Waterstaat en de aannemersfirma Broersma
Heden behandeling voor de Rechtbank
De Alkmaarsche Courant
OUDKARSPEL
TEXEL
DE RIJP
NIEUWE NIEDORP
ZUIDSCHARWOUDE
OUDKARSPEL
NOORDSCHARWOUDE
DERDE BLAD.
In 1924 ontstond er tusschen de aanne
mersfirma Broersma en den Hoofd-ingeni-
eur van den Rijkswaterstaat Ir. Wentholt
een verschil over de uitvoering van een
onderdeel van het Maas-Waalkanaal, met
het gevolg, dat de firma, die reeds een
derde deel van het werk had uitgevoerd,
van het werk werd verwijderd en het
overige deel van het werk voor f 115000.
hooger dan waarvoor de firma Broersma
het werk had aangenomen, aan een andere
firma werd opgedragen, zonder dat de Ka
mer daarvoor de gelden had gevoteerd.
Deze meerdere gelden werden door Water
staat eenvoudig op ardere posten overge
boekt.
De firma Broersma, die door deze mani
pulatie van Waterstaat geruïneerd werd, en
volgens het bestek tekort was gedaan
wendde zich om recht tot den toenmaligen
min. van Swaay en tot de Tweede Kamer,
evenwel zonder resultaat.
Het lid van de firma, de heer J. Broers
ma te Bergen, die voor het recht van de
firma bleef strijden, verkreeg op zijn ver
zoek audiëntie van H.M. de Koningin
waarbij hij duidelük n.aakte. dat het rijk
voor minstens 115000.was benadeeld
wanneer Waterstaat gelijk had, aangezien
volgens het bestek, wanneer de firma bi.
de uitvoering van het werk waarlijk in
gebreke was geweest, Waterstaat het recht
had het werk op kosten van de firma of
haar borgen door anderen te laten uitvoe
ren. De heer Broersma verzocht H.M. te
bevorderen, dat zijn firma of de borgen
voor het bedrag, dat het werk, doordat het
aan anderen was opgedragen, méér had
gekost, zou worden aangesproken, omdat
hij dan in het proces de gelegenheid zou
krijgen door deskundigen te bewijzen, dat
de firma door Waterstaat, in strijd met de
voorschriften, was benadeeld voor eenige
tonnen. H.M. zegde een onderzoek toe, met
het gevolg, dat de firma voor de betaling
van de 115000.werd aangesproken
door den Staat der Nederlanden. De heer
Broersma was verheugd dat er eindelijk
gang in de zaak was gekomen, doch toen
deze voor de Alkmaarsche Rechtbank zou
dienen, was de landsadvocaat Mr. Telders
niet verschenen, zoodat ér voor de Alk
maarsche Rechtbank geen andere beslis
sing overbleef dan aan den Staat de vorde
ring te ontzeggen. Op handige wijze had
den de hoogere ambtenaren bereikt, dat
het voor de firma onmogelijk was gewor
den juridisch voor haar rechten op te
komen.
De heer Broersma bleef voor dit recht
strijden en publiceerde tenslotte half Sep
tember 1937, onder den titel „Ik zal Hand
haven", een brochure, waarin ernstige be
schuldigingen aan het adres van Dr. Ir.
Wentholt werden geuit.
In Januari van 1938 zond de heer
Broersma over de aangelegenheid een open
brief aan den ministerraad, waarin aan het
adres van Dr. Ir. Wentholt nog sterkere
beschuldigingen werden geuit, met het ge
volg, dat, ofschoon Dr. Ir. Wentholt geen
klacht indiende, thans de heer J. Broersma
op last van hooger hand door den officier
van justitie te Alkmaar gedagvaard werd
om in de zitting van 4 April terecht te
staan, nadat het Hof 8 December de zaak
naar de Rechtbank hau verwezen terzake,
dat hij:
A. te Bergen, omstreeks half Sep
tember 1937 opzettelijk den hoofd-ingeni
eur van den Rijkswaterstaat Dr. Ir. Went
holt in verband met onder diens directe ge
maakte werken betrekkelijk het Maas-
Waalkanaal in het oper.baar bij geschrifte
heeft beleedigd, zulks door opzettelijk een
brochure getiteld „Ik zal handhaven" en
opgedragen aan „allen die geroepen zijn
tot de vertegenwoordiging van het Neder-
landsche Volk" het li-t te doen zien en
afschriften daarvan te doen toekomen aan
H.M. de Koningin, H.K.H. Prinses Juliana,
de Tweede Kamerfracties, eenige Dagbla
den en Waterstaatsingenieurs, in welke
brochure voor Dr. Ir. Wentholt beleed i-
gende passages voorkwamen;
