maar D.E. is puik DOUWE EGBERTS JeuMelm Uit den Alkmaarschen Raa^ t Is een rare wereld DE AMATEUR P DETECTIVE Van twee kwaden moest het kleinste worden gekozen. Ook de middenstand heeft recht op behartiging zijner belangen. Dat is zijn troost. Het helpt niet of je al zit te zeuren over „die goeie ouwe tijd". Met D.E. in de pijp wegen moeilijkheden lichter. Naar het Engelsch van ANTHONY BERKELEY DERDE BLAD. ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 8 APRIL 1939 Er zijn in de thans gehouden raadsverga dering enkele punten behandeld, welke een afzonderlijke bespreking verdienen. En het voornaamste daarvan is zeker het voorstel van B. en W. om aan het Rijk, ten behoeve van de huisvesting van twee batterijen van het 2e regiment Luchtdoelartillerie, het schoolgebouw te verhuren, dat gelegen is aan de Brillesteeg en aan de Laat, waarbij de Korenbeurs beschikbaar zou worden ge steld voor de berging van materiaal. Het was te voorzien, dat een dergelijk voorstel in den Raad op bezwaren zou stui ten omdat het volkomen duidelijk is, dat het beschikbaar stellen van die localiteiten het daarin gegeven onderwijs niet ten goede zal komen. Er waren dus protesten te verwachten van hen, die steeds op de bres staan voor de belangen van het openbaar onderwijs, hoofdzakelijk van hen, die bij dat onder wijs zelve zijn betrokken en wij kunnen in het algemeen een dergelijke actie van gan- scher harte ondersteunen orndat inderdaad te vaak gebleken is, dat het openbaar on derwijs moeilijke tijden doormaakt en zijn bestaansrecht tegen kortzichtigheid en moedwilligheid met alle beschikbare krach ten moet verdedigen. Evenwel, men hoede zich voor schadelijke overdrijving. Noch in hèt college van B. en W., noch in den Raad is gebleken, dat er hier eén stre ven bestaat tot welbewuste ondermijning van het openbaar onderwijs en wanneer men alles in het "werk wil stellen om den omvang van dit onderwijs door het bouwen van betere scholen, door het vermeerderen van scholen en voornamelijk door het ver ruimen van de gelegenheid om het zooge naamde opleidingsonderwijs te ontvangen te vergrooten, dan zal men deze vraagstuk ken waarmede alle voorstanders van het openbaar onderwijs zullen sympathiseeren ter sprake moeten brengen wanneer de tijd daarvoor rijp is en B. en W. niet door financieele of wettelijke bezwaren verhin derd worden die wenschen in vervulling te doen gaan. Ook wij betreuren het dat destijds door opheffing van onze meisjesschool vele leer plichtige Alkmaarsche kinderen gedwongen werden naar Bergen te gaan, ook wij be treuren het, dat het aantal opleidingsscho len hier niet grooter maar kleiner wordt door geleidelijke afsterving van de Bos boom Toussaintschool, dat niet altijd alle aangegeven kinderen plaatsing op onze openbare scholen kunnen vinden en even- tueele candidaten van buiten door plaatsge brek moeten worden afgewezen. Het openbaar onderwijs is altijd een teer punt geweest. Voor de kinderen/zoo is altijd betoogd, is niets te goed en zijn geen offers te groot en er behoeft in de onderwijs wereld maar één te zijn, die deze leuze aan heft en hij kan op een koor van enthousias te medestanders rekenen. Daarom zijn de belangen van het open baar onderwijs ook altijd een onmisbare leuze bij elke verkiezing en wij hebben herhaaldelijk geconstateerd, dat de leuze „te wapen voor den strijd voor het onderwijs" juist in de maanden voor eiken verkiezingsstrijd den grootsten weerklank vond, niet alleen in de kringen van de direct bij het onderwijs betrokkenen, maar ook in de kringen van hen die zitting hebben in vertegenwoordigende lichamen en 'wier na men straks op de candidatenlijsten zullen prijken. Ook dat is volkomen begrijpelijk en wij nemen hen, die thans in en buiten de pers de belangen van het openbaar onderwijs bepleiten geenszins kwalijk, dat zij voor vermeende schending van rechten op de bres zijn