De vroolijke De Liberale Staatspartij en de Prov. Staten-verkiezingen. De Christ.-Historische Unie en de Staten-verkiezingen. iiUUi kende tint. 2 een ceintuur in afste- DERDE BLAD. Onder voorzitterschap van mr. P. Lange- veld, hield gisteravond in de bovenzaal van de Unie de Liberale Staatspartij een open- hare vergadering, waar als sprekers het woord voerden de heeren notaris G. van Holk van Zaandam, no. 1 van de liberale lyst en mr. J. Rutgers, secretaris van het hoofdbestuur der Liberale Staatspartij. De heer Van Holk was van oordeel, dat de tegenstelling tusschen de industrieeie Zaanstreek en het platteland grootelij k wordt overdreven. Beide groepen toch heb ben belang bij een sober beheer van de provincie, met als gevolg lage electriciteits- en water-tarieven. Beide groepen hebben er ook belang bij, dat de provinciale over heid zich in haar bemoeiingen niet te bui ten gaat, opdat de provinciale opcenten op de grondbelasting, de personeele belasting en de vermogensbelasting matig kunnen blijven. In zijn praktijk is spr. vaak de economi sche biechtvader van de industrieelen en de klein-zelfstandigen en daardoor heeft hij het diepste respect gekregen voor de klein- zelfstandigen, die in een langen arbeidsdag vol toewijding, zonder te leunen op de overheid, een bescheiden boterham verdie nen. Juist daarom achtte spr. het volkomen juist, dat de provincie aan de tuinders in de afgeloopen jaren steun heeft verleend en dat die steun, zoolang de economische toe stand niet belangrijk verbetert, wordt voort gezet. Voor een gezonde maatschappij is het voortbestaan van een groote categorie zelfstandigen noodzakelijk. Sociale wetge ving voor deze menschen is noodig, vóórdat tot uitbreiding van de sociale wetgeving voor de arbeiders wordt overgegaan. Drin gende eisch voor deze groep is: verlichting van de te zwaar drukkende lasten. Ook de liberaal koestert omtrent de maat schappij een ideaal, maar bij de nastreving daarvan moet men het verstand gebruiken en dit wijst elke onnoodige bemoeiing met het bedrijfsleven, als kinderlijk en onge- wenscht af. Spr. was overtuigd, dat de Noord-Hollandsche boer den dag zal zege nen, waarop het mogelijk zal zijn, de romp slomp van de crisismaatregelen weer aan den kant te zetten. Ook de Pachtwet is door de praktijk niet gerechtvaardigd. De ver bindendverklaring van de ondernemings overeenkomsten had spr. instemming niet. Men kan de R.K. Staatspartij geen onge lijk geven, dat zij haar programmapunten in het kabinet-Colijn heeft doen zegevieren. De persoonlijke bestaansverantwoordelijk- heid, een der pijlers van een gezonde maat schappij, wordt daardoor echter langzaam ondermijnd. Het is voor spr. dan ook vol strekt onduidelijk, dat de Protest.-Christel, partijen zich in dit opzicht op sleeptouw hebben laten nemen. Partijen, die van meening zijn, dat Ne derland behoort te worden geregeerd in protestantschen zin, moeten staan op het standpunt van de persoonlijke bestaansver- antwoordelijkheid. Protestanten kunnen daarom thans niet beter doen, dan liberaal stemmen, al zal men probeeren, hen daar van af te houden, door te beweren, dat de liberalen niet christelijk zijn. Wie geeft, al dus spr., het recht aan bepaalde groepen, zich het adjectief positief christelijk aan te meten? Mijn beginsel staat toe, waardee ring te hebben voor de meeningen en be ginselen van andersdenkenden en rekening te houden, ook met de rechten van een miderheid. Wanneer deze levenshouding der liberalen niet positief christelijk is, naar dc meening van de regeeringspartijen, dan is 't mij een eer, daartoe niet te behooren. Spr. schetste hierna het landsbelang, dat met het oog op de verkiezing van de Eerste Kamerleden door de Provinciale Staten, bij de verkiezing voor de Prov. Staten is ver bonden. Versterking van de zes liberale ze tels in de Staten van Noordholland is wen- schelijk om de kans te verhoogen, dat de liberalen in het College van Gedeputeerde Staten de zetel te krijgen, die hun door na genoeg alle partijen in dat college is ont houden. Spr. verheugde zich erover, dat de par tijen van de éénzijdige ontwapening, Soc.