, H.K.H. Prinses Juliana, de Tweede Kamerfracties, eenige Dagbla den en Waterstaatsingenieurs, in welke brochure voor Dr. Ir. Wentholt beleed i- gende passages voorkwamen; B. dat hij in of omstreeks de maand Jan. 1938 opzettelijk de eer of goeden naam heeft aangerand van Dr. Ir. Wentholt door tenlastelegging van het knoeien met rijks- gelden, het om den tuin leiden van het Departement van Waterstaat, het sabottee- ren van den wil van H.M. de Koningin, het plegen van valschheid in geschrifte alsmede het benadeelen van den Staat der Nederlanden voor 100000.en het be korten van de rechten van de aannemers firma Joh. en Jac. Broersma, een en ander met het kennelijk doel om daaraan ruchtbaarheid te gexen, zulks door opzettelijk een open brief te richten tot den Raad van Ministers, gedateerd 14 Jan. 1938. In de dagvaarding was aan verdachte ten laste gelegd, hetgeen in de brochure „Ik zal handhaven" en in uen open brief aan den ministerraad was gepubliceerd. Voor deze zaak bestond bij de pers éen groote belangstelling. De voorlezing van de dagvaarding door den officier van justitie, mr G. C. B. v. d. Feen de Lille, vorderde een kwartier. De heer Broersma stond inmiddels, het hoofd opgeheven, rustig te luisteren. Het was hem aan te zien dat hij hoopte einde lijk eens gelegenheid te krijgen zich in het openbaar te plaatsen tegenover den man die door zijn manupilaties zijn ondergang had bewerkstelligd. Verdachte's verdediger, mr. dr. Buiskool, luisterde, evenals de leden van de recht- zal getoond worden hoe menschen uit een gezonken auto goed kunnen gered worden. Een zeer interessant nummer, dat aan de zwemkunst hooge eischen stelt. Voor het zwemlievend publiek is Alk maar dus een goede gelegenheid om een interessanten zwemavond bij te wonen. bank, president mr. Ledeboer, rechters mr. Friun en mr. v. d. Loos, met gepaste belangstelling naar de voorlezing, terwijl ir. Wentholt, als getuige aanwezig, onbe wogen eveneens de voorlezing volgde, hoe wel hij er van beschuldigd werd, door allerhande machinaties, den minister van Swaay voor een voldongen feit te hebben gesteld; met medewerking van den voor- maligen landsadvocaat den wil van de vorstin te hebben gesabotteerd; en valschheid in geschrifte te hebben gepleegd door met of zonder medewerking van het departement van waterstaat aan de Alg. Rekenkamer geheel onjuiste af- rekeningstaten voor te leggen en die voor echt te doen doorgaan. Wij publiceerden destijds beide geschrif ten, thans aan beklaagden ten laste gelegd. De president las hierna nog puntsgewij ze het eerste geschrift en vroeg of ver dachte niet moest toegeven, dat de wijze waarop hij had geschreven, beleedigend was. Verdachte ontkende dit, waarop de president hem herinnerde aan de verkla ring voor den rechter-commissaris, waar in staat dat verdachte verklaard had dat hij geschreven had onder den verschen indruk van de aan ir. Wentholt verleende onderscheiding en dat hij, wanneer hij de brochure nog eens zou schrijven, andere uitlatingen zou hebben gedaan. Verdachte: Mijn bedoeling is nooit om te beleedigen. De brochure is een poging van mij om van den Staat recht te krijgen. Spr. wees er op, dat de Staat in zijn machtpositie hem in een uitzonderingspo sitie te gronde heeft gebracht e dat later een andere verhouding tusschen aanne mers en den Staat is ontstaan. Spr. deed mededeeling van de uievoerige correspondentie door hem met de regee ring gevoerd en van conferenties met de ministers en hij wees er op, dat minister Colijn de eerste is geweest, dis een fat soenlijken brief stuurde als antwoord. On der