gesprongen. En toch zit er op dit oogenblik iets scheefs in deze actie. Want zij wordt niet gevoerd op het mo ment, dat B. en W. door inkrimping of op heffing van scholen het openbaar onderwijs werkelijk een stap achteruit willèn brengen in welk geval zij volkomen be grijpelijk zou zijn maar op een oogen blik, dat noodgedwongen een verplaatsing van localiteiten moet geschieden, welker bezwaren ten opzichte van het onderwys ook B. en W. ten zeerste gevoelen, maar waaraan zij helaas niet kunnen ontkomen om andere groote stadsbelangen niet te schaden. Wij behoeven wat hier op het oogenblik gebeurt niet uitvoerig meer uiteen te zetten. Een deel van het 2e regiment luchtdoel- artillerie zal binnen enkele maanden naar Alkmaar kunnen komen, mits Alkmaar deze militairen kan huisvesten. Alkmaar heeft voorgesteld daarvoor barakken te bouwen wélk aanbod door Defensie is geweigerd. Dus staat Alkmaar slechts voor de keuze bestaande gebouwen voor legering van mi litairen te'presenteeren óf dit aan andere gemeenten over te laten en daarvan niet alleen het directe voordeel voor onzen mid denstand te verliezen, maar tevens zijn aanwijzing als garnizoenstad in gevaar te brengen omdat de definitieve beslissing, dat 'Alkmaar deze militairen in de toekomst zal huisvesten nog niet officieel is genomen. In dit licht bezien en men moet dat nu eenmaal in dit licht bezien is het zeer te betreuren, dat men hier ter stede geen andere oplossing heeft kunnen vinden dan de tijdelijke beschikbaarstelling van een schoolgebouw. Maar tenslotte heeft men practisch niet rekening te houden met wat wenschelijk is, maar met wat mogelijk is en wanneer dan vaststaat, dat alleen de school aan Brillesteeg en Laat daarvoor kan worden gegeven, blijft aan B. en W. slechts de taak de beste oplossing te zoeken om de klassen dezer scholen in andere localiteiten over te brengen. Het is te betreuren, dat het 7e en 8e leer jaar naar de Hofdijkschool moet verhuizen, maar wanneer men bedenkt, dat dit sléchts van tijdelijken aard is, dat men ook daar gelegenheid zal zoeken voor handenarbeid en dat deze. klassen in dezelfde samenstel ling van hun eigen onderwijzers les blijven krijgen, dan is inderdaad het nadeel tot de kleinst mogelijke proporties terug gebracht. En daarnaast staat dan dat de Bosboom Toussaintschool in twee deelen zal worden gesplitst. Dat lijkt heel ernstig en dat wekt ook' in dén Raad verontwaardigde uitroepen van mannen,, die van meening zijn, dat juist het opleidingsonderwijs als ons teerste en gevoeligste schoolplantje een etxra verzor ging zal moeten, krijgen. Maar het is de Raad welke besloot, dat deze school zal moeten uitsterven en wat thans voorgesteld wordt is geen ver haasting of verergering van het proces, maar alleen een verdeeling ever andere lo caliteiten. Het is de Raad geweest,'die oorzaak is, dat deze school telkenjare een klas kleiner wordt en nu nog maar uit twee klassen be staat, waarvan gr een gecombineerd is. En al is het natuurlijk te> betreuren, dat men deze.klassen thans zal moeten scheiden en de eene in de Handelsschool en de andere in de Tesselschadeschool zal overbrengen, tenslotte moet men toch ook bedenken, dat dit alles nog slechts beteekenis heeft voor de komende drie maanden omdat er na de groerte vacantie nog slechts één gecombi neerde klasse van deze school zal zijn over gebleven. Al zal iedere voorstander van het open baar onderwijs deze noodzakelijke verande ring en, laten wij toegeven, verslechtering FRIESCHE HEEREN-BAAI en BAAI-TABAK A2 1753 betreuren, uit het bovenstaande blijkt toch wel, dat het kwaad, dat zal worden aange richt niet zoo groot is als men het hier en daar wel voorstelt. En daartegenover staat natuurlijk de groote vraag wat men er mee kan winnen, de vraag of datgene wat de stad er voor krijgen zal het offer waard is, of dus niet van twee kwaden het kleinste moet worden gekozen. Wat