De huidige landbouwcrisispolitiek.
ÜeuiUetoH
E AMATEUR
DETECTIVE
Minister Steenberghe geeft een
algemeen overzicht.
't Tegenwoordige systeem heeft
belangrijke gebreken.
„•Rondgevaar" voor onze
slateelt.
Belangrijke proeven.
Groote brand in kurken-
fabriek.
Tienduizenden guldens schade.
Boerderij in de asch gelegd
Eenig vee omgekomen.
Inbraak bii reisbureau
Lissone.
Voor ruim 11.000 gulden
verdwenen.
Naar het Engeisch van
ANTHONY BERKELEY
TWEtlDE BLAD.
Gisteravond hield de minister van Eco
nomische Zaken, mr. M. R. L. Steenberghe,
zijn eerste lezing van de vier, welke hy aan
de landbouwcrisispolitiek zal wijden. In
deze eerste lezing gaf hij een algemeen
overzicht van de redenen, die de regeering
tot haar maatregelen hebben genoopt, hun
inhoud en hun doel.
De minister gewaagde van de algemeen?
belangstelling voor de landbouw-crisis-
maatregelen, begrijpelijk, omdat ieder
Nederlander er den invloed van ondergaat,
niet alleen de boer, de tuinder, de bollen-
teler, de boom- en bloemenkweeker, de
kippenfokker, de haring- en garnalenvis-
scher (ook de visscherij valt onder deze
maatregelen), maar ook tal van handelaren
en fabrikanten, zooals de graanhandel, de
margarine-, vet- en olie-industrie, de in- en
uitvoerhandel van landbouwproducten, ter
wijl wegens den invloed dien deze maat
regelen op den prijs hebben, ook de consu
ment dagelijks de werking ervan onder
vindt.
Aanleiding tot regeeringsingrijpen.
De aanleiding tot het regeerings
ingrijpen in het licht stellende, her
innerde spreker aan den prijsval der
landbouwvoortbrengselen in de jaren
19291931. De buitenlandsche tarwe
bracht in 1927 per 100 kg 14.75 op, in
1931 was dat 5.51. De boter daalde
van 2.04 per kg in 1929 tot 0.44 in
1934.
De groote nood, waarin de landbouw door
deze sterke prijsdaling kwam te verkeeren,
deed verwachten, dat, indien geen maat
regelen tot hulp genomen werden, de ge-
heele boerenstand in Nederland ten onder
zoü gaan en het land weldra braak zou
komen te liggen met zeer funeste gevolgen
voor geheel Nederland, tenzij men al of
niet rechtstreeks bij den landbouw was be
trokken. Immers omstreeks 1/3 van de ge-
heele bevolking is direct of indirect van den
landbouw afhankelijk.
Daarom besloot de regeering tot het
verleenen van steun om den landbouw
voor ondergang te behoeden. De mid
delen hiertoe wilde zij in hoofdzaak ver
krijgen. door de landbouwproducten met
een heffing te belasten, waardoor de
prijzen zouden stijgen 1.
Dit v/as volkomen gemotiveerd, aangezien
de prijzen zoodanig waren gedaald, dat de
consument er abnormaal profijt van trok,
terwijl de boer zelfs de kosten van voort
brenging nog niet vergoed kreeg, een ook
sociaal niet te rechtvaardigen toestand.
Door nu verschillende producten als b.v.
boter, rund- en varkensvleesch, suiker, met
een heffing te belasten en andere producten
zooals b.v. brood op andere wijze in prijs te
doen stijgen, bereikte men dat eenerzijds
de consument voor de producten zooveel
mogelijk de Nederlandsche productiekosten
betaalde en anderzijds gelden beschikbaar
kwamen om aan den boer voor zijn produc
ten een zoodanigen opbrengst te verschaffen,
dat zijn productiekosten werden goed ge
maakt (z.g. richtprijs).
