DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Onzekere toestand in geheel Europa.
Geen reden tot ongerustheid.
Buitengewone Staatscourant.
Beduchtheid voor den Balkan
No. 85 Dit nummer bestaat uit drie bladen.
Dinsdag 11 April 1939
141e Jaargang
Ongerustheid in den
Balkan.
Prins Bernhard bij de
troepen.
De algemeene toestand.
Stafbesprekingen.
OPROEPING
grensbataljons.
Radiorede van Dr. Colijn.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.—,
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
Directeur: C. KRAK.
PRIJS PER GEWONE AD VERTE NTIEN
Van 15 regels 1.25, elke regel meer f 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v b. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330.
Hootdredacteur: Tj. N. ADEMA.
De gisteravond verschenen bui
tengewone Staatscourant bevat de
te gelijkertijd verschenen Staats
bladen nr. 181 en 182, betreffende
de toestand van oorlogsgevaar en
de oproeping van het personeel
voor de grensbeveiliging Beide
besluiten .bevatten de overweging,
dat de heerschende internationale
verhoudingen mede brengen een
voortdurend latent oorlogsgevaar,
en dat het daarom los van
iedere onmiddellijke dreiging
noodig is, dat de regeering kan
beschikken over de bevoegdheden
tot het nemen van buitengewone
maatregelen, zooals in de wetten
des lands voorzien, ten einde on
der alle omstandigheden de zelf
standigheid en de volstrekte on
zijdigheid des lands te waarbor
gen
Besluit no. 181 bepaalt dat de
tegenwoordige buitengewone om
standigheden inhouden oorlogsge
vaar in den zin, waarin dat woord
in 's lands wetten voorkomt.
Besluit no. 182 bepaalt het vol
gende:
Al het personeel, bestemd voor
buitengewone oproeping-uit
wendige veiligheid wordt onver
wijld in werkelijken dienst ge
roepen.
In vele kringen te Boekarest hoort men
beschouwingen over de mogelijkheid van
een snel optreden van Duitschland en
Italië na den inval in Albanië.
In kringen, die de spilmogendheden
vriendelijk gezind zijn, beweert men zelfs,
dat Duitschland met een plan zal komen,
dat ten doel heeft het geheele Balkan
schiereiland in een „federaal economisch
stelsel" te brengen.
In officiëele kringen te Sofia verklaart
men, dat Bulgarije voornemens is de sa
menwerking met de andere Balkanstaten
voort te zetten ter handhaving van den
vrede. De Bulgaarsche regeering, zegt
men, is voorstandster van de gedachte „de
Balkan voor de Balkanvolken".
Het is op het oogenblik met geen mogelijkheid te zeggen, hoe de algemeene
toestand in Europa zich gaat ontwikkelen. Men voelt de spanning, die rond
om ons heerscht, men ziet in eigen land iets van militaire maatregelen al
beteekent dat heelemaal niet, dat er op het oogenblik oorlogsgevaar dreigt
men leest in de krant of hoort door de radio, hoe men in de groote hoofd
steden confereert en tenslotte verneemt men, dat de Balkan zich ongerust
maakt over de „Drang nach Osten" van Italië en Duitschland.
De Britsche en Fransche regeeringen hebben gedurende
de Paaschdagen druk vergaderd. Chamberlain kwam er voor
uit Schotland terug. Tevens hebben de ministers in beide
landen besprekingen met de generale staven gevoerd. Wanneer
men die besprekingen volgt aan de hand der uitgegeven com-
muniqué's, dan zou men tot de conc'usie kunnen komen, dat
de hoogspanning eenigzins is teruggaloopen, maar dat men
op alles moet zijn voorbereid.
Z.K.H. prins Bernhard heeft Zondag
en Maandag een bezoek gebracht aan de
detachementen en bataljons, welke aan
de grenzen in Noordbrabant en in Over-
ijsel en Gelderland gelegerd zijn.
Zie verder Buitenland pag. 4, 2e blad.
Buitengewone activiteit in alle
Europeesche hoofdsteden.
