maar D.E. is puik
DOUWE EGBERTS
JeuMelm
Uit den Alkmaarschen Raa^
t Is een rare wereld
DE AMATEUR
P DETECTIVE
Van twee kwaden moest het kleinste worden gekozen.
Ook de middenstand heeft recht op behartiging zijner belangen.
Dat is zijn troost. Het
helpt niet of je al zit
te zeuren over „die
goeie ouwe tijd". Met
D.E. in de pijp wegen
moeilijkheden lichter.
Naar het Engelsch van
ANTHONY BERKELEY
DERDE BLAD.
ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 8 APRIL 1939
Er zijn in de thans gehouden raadsverga
dering enkele punten behandeld, welke een
afzonderlijke bespreking verdienen. En het
voornaamste daarvan is zeker het voorstel
van B. en W. om aan het Rijk, ten behoeve
van de huisvesting van twee batterijen van
het 2e regiment Luchtdoelartillerie, het
schoolgebouw te verhuren, dat gelegen is
aan de Brillesteeg en aan de Laat, waarbij
de Korenbeurs beschikbaar zou worden ge
steld voor de berging van materiaal.
Het was te voorzien, dat een dergelijk
voorstel in den Raad op bezwaren zou stui
ten omdat het volkomen duidelijk is, dat
het beschikbaar stellen van die localiteiten
het daarin gegeven onderwijs niet ten goede
zal komen.
Er waren dus protesten te verwachten
van hen, die steeds op de bres staan voor
de belangen van het openbaar onderwijs,
hoofdzakelijk van hen, die bij dat onder
wijs zelve zijn betrokken en wij kunnen in
het algemeen een dergelijke actie van gan-
scher harte ondersteunen orndat inderdaad
te vaak gebleken is, dat het openbaar on
derwijs moeilijke tijden doormaakt en zijn
bestaansrecht tegen kortzichtigheid en
moedwilligheid met alle beschikbare krach
ten moet verdedigen.
Evenwel, men hoede zich voor schadelijke
overdrijving.
Noch in hèt college van B. en W., noch in
den Raad is gebleken, dat er hier eén stre
ven bestaat tot welbewuste ondermijning
van het openbaar onderwijs en wanneer
men alles in het "werk wil stellen om den
omvang van dit onderwijs door het bouwen
van betere scholen, door het vermeerderen
van scholen en voornamelijk door het ver
ruimen van de gelegenheid om het zooge
naamde opleidingsonderwijs te ontvangen
te vergrooten, dan zal men deze vraagstuk
ken waarmede alle voorstanders van het
openbaar onderwijs zullen sympathiseeren
ter sprake moeten brengen wanneer de
tijd daarvoor rijp is en B. en W. niet door
financieele of wettelijke bezwaren verhin
derd worden die wenschen in vervulling te
doen gaan.
Ook wij betreuren het dat destijds door
opheffing van onze meisjesschool vele leer
plichtige Alkmaarsche kinderen gedwongen
werden naar Bergen te gaan, ook wij be
treuren het, dat het aantal opleidingsscho
len hier niet grooter maar kleiner wordt
door geleidelijke afsterving van de Bos
boom Toussaintschool, dat niet altijd alle
aangegeven kinderen plaatsing op onze
openbare scholen kunnen vinden en even-
tueele candidaten van buiten door plaatsge
brek moeten worden afgewezen.
Het openbaar onderwijs is altijd een teer
punt geweest. Voor de kinderen/zoo is altijd
betoogd, is niets te goed en zijn geen offers
te groot en er behoeft in de onderwijs
wereld maar één te zijn, die deze leuze aan
heft en hij kan op een koor van enthousias
te medestanders rekenen.