- Dem. en Vrijz.-Dem., bekeerd zijn, maar hij oordeelde, dat hun een zekere bescheiden heid past, omdat zij inzake de weerbaarheid van ons volk, jarenlang den geest van het volk hebben bedorven. Bitter noodig is het, dat de geestelijke vrijheid in Nederland verdedigd wordt. Dit kan men niet aan de Soc.-Dem. overlaten, die daarover de liberalen steeds hebben be spot. Teleurstellend is, dat de vrijzinnige par tijen zich nog de luxe veroorloven, om ver deeld op te trekken. De Vrijz.-Dem. zijn he laas echter nog voorstanders van ordening van het bedrijfsleven onder overheids dwang en daarom doet men verstandig, te stemmen op de Liberale Staatspartij, die de vrijheid als een Nederlandsche traditie wil handhaven en wier hoogste ideaal is: „Één heid in vrijheid". Hierna verkreeg mr. Rutgers het woord. Mr. J. Rutgers sprak over: „Mensch of Massa?" Spr. begon met een korte bespreking over den internationalen toestand, waarnaar op dit oogenblik alle belangstelling uitgaat. De liberalen steunen de regeering in haar zelf- standigheidspolitiek en ijveren voor een krachtige weermacht. Zij wijzen het stre ven van de Soc.-Dem., de menschen van „geen man en geen cent voor het leger" en van de nationale ontwapening, die ons volk zouden willen betrekken in den strijd tus schen Europeesche grootmachten, af. Indien de socialist MacDonald in Engeland niet een ontwapeningspolitiek had gevoerd en de socialist Blum in Frankrijk als leider van het Volksfront de aanhangers' hiervan door krachtig optreden niet belet had de oorlogs industrie te verlammen, zou de wereld er thans anders uit zien. Daarover echter loopt de strijd bij de ko mende Statenverkiezingen niet. In de bui- tenlandsche politiek en in het defensiebe leid is het Nederladsche volk vrijwel één geheel. Dit mag ons echter de oogen niet doen sluiten voor de verschillen, die er be staan in onze binnenlandsche politiek en zeker niet voor de gevaren, welke de coali tiepolitiek, die in hoofdzaak Roomsch ge oriënteerd is, voor ons volk met zich brengt. Spreker wil achtereenvolgens de belang rijke politieke vraagstukken van den dag bespreken, te weten: de bestrijding van de werkloosheid in het bijzonder van die van de jeugd, de nood zaak van goed volksonderwijs, de nood der kleine zelfstandigen vooral van ouden van dagen, de bestrijding van de stelselmatige ondermijning van de grondslagen van den Staat en de handhaving van de vrijheden des volks. De definitieve opheffing der werkloosheid kan alleen verkregen worden door tewerk stelling in het normale bedrijfsleven. De regeering zegt ook de verlevendiging van het bedrijfsleven te willen. Zij is inderdaad van goeden wille, maar de wereld kan niet met goede bedoelingen alleen gezond ge maakt worden, doch slechts door doeltref fende maatregelen. De regeering wil ter be strijding van de werkloosheid alles doen, maar niets laten. Het bedrijfsleven is in de oogen van de regeering blijkbaar de ezel, die alles kan dragen. Moordend voor de on dernemingslust is de heerschende onzeker heid, waarin het bedrijfsleven verkeert, want het ingrijpen door de Overheid in het bedrijfsleven neemt hand over hand toe. De massa wil via de Overheid den mensch, den ondernemer, beletten zijn krachten te ont plooien. De Overheid moet het bedrijfsle ven los laten uit haar greep en de lasten, welke zjj op het bedrijfsleven heeft gelegd, verlagen. Eerst dan zal de werkloosheid op een natuurlijke en afdoende wijze bestreden kunnen worden. De werkloosheid is in Nederland groot, omdat de welvaart hier hoog was. Als het huis van de welvaart echter gaat branden, valt men dieper uit de derde verdieping dan vanaf de eerste