een fatsoenlijken brief verstond ver dachte een brief met argumenten. Later kreeg hij ook een fatsoenlijken brief van den hoofdingenieur van Vlissingen. Jaren achtereen heeft verdachte geduld uitgeoefend en getracht door verzoek schriften recht te krijgen en steeds zonder resultaat. Verdachte was daardoor genood zaakt op te treden op een /ijze die wel de aandacht trok. Daarom schreef hij de brochure en den open brief, die aan alle Kamerleden en 56 dagbladen is verzonden. Verdachte's geheele optreden is slechts een streven om recht te krijgen, niet om te beleedigen. Wanneer er een misverstand is ontstaan over zijn woordenkeus, dan spijt hem dit en zal hij in het vervolg andere kwalificaties gebruiken. Behoefte om te beleedigen heeft hij niet, wel om voor zijn recht te strijden. De president: U zult u .och moeten neerleggen bij den indruk dn de rechtbank krijgt en deze za' ook rekening moeten houden met het gevoel van den beleedigde. Het speet spr. verschrikkelijk, dat alle door verdachte aangewende middelen om de zaak normaal te doen verloopen, waren mislukt. Getuige ir. Wentholt erkende van den Officier van Justitie een kennisgeving te hebben ontvangen, waarin hij mede deelde van plan te zijn tegen Broersma een strafvervolging in te stellen, tenzij hij bezwaar maakte, hetgeen hij niet had gedaan. Getuige achtte zich door de geschriften als ambtenaar beleedigd. De President: u acht zich dus be leedigd, omdat u met den schurk Ester- hazy wordt vergeleken. De getuige: het ergste is, dat van alles wat in de geschriften is geschreven, practisch geen woord waar is. De beleedi- ging is toch erger, wanneer ze gebaseerd is op onjuiste mededeelingen. Als het al les waar was, dan maakte het een groot verschil. De beschuldigingen zijn op on waarheden gebaseerd. De President: u voelt zich belee digd, maar heeft u een klacht ingediend bij den Officier? Getuige: als ambtenaar oordeelde ik, dat het op den weg van den minister van Waterstaat lag een klacht in te dienen, omdat deze den plicht had zijn ambtena ren te beschermen. Getuige handelde overeenkomstig een advies van den landsadvocaat. Ik nam toevallig kennis van zoo'n stuk. De President: heeft de minister u ter verantwoording geroepen? Getuige: de minister heeft met mij de geschriften besproken en ik heb toen gezegd: „hier moet men wat aan doen". Voor mij was het de vraag of dit moest geschieden op een klacht van mij of van den minister. De verdediger, Mr. Buiskool, vroeg of getuige de Spoorwegen niet heeft opgebeld om tegen verdachte als aannemer te waarschuwen. Getuige Wentholt kon zich daarvan niets herinneren. Heel kort nadat Broers ma van het werk was verwijderd, is het dossier door anderen behandeld. Getuige bevestigde, na een opmerking van den verdediger, dat hij bij uitzonde ring de nota over de schadevergoeding had behandeld. Ten onrechte, aldus ge tuige, veronderstelde de heer Broersma, dat ik achter alle kwesties zat. De zaak was aan mij onttrokken. De President wees verdachte er op, dat het hem bekend was dat Mr. Telders aan een ernstige oogziekte leed en dat tengevolge daarvan deze als landsadvo caat ter zitting niet verscheen, toen de Staat de 115.000 vorderde en de zaak van de rol moest worden gevoerd. De landsadvocaat verscheen dus niet op grond van een truc. Verdachte was dit niet bekend. Mr. Fruin wees getuige op de stuk ken waaruit blijkt, dat zelfs tijdens het faillissement van den heer Broersma door getuige een cijferstaat is opgemaakt. Getuige las hierop een schrijven van den landsadvocaat voor, waaruit bleek, dat in het faillissement de vorde