Van landbouwzijde wordt wel beweerd,
dat hetgeen de boer voor zijn producten
ontvangt niet meer is dan de wereldmarkt
prijs. Dit is niet juist. De maatregelen toch
zijn er op gericht den boer zijn productie
kosten zooveel mogelijk te vergoeden en
waar deze kosten in ons land in het alge
meen hooger liggen dan in de overige lan
den, ontvangt de boer dus ook meer dan de
wereldmarktprijs. Boter kost b.v. op het
oogenblik op de wereldmarkt pl.m. 0,80
per kg, de Nederlandsche boer ontvangt
echter een prijs van pl.m. 1,45 in den
winter, pl.m. 1,30 in den zomer.
Twee beginselen.
De twee beginselen van de genomen
maatregelen zijn:
1. De boer moet zooveel mogelijk zijn
productiekosten vergoed krijgen.
2. De consument moet voor de pro
ducten zooveel mogelijk de Neder
landsche productiekosten betalen.
Op den duur bleek, dat de prijsval geen
voorbijgaand verschijnsel was, maar een
gevolg van belangrijke structureele ver
anderingen in de economische politiek van
verschillende landen. Vroegere afnemers van
onze landbouwproducten legden zich zelf
op den landbouw toe, andere landen zooals
b.v. Australië, Nieuw-Zeeland en Canada
kwamen meer en meer met hun producten
ter West-Europeesche markt. Door al der
gelijke verschuivingen waren de normale
prijsverhoudingen verbroken en waren ook
belangrijke buitenlandsche afzetgebieden
voor onzen landbouw verloren gegaan.
Diverse maatregelen.
Met het oog op al die omstandigheden
dienden verschillende maatregelen getrof
fen te worden. Ten einde den boer den
richtprijs voor zijn producten te waar
borgen zijn verschillende wegen gekozen.
Voor sommige producten werd dit bereikt
met een toeslag op den prijs.
Voor granen is een ander systeem ge
nomen, n.L betaling eener heffing bij den
invoer, het z.g. prijsverschil, waardoor de
prijs van het binnenlandsehe graan ook
automatisch verhoogd wordt. Eveneens zijn
door binnenlandsehe heffingen prijsverhoo-
gingen bereikt.
Bij de steunverleening gold het beginsel
van steun aan het product, onafhankelijk van
den toestand van den producent. Bij steun
naar behoefte immers zou de mogelijk
heid worden geopend dat de rijke boer o f
onmiddellijk zijn bedrijf zou verpachten aan
een pachter, die wél voor steun in aan
merking kwam, of zijn grond braak zou
laten liggen. Voorts moet het karakter van
armenzorg worden vermeden. Dit zou voor
den algemeenen toestand en de geestesge
steldheid op het platteland zeer ongunstig
zijn.
Productiebeperking.
De vermindering van afzetgebied maakte
beperking van de productie noodzakelijk.
Zoo werd voor het vee een teeltregeling
vastgesteld, werden de oppervlakten; welke
met aardappelen, warmoezerijgewassen of
bloembollen waren beteeld ingekrompen,
het aantal eieren, dat men in de broedma
chines fnoeht inleggeh, beperkt," en2.
Voorts werd door heffingen bij invoer
zoowel 'invloed op den prijs als op de inge
voerde hoeveelheid uitgeoefend. De op
brengst van de heffingen dient voor het fi
nancieren der steunmaatregelen.
De uitvoer van onze producten moest in
zoo goed mogelijke banen geleid worden.
Verbetering van de kwaliteit /erhoogt de
uitvoermogelijkheden.
Ook voor de producten, die ter ver
vanging van de voortbrengeselen van land
bouw kunnen dienen, bleken op den duur
bijzondere voorzieningen noodig. Zoo moes
ten, toen de boter duurder werd, om te
voorkomen, dat margarine, vetten en oliën
als vervangingsproducten te veel gekocht
zou worden deze producten ook belast wor
den. Uit deze heffingen kon weer de steun
aan de veehouderij worden betaald.