hiertegenover staat is dé spoe dige legering van een deel van het garni zoen en daarmede de zeker-stelling van de latere definitieve vestiging in onze ge meente. En nu moge men hier en daar in den Raad eenigszins smalend van een opoffering van het idieele voor het materieele spreken, tenslotte is het nog maar heel kort geleden, dat dit materieele in den Raad vrijwel una niem als voor Alkmaar van de grootste be teekenis werd gekenschetst en als zoodanig aanvaard is geworden. Was daar niet een offer van bijna twee maal honderdduizend gulden, dat men wil de brengen als Alkmaar garnizoensstad zou kunnen worden, een offer zoo spontaan en zoo royaal, dat zelfs Ged. Staten gepoogd hebben ons in geld en grond uitgedrukte enthousiasme in wat goedkoopere banen te leiden? Is het eigenlijk niet belachelijk, dat wij nu vóór de komst van het regiment al weer min of meer smalend van het materieele spreken? Is het, waar het ideale zoo weinig moge lijk geschaad wordt, niet vanzelfsprekend, dat B. en W. die een ópen oog hebben voor de belangen van onze stad en daarbij aller eerst voor die van den bedreigden midden stand, thans alles in het werk stellen om zich de zekerheid van het garnizoen en tevens die van een zoo spoedig mogelijke vestiging te verschaffen? Wanneer wij de zspk van dezen kant be kijken kunnen wij rftet anders zeggen dan dat wij het betreuren, dat Alkmaar zoo wei nig openbare gebouwen kan aanbieden, dat de derde batterij van. dit regiment niet naar onze gemeente komt maar in Egmond aan Zee zal worden gelegerd. Het is voor onze middenstand, die bij de vestiging van eenige honderden manschap pen het grootste belang heeft, toe te juichen, dat thans in zooverre nog een oplossing is gevonden, dat de militaire autoriteiten ter wille van onze gemeente bereid bleken zich hier tijdelijk in een allesbehalve ideale lege ring te schikken. Het college heeft ook hierop het licht doen vallen en de burgemeester heeft in een zeer gedocumenteerde rede uiteengezet hoe B. en W. gemeend hebben de belangen van onze stad op dit oogenblik op de beste wijze te kunnen dienen. Wanneer het niet een van de zwakke punten der politiek was, dat er in fracties bindende afspraken voor het gezamenlijk uitbrengen van stemmen worden gemaakt, zoodat geen nieuwe gezichtspunten iets kunnen wijzigen in het reeds te voren ge velde vonnis, zou de stemmenverhouding waarmede men in den Raad het voorstel tot tijdelijke beschikbaarstelling van deze scho len heeft aangenomen, er zeker een geweest zijn waarin duidelijker tot uiting kwam, dat B. en W. zich in dezen niets hebben te ver wijten en integendeel een compliment ver dienen voor de wijze waarop zij, de belan gen der bevolking tegen elkaar afwegende, datgene gekozen hebben waarmee Alkmaar op het oogenblik het meeste gebaat is. Over de tweede ditmaal mondelinge interpellatie-Sietsma zullen wij niet veel meer zeggen. Wanneer de man, die ontoelaatbare han delingen bij het openbaar onderwijs ont dekt heeft en B. en W. doet gevoelen, dat zij aan alle kanten zijn tekort geschoten, wanneer de man van wien met ophef ver kondigd wordt, dat hij nu eens den bezem in een ware Augias-stal zal zetten, na de uiteenzetting van den burgemeester moet. constateeren, dat B. en W. met reden het onderwijs-belang niet geschaad achten, dat zij met voorkennis en goedkeuring van den minister volkomen den wettelijken weg hebben bewandeld en de plaatsing van onze wachtgelders bij de verschillende vacatu ren geen moeilijkheden met zich zal bren gen, dan blijft hem en hij heeft dit ook gedaan niets anders over dan eenvoudig voor de verkregen inlichtingen te bedan ken. En dan zal hij voor zichzelf hebben uit te maken of hij bij voorkomende gelegen heden niet beter zal doen zich niet naar de gevechtslinie te laten schuiven als hij niet zeker weet, dat de strijd zijn persoonlijke inmenging waard is. Er is nog één ding waar wij wat