Daarom zijn de belangen van het open
baar onderwijs ook altijd een onmisbare
leuze bij elke verkiezing en wij hebben
herhaaldelijk geconstateerd, dat de
leuze „te wapen voor den strijd voor het
onderwijs" juist in de maanden voor eiken
verkiezingsstrijd den grootsten weerklank
vond, niet alleen in de kringen van de direct
bij het onderwijs betrokkenen, maar ook in
de kringen van hen die zitting hebben in
vertegenwoordigende lichamen en 'wier na
men straks op de candidatenlijsten zullen
prijken.
Ook dat is volkomen begrijpelijk en wij
nemen hen, die thans in en buiten de pers
de belangen van het openbaar onderwijs
bepleiten geenszins kwalijk, dat zij voor
vermeende schending van rechten op de
bres zijn gesprongen.
En toch zit er op dit oogenblik iets scheefs
in deze actie.
Want zij wordt niet gevoerd op het mo
ment, dat B. en W. door inkrimping of op
heffing van scholen het openbaar onderwijs
werkelijk een stap achteruit willèn
brengen in welk geval zij volkomen be
grijpelijk zou zijn maar op een oogen
blik, dat noodgedwongen een verplaatsing
van localiteiten moet geschieden, welker
bezwaren ten opzichte van het onderwys
ook B. en W. ten zeerste gevoelen, maar
waaraan zij helaas niet kunnen ontkomen
om andere groote stadsbelangen niet te
schaden.
Wij behoeven wat hier op het oogenblik
gebeurt niet uitvoerig meer uiteen te zetten.
Een deel van het 2e regiment luchtdoel-
artillerie zal binnen enkele maanden naar
Alkmaar kunnen komen, mits Alkmaar deze
militairen kan huisvesten. Alkmaar heeft
voorgesteld daarvoor barakken te bouwen
wélk aanbod door Defensie is geweigerd.
Dus staat Alkmaar slechts voor de keuze
bestaande gebouwen voor legering van mi
litairen te'presenteeren óf dit aan andere
gemeenten over te laten en daarvan niet
alleen het directe voordeel voor onzen mid
denstand te verliezen, maar tevens zijn
aanwijzing als garnizoenstad in gevaar te
brengen omdat de definitieve beslissing,
dat 'Alkmaar deze militairen in de toekomst
zal huisvesten nog niet officieel is genomen.
In dit licht bezien en men moet dat nu
eenmaal in dit licht bezien is het zeer te
betreuren, dat men hier ter stede geen
andere oplossing heeft kunnen vinden dan
de tijdelijke beschikbaarstelling van een
schoolgebouw. Maar tenslotte heeft men
practisch niet rekening te houden met wat
wenschelijk is, maar met wat mogelijk is
en wanneer dan vaststaat, dat alleen de
school aan Brillesteeg en Laat daarvoor kan
worden gegeven, blijft aan B. en W. slechts
de taak de beste oplossing te zoeken om de
klassen dezer scholen in andere localiteiten
over te brengen.
Het is te betreuren, dat het 7e en 8e leer
jaar naar de Hofdijkschool moet verhuizen,
maar wanneer men bedenkt, dat dit sléchts
van tijdelijken aard is, dat men ook daar
gelegenheid zal zoeken voor handenarbeid
en dat deze. klassen in dezelfde samenstel
ling van hun eigen onderwijzers les blijven
krijgen, dan is inderdaad het nadeel tot de
kleinst mogelijke proporties terug gebracht.
En daarnaast staat dan dat de Bosboom
Toussaintschool in twee deelen zal worden
gesplitst. Dat lijkt heel ernstig en dat wekt
ook' in dén Raad verontwaardigde uitroepen
van mannen,, die van meening zijn, dat juist
het opleidingsonderwijs als ons teerste en
gevoeligste schoolplantje een etxra verzor
ging zal moeten, krijgen.
Maar het is de Raad welke besloot,
dat deze school zal moeten uitsterven en
wat thans voorgesteld wordt is geen ver
haasting of verergering van het proces,
maar alleen een verdeeling ever andere lo
caliteiten.