Ten slotte betoogde de minister dat het
groote doel, hetwelk met deze maatrege
len werd beoogd, het in stand houden van
den Nederlandschen landbouw, ongetwij
feld is bereikt. Konden in den aanvang bij
gebrek aan voldoende financiën nog vaak
niet de productiekosten ten volle worden
vergoed, zooals b.v. bij de zuivel, de laatste
jaren is hierin aanmerkelijke^ verbetering
gekomen. Hoewel door den terugval der
prijzen in den loop van 1938 de huidige op
brengsten wat minder gunstig zullen zijn,
kan men toch zeggen, dat sinds het begin
der crisis een belangrijke verbetering in de
opbrengst is ingetreden.
Nog langen tijd noodig.
Spreker verwachtte dat deze maatregelen
zeker nog geruimen tijd noodig zullen zijn.
Bij intrekking van den prijssteun zou het
landbouwbedrijf weer met verlies werken.
Slechts bij verbetering van de internatio
nale toestanden zou er kans komen op
beëindiging van de landbouw-crisismaat-
regelen.
De regeering is echter bezig te
trachten eenige verandering in den
vorm te brengen, daar zij overtuigd is
dat aan het huidige ambtelijke gecen
traliseerde systeem van uitvoering be
langrijke gebreken kleven en het ge
vaar dreigt dat de landbouw verleert
op eigen beenen te staan.
Het ligt dan ook in het voornemen der
regeering bij de bepaling en uitvoering der
maatregelen meer en meer terug te treden
en het georganiseerde landbouwbedrijf zelf
de regelingen in handen te geven, waartoe
het eigen organen zal moeten vormen.
Wellicht zal dan ook een betere beloo-
nin<r in den landbouw kunnen worden be
reikt
Ons land is beroemd om zijn sla-cultuur.
Nagenoeg geheel West-Europa wordt van
Nederlandsche sla voorzien. Gemiddeld wor
den 200 millioen kroppen sla in ons land
geteeld, waarvan 125 millioen uit het Zuid-
hollandsche glasdictrict afokmstig zijn. Voor
het overgroote deel bestaat onze sla-teelt
uit glassla, hetgeen het Westland een soort
van monopolie geeft. Engeland en Duitsch-
land blijven onze groote afnemers van dit
product, daar deze landen zelf geen uitge
breide glascultuur bézitten. De economische
beteeken is van deze glascultuur is voor Ne
derland zeer groot.
De sla-telers in ons land worden ech
ter gehandicapt door het feit, dat de
sla slechts op nieuwe gronden geteeld
kan worden. Na twee jaar kan de tuin
der de sla niet meer in, dezelfde kas
telen, daar het product dan begint te
„randen".
Dit. „randen" kenmerkt .zich door een
bruine rand in het hart "van den krop en
gaat langzamerhand over in geheele verrot
ting. Hierdoor worden jaarlijks, .duizenden
én nog eens duizenden kroppen sla geheel
waardeloos.
Oorzaak gevonden.
Langen tijd heeft men de oorzaak van dit
„randen" niet geweten. Na langdurige proef
nemingen op den proeftuin van het Zu:-"
landsch glasdistrict te Naaldwijk is
rijkstuinbouwconsulent ir. J. M. Rit
erin geslaagd de oorzaken van deze ziekte
op te sporen.
Gisteren deelde genoemde rijkstuinbouw
consulent ons den uitslag der genomen proe
ven mede, die voor tuinbouwend Nederland
véffi groot belang is.
Uit deze proeven is' gebleken, dat het
randen bij sla veroorzaakt wordt door
een te lage vochtopname in betrekking
tot de verdamping. Overtreft de ver
damping dus de vochtopname, dan
treedt er rand op.
De proeven hadden uitgewezen, dat
het heel goed mogelijk is om behoor
lijke sla te telen op oude gronden, mits
de bemesting, de zoutconcentratie in
den grond, juist is.