Londen heeft het spreekt eigen
lijk vanzelf tijdens de Paaschdagen
eveneens in voortdurend contact ge
staan met Rome. Italië heeft Engeland
daarbij de absolute verzekering ge
geven, dat de Italiaansche actie zich
strikt tot Albanië zou beperken en dat
er geen sprake was van een verder
optreden jegens Griekenland en het
Grieksche eiland Korfoe.
De Italiaansche minister van buiten-
landsche zaken, graaf Ciano, is na een
kortstondig bezoek aan Tirana weer naar
Rome teruggekeerd, vermoedelijk om lord
Perth, den Britschen gezant, persoonlijk
te kunnen ontvangen. In elk geval had hij,
na eerst nog Mossolini te hebben gespro
ken, onmiddellijk na zijn aankomst een
onderhoud met den Engelschen ambassa
deur, die inlichtingen vroeg in verband
met de gebeurtenissen in Albanië. Reuter
verneemt, dat lord Perth een volledige uit
eenzetting kreeg, doch verdere bijzonder
heden zijn niet beschikbaar. Het feit, dat
te Tirana een zuiver Albaneesch bewind
werd ingesteld, schijnt er op te duiden,
aldus Reuter, dat het tot dusverre niet in
de bedoeling ligt van Albanië een integraal
dee" van het Italiaansche keizerrijk te
maken. Volgens Havas meent men te Rome
te weten, dat Ciano ook aan lord Perth de
formeele verzekering heeft gegeven, dat
Italië geen enkele actie tegen Korfoe in den
zin heeft.
Omtrent de beraadslagingen van het
kabinet schrijft Press Asociation: „Het
kabinet heeft niet alleen de jurdische kan
ten bestudeerd van de door Mussolini on
dernomen actie en haar gevolgen op de
Britsch-Italiaansche betrekkingen, maar
het geheel van den strategischen en poli-
tieken toestand in het oosten van de Mid-
dellandsche zee. De gebeurtenissen van het
weekeinde moesten inderdaad worden be
keken, niet als afzonderlijke actie, maar
als het aan den dag brengen van de moge
lijkheid eener latere agressie, hetgeen er
toe leidde de positie van Griekenland en
Zuidslavië te bestudeeren.
Wat Griekenland betreft had het kabi
net de maatregelen te bestudeeren, die
zoo noodig zouden moeten worden geno
men om bijstand te bieden.
Zeer in het bijzonder wijdde het kabinet
aandacht aan het eiland Korfoe,. welks
strategische positie van het eerste belang
is, hetgeen een bijzonder groote ongerust
heid wekte te Athene tijdens het weekein
de. Voorts gingen de ministers de positie
na van zekere landen ten aanzien van de
„aanvallers". De Pools'cne ministers van
buitenlandsche zaken, Beek, zal bijna on
middellijk met Roemenië en Hongarije de
bespreking beginnen van de „wederzijd-
scha vezerkeringen", terwijl 'ioemenië en
Turkije reeds met raadplegingen bezig
zijn.
De Italiaansche actie doet zich voor als
een kenmerkende schending van het
Britsch-Italiaansche accoord, waarvan een
der belangrijkste clausules betrekking
heeft op de handhaving van den status quo
in de Middellandsche zee, terwijl een an
dere bepaling voorziet bij ie uitwisseling
van inlichtingen van militairen aard. Zoo
moest de laatste weken de Britsche regee
ring de Italiaansche herinneren aan deelen
van het accoord betreffende de troepen in
Libye en de terugtrekking van de Italiaan
sche troepen uit Spanje bij het eindigen
van den burgeroorlog. Deze schendingen
aldus besluit de diplomatieke redac
teur van Press Association zouden een
opzegging kunnen rechtvaardigen van het
accoord als geheel."
Europa leeft op
een vulkaan.
Paschen 1939 moge zich dan eensdeels
gekenmerkt hebben door prachtig voor
jaarsweer, wij zullen deze Paschen ook ohi
een geheel andere reden niet gemakkelijk
vergeten. Terwijl de duizenden hun uit
stapje maakten en genoten van het prach
tige weer, zich op dat oogenblik niet be
kommerenden over de politieke gebeurte
nissen in ons werelddeel, heerschte er bij
de leiders der diverse regeeringen een
groote onrust. Men vroeg zich af, waar de
wereld heen rolde met duizelingwekken
de vaart. Dreigde thans werkelijk de oor
log of zou het zooveelste conflict weer wor
den bijgelegd?