Het is de Raad geweest,'die oorzaak is, dat
deze school telkenjare een klas kleiner
wordt en nu nog maar uit twee klassen be
staat, waarvan gr een gecombineerd is. En
al is het natuurlijk te> betreuren, dat men
deze.klassen thans zal moeten scheiden en
de eene in de Handelsschool en de andere
in de Tesselschadeschool zal overbrengen,
tenslotte moet men toch ook bedenken, dat
dit alles nog slechts beteekenis heeft voor
de komende drie maanden omdat er na de
groerte vacantie nog slechts één gecombi
neerde klasse van deze school zal zijn over
gebleven.
Al zal iedere voorstander van het open
baar onderwijs deze noodzakelijke verande
ring en, laten wij toegeven, verslechtering
FRIESCHE HEEREN-BAAI en BAAI-TABAK
A2 1753
betreuren, uit het bovenstaande blijkt toch
wel, dat het kwaad, dat zal worden aange
richt niet zoo groot is als men het hier en
daar wel voorstelt.
En daartegenover staat natuurlijk de
groote vraag wat men er mee kan winnen,
de vraag of datgene wat de stad er voor
krijgen zal het offer waard is, of dus niet
van twee kwaden het kleinste moet worden
gekozen. Wat hiertegenover staat is dé spoe
dige legering van een deel van het garni
zoen en daarmede de zeker-stelling van de
latere definitieve vestiging in onze ge
meente.
En nu moge men hier en daar in den
Raad eenigszins smalend van een opoffering
van het idieele voor het materieele spreken,
tenslotte is het nog maar heel kort geleden,
dat dit materieele in den Raad vrijwel una
niem als voor Alkmaar van de grootste be
teekenis werd gekenschetst en als zoodanig
aanvaard is geworden.
Was daar niet een offer van bijna twee
maal honderdduizend gulden, dat men wil
de brengen als Alkmaar garnizoensstad zou
kunnen worden, een offer zoo spontaan en
zoo royaal, dat zelfs Ged. Staten gepoogd
hebben ons in geld en grond uitgedrukte
enthousiasme in wat goedkoopere banen te
leiden?
Is het eigenlijk niet belachelijk, dat wij
nu vóór de komst van het regiment al weer
min of meer smalend van het materieele
spreken?
Is het, waar het ideale zoo weinig moge
lijk geschaad wordt, niet vanzelfsprekend,
dat B. en W. die een ópen oog hebben voor
de belangen van onze stad en daarbij aller
eerst voor die van den bedreigden midden
stand, thans alles in het werk stellen om
zich de zekerheid van het garnizoen en
tevens die van een zoo spoedig mogelijke
vestiging te verschaffen?
Wanneer wij de zspk van dezen kant be
kijken kunnen wij rftet anders zeggen dan
dat wij het betreuren, dat Alkmaar zoo wei
nig openbare gebouwen kan aanbieden, dat
de derde batterij van. dit regiment niet naar
onze gemeente komt maar in Egmond aan
Zee zal worden gelegerd.
Het is voor onze middenstand, die bij de
vestiging van eenige honderden manschap
pen het grootste belang heeft, toe te juichen,
dat thans in zooverre nog een oplossing is
gevonden, dat de militaire autoriteiten ter
wille van onze gemeente bereid bleken zich
hier tijdelijk in een allesbehalve ideale lege
ring te schikken.
Het college heeft ook hierop het licht
doen vallen en de burgemeester heeft in
een zeer gedocumenteerde rede uiteengezet
hoe B. en W. gemeend hebben de belangen
van onze stad op dit oogenblik op de beste
wijze te kunnen dienen.