B. dat hij in of omstreeks de maand Jan.
1938 opzettelijk de eer of goeden naam
heeft aangerand van Dr. Ir. Wentholt door
tenlastelegging van het knoeien met rijks-
gelden, het om den tuin leiden van het
Departement van Waterstaat, het sabottee-
ren van den wil van H.M. de Koningin,
het plegen van valschheid in geschrifte
alsmede het benadeelen van den Staat der
Nederlanden voor 100000.en het be
korten van de rechten van de aannemers
firma Joh. en Jac. Broersma,
een en ander met het kennelijk doel om
daaraan ruchtbaarheid te gexen, zulks door
opzettelijk een open brief te richten tot
den Raad van Ministers, gedateerd 14 Jan.
1938.
In de dagvaarding was aan verdachte
ten laste gelegd, hetgeen in de brochure
„Ik zal handhaven" en in uen open brief
aan den ministerraad was gepubliceerd.
Voor deze zaak bestond bij de pers éen
groote belangstelling.
De voorlezing van de dagvaarding door
den officier van justitie, mr G. C. B. v. d.
Feen de Lille, vorderde een kwartier.
De heer Broersma stond inmiddels, het
hoofd opgeheven, rustig te luisteren. Het
was hem aan te zien dat hij hoopte einde
lijk eens gelegenheid te krijgen zich in het
openbaar te plaatsen tegenover den man
die door zijn manupilaties zijn ondergang
had bewerkstelligd.
Verdachte's verdediger, mr. dr. Buiskool,
luisterde, evenals de leden van de recht-
zal getoond worden hoe menschen uit een
gezonken auto goed kunnen gered worden.
Een zeer interessant nummer, dat aan de
zwemkunst hooge eischen stelt.
Voor het zwemlievend publiek is Alk
maar dus een goede gelegenheid om een
interessanten zwemavond bij te wonen.
bank, president mr. Ledeboer, rechters mr.
Friun en mr. v. d. Loos, met gepaste
belangstelling naar de voorlezing, terwijl
ir. Wentholt, als getuige aanwezig, onbe
wogen eveneens de voorlezing volgde, hoe
wel hij er van beschuldigd werd, door
allerhande machinaties, den minister van
Swaay voor een voldongen feit te hebben
gesteld;
met medewerking van den voor-
maligen landsadvocaat den wil van de
vorstin te hebben gesabotteerd;
en valschheid in geschrifte te hebben
gepleegd door met of zonder medewerking
van het departement van waterstaat aan
de Alg. Rekenkamer geheel onjuiste af-
rekeningstaten voor te leggen en die voor
echt te doen doorgaan.
Wij publiceerden destijds beide geschrif
ten, thans aan beklaagden ten laste gelegd.
De president las hierna nog puntsgewij
ze het eerste geschrift en vroeg of ver
dachte niet moest toegeven, dat de wijze
waarop hij had geschreven, beleedigend
was.
Verdachte ontkende dit, waarop de
president hem herinnerde aan de verkla
ring voor den rechter-commissaris, waar
in staat dat verdachte verklaard had dat
hij geschreven had onder den verschen
indruk van de aan ir. Wentholt verleende
onderscheiding en dat hij, wanneer hij de
brochure nog eens zou schrijven, andere
uitlatingen zou hebben gedaan.
Verdachte: Mijn bedoeling is nooit
om te beleedigen. De brochure is een
poging van mij om van den Staat recht
te krijgen.
Spr. wees er op, dat de Staat in zijn
machtpositie hem in een uitzonderingspo
sitie te gronde heeft gebracht e dat later
een andere verhouding tusschen aanne
mers en den Staat is ontstaan.