over willen zeggen en dat is de ruiling van 71 M2 grond ten behoeve van de verbreeding van het trottoir bij de villa Voorhout aan den Kennemerstraatweg. Wij weten wel, dat er in dezen Raad idealisten zitten, die luidkeels de leuze ver kondigen, dat zij als natuurminnaars niet kunnen toestaan, dat er in onze plantsoenen een boompje gerooid of een struikje ver plant wordt. Maar men hoede zich ook hier weer voor overdrijving. Het is te dwaas, dat de Raad, die een gedeelte van den Bergerhout voor den bouw van het gymnasium beschikbaar stelde, thans huiverig blijkt om in een stil laantje van den Hout een meter gronds af te staan aan de instelling, die hier een tehuis voor gegoede ouden van dagen sticht en daar mede Alkmaar weer verrijkt met een in richting, welke onzen middenstand en daar mede onze gemeente slechts ten goede kern komen. In dit laantje, dat voldoende breed is, waar geen opstaand hout vernietigd zal worden en waar men dus geen enkele tenzij politieke reden kan hebben om zich tegen het voorstel van wethouder Klaver te keeren, is de gebiedsafstand van ongeveer 68 M2 grond, over een breedte van niet meer dan een enkelen Meter van niet het minste bezwaar voor onze gemeente. De grond, die voor Alkmaar van belang is ligt niet aan de Westzijde van het gebouw maar aan de Oostzijde, aan den drukken voorrangsweg den Kennemerstraatweg, waar het trottoir ter plaatse slechts 1.50 M. breed is en een breedte zal moeten hebben van 2.27 M. om de noodzakelijke aanpassing met de wandelpaden ter weerszijden te kunnen krijgen. Iedere wandelaar heeft herhaaldelijk ge constateerd, dat hierin verbetering zal moe ten komen en steeds is deze uitgebleven omdat de vorige bewoner door verplaatsing van hek en heg voor een offer kwam te staan, dat de gemeente blijkbaar niet heeft willen of kunnen vergoeden. Thans is er gelegenheid op zeer gemak kelijke en zeer voordeelige voorwaarden de fout te herstellen en een Raad, die het breede inzicht moet hebben, dat wij in de zen tijd alles moeten steunen wat Alkmaar financieel vooruit zal kunnen brengen en geen gelegenheid ongebruikt moeten laten om onze verkeerswegen te verbeteren, staart zich blind op enkele boomen en struikjes, die niet eens bedreigd worden en kan er door de aanhouding van dit voorstel veroor zaken, dat de instelling, welke bij deze rui ling van grond veel minder belang heeft dan de gemeente, haar aanvankelijk aanbod terugneemt waarmede Alkmaar zeer zeker niet gebaat is. Wij kunnen slechts hopen, dat men in een volgende raadszitting van een opener oog voor de belangen van onze gemeente zal blijk geven. Wij kunnen ons ten slotte slechts verheu gen over het feit, dat het voorstel om gel den voor de restauratie van de Groote Kerk beschikbaar te stellen ditmaal niet langer op arbeidsvoorwaarden en looneischen ge strand is, maar dat unaniem besloten werd, dat Alkmaar in de verdeeling der restaura tiekosten datgene zal bijdragen, wat men billijkheidshalve van de stad waarin dit monumentale gebouw is gelegen, gemeend heeft te mogen verlangen. EGMOND-BINNEN (Maart). Geboren: Elisabeth, d. v. Cornelis Hof en Agatha Schuit. Cornelis Berbardus, z. v. Cornelis Johannes Apeldoorn en Maria Orij. Johannes Joseph, z. v. Hendrik Jo hannes Levering en Maria Ridder. Bar- bara Maria, d. v. Willem Tromp en Cornelia Stam. Cornelis, z. v. Nicolaas Mooij en Cornelia de Graaf. Willemijntje Hendrika, d. v. Gradus Nicolaas Kamp en Geertruida van Oostrum. Petrus Johannes, z. v. Mattheus Hermanus Oordthuis en Petro- nella Wilhelmina Wildenburg. Ondertrouwd: Theodorus Hes, wo nende te Limmen, en Bibiana Maria Orij. Antonius Wilhelmus Kroeders, wonende te Alkmaar, en Geertruida Maria Cornelia Stevenhaagen. 