Wanneer het niet een van de zwakke
punten der politiek was, dat er in fracties
bindende afspraken voor het gezamenlijk
uitbrengen van stemmen worden gemaakt,
zoodat geen nieuwe gezichtspunten iets
kunnen wijzigen in het reeds te voren ge
velde vonnis, zou de stemmenverhouding
waarmede men in den Raad het voorstel tot
tijdelijke beschikbaarstelling van deze scho
len heeft aangenomen, er zeker een geweest
zijn waarin duidelijker tot uiting kwam, dat
B. en W. zich in dezen niets hebben te ver
wijten en integendeel een compliment ver
dienen voor de wijze waarop zij, de belan
gen der bevolking tegen elkaar afwegende,
datgene gekozen hebben waarmee Alkmaar
op het oogenblik het meeste gebaat is.
Over de tweede ditmaal mondelinge
interpellatie-Sietsma zullen wij niet veel
meer zeggen.
Wanneer de man, die ontoelaatbare han
delingen bij het openbaar onderwijs ont
dekt heeft en B. en W. doet gevoelen, dat
zij aan alle kanten zijn tekort geschoten,
wanneer de man van wien met ophef ver
kondigd wordt, dat hij nu eens den bezem
in een ware Augias-stal zal zetten, na de
uiteenzetting van den burgemeester moet.
constateeren, dat B. en W. met reden het
onderwijs-belang niet geschaad achten, dat
zij met voorkennis en goedkeuring van den
minister volkomen den wettelijken weg
hebben bewandeld en de plaatsing van onze
wachtgelders bij de verschillende vacatu
ren geen moeilijkheden met zich zal bren
gen, dan blijft hem en hij heeft dit ook
gedaan niets anders over dan eenvoudig
voor de verkregen inlichtingen te bedan
ken.
En dan zal hij voor zichzelf hebben uit
te maken of hij bij voorkomende gelegen
heden niet beter zal doen zich niet naar de
gevechtslinie te laten schuiven als hij niet
zeker weet, dat de strijd zijn persoonlijke
inmenging waard is.
Er is nog één ding waar wij wat over
willen zeggen en dat is de ruiling van 71
M2 grond ten behoeve van de verbreeding
van het trottoir bij de villa Voorhout aan
den Kennemerstraatweg.
Wij weten wel, dat er in dezen Raad
idealisten zitten, die luidkeels de leuze ver
kondigen, dat zij als natuurminnaars niet
kunnen toestaan, dat er in onze plantsoenen
een boompje gerooid of een struikje ver
plant wordt. Maar men hoede zich ook hier
weer voor overdrijving.
Het is te dwaas, dat de Raad, die een
gedeelte van den Bergerhout voor den bouw
van het gymnasium beschikbaar stelde,
thans huiverig blijkt om in een stil laantje
van den Hout een meter gronds af te staan
aan de instelling, die hier een tehuis voor
gegoede ouden van dagen sticht en daar
mede Alkmaar weer verrijkt met een in
richting, welke onzen middenstand en daar
mede onze gemeente slechts ten goede kern
komen.
In dit laantje, dat voldoende breed is,
waar geen opstaand hout vernietigd zal
worden en waar men dus geen enkele
tenzij politieke reden kan hebben om zich
tegen het voorstel van wethouder Klaver te
keeren, is de gebiedsafstand van ongeveer
68 M2 grond, over een breedte van niet
meer dan een enkelen Meter van niet het
minste bezwaar voor onze gemeente.
De grond, die voor Alkmaar van belang
is ligt niet aan de Westzijde van het gebouw
maar aan de Oostzijde, aan den drukken
voorrangsweg den Kennemerstraatweg,
waar het trottoir ter plaatse slechts 1.50 M.
breed is en een breedte zal moeten hebben
van 2.27 M. om de noodzakelijke aanpassing
met de wandelpaden ter weerszijden te
kunnen krijgen.
Iedere wandelaar heeft herhaaldelijk ge
constateerd, dat hierin verbetering zal moe
ten komen en steeds is deze uitgebleven
omdat de vorige bewoner door verplaatsing
van hek en heg voor een offer kwam te
staan, dat de gemeente blijkbaar niet heeft
willen of kunnen vergoeden.