ring van den Staat was ingediend, doch werd afgevoerd omdat noch de lands advocaat, noch de procureur verscheen. Getuige meende dus, dat hij buiten dit ongelukkige verloop staat. Rechter Fruin: ja, behalve buiten een tweetal brieven, in de stukken aan wezig. Mr. Fruin bleek, evenals de President, de zaken goed te hebben bestudeerd en wees getuige er op, dat uit een schrijven van den landsadvocaat aan den minister vast staat, dat hij de zaak met den lands advocaat heeft besproken en dat het standpunt van den landsadvocaat ge grondvest is op de mededeelingen van ir. Wentholt. Dat getuige zoo gauw aan de zaak is onttrokken, is niet juist. Getuige Wentholt stond een poos geslagen, beschouwde den brief die Mr. Fruin hem ter hand had gesteld en ver klaarde, dat hij zich steeds op het stand punt heeft gesteld dat Broersma recht had op zijn geld, maar wij hadden recht volgens de toenmalige A. V. op het be drag, dat ons het werk méér had gekost, n.1. 115.000. De President: heeft de heer Broers ma zijn schade uitbetaald gehad? Heeft Broersma moreel van den Staat nog te vorderen? Getuige: wij hebben 115.000 te vor deren, maar in dezen tijd heb ik met de zaa§ niets te maken gehad en als men nog wat meent te vorderen te hebben, dan kan men toch iemand maar niet be lasteren. De brief waarop Mr. Fruin doelde is 10 jaar oud en dat herinner ik mij niet meer. Een collega van getuige was ter zitting mede verschenen met een dossier van ongeveer 10 K.G. Mr. Fruin; Verdachte moet toch wel een gevoel van onrecht hebben. Hij gaf 375.000 uit en zag 115.000 verrekend. Voor de rechtbank is van belang te weten of hem tekort is gedaan. Getuige: Maar het gaat hier om be- leediging. Waarom heeft hij den Staat geen proces aangedaan? Mr. Buiskool: Omdat, na het fail lissement, het geld daarvoor ontbrak. Mr. Fruin wees getuige er op, dat hij toch ook voor den rechter-commissaris is gehoord, dus weet waarover het gaat en daarom nu niet kan volstaan met te zeggen dat hij zich de zaken niet na 15 jaar her innert. De president vroeg getuige, die beweerd had, dat de ontgrinding ondes kundig geschiedde, of het gebruikelijk is, dat een aannemer, die volgens een bestek aannam, later bij de directie een plan van uitvoering indient. Getuige: Soms wel. Verdachte: Getuige herinnert zich wel, na 15 jaar, dat het ontgrinden door ons ondeskundig geschiedde, doch niet, dat de wijze van uitvoering zijn sanctie had. Dit kan niet juist zijn. De verdediger, mr. Buiskool, merkte op, dat getuige den minister voor een vol dongen feit stelde door op de conferentie van 11 Maart 1924 mede te deelen, dat aan Bruce en v. d. Bosch het werk voor 115000 hooger was opgedragen. Getuige gaf een dito overzicht van den gang van zaken en zeide, dat hij een mon delinge opdracht had om zich met den mi nister te verstaan. Pas 23 April keurde da minister de definitief opgemaakte stukken goed. Mr. Buiskool wees getuige er op, dat de vervangende aannemer de klei en het grint van een andere plaats haalde dan waar verdachte het moest halen en meer werk kreeg uitgevoerd. De president vroeg getuige of dit juist was. Getuige kon zich dit niet herinneren. De verdediger toonde hierop getuige een bestek, waaruit blijkt, dat een geheel ander bestek werd uitgevoerd en de staat van afrekening kwam te vervallen. Ge t u i g e Wij moesten het voor Broers ma zoo voordeelig mogelijk doen. De ver vangende aannemer had te maken met een terrein, zooals het er op dit moment lag. Meeningsverschil hierover is echter iets anders. Het requisitoir. De officier van Justitie, mr. v. d. Feen de Lille, noemde