Spr. deed mededeeling van de uievoerige
correspondentie door hem met de regee
ring gevoerd en van conferenties met de
ministers en hij wees er op, dat minister
Colijn de eerste is geweest, dis een fat
soenlijken brief stuurde als antwoord. On
der een fatsoenlijken brief verstond ver
dachte een brief met argumenten. Later
kreeg hij ook een fatsoenlijken brief van
den hoofdingenieur van Vlissingen.
Jaren achtereen heeft verdachte geduld
uitgeoefend en getracht door verzoek
schriften recht te krijgen en steeds zonder
resultaat. Verdachte was daardoor genood
zaakt op te treden op een /ijze die wel de
aandacht trok. Daarom schreef hij de
brochure en den open brief, die aan alle
Kamerleden en 56 dagbladen is verzonden.
Verdachte's geheele optreden is slechts
een streven om recht te krijgen, niet om
te beleedigen. Wanneer er een misverstand
is ontstaan over zijn woordenkeus, dan
spijt hem dit en zal hij in het vervolg
andere kwalificaties gebruiken.
Behoefte om te beleedigen heeft hij
niet, wel om voor zijn recht te strijden.
De president: U zult u .och moeten
neerleggen bij den indruk dn de rechtbank
krijgt en deze za' ook rekening moeten
houden met het gevoel van den beleedigde.
Het speet spr. verschrikkelijk, dat alle door
verdachte aangewende middelen om de
zaak normaal te doen verloopen, waren
mislukt.
Getuige ir. Wentholt erkende van
den Officier van Justitie een kennisgeving
te hebben ontvangen, waarin hij mede
deelde van plan te zijn tegen Broersma
een strafvervolging in te stellen, tenzij
hij bezwaar maakte, hetgeen hij niet had
gedaan.
Getuige achtte zich door de geschriften
als ambtenaar beleedigd.
De President: u acht zich dus be
leedigd, omdat u met den schurk Ester-
hazy wordt vergeleken.
De getuige: het ergste is, dat van
alles wat in de geschriften is geschreven,
practisch geen woord waar is. De beleedi-
ging is toch erger, wanneer ze gebaseerd
is op onjuiste mededeelingen. Als het al
les waar was, dan maakte het een groot
verschil. De beschuldigingen zijn op on
waarheden gebaseerd.
De President: u voelt zich belee
digd, maar heeft u een klacht ingediend
bij den Officier?
Getuige: als ambtenaar oordeelde ik,
dat het op den weg van den minister van
Waterstaat lag een klacht in te dienen,
omdat deze den plicht had zijn ambtena
ren te beschermen. Getuige handelde
overeenkomstig een advies van den
landsadvocaat. Ik nam toevallig kennis
van zoo'n stuk.
De President: heeft de minister u
ter verantwoording geroepen?
Getuige: de minister heeft met mij
de geschriften besproken en ik heb toen
gezegd: „hier moet men wat aan doen".
Voor mij was het de vraag of dit moest
geschieden op een klacht van mij of van
den minister.
De verdediger, Mr. Buiskool,
vroeg of getuige de Spoorwegen niet
heeft opgebeld om tegen verdachte als
aannemer te waarschuwen.
Getuige Wentholt kon zich daarvan
niets herinneren. Heel kort nadat Broers
ma van het werk was verwijderd, is het
dossier door anderen behandeld.
Getuige bevestigde, na een opmerking
van den verdediger, dat hij bij uitzonde
ring de nota over de schadevergoeding
had behandeld. Ten onrechte, aldus ge
tuige, veronderstelde de heer Broersma,
dat ik achter alle kwesties zat. De zaak
was aan mij onttrokken.
De President wees verdachte er op,
dat het hem bekend was dat Mr. Telders
aan een ernstige oogziekte leed en dat
tengevolge daarvan deze als landsadvo
caat ter zitting niet verscheen, toen de
Staat de 115.000 vorderde en de zaak
van de rol moest worden gevoerd. De
landsadvocaat verscheen dus niet op
grond van een truc.
Verdachte was dit niet bekend.
Mr. Fruin wees getuige op de stuk
ken waaruit blijkt, dat zelfs tijdens het
faillissement van den heer Broersma
door getuige een cijferstaat is opgemaakt.