Thans is er gelegenheid op zeer gemak
kelijke en zeer voordeelige voorwaarden de
fout te herstellen en een Raad, die het
breede inzicht moet hebben, dat wij in de
zen tijd alles moeten steunen wat Alkmaar
financieel vooruit zal kunnen brengen en
geen gelegenheid ongebruikt moeten laten
om onze verkeerswegen te verbeteren, staart
zich blind op enkele boomen en struikjes,
die niet eens bedreigd worden en kan er
door de aanhouding van dit voorstel veroor
zaken, dat de instelling, welke bij deze rui
ling van grond veel minder belang heeft dan
de gemeente, haar aanvankelijk aanbod
terugneemt waarmede Alkmaar zeer zeker
niet gebaat is.
Wij kunnen slechts hopen, dat men in een
volgende raadszitting van een opener oog
voor de belangen van onze gemeente zal
blijk geven.
Wij kunnen ons ten slotte slechts verheu
gen over het feit, dat het voorstel om gel
den voor de restauratie van de Groote Kerk
beschikbaar te stellen ditmaal niet langer
op arbeidsvoorwaarden en looneischen ge
strand is, maar dat unaniem besloten werd,
dat Alkmaar in de verdeeling der restaura
tiekosten datgene zal bijdragen, wat men
billijkheidshalve van de stad waarin dit
monumentale gebouw is gelegen, gemeend
heeft te mogen verlangen.
EGMOND-BINNEN (Maart).
Geboren: Elisabeth, d. v. Cornelis Hof
en Agatha Schuit. Cornelis Berbardus, z.
v. Cornelis Johannes Apeldoorn en Maria
Orij. Johannes Joseph, z. v. Hendrik Jo
hannes Levering en Maria Ridder. Bar-
bara Maria, d. v. Willem Tromp en Cornelia
Stam. Cornelis, z. v. Nicolaas Mooij en
Cornelia de Graaf. Willemijntje Hendrika,
d. v. Gradus Nicolaas Kamp en Geertruida
van Oostrum. Petrus Johannes, z. v.
Mattheus Hermanus Oordthuis en Petro-
nella Wilhelmina Wildenburg.
Ondertrouwd: Theodorus Hes, wo
nende te Limmen, en Bibiana Maria Orij.
Antonius Wilhelmus Kroeders, wonende te
Alkmaar, en Geertruida Maria Cornelia
Stevenhaagen.
12)
De jonge vrouw was zich zelf dadelijk
weer meester. Ofschoon zij, zooals het zich
liet aanzien, met twee inbrekers te doen
had, beefde haar stem niet, toen zij kort en
bondig vroeg: „mag ik ook weten wat u
hier doet? Deze kamer is bewoond
„Aha", begon Moresby, „juffrouw Goole,
als ik my niet vergis".
„Zoo heet ik", gaf zij ontstemd toe.
„Ik ben politiebeambte", zei Moresby op
zijn zachtsten toon, „en het spijt mij inder
daad, juffrouw..."
„Wilt u mij dan uw legitimatiebewijs
toonen?" viel zij hem in de rede.
Met een grappige grimas in de richting
van Chitterwick, deed Moresby dat en. ver
telde in het kort het drama, waarbij hij
niets van de moord, noch van de arrestatie
vermeldde. De jonge vrouw luisterde aan
dachtig en scheen niet verschrikt. Toen
Moresby klaar was met zijn verhaal, stelde
zij zich geheel ter beschikking van den
hoofdinspecteur. Moresby bedankte haar
voor haar welwillendheid en zei dat hij
haar graag verschillende vragen wilde stel
len.
„Misschien kunnën we beter in de zijka
mer gaan", sloeg juffrouw Goole voor en
liet hen door de verbindingsdeur in een
kleine zitkamer.
Juffrouw Goole nam plaats en verzocht
den beide heeren eveneens te gaan zitten.
Chitterwick keek haar even aan en lachte
nerveus. Zij beantwoordde zijn lachen niet.