12) De jonge vrouw was zich zelf dadelijk weer meester. Ofschoon zij, zooals het zich liet aanzien, met twee inbrekers te doen had, beefde haar stem niet, toen zij kort en bondig vroeg: „mag ik ook weten wat u hier doet? Deze kamer is bewoond „Aha", begon Moresby, „juffrouw Goole, als ik my niet vergis". „Zoo heet ik", gaf zij ontstemd toe. „Ik ben politiebeambte", zei Moresby op zijn zachtsten toon, „en het spijt mij inder daad, juffrouw..." „Wilt u mij dan uw legitimatiebewijs toonen?" viel zij hem in de rede. Met een grappige grimas in de richting van Chitterwick, deed Moresby dat en. ver telde in het kort het drama, waarbij hij niets van de moord, noch van de arrestatie vermeldde. De jonge vrouw luisterde aan dachtig en scheen niet verschrikt. Toen Moresby klaar was met zijn verhaal, stelde zij zich geheel ter beschikking van den hoofdinspecteur. Moresby bedankte haar voor haar welwillendheid en zei dat hij haar graag verschillende vragen wilde stel len. „Misschien kunnën we beter in de zijka mer gaan", sloeg juffrouw Goole voor en liet hen door de verbindingsdeur in een kleine zitkamer. Juffrouw Goole nam plaats en verzocht den beide heeren eveneens te gaan zitten. Chitterwick keek haar even aan en lachte nerveus. Zij beantwoordde zijn lachen niet. Chitterwick bloosde ervan. Om de waar heid te zeggen werkten vrouwen als juf frouw Goole op zijn zenuwen. Juffrouw Goole gaf, op verzoek van Mo resby een kort overzicht van" haar levens loop en van haar betrekkingen tot de doo- dé. Zij was 28 jaar en de dochter van een advocaat" in één klein stadje. Eerst had zij een paar jaar óp. het kantoor van haar va der gewerkt, totdat hij stierf: ze had de praktijk verkocht en was naar Londen ver huisd. Daar had zij een betrekking gevon den bij een advocaat met wien baar vader wel zaken had gedaan. Zij werd er goed be taald, maar zij was er niet lang gebleven, want een Amerikaansche cliënte, waarmee zij zich gedurende haar kort verblijf in Londen veel had bemoeid, was zoo gechar meerd van'de' manier, waarop zij haar al les; wat'in Londen de moeite waard was, had laten zien, dat zij juffrouw Goole vqoï stelde om als „dame de compagnie" met haar mee te' gaan. Zij nam het aanbod aan en bleef een jaar of vijf in New York. Daar had zij de drukke bezigheden van haar mevrouw geregeld, gezorgd dat zij op de vergaderingen kwam die zij niet kon over slaan, erop toegezien dat de liefdadige in stellingen niet werden overgeslagen, kort om zij had ervoor gezorgd, dat haar leven op rolletjes liep. Na twee jaar was mevrouw gestorven. Gedurende de volgende drie jaren had zij twee dergelijke betrekkingen gehad en daarna was ze naar Engeland teruggekeerd. Het was eigenlijk haar bedoeling geweest om een tijdje vacantie te nemen en dan weer terug te gaan; door een toevallige ontmoeting met juffrouw Sinclair was ge bleken, dat de kennismaking van beide' kanten in goede aarde viel en zoodoende was zij als secretaresse en gezelschapsdame bü haar gebleven. Dat was nu ongeveer acht maanden ge leden gebeurd. „Ik dank u wel voor uw duidelijke me- dedeelingen". Moresby knikte haar goed keurend toe. „Als alle getuigen waren zoo als u, dan zouden wij het op Scotland Yard lang niet zoo moeilijk hebben". Juffrouw Goole glimlachte; de woorden van Moresby hadden doel getroffen. „En wilt u nu zoo goed zijn mij een zoo nauwkeurig mogelijk beeld geven van de oude dame?" „Van juffrouw Sinclair?" verbeterde juffrouw Goole. „Zooals ik u al zei, was ik maar acht maanden bij haar, maar ik kan u zonder twijfel alle inlichtingen geven, die u wenscht". Moresby knikte haar bemoedigend toe. Het verhaal, dat nu volgde, kwam over een met het idee, dat Chitterwick zich over de oude dame had gevormd; zij was in alle opzichten boven het gemiddelde. Zij was niet alleen zeer rijk, maar juffrouw Goo le scheen dit van zeer veel gewicht te vin den van een zeer goede, oude familie bovendien had zij hetgeen juffrouw Goole klaarblijkelijk het hoogste aansloeg, een zeer sterk karakter. Hoe langer juffrouw Goole sprak, hoe meer Chitterwick aan zijn tante