Nu gelooven wij, dat er ook gedurende
deze Paaschdagen geen direct oorlogs
gevaar bestaan heeft, zoomin als het op
dit oogenblik bestaat, maar daartegenover
staat, dat we nauwelijks meer van vrede
kunnen spreken.
Het komt er op het oogenblik niet op
aan, wat er in Londen besproken is; het
kan ons nu minder interesseeren, welke
verzekt ringen Italië aan Engeland gegeven
heeft; het ware misschien heel mis
schien! te wenschen, dat w» even een
blik in de toekomst konden werpen. De
toekomst, die zoo bitter weinig goeds
voorspelt.
Vragen dringen zich op in steeds sneller
tempo. Zal Italië, zich alle.en bepalen tot
annexatie van Albanië? Zullen Zuid-
Slavië, Bulgarije en- Griekenland zich kalm
houden? Zal Duitschland de eerste dagen
de kat uit den boom bijken? Hoe staat het
met Danzig, hoe met de Poolsche Corridor?
En dan de groote vraag: hoe groot is in
werkelijkheid het oorlogsgevaar?
't Zijn alle vragen, die niet beantwoord
kunnen worden. Maar zekei is, dat
Duitschland nog altijd belangen heeft bij
Danzig en de Corridor en de jongste ge
schiedenis heeft qns geleerd, dat verzeke
ringen, gegeven door de dictators, geen
verzekeringen zijn, maar waardelooze
vriendelijkheden. En zeker is, dat de vrede
zij het dan niet in groote mate be
dreigd wordt.
Onze minister-president heeft vanmor
gen getracht, het Nederlandsche volk te
kalmeeren. Op rustigen, maar ernstigen
toon heeft hy medegedeeld, dat onze
regeering militaire maatregelen genomen
had, maar dat men in die maatregelen
geen oorlogsgevaar moet zien. Eerder zou
men die maatregelen als een soort gerust
stelling moeten beschouwen.
Wij weten natuurlijk niet, of het Colijn
gelukt is, rust te brengen in de tallooze
huisgezinnen, waar vannacht groote onge
rustheid geheerscht heeft, maar wij be
twijfelen het. Wanneer de opkomst onder
de wapenen van de z.g. grensbataljons
bijvoorbeeld vanmorgen was bevolen, zou
het wat anders geweest zijn. Maar het be
vel kwam kort n.'. middernacht en eenige
duizenden groot-verlofgangers zijn in den
nanacht gewekt en zijn in de vroegte naar
de plaats hunner bestemming vertrokken.
Dat ongewone uur, die plotselinge haast
geven te denken.
En tóch. er is iets, dat tóch gerust stelt.
De geschiedenis van 1939 hoe jong
nog! heeft geleerd, dat Duitschland en
Italië belang hebben bij plotseling optreden
zonder voorafgaande waarschuwing. En
daarom is het geruststellend, dat vanaf
vandaag onze grenzen voortdurend be
waakt worden en dat vanaf vandaag een
plotselinge overval bijna niet mogelijk is.
Wij zouden het nog duidelijker kunnen
zeggen: hoe sterker onze grensbewakingen
zijn. hoe minder kans is er voor Nederland
op een onverhoedschen aanval.
De jongste militaire maatregel, hoe ern
stig op zichzelf ook, mag dus een verheu
gend verschijnsel genoemd worden. Om
dat bij een zoo sterk mogelijke permanente
grensbewaking een aanvaller zich wel twee
maal zal bedenken, voordat hij tot een
oorlogsdaad zal overgaan.
Nederland is thans op al let z voorbereid.
Maar juist daardoor is het gevaar voor ons
land kleiner geworden.
Moge het gevaar weldra voor goed ge
keerd zijn!