Chitterwick bloosde ervan. Om de waar
heid te zeggen werkten vrouwen als juf
frouw Goole op zijn zenuwen.
Juffrouw Goole gaf, op verzoek van Mo
resby een kort overzicht van" haar levens
loop en van haar betrekkingen tot de doo-
dé. Zij was 28 jaar en de dochter van een
advocaat" in één klein stadje. Eerst had zij
een paar jaar óp. het kantoor van haar va
der gewerkt, totdat hij stierf: ze had de
praktijk verkocht en was naar Londen ver
huisd. Daar had zij een betrekking gevon
den bij een advocaat met wien baar vader
wel zaken had gedaan. Zij werd er goed be
taald, maar zij was er niet lang gebleven,
want een Amerikaansche cliënte, waarmee
zij zich gedurende haar kort verblijf in
Londen veel had bemoeid, was zoo gechar
meerd van'de' manier, waarop zij haar al
les; wat'in Londen de moeite waard was,
had laten zien, dat zij juffrouw Goole vqoï
stelde om als „dame de compagnie" met
haar mee te' gaan. Zij nam het aanbod aan
en bleef een jaar of vijf in New York. Daar
had zij de drukke bezigheden van haar
mevrouw geregeld, gezorgd dat zij op de
vergaderingen kwam die zij niet kon over
slaan, erop toegezien dat de liefdadige in
stellingen niet werden overgeslagen, kort
om zij had ervoor gezorgd, dat haar leven
op rolletjes liep.
Na twee jaar was mevrouw gestorven.
Gedurende de volgende drie jaren had zij
twee dergelijke betrekkingen gehad en
daarna was ze naar Engeland teruggekeerd.
Het was eigenlijk haar bedoeling geweest
om een tijdje vacantie te nemen en dan
weer terug te gaan; door een toevallige
ontmoeting met juffrouw Sinclair was ge
bleken, dat de kennismaking van beide'
kanten in goede aarde viel en zoodoende
was zij als secretaresse en gezelschapsdame
bü haar gebleven.
Dat was nu ongeveer acht maanden ge
leden gebeurd.
„Ik dank u wel voor uw duidelijke me-
dedeelingen". Moresby knikte haar goed
keurend toe. „Als alle getuigen waren zoo
als u, dan zouden wij het op Scotland Yard
lang niet zoo moeilijk hebben".
Juffrouw Goole glimlachte; de woorden
van Moresby hadden doel getroffen.
„En wilt u nu zoo goed zijn mij een zoo
nauwkeurig mogelijk beeld geven van de
oude dame?"
„Van juffrouw Sinclair?" verbeterde
juffrouw Goole. „Zooals ik u al zei, was ik
maar acht maanden bij haar, maar ik kan
u zonder twijfel alle inlichtingen geven, die
u wenscht".
Moresby knikte haar bemoedigend toe.
Het verhaal, dat nu volgde, kwam over
een met het idee, dat Chitterwick zich over
de oude dame had gevormd; zij was in alle
opzichten boven het gemiddelde. Zij was
niet alleen zeer rijk, maar juffrouw Goo
le scheen dit van zeer veel gewicht te vin
den van een zeer goede, oude familie
bovendien had zij hetgeen juffrouw Goole
klaarblijkelijk het hoogste aansloeg, een
zeer sterk karakter. Hoe langer juffrouw
Goole sprak, hoe meer Chitterwick aan zijn
tante moest denken.
Die acht maanden waren voor juffrouw
Goole blijkbaar niet te kort geweest om 'n
zeer volledig verslag te kunnen geven van
de familieverhouding en de financieele po
sitie. Earlshaze was een van de oudste land
goederen in Dorsetshire en de dertigdui
zend bunders, waaruit het bezit bestond,
hadden sedert menschenheugenis aan de
familie Sinclair toebehoord. Niet door de
wet, maar door traditie was het goed steeds
aan den oudsten zoon vermaakt. Door een
toeval was het nu in handen van juffrouw
Sinclair gekomen.