de geheele zaak een eigenaardige, omdat hier de beleedigde geen klacht deed en de beleediger prijs stelde op vervolging. Ir. Wentholt heeft nu verteld, hoe eindelijk den Haag berichtte, dat men gesteld was op een strafvervolging en spr. werd medegedeeld, dat hij bevoegd was, zonder klacht een strafvervolging in te stellen, op gronden aan het algemeen belang ontleend. Als tweede merkwaardigheid noemde spr. het verzet van verdachte tegen de dag vaarding, met als gevolg, dat de rechtbank verdachte buiten vervolging stelde, waar van verdachte later spijt had. Spr. ging in hooger beroep en het Hof gelastte behande ling voor de rechtbank. En zoo ziet u de dagvaarding, door het O. M. als gehoorzame dienaar, door een hooger college samengesteld. Terzake sub a is alleen ten laste gelegd geworden gewone beleed iging. In b wordt primair smaadschrift en sub- sidair beleediging tenlaste gelegd. Als eerste belangrijke beleediging noemde spi. de kwalificatie voor de krankzinnige overschrijding der raming en de oplichting van verdachte's firma. Dit gaat de perken te buiten, evenals verschillende door spr. aangehaalde zinnen. Dit is ook het geval met de kwalificatie „al de waanzin uit 's mans rapporten" en zijn critiek op één van de hoogste onderscheidingen aan getuige, die H. M. de koningin hem verleende. Ook de vergelijking van ir. Wentholt met den schurk Esterhazy. In het geheele verband oordeelde spr. de brochure beleedigend. Wanneer men alles in verband ziet, dan kan men niet twijfelen of het is beleedi gend. Verdachte ontkende een bedoeling te heb ben gehad te beleedigen. Schrijven is moei lijk, zelfs de pers vergalloppeert zich wel een^ en in een booze gemoedstoestand moet men niet schrijven, al is het begrijpelijk, dat de gemoedstoestand van verdachte niet zoo best is. Spr. geloofde, dat de firma het werk had aangenomen, zonder daarvoor voldoende te zijn berekend. Het blijkt uit het feit, dat Waterstaat zich genoodzaakt zag het werk te ontnemen. Daardoor ont stond er een vordering van den Staat op de firma, terwijl de firma veel meer te vorderen had dan den Staat. Om dit punt draait alles. Het gaat niet aan als men een vordering van den Staat heeft, om tegenover een ambtenaar allerlei leelijke beschuldigingen te uiten. Het Hof stelde zich op het standpunt dat verdachte Ir. Wentholt betichtte van be paalde feiten. De verdachte zeide dit ook, maar wilde bewijzen hetgeen hij ten laste legde. De vraag is of dit opgaat en ik vrees voor ver dachte, dat dit helaas niet opgaat. Ver dachte loopt jaren met een gevoel rond, dat er iets onrechtvaardigs is gebeurd en met de faillissements-procedure heeft hy inderdaad pret gehad en helaas kan wet telijk hier ook niet de gelegenheid worden gegeven tot het leveren van het bewijs. De zaak zal echter moeten stranden op grond van het wetsartikel, aangezien de brief volgens verdachte niet verder is ge gaan dan aan den Raad van Ministers. Was bekend geweest, dat verdachte dien ook aan de Kamerleden en 56 dagbladen had toegezonden, dan zou er sprake zijn van toelating van het bewijs. Nu is er geen sprake van smaadschrift. Voor het sub a ten laste gelegde is smaadschrift niet mogelijk. Het primair b ten laste gelegde is niet gepleegd. Een veroordeeling voor het sub- sidair b ten laste gelegde is niet mogelijk. Voor het sub a ten laste gelegde vroeg spr. een geldboete van 30 subs. 15 dagen. Voor het sub b primair ten laste gelegde vroeg spr. ontslag van rechtsvervolging, en voor sub b vrijspraak. Het pleidooi. Mr. dr. Buiskool had, in verband met een hem overkomen ongeval, een pleitnota