De huidige landbouwcrisispolitiek. ÜeuiUetoH E AMATEUR DETECTIVE Minister Steenberghe geeft een algemeen overzicht. 't Tegenwoordige systeem heeft belangrijke gebreken. „•Rondgevaar" voor onze slateelt. Belangrijke proeven. Groote brand in kurken- fabriek. Tienduizenden guldens schade. Boerderij in de asch gelegd Eenig vee omgekomen. Inbraak bii reisbureau Lissone. Voor ruim 11.000 gulden verdwenen. Naar het Engeisch van ANTHONY BERKELEY TWEtlDE BLAD. Gisteravond hield de minister van Eco nomische Zaken, mr. M. R. L. Steenberghe, zijn eerste lezing van de vier, welke hy aan de landbouwcrisispolitiek zal wijden. In deze eerste lezing gaf hij een algemeen overzicht van de redenen, die de regeering tot haar maatregelen hebben genoopt, hun inhoud en hun doel. De minister gewaagde van de algemeen? belangstelling voor de landbouw-crisis- maatregelen, begrijpelijk, omdat ieder Nederlander er den invloed van ondergaat, niet alleen de boer, de tuinder, de bollen- teler, de boom- en bloemenkweeker, de kippenfokker, de haring- en garnalenvis- scher (ook de visscherij valt onder deze maatregelen), maar ook tal van handelaren en fabrikanten, zooals de graanhandel, de margarine-, vet- en olie-industrie, de in- en uitvoerhandel van landbouwproducten, ter wijl wegens den invloed dien deze maat regelen op den prijs hebben, ook de consu ment dagelijks de werking ervan onder vindt. Aanleiding tot regeeringsingrijpen. De aanleiding tot het regeerings ingrijpen in het licht stellende, her innerde spreker aan den prijsval der landbouwvoortbrengselen in de jaren 19291931. De buitenlandsche tarwe bracht in 1927 per 100 kg 14.75 op, in 1931 was dat 5.51. De boter daalde van 2.04 per kg in 1929 tot 0.44 in 1934. De groote nood, waarin de landbouw door deze sterke prijsdaling kwam te verkeeren, deed verwachten, dat, indien geen maat regelen tot hulp genomen werden, de ge- heele boerenstand in Nederland ten onder zoü gaan en het land weldra braak zou komen te liggen met zeer funeste gevolgen voor geheel Nederland, tenzij men al of niet rechtstreeks bij den landbouw was be trokken. Immers omstreeks 1/3 van de ge- heele bevolking is direct of indirect van den landbouw afhankelijk. Daarom besloot de regeering tot het verleenen van steun om den landbouw voor ondergang te behoeden. De mid delen hiertoe wilde zij in hoofdzaak ver krijgen. door de landbouwproducten met een heffing te belasten, waardoor de prijzen zouden stijgen 1. Dit v/as volkomen gemotiveerd, aangezien de prijzen zoodanig waren gedaald, dat de consument er abnormaal profijt van trok, terwijl de boer zelfs de kosten van voort brenging nog niet vergoed kreeg, een ook sociaal niet te rechtvaardigen toestand. Door nu verschillende producten als b.v. boter, rund- en varkensvleesch, suiker, met een heffing te belasten en andere producten zooals b.v. brood op andere wijze in prijs te doen stijgen, bereikte men dat eenerzijds de consument voor de producten zooveel mogelijk de Nederlandsche productiekosten betaalde en anderzijds gelden beschikbaar kwamen om aan den boer voor zijn produc ten een zoodanigen opbrengst te verschaffen, dat zijn productiekosten werden goed ge maakt (z.g. richtprijs). Van landbouwzijde wordt wel beweerd, dat hetgeen de boer voor zijn producten ontvangt niet meer is dan de wereldmarkt prijs. Dit is niet juist. De maatregelen toch zijn er op gericht den boer zijn productie kosten zooveel mogelijk te vergoeden en waar deze kosten in ons land in het alge meen hooger liggen dan in de overige lan den, ontvangt de boer dus ook meer dan de wereldmarktprijs. Boter kost b.v. op het oogenblik op de wereldmarkt pl.m. 0,80 per kg, de Nederlandsche boer ontvangt echter een prijs van pl.m. 1,45 in den winter, pl.m. 1,30 in den zomer. Twee beginselen. De twee beginselen van de genomen maatregelen zijn: 1. De boer moet zooveel mogelijk zijn productiekosten vergoed krijgen. 