Op den proeftuin is gebleken, dat de gel
dende methode onder de kweekers, om het
randgevaar tegen te gaan, niet de juiste is.
Randgevaar op het oogenblik groot.
Dit jaar zal het randgevaar voor de sla-
telers in ons land bijzonder groot zijn, daar
de oogsttijd een paar weken later zal vallen
dan in andere jaren. Deze verlating is een
gevolg der vorstperiode. Juist deze twee
weken zijn critiek, daar het onder 't glas
dan steeds warmer wordt, waardoor de ver
damping van het gewas toeneemt en de
grond droger wordt. De kans op „rand" is
dus dit jaar bij zonnig weer zéér groot,
hetgeen duizenden en nog eens duizenden
kroppen sla waardeloos zou kunnen maken
Het behoeft geen betoog, dat de tuinders
na de catastrofale gevolgen der vorstperiode
geen nieuwen ramp kunnen dragen.
Ir. Riemens deelde ons mede, hoe dit ge
vaar voor r-on groot deel voorkomen kan
worden, door de verdamping te verkleinen
of te beperken.
De tuinders dienen er voor te zorgen,
dat de grond in een goede conditie is.
Verder moet gemest worden met hoog
geconcentreerde meststoffen.
In tegenstelling met de oude methode
dienen de kweekers bü zonnig weer niet
ruimer te gaan luchten, doch het glas met
krijtwit af te schermen en zoo noodig wat
over de sla te broezen.
In den afgeloopen nacht is de groote
kurkenfabriek van de N.V. Asbest en
Kurkwerk H. Geerdink, gelegen aan het
Apeldoomsch-Dierensche kanaal te
Apeldoorn tot den grond toe afgebrand.
Omstreeks een uur ontdekte de nachtwa
ker van de fabriek op zijn ronde in de zage
rij en platenperserij een begin van brand.
Toen de Apeldoornsche brandweer met
groot materiaal ter plaatse verscheen, stond
de fabriek reeds in lichter laaie. Met vijf
tien stralen werd het bluschwater op de
vuurzee geworpen. Den geheelen nacht
duurde het blusschingswerk en eerst van
ochtend kon met het nablusschen worden
begonnen van de smeulende voorraden
kurk.
Het geheele fabriekscomplex met alle
machinerieën is door het vuur verwoest.
Dertig man personeel is door dezen brand
zonder werk gekomen. De oorzaak van den
brand moet worden gezocht in zelfont
branding van de, kurk.
Fabriek en machinerieën waren op beurs-
polis verzekerd.
De vennootschap was echter niet
tegen bedrijfsschade verzekerd. De
schade beloopt in de tiénduizenden gul
dens.
Het bedrijf zal geruimen tijd stil moeten
liggen.
Voor den brand, waarvan het blusschings
werk onder leiding stond van opperbxand-
meester Oqsterbroek, bestond groote be
langstelling.
VEESCHUUR DOOR FELLEN BRAND
VERWOEST.
7 koeien omgekomen.
Gistermiddag heeft te Maarn (G.) een
felle brand gewoed in de veeschuur van
den heer B. J. Eskes, gelegen op korten af
stand van de kapitale boerderij van jhr.
Martens van Sevenhoven. De Zutfensche
brandweer wist te voorkomen, dat de met
riet bedekte boerderij een prooi der vlam
men werd. De nieuwe schuur echter werd
geheel door het vuur verwoest. Zeven
koeien en twee varkens kwamen in de vlam
men om. Verzekering dekt de schade.
THEE DOET JE GOED!
-v -----
Gisteravond bemerkte de kinderen van
den Osschen landbouwer Gieles aan de
Hutstraat, die alleen thuis waren, dat in 't
achterhuis van de boerderij brand was uit
gebroken. Onmiddellijk waarschuwden zij
de buren, waarop deze een deel van het
vee uit de stallen wisten te redden.
Inmiddels breidde het vuur zich snel uit.