Zondagmiddag heeft de Engelsche minis
ter van buitenlandsche zaken, lord Halifax
vergezeld van Cadogan, een bezoek ge
bracht aan de bureaux van de commissie
der landsverdediging. Hij heeft hier een
onderhoud gehad met den chef van den
generalen staf, generaal Gort, en den
plaatsvervangenden chef van de marine
staf, vice-admiraal Cunningham.
Te Londen verneemt Reuter, dat op
8 April alle eenheden der Middelland
sche zeevloot, welke een bezoek brach
ten aan Italiaansche havens, deze
havens verlaten hebben.
Er wordt officieel niets medegedeeld
omtrent de bestemming der oorlogssche
pen, doch verklaard wordt, dat met het
oog op den duisteren toestand in Albanië
de terugtrekking der schepen, die hoffelijk
heidsbezoeken brachten, voor alle betrok
kenen verlegenheid zal voorkomen
Besprekingen te Parijs.
Het permanente comité der landsverde
diging is Zondagmiddag op het ministerie
van landsverdediging, onder voorzitter
schap van den minister-president bijeenge
komen. Aan de besprekingen werd deelge
nomen door de ministers van marine en
luchtvaart, den chef van den generalen staf
generaal Gamelin, en den chef van den
marinestaf en generaal Vuilemin, chef van
den staf der luchtmacht, alsmede generaal
Buhrer, inspecteur van het koloniale leger
en Bonnet, min. van buit. zaken.
'-G ravenhage, 10 April.
De regeeringspersdienst meldt:
Bij koninklijk besluit van heden
is bepaald, dat de tegenwoordige
buitengewone omstandigheden in
houden oorlogsgevaar in den zin
waarin dat woord in 's lands wet
ten voorkomt.
Krachtens dit besluit is heden
opgeroepen het personeel van de
bataljons voor de grensbeveiliging.
Deze verklaring en oproeping
zyn niet te beschouwen als een
rechtstreeksch gevolg van de ge
beurtenissen der laatste dagen. De
algemeene toestand in Europa
heeft de regeering de wenschelijk-
heid doen gevoelen, dat onze
grenzen beter dan tot dusver be
veiligd worden, ter verzekering
van onze politiek vaj zelfstan
digheid. De verdere ontwikkeling
van de gebeurtenissen zal dienten
gevolge met meer gerustheid
kunnen worden afgewacht.
Hedenmorgen te 10 uur heeft de
voorzitter van den raad van ministers,
dr. H. Colijn, de volgende toespraak
tot het Nederlandsche volk gericht over
de drie omroepzenders:
In verband met de buitengewone tijds
omstandigheden heeft de regeering zich
andermaal verplicht gezien in het belang
van het vaderland bijzondere maatrege
len te treffen.
In den afgeloopen nacht is n.1. over
gegaan tot het onder de wapenen roepen
van het personeel behoorende tot de ba
taljons die bestemd zijn voor z£. grens
beveiliging.
Ten einde onnoodige bezorgdheid bij
de bevolking te voorkomen wil ik thans
door de radio een kort woord tot u rich
ten om de beteekenis van dezen maatregel
in het juiste licht te stellen.
Ik begin dan met te zeggen wat men
er n i e t in moet zien.
Men moet er niet in zien, men
er niet uit lezen, dat de regeering
beducht is voor een directe be
dreiging van ons land. Voor zulk een
opvatting is geen enkele aanleiding aan
wezig. Onze betrekkingen met het bui
tenland laten niets te wenschen over. Met
alle mogendheden is de verhouding goed.
Daarom kon ik zeggen, dat de regeering
niet beducht is Voor een directe be
dreiging van 's lands veiligheid en de ge
nomen maatregel dus niet in dat
licht mag worden gezien.
Nu komt echter van zelf de vraag naar
voren wat men er dan w e 1 in moet
zien. En het antwoord daarop is: Men
moet er een zuivere voorzorg s-
maatregel in zien, in verband met den
algemeenen toestand in Europa.