gemaakt, die hij zou overleggen en waar voor hij de aandacht van de rechtbank vroeg. Na het requisitoir is de zaak nog moei lijker geworden. In zijn pleidooi zou spr. namens verdachte n.1. vragen, hem vrij te spreken van het onder a. ten laste gelegde, maar de moge lijkheid open te laten voor een veroordee ling van het primair onder b. ten laste ge legde. Pleiter wees er op, dat verdachte, die 15 jaar lang legaal gevochten heeft om recht te krijgen, gelegenheid wenscht om te bewij zen, hoe hem door allerlei chicanes en te genwerking recht :s onthouden. Pleiter ging voorts in op het requisitoir en wees er op, dat hetgeen verdachte in de brochure schreef, reeds in 1928 ir. Keulen in „De Telegraaf" schreef. Pleiter oordeelde, dat in het ,,Ik zal handhaven" het tegenover gestelde staat van hetgeen de officier er uithaalt. Voor pleiter is het stukje over admiraal Tromp niets meer dan een stukje vader- landsche geschiedenis. Voorts oordeelde pleiter, dat het Staats orgaan en niet ir. Wentholt wordt aangetast in de vraag van verdachte: „Wat bezielt Waterstaat met Dr. Wentholt te ridderen? In de voorstelling van Dr. Wentholt als „ridder van de droevige figuur" zit smaadschrift, omdat van een bepaald feit wordt gesproken, doch smaadschrift wordt in a. niet ten laste gelegd. Pleiter vroeg voor het onder b. ten laste gelegde verdachte te helpen, door voor hem de mogelijkheid oper te laten te bewijzen hoe hij door tegenwerking in hooge mate is benadeeld. Pleiter wees op verschillende arresten van den Hoogen Raad op dit geval van toepas sing. Altijd stootte verdachte zijn neus voor een dichte deur, doch niet bij de koningin, die hij met een zekere blijmoedigheid te gemoet trad, aangezien hy als aannemer van het grootste gemaal ter wereld aan de Lemmer den lof van de koningin ontving. Deze aannemer zou niet in staat zijn ge weest om een stukje grond van grint te ont doen? Een fiere staat had verdachte anders moeten behandelen. Tegenover den tweeden aannemer stelde Waterstaat zich nog op het standpunt, dat het werk volgens het bestek niet kon worden uitgevoerd. Tegenover Broersma was het steeds „geen gronden en terrr en aanwezig". Dit is tweeslachtigheid van het Depar tement van Waterstaat. Pleite verzocht de poorten van het recht voor verdachte open te stellen, door hem toe te laten tot het bewijs van zijn beschuldigingen. Uit de stukken staat het duidelijk als 'n paal boven water, dat met dezen man ge sold is. Van den Bree en v. d. Bout kregen 28400 en daarvoor bracht men 145000 ten laste van verdachte, dat kan niet. Pleiter vroeg vrijspraak van het onder a ten laste gelegde en voor het onder primair b ten laste gelegde toelating tot het leveren van het bewys. Repliek. De Officier van Justitie herinnerde pleiter er aan dat in 1928, toen Keuier zijn art. in „De Telegraaf' schreef, een vervolging zonder klacht niet mogelijk v-as, omdat art. 67a pas in 1934 tot stand kwam. Spr. handhaafde, dat aan veroordeeling wegens beleediging niet viel te ontkomen. De verdediger liet gaarne de be slissing aan de rechtbank over. De President bepaalde hierna de uit spraak op heden over 14 dagen. is het EENIGE DAGBLAD met een EIGEN STADSKARAKTER. Dat is de GROOTSTE WAARDE voor den adverteerder! Te*- 3320. JkovUtciaal Tlieuws DOODELIJKE AANRIJDING. Kind te Nibbixwoud onder melkauto. Zondagavond te pl.m. 5.30 uur heeft te Nibbixwoud een ernstige aanrijding plaats gehad, waarvan een 4-jarig kind van den heer Minte het slachtoffer is geworden. By het passeeren van een melkauto, bestuurd door den heer Verha gen, stak het kind plotseling