étage. Bovendien treft de werkloosheid vooral dc ongeschoolde werkkrachten. Daarom is ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid een goede verplichte nationale vakopleiding een eerste vereisch- te. Als ondergrond voor goed vakonderwijs is in de eerste plaats noodig goed volks onderwijs, dat voor de groote meerderheid van ons volk tevens eind-onderwijs is. Goed volksonderwijs eischt verlaging van de leerlingenschaal. Het aantal overbezette klassen is in de laatste jaren schrikbarend toegenomen. Hier is sprake van een nood toestand. Kleinere klassen zijn ook noodza kelijk, omdat de jonge leerlingen niet moe ten worden opgevoed om op te gaan in de massa, maar tot menschen, persoonlijkhe den. Daarvan komt in groote klassen niets terecht. Voor goed volksonderwijs heeft de regeering geen geld over, wél voor kinder bijslagen en tegemoetkomingen aan de groote gezinnen, typisch Roomsche wen- schen. De belangen van de groote gezinnen gaan bij de regeering ook vóór die van de kleine zelfstandigen, deze groep is door de bijzon dere verzorging van de arbeidersklasse door Roomschen en Soc. in de verdruk king gekomen. De Liberale Staatspartij ziet het krachtens haar beginselen als plicht, het voor het recht der kleine zelfstandigen op te nemen, want deze „menschen", wor den door de „massa verdrukt. Daar willen wij tegen in. Ons parool is: Eerst voor de kleine zelfstandigen eenzelfde sociale zorg als nu de arbeiders bezitten! Dan samen, zoo mogelijk verder. Ook hiervoor heeft de regeering geen geld over. Zij besteedt dit liever voor kinderbijslagen en steun aan groote gezinnen! De regeering en met name minister Go rding is uiterst zwak in de bestrijding van de stelselmatige ondermijning van de grond slagen van den Staat. Trouwens het ge- heele beleid van den minister van Justitie is innerlijk zwak, al moge hij uiterlijk krachtig optreden. Spr. noemt in dit ver band zijn optreden tegen de marechaussee te Oss, tegen de wilde bussen, zijn uitlatin gen over de onduldbare relletjes van katho lieke jongeren in Utrecht, Hoorn en Arnhem en zijn houding inzake het spreken van prof. Barth voor de theologische studenten in verschillende Universiteitssteden. Inzake Oss hebben de Anti-Rev. en Chr.-Hist. sa men met de katholieken de door mr. Wen- delaar ondernomen poging om middels een enquête achter de waarheid te komen ver ijdeld. Spreker is er van overtuigd, dat de Kamer van den minister niet alle gegevens zal Jfrijgen, welke voor een juist inzicht in deze zaak noodig zijn. Die kon alleen een enquête verschaffen! Het optreden tegen extremisten is bui tengewoon slap. In dit verband wees spre ker op het mandement der Nederlandsche Katholieke Bisschoppen. Begrijpt spreker dit goed, want heel duidelijk is het niet al is het wel heel grievend voor de liberalen, die door een Roomsch blad zelfs „moderne hei denen" worden genoemd, dan achten de Bisschoppen communisme, socialisme en liberalisme een grooter gevaar voor de Katholieken dan nationaal-socialisme en fascisme. Als men aan Mussolini, Schusch- nigg, von Papen, Seys-Inquart, mgr. Tissc en kardinaal Innitzer denkt, wordt dit man dement echter minder onbegrijpelijk! Ook hier gaat de massa boven de mensch! In dit licht bezien is de handhaving van de vrij heden des volks dringend noodzakelijk. Wij weten, dat de Katholieken hier principieel tegenover staan, al dulden zij die vrijheden, zoolang zij niet over de meerderheid be schikken. In die streken van ons land, waar dit wel het geval is, doet zich de druk van het clericalisme ter dege gevoelen, waarvan spreker een enkel voorbeeld geeft. Het is geen wonder, dat in de groote steden, waar de Katholiek zich ook economisch vrijer gevoelt, de afval van het Katholicis me zóó groot is, dat b.v. van de Rotterdam- sche Katholieken in hun geheel de helft niet meer practiseert. Daar kan de mensch zich vrij voelen, los van de massa. Het socialisme kent in ons land maar één doel: samengaan met Rome en bevordert zóó de Roomsche politieke macht. In de dagen van spanning, welke wij be leven, blijkt weer duidelijk, hoe verkeerd de kabinetsformatie in 1937 „op smalle basis" is geweest. Maar de Calvinisten en de Roomschen in Nederland zonderen zich hoe langer hoe meer van de overige land- genooten af. Dit is een bedreiging van de eenheid van het Nederlandsche volk, waar tegen de liberalen met kracht opkomen. Tot de vrijzinnigen in Noordholland zegt spreker, dat zij de keus hebben tusschen de Vrijz.