Ons werelddeel verkeert in een toe
stand van latente internationale span
ningen die ons verplichten er
rekening mee te houden, dat die span
ningen zich kunnen ontladen in
vijandelijkheden. En als dit geval
zich mocht gaan voordoen dan moeten
we niet slechts in woorden doch
metter daad in staat zijn op afdoende
wijze blijk te geven van onzen vasten
wil onze zelfstandigheid en onzijdigheid
te handhaven. Te handhaven onder al
le omstandigheden en naar alle zijden.
Om dit effectief te kunnen
doen, wanneer de noodzaak er van zou
blijken, moet onze geheele weer
macht ten slotte gemobiliseerd worden.
Maar, in ons huidig legerstelsel en bij
het zeer snelle verloop, dat de krijgshan
delingen in onzen tijd kenmerkt, is de
normale sterkte van ons leger op vredes-
voet ongenoegzaam om de zekerheid te
scheppen dat die mobilisatie ongestoord
zal verloopen.
Daarom is het een eisch van voorzich
tig beleid de voorwaarden te scheppen
d'e het ongestoord verloop eener mobi
lisatie kunnen waarborgen
Maatregelen worden voorbereid om,
zoolang de rust in Europa niet is weer
gekeerd, in deze leemte op doeltreffende
wijze te voorzien. Maar daarmee is
eenigen tijd gemoeid en daarom heeft de
regeering, ter overbrugging van die
periode, besloten het personeel van de
afzonderlijke grensbataljons evenals in
September onder de wapenen te roepen,
ter versterking van de reeds aanwezige
bataljons van de onder de wapenen zijnde
lichting.
De normale toestand is volstrekt onbe
vredigend voor regeering en volk beide.
Telkens wanneer de internationale span?
ningen een acuut karakter krijgen staat
de regeering voor de moeilijke vvjag:
moeten we bijzondere maatregelen treffen
of kunnen we ze nog achterwege laten.
En telkens wanneer zulke omstandighe
den zich voordoen rijst ook onder ons
volk de soortgelijke vraag, waarmede dan
ongerustheid pleegt gepaard te gaan.
Daarom is het noodig voorzieningen te
treffen die een meer permanent karakter
dragen en van zoodanigen aard zijn dat
niet telkenmale tot het treffen van bijzon
dere maatregelen behoeft te worden over
gegaan en men de ontwikkeling der ge
beurtenissen dus met meer gerustheid kan
afwachten dan thans het geval is. De nu
genomen maatregel is, zooals ik reeds
zeide, te zien als een overbrugging van
den tijd die noodzakelijk verloopen moet
tot aan het oogenblik, dat de meer per
manente maatregelen effectief kunnen
werken.
Ik herhaal nog eens wat ik in den
beginne reeds gezegd heb: we duchten
van niemand eenige vijandelijke hande
ling tegen Nederland, maar we willen
tegenover ieder onzen duidelijken wil
toonen, dat we onze beproefde zelfstan
digheidspoli tiek en onze onzijdigheid met
alle ons ten dienste staande middelen
willen handhaven.
Dat en dat alleen is de strekking van
den thans genomen maatregeL
Maar, omdat dit zoo is mag ik aan
wat ik gezegd heb nu ook een raad vast-
knoopen. Deze raad n.1., dat er geen
enkele reden aanwezig is voor bijzondere
ongerustheid. Natuurlijk houdt de toe
stand in de wereld ook onze aan
dacht gespannen. Maar dat is heel wat
anders dan beduchtheid voor onze eigen
onmiddellijke veiligheid. Voor zulk een
beduchtheid ik herhaal dit acht ik
geen enkelen grond aanwezig.
Hoe kalmer we den toestand onder de
oogen zien, hoe rustiger wy allen ons da
gelijks werk blijven verrichten hoe beter
dit is voor ons zelf en hoe gunstiger in
druk dit naar buiten zal maken.
En voorts belijden we, ook als volk, in
diepen ernst, dat het lot ook van ons land,
uiteindelijk niet in de hand van menschen
ligt, niet van den wil eens menschen af
hankelijk is, maar dat God almachtig de
wereld regeert. In dat geloof schuüt
kracht, het schept vastheid van wil aan
's menschen zijde en het voorkomt dat
men als etn rie. door der. wind heen en
weer bewogen wordt.