Getuige las hierop een schrijven
van den landsadvocaat voor, waaruit
bleek, dat in het faillissement de vorde
ring van den Staat was ingediend, doch
werd afgevoerd omdat noch de lands
advocaat, noch de procureur verscheen.
Getuige meende dus, dat hij buiten dit
ongelukkige verloop staat.
Rechter Fruin: ja, behalve buiten
een tweetal brieven, in de stukken aan
wezig.
Mr. Fruin bleek, evenals de President,
de zaken goed te hebben bestudeerd en
wees getuige er op, dat uit een schrijven
van den landsadvocaat aan den minister
vast staat, dat hij de zaak met den lands
advocaat heeft besproken en dat het
standpunt van den landsadvocaat ge
grondvest is op de mededeelingen van
ir. Wentholt. Dat getuige zoo gauw aan
de zaak is onttrokken, is niet juist.
Getuige Wentholt stond een poos
geslagen, beschouwde den brief die Mr.
Fruin hem ter hand had gesteld en ver
klaarde, dat hij zich steeds op het stand
punt heeft gesteld dat Broersma recht
had op zijn geld, maar wij hadden recht
volgens de toenmalige A. V. op het be
drag, dat ons het werk méér had gekost,
n.1. 115.000.
De President: heeft de heer Broers
ma zijn schade uitbetaald gehad? Heeft
Broersma moreel van den Staat nog te
vorderen?
Getuige: wij hebben 115.000 te vor
deren, maar in dezen tijd heb ik met de
zaa§ niets te maken gehad en als men
nog wat meent te vorderen te hebben,
dan kan men toch iemand maar niet be
lasteren. De brief waarop Mr. Fruin
doelde is 10 jaar oud en dat herinner ik
mij niet meer.
Een collega van getuige was ter zitting
mede verschenen met een dossier van
ongeveer 10 K.G.
Mr. Fruin; Verdachte moet toch wel
een gevoel van onrecht hebben. Hij gaf
375.000 uit en zag 115.000 verrekend.
Voor de rechtbank is van belang te weten
of hem tekort is gedaan.
Getuige: Maar het gaat hier om be-
leediging. Waarom heeft hij den Staat geen
proces aangedaan?
Mr. Buiskool: Omdat, na het fail
lissement, het geld daarvoor ontbrak.
Mr. Fruin wees getuige er op, dat hij
toch ook voor den rechter-commissaris is
gehoord, dus weet waarover het gaat en
daarom nu niet kan volstaan met te zeggen
dat hij zich de zaken niet na 15 jaar her
innert.
De president vroeg getuige, die
beweerd had, dat de ontgrinding ondes
kundig geschiedde, of het gebruikelijk is,
dat een aannemer, die volgens een bestek
aannam, later bij de directie een plan van
uitvoering indient.
Getuige: Soms wel.
Verdachte: Getuige herinnert zich
wel, na 15 jaar, dat het ontgrinden door ons
ondeskundig geschiedde, doch niet, dat de
wijze van uitvoering zijn sanctie had. Dit
kan niet juist zijn.
De verdediger, mr. Buiskool, merkte
op, dat getuige den minister voor een vol
dongen feit stelde door op de conferentie
van 11 Maart 1924 mede te deelen, dat aan
Bruce en v. d. Bosch het werk voor 115000
hooger was opgedragen.
Getuige gaf een dito overzicht van den
gang van zaken en zeide, dat hij een mon
delinge opdracht had om zich met den mi
nister te verstaan. Pas 23 April keurde da
minister de definitief opgemaakte stukken
goed.
Mr. Buiskool wees getuige er op, dat
de vervangende aannemer de klei en het
grint van een andere plaats haalde dan waar
verdachte het moest halen en meer werk
kreeg uitgevoerd.
De president vroeg getuige of dit
juist was.
Getuige kon zich dit niet herinneren.
De verdediger toonde hierop getuige
een bestek, waaruit blijkt, dat een geheel
ander bestek werd uitgevoerd en de staat
van afrekening kwam te vervallen.
Ge t u i g e Wij moesten het voor Broers
ma zoo voordeelig mogelijk doen. De ver
vangende aannemer had te maken met een
terrein, zooals het er op dit moment lag.
Meeningsverschil hierover is echter iets
anders.
Het requisitoir.