De vader van den majoor, kapitein Sin
clair. was in een veldtocht gesneuveld,
toen Lynn nog een klein kind was en
diens moeder was kort daarop gestorven.
Zijn grootvader, die den dood van die bei
den jarenlang overleefde, had het bezit aan
zijn eenig kind. juffrouw Sinclair vermaakt
en voor zijn neef maar een kleine lijfrente
vastgezet, natuurlijk in de veronderstelling
dat na den dood van zijn dochter het goed
aan hem zou komen. Juffrouw Sinclair
evénwel juffrouw Goole merkte dit ter
loops op was, ofschoon zij traditie en
conventie respecteerde, er de vrouw niet
naar, om de traditioneele gewoonte boven
haar eigen gevoelens te stellen. Zij had aan
juffrouw Goole en nog duidelijker aam den
majoor, te verstaan gegeven, dat zij zich op
geenerlei wijze gebonden achtte hem het
bezit na te laten, maar dat zij, zoolang hij
zich behoorlijk gedroeg, geen plannen had
om iets anders te doen. Zich behoorlijk ge
dragen, dacht Chitterwick, beteekent: doen
wat zijn tante wil.
Hier hield juffrouw Goole voor het eerst
even op.
„Wat wilde zij dan, als hij het niet deed?"
vroeg Moresby bij wijze van grapje. „Het
aan een oude vrouwenhuis vermaken?"
Juffrouw Goole aarzelde een oogenblik
net of zij niet wist hoe zij er mee aan
moest. Zij had iets gehoord van een ande
ren erfgenaam, een neef van den majoor,
als die tenminste nog in leven was. Juf
frouw Sinclair had zich op dit punt niet
zoo uitgelaten, want het was eigenlijk een
familie-schandaal; er was buiten haar en
den vader van den majoor nog een jongere
zuster en die zuster was, als piepjong ding
verliefd geworden op een onmogelijken
man, een journalist nog wele en zy had er
op gestaan met hem te trouwen. Nadat
haar vader toen iederen omgang met dien
man streng verboden had, was ze natuur
lijk direct van huis weggeloopen en had dat
wezen op den burgerlijken stand in Mary-
lebone getrouwd. Dit was natuurlijk het
einde geweest tenminste voor zoover het
de familie betrof. Haar vader wilde haar
niet meer kennen en verbrak alle banden
met haar; hij antwoordde niet meer op
haar brieven en niemand mocht met haar
correspondeeren. Juffrouw Sinclair had
haar eens bezocht, op een onmogelijke ka
mer in Bloombury, waar zij met haar man
woonde, en had geprobeerd haar over te
halen, hem te laten zitten en deemoedig
naar de vaderlijke woning terug te keeren,
waar haar vader, als zij hem zooveel mo
gelijk uit de voeten bleef en berouw toon
de, wellicht zoo goed zou zy'n haar, na ver
loop van een paar maanden, vergiffenis te
schenken. Letitia zoo heette de diep ge-
zonkene had juffrouw Sinclair erg ge
krenkt door haar uit te lachen.
Niemand van de familie zag of hoorde
ooit meer iets van haar en haar man.
Langs een omweg waren ze er achter ge
komen, dat zij naar Amerika waren gegaan
en zy hoorden een paar jaar later uit de
zelfde bron, dat ze gestorven waren, wat
nog wel het beste was. Maar alvorens door
haar dood de schande, die zij over haar fa
milie had gebracht, uit te wisschen, had
Letitia Benson in New York het leven ge
schonken aan een zoon. Juffrouw Sinclair
had zich heimelijk van dit kind op de hoog
te laten houden, totdat door den dood van
dien tusschenpersoon ook hieraan een ein
de kwam. Dat was nu al meer dan tien jaar
geleden, maar als de man nog in leven was,
kwam hij ook voor erfgenaam in aanmer
king.
(Wordt vervolgd).