2. De consument moet voor de pro ducten zooveel mogelijk de Neder landsche productiekosten betalen. Op den duur bleek, dat de prijsval geen voorbijgaand verschijnsel was, maar een gevolg van belangrijke structureele ver anderingen in de economische politiek van verschillende landen. Vroegere afnemers van onze landbouwproducten legden zich zelf op den landbouw toe, andere landen zooals b.v. Australië, Nieuw-Zeeland en Canada kwamen meer en meer met hun producten ter West-Europeesche markt. Door al der gelijke verschuivingen waren de normale prijsverhoudingen verbroken en waren ook belangrijke buitenlandsche afzetgebieden voor onzen landbouw verloren gegaan. Diverse maatregelen. Met het oog op al die omstandigheden dienden verschillende maatregelen getrof fen te worden. Ten einde den boer den richtprijs voor zijn producten te waar borgen zijn verschillende wegen gekozen. Voor sommige producten werd dit bereikt met een toeslag op den prijs. Voor granen is een ander systeem ge nomen, n.L betaling eener heffing bij den invoer, het z.g. prijsverschil, waardoor de prijs van het binnenlandsehe graan ook automatisch verhoogd wordt. Eveneens zijn door binnenlandsehe heffingen prijsverhoo- gingen bereikt. Bij de steunverleening gold het beginsel van steun aan het product, onafhankelijk van den toestand van den producent. Bij steun naar behoefte immers zou de mogelijk heid worden geopend dat de rijke boer o f onmiddellijk zijn bedrijf zou verpachten aan een pachter, die wél voor steun in aan merking kwam, of zijn grond braak zou laten liggen. Voorts moet het karakter van armenzorg worden vermeden. Dit zou voor den algemeenen toestand en de geestesge steldheid op het platteland zeer ongunstig zijn. Productiebeperking. De vermindering van afzetgebied maakte beperking van de productie noodzakelijk. Zoo werd voor het vee een teeltregeling vastgesteld, werden de oppervlakten; welke met aardappelen, warmoezerijgewassen of bloembollen waren beteeld ingekrompen, het aantal eieren, dat men in de broedma chines fnoeht inleggeh, beperkt," en2. Voorts werd door heffingen bij invoer zoowel 'invloed op den prijs als op de inge voerde hoeveelheid uitgeoefend. De op brengst van de heffingen dient voor het fi nancieren der steunmaatregelen. De uitvoer van onze producten moest in zoo goed mogelijke banen geleid worden. Verbetering van de kwaliteit /erhoogt de uitvoermogelijkheden. Ook voor de producten, die ter ver vanging van de voortbrengeselen van land bouw kunnen dienen, bleken op den duur bijzondere voorzieningen noodig. Zoo moes ten, toen de boter duurder werd, om te voorkomen, dat margarine, vetten en oliën als vervangingsproducten te veel gekocht zou worden deze producten ook belast wor den. Uit deze heffingen kon weer de steun aan de veehouderij worden betaald. Ten slotte betoogde de minister dat het groote doel, hetwelk met deze maatrege len werd beoogd, het in stand houden van den Nederlandschen landbouw, ongetwij feld is bereikt. Konden in den aanvang bij gebrek aan voldoende financiën nog vaak niet de productiekosten ten volle worden vergoed, zooals b.v. bij de zuivel, de laatste jaren is hierin aanmerkelijke^ verbetering gekomen. Hoewel door den terugval der prijzen in den loop van 1938 de huidige op brengsten wat minder gunstig zullen zijn, kan men toch zeggen, dat sinds het begin der crisis een belangrijke verbetering in de opbrengst is ingetreden. Nog langen tijd noodig. Spreker verwachtte dat deze maatregelen zeker nog geruimen tijd noodig zullen zijn. Bij intrekking van den prijssteun zou het landbouwbedrijf weer met verlies werken. Slechts bij verbetering van de internatio nale toestanden zou er kans komen op beëindiging van de landbouw-crisismaat- regelen. De regeering is echter bezig te trachten eenige verandering in den vorm te brengen, daar zij