moest denken. Die acht maanden waren voor juffrouw Goole blijkbaar niet te kort geweest om 'n zeer volledig verslag te kunnen geven van de familieverhouding en de financieele po sitie. Earlshaze was een van de oudste land goederen in Dorsetshire en de dertigdui zend bunders, waaruit het bezit bestond, hadden sedert menschenheugenis aan de familie Sinclair toebehoord. Niet door de wet, maar door traditie was het goed steeds aan den oudsten zoon vermaakt. Door een toeval was het nu in handen van juffrouw Sinclair gekomen. De vader van den majoor, kapitein Sin clair. was in een veldtocht gesneuveld, toen Lynn nog een klein kind was en diens moeder was kort daarop gestorven. Zijn grootvader, die den dood van die bei den jarenlang overleefde, had het bezit aan zijn eenig kind. juffrouw Sinclair vermaakt en voor zijn neef maar een kleine lijfrente vastgezet, natuurlijk in de veronderstelling dat na den dood van zijn dochter het goed aan hem zou komen. Juffrouw Sinclair evénwel juffrouw Goole merkte dit ter loops op was, ofschoon zij traditie en conventie respecteerde, er de vrouw niet naar, om de traditioneele gewoonte boven haar eigen gevoelens te stellen. Zij had aan juffrouw Goole en nog duidelijker aam den majoor, te verstaan gegeven, dat zij zich op geenerlei wijze gebonden achtte hem het bezit na te laten, maar dat zij, zoolang hij zich behoorlijk gedroeg, geen plannen had om iets anders te doen. Zich behoorlijk ge dragen, dacht Chitterwick, beteekent: doen wat zijn tante wil. Hier hield juffrouw Goole voor het eerst even op. „Wat wilde zij dan, als hij het niet deed?" vroeg Moresby bij wijze van grapje. „Het aan een oude vrouwenhuis vermaken?" Juffrouw Goole aarzelde een oogenblik net of zij niet wist hoe zij er mee aan moest. Zij had iets gehoord van een ande ren erfgenaam, een neef van den majoor, als die tenminste nog in leven was. Juf frouw Sinclair had zich op dit punt niet zoo uitgelaten, want het was eigenlijk een familie-schandaal; er was buiten haar en den vader van den majoor nog een jongere zuster en die zuster was, als piepjong ding verliefd geworden op een onmogelijken man, een journalist nog wele en zy had er op gestaan met hem te trouwen. Nadat haar vader toen iederen omgang met dien man streng verboden had, was ze natuur lijk direct van huis weggeloopen en had dat wezen op den burgerlijken stand in Mary- lebone getrouwd. Dit was natuurlijk het einde geweest tenminste voor zoover het de familie betrof. Haar vader wilde haar niet meer kennen en verbrak alle banden met haar; hij antwoordde niet meer op haar brieven en niemand mocht met haar correspondeeren. Juffrouw Sinclair had haar eens bezocht, op een onmogelijke ka mer in Bloombury, waar zij met haar man woonde, en had geprobeerd haar over te halen, hem te laten zitten en deemoedig naar de vaderlijke woning terug te keeren, waar haar vader, als zij hem zooveel mo gelijk uit de voeten bleef en berouw toon de, wellicht zoo goed zou zy'n haar, na ver loop van een paar maanden, vergiffenis te schenken. Letitia zoo heette de diep ge- zonkene had juffrouw Sinclair erg ge krenkt door haar uit te lachen. Niemand van de familie zag of hoorde ooit meer iets van haar en haar man. Langs een omweg waren ze er achter ge komen, dat zij naar Amerika waren gegaan en zy hoorden een paar jaar later uit de zelfde bron, dat ze gestorven waren, wat nog wel het beste was. Maar alvorens door haar dood de schande, die zij over haar fa milie had gebracht, uit te wisschen, had Letitia Benson in New York het leven ge schonken aan een zoon. Juffrouw Sinclair had zich heimelijk van dit kind op de hoog te laten houden, totdat door den dood van dien tusschenpersoon ook hieraan een ein de kwam. Dat was nu al meer dan tien jaar geleden, maar als de man nog in leven was, kwam hij ook voor erfgenaam in aanmer king. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 9