De gealarmeerde plaatselijke brandweer,
slaagde er niet in de boerderij te behou
den. Deze werd geheel een prooi der vlam
men. Eeniffe varkens en een aantal kippen,
die niet t'idig in veiligheid konden wor
den gebracht, verbrandden.
Ook de inboedel en eenige landbouwma
chines werden door het vuur vernield.
De brandweer wist de naastgelegen boer
derijen voor het vuur te beschermen. Op
één boerenhofstede waren de vonken reeds
overgeslagen, doch het ingrijpen van de
brandweer voorkwam erger. Er wérd
slechts groote waterschade aangericht. De
vermoedelijke oorzaak van den brand is
kortsluiting.
De aangerichte schade wordt gedeeltelijk
door verzekering gedekt.
Tijdens de Paaschdagen heeft de inbre
kersbende, die reeds enkele malen in de
binnenstad van Amsterdam haar groote ac
tiviteit heeft blijk gegeven, wederom een
belangrijke inbraak gepleegd in het kan
toor van het reisbureau Lissone, gevestigd
in de Leidschestraat nr. 5.
Zij zijn waarschijnlijk in den nacht
van eersten op den tweeden Paaschdag
binnengedrongen. Twee brandkasten
zijn door de nachtelijke bezoekers met
een cirkelfrais aan de achterzijde open-
geboord. In, totaal hebben zij een be
drag van ruim 11.000 gulden buitge
maakt.
9400 gulden hiervan bestaat uit vreemd
bankpapier en vreemde munten. De rest is
Hollandsch geld, bankpapier en zilvergeld.
Zoo zijn er 31000 Belgische francs, 8000
Zwitsersche francs, 7000 lires en 239 pond
sterling verdwenen, deels in papiergeld,
deels in zilvergeld.
De inbrekers hebben zich in laten sluiten
in een belendend perceel en via een brand
deur, waarvan zij een ruitje hebben inge
drukt, zijn zij in het kantoorgebouw van
Lissone gekomen. Zij konden rustig wer
ken, aangezien in hét gebouw niemand
woonde en er ook geen nachtelijke controle
binnenshuis is. In den kelder stond de
groote brandkast, dié echter, wat ook het
resultaat 'bewijst, niet inbraakvrij was. Uit
den achterwand is met de cirkelfrais één
rond gat geboord, waarna de kast leegge
haald kon worden. Een tweede kast stond
op het bureau van den chef op de eerste
verdic"'ng. Deze leverde nog minder moei
lijk!) r -n op, daar dit ook geen inbraak-
vrije kast was. Gisteren kwamen de schoon
maaksters en ontdekten dat inbrekers het
kantoorgebouw hadden bezocht.
IN HET HOL VAN DEN LEEUW.
Inbraak bij een veldwachter.
In den afgeloopen nacht is te Stolwijk
in^-' oken bij den gemeente-veldwachter
van Roijen, bij Stolwijk, bij wien ont
vreemd zijn een gouden armband, een gou
den horloge en een beursje met ongeveer
10 inhoud. Toen de veldwachter vannacht
met de oproepingskaarten voor hen, die tot
de grensbataljons behooren, in het dorp
was om deze te bezorgen, heeft een inbre
ker kans gezien door openschuiving van 'n
raam aan de voorzijde van zijn woning aan
den Goudschen weg binnen te dringen Na
meegenomen te hebben wat hij van zijn
gading vond, is hij door de achterdeur ver
trokken.
De vrouw van den veldwachter sliep en
heeft van het gebeurde niets gemerkt. De
ongewenschte bezoeker heeft geen spoor
achtergelaten.
D
HOOFDSTUK V.
.Mijnheer Chitterwick gaat uit logeeren.
Nu kwam er een onderbreking in den
voortgang van de zaak, althans voor zoo
ver het den heer Chiterwick betrof.
Sinclair werd den volgenden morgen bij
den politierechter gebracht, die het offi-
cieele bevel tot inhechtenisneming voor
las, waarop hij weer in voorarrest gezet
werd.