De officier van Justitie, mr. v. d. Feen
de Lille, noemde de geheele zaak een
eigenaardige, omdat hier de beleedigde geen
klacht deed en de beleediger prijs stelde op
vervolging. Ir. Wentholt heeft nu verteld,
hoe eindelijk den Haag berichtte, dat men
gesteld was op een strafvervolging en spr.
werd medegedeeld, dat hij bevoegd was,
zonder klacht een strafvervolging in te
stellen, op gronden aan het algemeen belang
ontleend.
Als tweede merkwaardigheid noemde spr.
het verzet van verdachte tegen de dag
vaarding, met als gevolg, dat de rechtbank
verdachte buiten vervolging stelde, waar
van verdachte later spijt had. Spr. ging in
hooger beroep en het Hof gelastte behande
ling voor de rechtbank.
En zoo ziet u de dagvaarding, door het
O. M. als gehoorzame dienaar, door een
hooger college samengesteld.
Terzake sub a is alleen ten laste gelegd
geworden gewone beleed iging.
In b wordt primair smaadschrift en sub-
sidair beleediging tenlaste gelegd.
Als eerste belangrijke beleediging noemde
spi. de kwalificatie voor de krankzinnige
overschrijding der raming en de oplichting
van verdachte's firma. Dit gaat de perken te
buiten, evenals verschillende door spr.
aangehaalde zinnen. Dit is ook het geval
met de kwalificatie „al de waanzin uit
's mans rapporten" en zijn critiek op één van
de hoogste onderscheidingen aan getuige,
die H. M. de koningin hem verleende. Ook
de vergelijking van ir. Wentholt met den
schurk Esterhazy.
In het geheele verband oordeelde spr.
de brochure beleedigend.
Wanneer men alles in verband ziet, dan
kan men niet twijfelen of het is beleedi
gend.
Verdachte ontkende een bedoeling te heb
ben gehad te beleedigen. Schrijven is moei
lijk, zelfs de pers vergalloppeert zich wel
een^ en in een booze gemoedstoestand moet
men niet schrijven, al is het begrijpelijk,
dat de gemoedstoestand van verdachte niet
zoo best is. Spr. geloofde, dat de firma het
werk had aangenomen, zonder daarvoor
voldoende te zijn berekend. Het blijkt uit
het feit, dat Waterstaat zich genoodzaakt
zag het werk te ontnemen. Daardoor ont
stond er een vordering van den Staat op
de firma, terwijl de firma veel meer te
vorderen had dan den Staat.
Om dit punt draait alles.
Het gaat niet aan als men een vordering
van den Staat heeft, om tegenover een
ambtenaar allerlei leelijke beschuldigingen
te uiten.
Het Hof stelde zich op het standpunt dat
verdachte Ir. Wentholt betichtte van be
paalde feiten.
De verdachte zeide dit ook, maar wilde
bewijzen hetgeen hij ten laste legde. De
vraag is of dit opgaat en ik vrees voor ver
dachte, dat dit helaas niet opgaat. Ver
dachte loopt jaren met een gevoel rond,
dat er iets onrechtvaardigs is gebeurd en
met de faillissements-procedure heeft hy
inderdaad pret gehad en helaas kan wet
telijk hier ook niet de gelegenheid worden
gegeven tot het leveren van het bewijs.
De zaak zal echter moeten stranden op
grond van het wetsartikel, aangezien de
brief volgens verdachte niet verder is ge
gaan dan aan den Raad van Ministers.
Was bekend geweest, dat verdachte dien
ook aan de Kamerleden en 56 dagbladen
had toegezonden, dan zou er sprake zijn
van toelating van het bewijs. Nu is er geen
sprake van smaadschrift.
Voor het sub a ten laste gelegde is
smaadschrift niet mogelijk.
Het primair b ten laste gelegde is niet
gepleegd. Een veroordeeling voor het sub-
sidair b ten laste gelegde is niet mogelijk.
Voor het sub a ten laste gelegde vroeg
spr. een geldboete van 30 subs. 15 dagen.
Voor het sub b primair ten laste gelegde
vroeg spr. ontslag van rechtsvervolging, en
voor sub b vrijspraak.
Het pleidooi.
Mr. dr. Buiskool had, in verband met
een hem overkomen ongeval, een pleitnota
gemaakt, die hij zou overleggen en waar
voor hij de aandacht van de rechtbank
vroeg.