overtuigd is dat aan het huidige ambtelijke gecen traliseerde systeem van uitvoering be langrijke gebreken kleven en het ge vaar dreigt dat de landbouw verleert op eigen beenen te staan. Het ligt dan ook in het voornemen der regeering bij de bepaling en uitvoering der maatregelen meer en meer terug te treden en het georganiseerde landbouwbedrijf zelf de regelingen in handen te geven, waartoe het eigen organen zal moeten vormen. Wellicht zal dan ook een betere beloo- nin<r in den landbouw kunnen worden be reikt Ons land is beroemd om zijn sla-cultuur. Nagenoeg geheel West-Europa wordt van Nederlandsche sla voorzien. Gemiddeld wor den 200 millioen kroppen sla in ons land geteeld, waarvan 125 millioen uit het Zuid- hollandsche glasdictrict afokmstig zijn. Voor het overgroote deel bestaat onze sla-teelt uit glassla, hetgeen het Westland een soort van monopolie geeft. Engeland en Duitsch- land blijven onze groote afnemers van dit product, daar deze landen zelf geen uitge breide glascultuur bézitten. De economische beteeken is van deze glascultuur is voor Ne derland zeer groot. De sla-telers in ons land worden ech ter gehandicapt door het feit, dat de sla slechts op nieuwe gronden geteeld kan worden. Na twee jaar kan de tuin der de sla niet meer in, dezelfde kas telen, daar het product dan begint te „randen". Dit. „randen" kenmerkt .zich door een bruine rand in het hart "van den krop en gaat langzamerhand over in geheele verrot ting. Hierdoor worden jaarlijks, .duizenden én nog eens duizenden kroppen sla geheel waardeloos. Oorzaak gevonden. Langen tijd heeft men de oorzaak van dit „randen" niet geweten. Na langdurige proef nemingen op den proeftuin van het Zu:-" landsch glasdistrict te Naaldwijk is rijkstuinbouwconsulent ir. J. M. Rit erin geslaagd de oorzaken van deze ziekte op te sporen. Gisteren deelde genoemde rijkstuinbouw consulent ons den uitslag der genomen proe ven mede, die voor tuinbouwend Nederland véffi groot belang is. Uit deze proeven is' gebleken, dat het randen bij sla veroorzaakt wordt door een te lage vochtopname in betrekking tot de verdamping. Overtreft de ver damping dus de vochtopname, dan treedt er rand op. De proeven hadden uitgewezen, dat het heel goed mogelijk is om behoor lijke sla te telen op oude gronden, mits de bemesting, de zoutconcentratie in den grond, juist is. Op den proeftuin is gebleken, dat de gel dende methode onder de kweekers, om het randgevaar tegen te gaan, niet de juiste is. Randgevaar op het oogenblik groot. Dit jaar zal het randgevaar voor de sla- telers in ons land bijzonder groot zijn, daar de oogsttijd een paar weken later zal vallen dan in andere jaren. Deze verlating is een gevolg der vorstperiode. Juist deze twee weken zijn critiek, daar het onder 't glas dan steeds warmer wordt, waardoor de ver damping van het gewas toeneemt en de grond droger wordt. De kans op „rand" is dus dit jaar bij zonnig weer zéér groot, hetgeen duizenden en nog eens duizenden kroppen sla waardeloos zou kunnen maken Het behoeft geen betoog, dat de tuinders na de catastrofale gevolgen der vorstperiode geen nieuwen ramp kunnen dragen. Ir. Riemens deelde ons mede, hoe dit ge vaar voor r-on groot deel voorkomen kan worden, door de verdamping te verkleinen of te beperken. De tuinders dienen er voor te zorgen, dat de grond in een goede conditie is. Verder moet gemest worden met hoog geconcentreerde meststoffen. In tegenstelling met de oude methode dienen de kweekers bü zonnig weer niet ruimer te gaan luchten, doch het glas met krijtwit af te schermen en zoo noodig wat over de sla te broezen. In den afgeloopen nacht is de groote kurkenfabriek van de N.V. Asbest en Kurkwerk H. Geerdink, gelegen aan het Apeldoomsch-Dierensche kanaal te Apeldoorn tot den grond toe afgebrand. Omstreeks een uur ontdekte de nachtwa ker van de fabriek op zijn ronde in de zage rij