Toen zij met elkaar het gebouw verlie
ten, vertelde Moresby aan Chitterwick, dat
de politie ivu al het mogelijke zou doen, om
andere getuigen op te sporen. De belang
stelling voor hem, Chitterwick, en het
dienstertje was, althans vobrloopig, ver
flauwd.
„Dat kan toch niet zoo moeilijk zijn",
merkte Chitterwick op. „Heel wat men-
schen hebben gezien hoe ik naar de oude
dame toe ging om haar wakker te maken;
allicht zijn er dus ook bij, die de twee te
zamen hebben gezien".
„Dat ts zoo; daarmee kunnen we reke
ning houden, maar ik zei u gisteren al: de
ze feiten alleen zijn niet voldoende".
„Mijnheer Moresby", merkte Chitterwick
tamelijk schuchter op, „ik zag gisteren hoe
u en een van uw collega's het fleschje on
derzochten Natuurlijk hoeft u mij niets
te zeggen als u dat beter oordeelt, maar
„U bedoelt of het ons iets verder ge
bracht heeft", vulde Moresby aan, die zich
intusschen al aangepast had aan de ma
nier van spreken van Chitterwick „Nu,
ik weet niet, waarom ik u dat niet zeggen
zou, maar natuurlijk onder voorwaarde,
dat u het niet verder vertelt. Ja, onze ex
pert heeft er vingerafdrukken 0?' gevon
den. Hij heeft een paar zeer goede afdruk
ken kunnen maken. Wilt u de foto's eens
zien?" Hij haalde ze te voorschijn.
Chiterwick bekeek ze met een uitdruk
king alsof hij er veel verstand van had. Zij
zeiden hem echter niets. „Natuurlijk, als
men die kan identificeeren
„Identificeeren kan?" zei Moresby ver
genoegd. „Dat is al gebeurd".
„Is het heusch, bent u werkelijk
„Hier is een afdruk van den majoor; die
is genomen, nadat wij hem gisteren gear
resteerd hadden en als u tusschen die twee
exemplaren de minste afwijking kunt con-
stateeren, dan bent u knapper dan onze
expert".
Chitterwick stond stil en maakte verge
lijkingen. Nog nooit in zijn leven had hij
vingerafdrukken goed bekeken en het is
voor een leek erg moeilijk vergelijkingen
te maken, maar hij geloofde den hoofdin
specteur op zijn woord.
„Dat is toch zeker wel voldoende om een
aanklacht tegen hem in te dienen", zei hij,
terwijl hij de foto terug gaf.
„Het is inderdaad erg bezwarend, maar
als wij niets anders zouden hebbenhier
zou iedere schrandere advocaat tegen op
komen; wij willen nu het volgende doen;
wij zullen de sporen nagaan tot het oogen
blik waarop het gif gekocht is. Dan zou
den we een heel eind opschieten".
Het geval had zijn gewone verloop. Na
dat er aan de verschillende formaliteiten
was voldaan, ging men over tot de lijk
schouwing, waarbij kwam vast te staan,
dat de dood van juffrouw Sinclair veroor
zaakt was door blauwzuur. Bovendien
kwam nog aan het licht, dat zij een hart
kwaal had en dat zij onder geen omstan
digheden langer dan zes maanden zou heb
ben kunnen leven. Verder werd nog vast
gesteld, dat majoor Sinclair van dit laatste
niets afwist.
Het gelukte de politie oJbgeveer een do
zijn menschen te vinden, die hen samen
hadden gezien; de verklaringen van die ge
tuigen benevens die van mijnheer Chitter
wick, gevoegd bij het overtuigende motief,
waren voldoende om tegen den majoor
rechtsingang te verleenen wegens moord
met voorbedachten rade. De pogingen van
den majoor om zich een alibi te verschaf
fen, waren, daar niets, door getuigen kon
worden bevestigd, nog al armzalig.