Na het requisitoir is de zaak nog moei
lijker geworden.
In zijn pleidooi zou spr. namens verdachte
n.1. vragen, hem vrij te spreken van het
onder a. ten laste gelegde, maar de moge
lijkheid open te laten voor een veroordee
ling van het primair onder b. ten laste ge
legde.
Pleiter wees er op, dat verdachte, die 15
jaar lang legaal gevochten heeft om recht te
krijgen, gelegenheid wenscht om te bewij
zen, hoe hem door allerlei chicanes en te
genwerking recht :s onthouden.
Pleiter ging voorts in op het requisitoir
en wees er op, dat hetgeen verdachte in de
brochure schreef, reeds in 1928 ir. Keulen
in „De Telegraaf" schreef. Pleiter oordeelde,
dat in het ,,Ik zal handhaven" het tegenover
gestelde staat van hetgeen de officier er
uithaalt.
Voor pleiter is het stukje over admiraal
Tromp niets meer dan een stukje vader-
landsche geschiedenis.
Voorts oordeelde pleiter, dat het Staats
orgaan en niet ir. Wentholt wordt aangetast
in de vraag van verdachte: „Wat bezielt
Waterstaat met Dr. Wentholt te ridderen?
In de voorstelling van Dr. Wentholt als
„ridder van de droevige figuur" zit
smaadschrift, omdat van een bepaald feit
wordt gesproken, doch smaadschrift wordt
in a. niet ten laste gelegd.
Pleiter vroeg voor het onder b. ten laste
gelegde verdachte te helpen, door voor hem
de mogelijkheid oper te laten te bewijzen
hoe hij door tegenwerking in hooge mate is
benadeeld.
Pleiter wees op verschillende arresten van
den Hoogen Raad op dit geval van toepas
sing. Altijd stootte verdachte zijn neus voor
een dichte deur, doch niet bij de koningin,
die hij met een zekere blijmoedigheid te
gemoet trad, aangezien hy als aannemer
van het grootste gemaal ter wereld aan de
Lemmer den lof van de koningin ontving.
Deze aannemer zou niet in staat zijn ge
weest om een stukje grond van grint te ont
doen? Een fiere staat had verdachte anders
moeten behandelen. Tegenover den tweeden
aannemer stelde Waterstaat zich nog op het
standpunt, dat het werk volgens het bestek
niet kon worden uitgevoerd. Tegenover
Broersma was het steeds „geen gronden en
terrr en aanwezig".
Dit is tweeslachtigheid van het Depar
tement van Waterstaat.
Pleite verzocht de poorten van het
recht voor verdachte open te stellen, door
hem toe te laten tot het bewijs van zijn
beschuldigingen.
Uit de stukken staat het duidelijk als 'n
paal boven water, dat met dezen man ge
sold is.
Van den Bree en v. d. Bout kregen
28400 en daarvoor bracht men 145000
ten laste van verdachte, dat kan niet.
Pleiter vroeg vrijspraak van het onder
a ten laste gelegde en voor het onder
primair b ten laste gelegde toelating
tot het leveren van het bewys.
Repliek.
De Officier van Justitie herinnerde
pleiter er aan dat in 1928, toen Keuier
zijn art. in „De Telegraaf' schreef, een
vervolging zonder klacht niet mogelijk
v-as, omdat art. 67a pas in 1934 tot
stand kwam.
Spr. handhaafde, dat aan veroordeeling
wegens beleediging niet viel te ontkomen.
De verdediger liet gaarne de be
slissing aan de rechtbank over.
De President bepaalde hierna de uit
spraak op heden over 14 dagen.
is het EENIGE DAGBLAD met een
EIGEN STADSKARAKTER.
Dat is de GROOTSTE WAARDE voor den
adverteerder! Te*- 3320.
JkovUtciaal Tlieuws
DOODELIJKE AANRIJDING.
Kind te Nibbixwoud onder
melkauto.