en platenperserij een begin van brand. Toen de Apeldoornsche brandweer met groot materiaal ter plaatse verscheen, stond de fabriek reeds in lichter laaie. Met vijf tien stralen werd het bluschwater op de vuurzee geworpen. Den geheelen nacht duurde het blusschingswerk en eerst van ochtend kon met het nablusschen worden begonnen van de smeulende voorraden kurk. Het geheele fabriekscomplex met alle machinerieën is door het vuur verwoest. Dertig man personeel is door dezen brand zonder werk gekomen. De oorzaak van den brand moet worden gezocht in zelfont branding van de, kurk. Fabriek en machinerieën waren op beurs- polis verzekerd. De vennootschap was echter niet tegen bedrijfsschade verzekerd. De schade beloopt in de tiénduizenden gul dens. Het bedrijf zal geruimen tijd stil moeten liggen. Voor den brand, waarvan het blusschings werk onder leiding stond van opperbxand- meester Oqsterbroek, bestond groote be langstelling. VEESCHUUR DOOR FELLEN BRAND VERWOEST. 7 koeien omgekomen. Gistermiddag heeft te Maarn (G.) een felle brand gewoed in de veeschuur van den heer B. J. Eskes, gelegen op korten af stand van de kapitale boerderij van jhr. Martens van Sevenhoven. De Zutfensche brandweer wist te voorkomen, dat de met riet bedekte boerderij een prooi der vlam men werd. De nieuwe schuur echter werd geheel door het vuur verwoest. Zeven koeien en twee varkens kwamen in de vlam men om. Verzekering dekt de schade. THEE DOET JE GOED! -v ----- Gisteravond bemerkte de kinderen van den Osschen landbouwer Gieles aan de Hutstraat, die alleen thuis waren, dat in 't achterhuis van de boerderij brand was uit gebroken. Onmiddellijk waarschuwden zij de buren, waarop deze een deel van het vee uit de stallen wisten te redden. Inmiddels breidde het vuur zich snel uit. De gealarmeerde plaatselijke brandweer, slaagde er niet in de boerderij te behou den. Deze werd geheel een prooi der vlam men. Eeniffe varkens en een aantal kippen, die niet t'idig in veiligheid konden wor den gebracht, verbrandden. Ook de inboedel en eenige landbouwma chines werden door het vuur vernield. De brandweer wist de naastgelegen boer derijen voor het vuur te beschermen. Op één boerenhofstede waren de vonken reeds overgeslagen, doch het ingrijpen van de brandweer voorkwam erger. Er wérd slechts groote waterschade aangericht. De vermoedelijke oorzaak van den brand is kortsluiting. De aangerichte schade wordt gedeeltelijk door verzekering gedekt. Tijdens de Paaschdagen heeft de inbre kersbende, die reeds enkele malen in de binnenstad van Amsterdam haar groote ac tiviteit heeft blijk gegeven, wederom een belangrijke inbraak gepleegd in het kan toor van het reisbureau Lissone, gevestigd in de Leidschestraat nr. 5. Zij zijn waarschijnlijk in den nacht van eersten op den tweeden Paaschdag binnengedrongen. Twee brandkasten zijn door de nachtelijke bezoekers met een cirkelfrais aan de achterzijde open- geboord. In, totaal hebben zij een be drag van ruim 11.000 gulden buitge maakt. 9400 gulden hiervan bestaat uit vreemd bankpapier en vreemde munten. De rest is Hollandsch geld, bankpapier en zilvergeld. Zoo zijn er 31000 Belgische francs, 8000 Zwitsersche francs, 7000 lires en 239 pond sterling verdwenen, deels in papiergeld, deels in zilvergeld. De inbrekers hebben zich in laten sluiten in een belendend perceel en via een brand deur, waarvan zij een ruitje hebben inge drukt, zijn zij in het kantoorgebouw van Lissone gekomen. Zij konden rustig wer ken, aangezien in hét gebouw niemand woonde en er ook geen nachtelijke controle binnenshuis is. In den kelder stond de groote brandkast, dié echter, wat ook het resultaat 'bewijst, niet inbraakvrij was. Uit den achterwand is met de cirkelfrais één rond gat geboord, waarna de kast leegge haald kon worden. Een tweede kast stond op het bureau van den chef op de eerste verdic"'ng. Deze leverde nog