Ofschoon de politie he.t koopen van het
vergif door den majoor voorloopig nog niet
kon bewijzen, ja zelfs er niet zeker van
was, dat hij het in zijn bezit had gehad,
viel hier toch niet aan te twijfelen.
„U moet niet uit het oog verliezen, mijn
heer Chitterwick", zei Moresby, toen zij in
een lunchroom gezellig achter een kopje
koffie zaten, „dat hij zonder uw verkla
ringen zoo goed als zeker er tusschen uit
gedraaid was".
Men had den politierechter Chitterwick's
verhaal van de dralende hand niet ver
teld, maar dat voor den dag, waarop de
zaak voor zou moeten komen, bewaard.
„Meent u dat?" twijfelde Chitterwick,
„ondanks de vingerafdrukken op het
fleschje?"
„Ja, ondanks dat. Wat zou het eigenlijk
geven, als ik bij voorbeeld zei, dat het
fleschje van hem was er is toch niets
bijzonders aan te zien, geen kenmerk, geen
etiket en dat hij het de laatste maal,
dat hij bij zijn tante was, in de badkamer
had laten staan? Er zijn wel een dozijn mo
gelijkheden om die afdrukken op de meest
onschuldige manier te verklaren".
Chitterwick knikte toestemmend.
„Maar uw verhaalIk kan u zeggen",
ging Moresby meedoogenloos verder, dat
was voor de verdediging een streep door de
rekening. De advocaat van den majoor
was er zeker van, dat hij vrijspraak zou
verkrijgen, maar toen hij uw bewijsma
teriaal hoorde, zag hij alles donker in".
„En dat hebt u hem verteld?" riep Chit
terwick verwonderd uit. „En ik dacht, dat
u mijn verklaring tot den zittingsdag zou
geheim houden"..
„Ja, geheim voor de pers, maar niet voor
de verdediging. Dat doen wij nooit; dat zou
niet fair zijn tegenover den gevangene. Wij
laten hun gewoonlijk een tijdje voor den
zittingsdag weten, waartegen zij zich te
verdedigen zullen hebben. Ja, mijnheer
Chitterwick", resumeerde Moresby, terwijl
hij zijn beschermeling vol trots aanzag,
„zonder u zouden wij niet de minste kans
gehad hebben, maar door u komen wij tot
een veroordeeling, dat is zoo zeker als
wat".
„Zoozei Chitterwick, die zich niets op
zijn gemak voelde.
Zij zetten hun gesprek over dit onder
werp nog wat voort en Moresby, die onge
voelig scheen te zijn, zoolang het den ma
joor betrof, bleek erg te doen te hebben
met zijn echtgenoote, die hij als een hoog
staande vrouw betitelde.
„En ofschoon zij natuurlijk buiten zich
zelf is, zit zij toch niet stil. Neen, zij werkt
als een paard voor haar man en ik had
het hart niet haar te zeggen, dat het geen
zin had",
„Arme vrouw", mompelde Chitterwick en
schudde het hoofd. „Is zij knap?"
„Ik ben van meening, dat knap niet het
juiste woord is. Zij is mooi en eigenlijk
meer. dan dat. Ik was bij haar om de ver
halen van juffrouw Goole te controlee
ren
„U bedoelt de levensgeschiedenis, die
juffrouw Goole ons verteld heeft?" viel
Chitterwick hem verbaasd in de rede.' ..U
hebt toch niet de moeite genomen om dat
alles na te gaan?"
„Zeer zeker. Ik heb de kleinste kleinig
heid van wat zij ons vertelde, onderzocht".
„Mijn hemel!'Maar waarom dan toch'
Dat is toch niet van zooveel belang?"
..Een van onze regels is, nooit een feit
voor waar aan te nemen, ook al is het van
nog zoo weinig beteekenis, zonder het, in-
len tenn}inste mo8ehjk, te onderzoeken",
zei Moresby streng.
(Wordt vervolgd).