Zondagavond te pl.m. 5.30 uur heeft te
Nibbixwoud een ernstige aanrijding
plaats gehad, waarvan een 4-jarig kind
van den heer Minte het slachtoffer is
geworden. By het passeeren van een
melkauto, bestuurd door den heer Verha
gen, stak het kind plotseling den weg over
met het gevolg, dat het onder de auto
geraakte. Met een gebroken been werd
h kind opgenomen en naar het zieken
huis te Hoorn overgebracht. Hoewel de
toestand zich gisteravond gunstig liet
aanzien, is het kind dezen nacht aan de
bekomen verwondingen overleden.
Begin van brand.
Zondagmorgen ontstond er een begin
van brand op den zolder van de familie
M. alhier tengevolge van het omvallen
van een petroleumkachel.
Het gelukte spoedig den brand te blus-
schen, zoodat de schade slechts gering
was.
Het beroep aangenomen.
Dr. A. Vis, predikant bij de Doopsge
zinde gem. den Burg, Waal en Osterend,
die als zoodanig beroepen was te Beverwijk,
heeft dit beroep aangenomen.
Dr. Vis is gedurende ruim 14 jaren, pre
dikant geweest op Texel en was bij zijn
gemeentenaren zeer gezien. Zijn heengaan
van dit eiland zal door zeer velen worden
betreurd.
Steenen hamer en bijl gevonden.
Op den „Hoogen Berg" tusschen Den
Burg en Oudeschild zijn bij het verrichten
van werkzaamheden op het land, ver
schillende voorwerpen gevonden, die zeer
waarschijnlijk uit het Steenen Tijdperk
afkomstig zijn, het zijn o.a. een steenen
hamer en een bijl.
De voorwerpen worden door 'n oudheid
kundige onderzocht. Hoogst waarschijnlijk
zullen ze in het Tex. Museum worden ge
plaatst.
Daar vermoedt wordt, dat er nog veel
meer oude voorwerpen in den grond zitten,
bestaat het voornemen binnenkort op Texel
opgravingen te doen.
Filmavond S. D. A. P.
Zaterdagavond werd alhier een propa-
ganda-avond van de afdeeling de Rijp der
S. D. A. P. gehouden. De film „Samenge
voegd tot grooter doel" werd gedraaid. De
heer mr. In 't Veld, burgemeester van
Zaandam, was de spreker van dien avond
en hield een rede over de democratie in
1939.
Woonhuis en schoenwinkel uit
gebrand.
Zondagavond omstreeks half elf is door
tot dusver onbekende oorzaak brand ont
staan in het woonhuis annex schoenwinkel
van den heer C. Dekker, gelegen aan de
Dorpsstraat alhier. Het vuur greep zoo
snel om zich heen, dat het perceel niet
meer was te redden, doch door het direct
koppelen van slangen op de v, atirleiding
wist men de belendende perceelen, waar
van er een van hout is opgetrokken en een
met riet is bedekt, te behouden, wat voor
de brandweer, welke met slechts enkele
menschen werkt, een mooi succes is. Een
der aanwonenden, de heer Wit, die niet
was verzekerd, had zijn inboedel inmid
dels reeds op straat gebracht.
Naar wordt vernomen was de heer
Dekker wel verzekerd.
Gesnapt.
Dezer dagen werd alhier een konijn
gestolen ten nadeele van den heer v. d. W.
De politie is er in geslaagd, den dader van
dezen diefstal, die het boutje inmiddels
reeds weer verkocht had, op te sporen.
Steler en heler zullen er ongetwijfeld nog
wel meer van hooren.
Een mooi succes.
Het loopen met de lijsten in verband
met het behouden van de kweekelinge met
akte aan de O. L.-school is uitstekend ge
slaagd. Dit is voor de oudercommissie een
groot succes, nadat op een verzoek aan het
gemeentebestuur om een tegemoetkoming
voor de kweekelinge afwijzend was be
schikt. Toch zal dit het gemeentebestuur
wel eens tot nadenken brengen, nu blijkt,
uit de spontane medewerking van belang
stellenden voor goed onderwijs en de
ouders, dat deze het met de uitspraak van
het gemeentebestuur niet geheel eens zijn.
Een woord van dank aan allen, die tot het
slagen van deze pogingen hebben meege
werkt, is hier wel op zijn plaats.
U. L. O. school.
Voor de eerste klasse der U. L. O.-
school hebben zich 25 leerlingen aange
meld. De school wordt thans bezocht door
76 leerlingen.