minder moei lijk!) r -n op, daar dit ook geen inbraak- vrije kast was. Gisteren kwamen de schoon maaksters en ontdekten dat inbrekers het kantoorgebouw hadden bezocht. IN HET HOL VAN DEN LEEUW. Inbraak bij een veldwachter. In den afgeloopen nacht is te Stolwijk in^-' oken bij den gemeente-veldwachter van Roijen, bij Stolwijk, bij wien ont vreemd zijn een gouden armband, een gou den horloge en een beursje met ongeveer 10 inhoud. Toen de veldwachter vannacht met de oproepingskaarten voor hen, die tot de grensbataljons behooren, in het dorp was om deze te bezorgen, heeft een inbre ker kans gezien door openschuiving van 'n raam aan de voorzijde van zijn woning aan den Goudschen weg binnen te dringen Na meegenomen te hebben wat hij van zijn gading vond, is hij door de achterdeur ver trokken. De vrouw van den veldwachter sliep en heeft van het gebeurde niets gemerkt. De ongewenschte bezoeker heeft geen spoor achtergelaten. D HOOFDSTUK V. .Mijnheer Chitterwick gaat uit logeeren. Nu kwam er een onderbreking in den voortgang van de zaak, althans voor zoo ver het den heer Chiterwick betrof. Sinclair werd den volgenden morgen bij den politierechter gebracht, die het offi- cieele bevel tot inhechtenisneming voor las, waarop hij weer in voorarrest gezet werd. Toen zij met elkaar het gebouw verlie ten, vertelde Moresby aan Chitterwick, dat de politie ivu al het mogelijke zou doen, om andere getuigen op te sporen. De belang stelling voor hem, Chitterwick, en het dienstertje was, althans vobrloopig, ver flauwd. „Dat kan toch niet zoo moeilijk zijn", merkte Chitterwick op. „Heel wat men- schen hebben gezien hoe ik naar de oude dame toe ging om haar wakker te maken; allicht zijn er dus ook bij, die de twee te zamen hebben gezien". „Dat ts zoo; daarmee kunnen we reke ning houden, maar ik zei u gisteren al: de ze feiten alleen zijn niet voldoende". „Mijnheer Moresby", merkte Chitterwick tamelijk schuchter op, „ik zag gisteren hoe u en een van uw collega's het fleschje on derzochten Natuurlijk hoeft u mij niets te zeggen als u dat beter oordeelt, maar „U bedoelt of het ons iets verder ge bracht heeft", vulde Moresby aan, die zich intusschen al aangepast had aan de ma nier van spreken van Chitterwick „Nu, ik weet niet, waarom ik u dat niet zeggen zou, maar natuurlijk onder voorwaarde, dat u het niet verder vertelt. Ja, onze ex pert heeft er vingerafdrukken 0?' gevon den. Hij heeft een paar zeer goede afdruk ken kunnen maken. Wilt u de foto's eens zien?" Hij haalde ze te voorschijn. Chiterwick bekeek ze met een uitdruk king alsof hij er veel verstand van had. Zij zeiden hem echter niets. „Natuurlijk, als men die kan identificeeren „Identificeeren kan?" zei Moresby ver genoegd. „Dat is al gebeurd". „Is het heusch, bent u werkelijk „Hier is een afdruk van den majoor; die is genomen, nadat wij hem gisteren gear resteerd hadden en als u tusschen die twee exemplaren de minste afwijking kunt con- stateeren, dan bent u knapper dan onze expert". Chitterwick stond stil en maakte verge lijkingen. Nog nooit in zijn leven had hij vingerafdrukken goed bekeken en het is voor een leek erg moeilijk vergelijkingen te maken, maar hij geloofde den hoofdin specteur op zijn woord. „Dat is toch zeker wel voldoende om een aanklacht tegen hem in te dienen", zei hij, terwijl hij de foto terug gaf. „Het is inderdaad erg bezwarend, maar als wij niets anders zouden hebbenhier zou iedere schrandere advocaat tegen op komen; wij willen nu het volgende doen; wij zullen de sporen nagaan tot het oogen blik waarop het gif gekocht is. Dan zou den we een heel eind opschieten". Het geval had zijn gewone verloop. Na dat er aan de verschillende formaliteiten was voldaan, ging men over tot de lijk schouwing, waarbij kwam vast te staan, dat de dood van juffrouw Sinclair veroor zaakt was door blauwzuur. Bovendien kwam nog aan het licht, dat