-Dem. en de Liberalen. Uit algemeen oogpunt beschouwd gaan de Prov. Staten-verkiezingen om de samenstel ling van de Eerste Kamer. Welnu, als de vrijzinnigen de keus hebben de verkiezing te bevorderen óf van een man als den on der-voorzitter van de Kamer van Koophan del te Amsterdam, den liberaal dr. Heldring, óf van den nog altijd op het standpunt van nationale ontwapening staanden vrijzinnig- democratischen professor v. Embden, dan is de keus juist in deze dagen niet moeilijk! Stemt Liberaal!! Vcor een niet zeer talrijk publiek heeft in de van Teylingenzaal van Huize Proot gisteravond de heer J. R. Snoeck Henkemans, oud-lid der Tweede Kame. en wethouder van Den Haag, een rede gehouden over de beteekenis der Sta ten-verkiezingen en de toekomst van ons volk. Na voorlezing van een deel van Ps. 148 en na voorgegaan te zijn in gebed, ging de voorzitter, de heer C. E 1 1 e s, voor in ge bed. waarna hij een kort openingswoord sprak, waarin hij naar voren bracht, dat de waarheid van Christus ook beleden moet worden buiten de kerk en dus cok in -ie politiek, in de chr.-hist. Unie. Zij geeft wel geen gereedliggend antwoord op allerlei vragen, maar weet, dat Gods woord een goed richtsnoer is. De beteekenis der Staten-verkiezin gen en de toekomst van ons volk. De heer Snoeck Henkemans begon zijn rede met te getuigen van vele aangename herinneringen aan Alkmaar en speciaal aan wijlen de heeren ds. de Pree en J. Ringers. Komende tot zijn rede, stelde spr. vast, dat het spreken over de toekomst in de hui dige dagen vreemd mag klinken, nu nie mand weet wat de volgende dag zal bren gen. En toch is het goed te denken aan de toekomst, al beseft men ook zeer goed, dat het God is, die uiteindelijk alles leidt. Men kan en moet aan velerlei dingen denken, o.a. aan het huwelijk en het bedrijfsleven, om moeilijkheden te voorkomen en er het beste van te maken. Zoo ook moeten wij ons bezighouden met de toekomst van ons volk, om na te gaan wat die van ons vraagt. Ook de Staten-ver kiezingen hebben hierbij groole beteekenis, ook al omdat zij een getuigenis geven van ons innerlijk leven. Daarom zal de uitslag van de verkiezingen in de volgende week niet alleen in het binnenland, maar ook daarbuiten met belangstelling worden tege moet gezien. Spr. wees op de groote veranderingen in Europa sinds den oorlog van 1914/1918 er. herinnerde aan hetgeen hij reeds in 1923 zei bij de behandeling der toen aanhangige vlootwet, n.1. dat de beslissing in den eerst- volgenden oorlog zou vallen in de Pacific. Dat achtte spr. nog steeds juist en daarom hebben z.i. de Staten-verkiezingen dit jaar een groote beteekenis, omdat zij zijn poli tieke verkiezingen, want door de Staten worden de leden der Eerste Kamer ver kozen, die in hoofdzaak over dezelfde zaken krijgen te oordeelen als die der Tweede Kamer. In dit verband wees spr. op de noodzaak zelfs het leven veil te hebben voor de on afhankelijkheid en te willen offeren voor onze vclksvrijheden. Nooit is de gedachte aan behoud van onze zelfstandigheid en onze volksrechten zoo sterk naar voren getreden als thans. Spr. herinnerde aan het optreden van het Oranjehuis voor deze voorrechten, niet al leen in de laatste vijftig jaar, maar reeds gedurende eeuwen. Het stond steeds op de bres voor vrijheid en onafhankelijkheid en zonder