den weg over met het gevolg, dat het onder de auto geraakte. Met een gebroken been werd h kind opgenomen en naar het zieken huis te Hoorn overgebracht. Hoewel de toestand zich gisteravond gunstig liet aanzien, is het kind dezen nacht aan de bekomen verwondingen overleden. Begin van brand. Zondagmorgen ontstond er een begin van brand op den zolder van de familie M. alhier tengevolge van het omvallen van een petroleumkachel. Het gelukte spoedig den brand te blus- schen, zoodat de schade slechts gering was. Het beroep aangenomen. Dr. A. Vis, predikant bij de Doopsge zinde gem. den Burg, Waal en Osterend, die als zoodanig beroepen was te Beverwijk, heeft dit beroep aangenomen. Dr. Vis is gedurende ruim 14 jaren, pre dikant geweest op Texel en was bij zijn gemeentenaren zeer gezien. Zijn heengaan van dit eiland zal door zeer velen worden betreurd. Steenen hamer en bijl gevonden. Op den „Hoogen Berg" tusschen Den Burg en Oudeschild zijn bij het verrichten van werkzaamheden op het land, ver schillende voorwerpen gevonden, die zeer waarschijnlijk uit het Steenen Tijdperk afkomstig zijn, het zijn o.a. een steenen hamer en een bijl. De voorwerpen worden door 'n oudheid kundige onderzocht. Hoogst waarschijnlijk zullen ze in het Tex. Museum worden ge plaatst. Daar vermoedt wordt, dat er nog veel meer oude voorwerpen in den grond zitten, bestaat het voornemen binnenkort op Texel opgravingen te doen. Filmavond S. D. A. P. Zaterdagavond werd alhier een propa- ganda-avond van de afdeeling de Rijp der S. D. A. P. gehouden. De film „Samenge voegd tot grooter doel" werd gedraaid. De heer mr. In 't Veld, burgemeester van Zaandam, was de spreker van dien avond en hield een rede over de democratie in 1939. Woonhuis en schoenwinkel uit gebrand. Zondagavond omstreeks half elf is door tot dusver onbekende oorzaak brand ont staan in het woonhuis annex schoenwinkel van den heer C. Dekker, gelegen aan de Dorpsstraat alhier. Het vuur greep zoo snel om zich heen, dat het perceel niet meer was te redden, doch door het direct koppelen van slangen op de v, atirleiding wist men de belendende perceelen, waar van er een van hout is opgetrokken en een met riet is bedekt, te behouden, wat voor de brandweer, welke met slechts enkele menschen werkt, een mooi succes is. Een der aanwonenden, de heer Wit, die niet was verzekerd, had zijn inboedel inmid dels reeds op straat gebracht. Naar wordt vernomen was de heer Dekker wel verzekerd. Gesnapt. Dezer dagen werd alhier een konijn gestolen ten nadeele van den heer v. d. W. De politie is er in geslaagd, den dader van dezen diefstal, die het boutje inmiddels reeds weer verkocht had, op te sporen. Steler en heler zullen er ongetwijfeld nog wel meer van hooren. Een mooi succes. Het loopen met de lijsten in verband met het behouden van de kweekelinge met akte aan de O. L.-school is uitstekend ge slaagd. Dit is voor de oudercommissie een groot succes, nadat op een verzoek aan het gemeentebestuur om een tegemoetkoming voor de kweekelinge afwijzend was be schikt. Toch zal dit het gemeentebestuur wel eens tot nadenken brengen, nu blijkt, uit de spontane medewerking van belang stellenden voor goed onderwijs en de ouders, dat deze het met de uitspraak van het gemeentebestuur niet geheel eens zijn. Een woord van dank aan allen, die tot het slagen van deze pogingen hebben meege werkt, is hier wel op zijn plaats. U. L. O. school. Voor de eerste klasse der U. L. O.- school hebben zich 25 leerlingen aange meld. De school wordt thans bezocht door 76 leerlingen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 10