zij een hart kwaal had en dat zij onder geen omstan digheden langer dan zes maanden zou heb ben kunnen leven. Verder werd nog vast gesteld, dat majoor Sinclair van dit laatste niets afwist. Het gelukte de politie oJbgeveer een do zijn menschen te vinden, die hen samen hadden gezien; de verklaringen van die ge tuigen benevens die van mijnheer Chitter wick, gevoegd bij het overtuigende motief, waren voldoende om tegen den majoor rechtsingang te verleenen wegens moord met voorbedachten rade. De pogingen van den majoor om zich een alibi te verschaf fen, waren, daar niets, door getuigen kon worden bevestigd, nog al armzalig. Ofschoon de politie he.t koopen van het vergif door den majoor voorloopig nog niet kon bewijzen, ja zelfs er niet zeker van was, dat hij het in zijn bezit had gehad, viel hier toch niet aan te twijfelen. „U moet niet uit het oog verliezen, mijn heer Chitterwick", zei Moresby, toen zij in een lunchroom gezellig achter een kopje koffie zaten, „dat hij zonder uw verkla ringen zoo goed als zeker er tusschen uit gedraaid was". Men had den politierechter Chitterwick's verhaal van de dralende hand niet ver teld, maar dat voor den dag, waarop de zaak voor zou moeten komen, bewaard. „Meent u dat?" twijfelde Chitterwick, „ondanks de vingerafdrukken op het fleschje?" „Ja, ondanks dat. Wat zou het eigenlijk geven, als ik bij voorbeeld zei, dat het fleschje van hem was er is toch niets bijzonders aan te zien, geen kenmerk, geen etiket en dat hij het de laatste maal, dat hij bij zijn tante was, in de badkamer had laten staan? Er zijn wel een dozijn mo gelijkheden om die afdrukken op de meest onschuldige manier te verklaren". Chitterwick knikte toestemmend. „Maar uw verhaalIk kan u zeggen", ging Moresby meedoogenloos verder, dat was voor de verdediging een streep door de rekening. De advocaat van den majoor was er zeker van, dat hij vrijspraak zou verkrijgen, maar toen hij uw bewijsma teriaal hoorde, zag hij alles donker in". „En dat hebt u hem verteld?" riep Chit terwick verwonderd uit. „En ik dacht, dat u mijn verklaring tot den zittingsdag zou geheim houden".. „Ja, geheim voor de pers, maar niet voor de verdediging. Dat doen wij nooit; dat zou niet fair zijn tegenover den gevangene. Wij laten hun gewoonlijk een tijdje voor den zittingsdag weten, waartegen zij zich te verdedigen zullen hebben. Ja, mijnheer Chitterwick", resumeerde Moresby, terwijl hij zijn beschermeling vol trots aanzag, „zonder u zouden wij niet de minste kans gehad hebben, maar door u komen wij tot een veroordeeling, dat is zoo zeker als wat". „Zoozei Chitterwick, die zich niets op zijn gemak voelde. Zij zetten hun gesprek over dit onder werp nog wat voort en Moresby, die onge voelig scheen te zijn, zoolang het den ma joor betrof, bleek erg te doen te hebben met zijn echtgenoote, die hij als een hoog staande vrouw betitelde. „En ofschoon zij natuurlijk buiten zich zelf is, zit zij toch niet stil. Neen, zij werkt als een paard voor haar man en ik had het hart niet haar te zeggen, dat het geen zin had", „Arme vrouw", mompelde Chitterwick en schudde het hoofd. „Is zij knap?" „Ik ben van meening, dat knap niet het juiste woord is. Zij is mooi en eigenlijk meer. dan dat. Ik was bij haar om de ver halen van juffrouw Goole te controlee ren „U bedoelt de levensgeschiedenis, die juffrouw Goole ons verteld heeft?" viel Chitterwick hem verbaasd in de rede.' ..U hebt toch niet de moeite genomen om dat alles na te gaan?" „Zeer zeker. Ik heb de kleinste kleinig heid van wat zij ons vertelde, onderzocht". „Mijn hemel!'Maar waarom dan toch' Dat is toch niet van zooveel belang?" ..Een van onze regels is, nooit een feit voor waar aan te nemen, ook al is het van nog zoo weinig beteekenis, zonder het, in- len tenn}inste mo8ehjk, te onderzoeken", zei Moresby streng. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 6