Oranje zou het er in Europa heel anders hebben uitgezien. Voor die vrijheid en onafhankelijkheid willen wij ook nu nog strijden, wars van alle leeringen, van vreemden bodem naar hier overgebracht. Als wij dit niet deden, zou het weer kunnen gaan als in de dagen, toen Nederland zijn zelfstandigheid verloor in het begin van de vorige eeuw. Wij willen ook strijden voor onze staatsin stellingen, die een onschatbaar vcorrecht inhouden van volksvrijheid. Wij willen niet berusten in geestelijken dwang, net zoo min als ons voorgeslacht dat deed. Door geeste lijke vrijheid is ons volksleven geboren en zij heeft er altijd de eerste plaats inge nomen. Zeker, de vrijheid is weieens over geslagen in losbandigheid, maar altijd werd er weer een rem aangelegd, die naar beper king drong, zoodat ons volksleven kon blij ven opgebouwd naar de beginselen van den greoten Prins Willem L Ons staatsbestel van thans is wel anders dan dat in zijn tijd, maar de groote gedachten erin zijn toch de zelfde gebleven: vrijheid in samenwerking tusschen vorst en volk. Veel wat in andere landen in den laat- sten tijd onze afkeuring opwekte, zou niet zijn gebeurd, als men daar een democrati- schen staatsvorm had gehad, een wettige controle uit het volk op de daden der re geerders. Op dit oogenblik zijn er twee gedachten, die allereerst op den voorgrond treden: be houd van onze en afhankelijkheid en onze vrijheidlievende staatsinstellingen. Alle an dere vraagstukken van dezen tijd komen daama. Om onze onafhankelijkheid te bewaren is allereerst noodig het oog te êestigen op de defensie, waarover wij niet met onze regee ring mogen twisten over wat meer of min der menschen, schepen of kapitaal; wij moe ten willen en kunnen offeren, desnoods ons leven. Maar niet alleen militair moet ons volk goed zijn toegerust, ook geestelijk moet het hoog staan. Daarom moeten trouw, eerlijk heid en goeden wil, rechtvaardigheid en het houden van Gods geboden worden aange kweekt en hiervoor is goed christelijk onderwijs een eerste voorwaarde. Ook daar voor willen wij dus bij de verkiezingen van de volgende week getuigen. Spr. wilde niet beweren, dat er niets zou mogen veranderd worden in de wereld, maar wilde er toch op vtijzen, dat juist die landen, waar het meeste is gewijzigd in staatsvorm en levensuiting, ons de meeste zorg veroorzaken. Er is heel veel in ons volk, dat zeker nimmer moet worden veranderd. Daaronder is te rekenen onze huidige onderwijswet, die gebaseeerd is op de vrijheid voor de ouders om hun kinde ren dat onderwijs te doen geven, hetwelk zij voor hen wenschen de gehoorzaamheid aan God ligt eraan ten grondslag en het on derwijs is dus hier niet, zooals in Duitsch- land, gericht uitsluitend op de staats- almacht. Spr. concludeerde ten slotte, dat voor eiken mensch noodig is, dat hij vasten grond onder den voet heeft. Zoo is het ook met het geestelijke en het volksleven. Wij heb ben dat gezocht in gehoorzaamheid aan God en Zijn gebod en dat moet blijven de kracht van ons volk. Daarvoor nu willen wij strij den bij de komende verkiezingen. Als wij zoo den lSen April tegengaan en het zeg gen tegen anderen, dan zal er van die ver kiezingen een zegen uitgaan, waarvoor wij nog jaren lang God zullen danken. Van de gelegenheid tot het stellen van vragen aan den spr. werd geen gebruik ge maakt, zoodat de heer Elles om half 10 reeds zijn slotwoord kon spreken, waarin hij de hoop uitsprak, dat de lijst der c.-h. Unie door zeer velen zal worden gesteld. De heer G. Chr. Dun ging ten slotte voor in dankzegging. Wat voor nieuws brengt nu eigenlijk de voorjaarsmode, vroeg een jong vrouwtje me. Er is zooveel verschillends, dat ik er geen wijs uit kan worden. Ja, inderdaad, eenvoudig is 't niet, en zoo oogenschijnlijk lijkt er weinig overeenstemming en veel tegenstrijdigheid in al datgene, wat de Parjjsche modehuizen ons ver- toonen. Te veel keuze. Er zijn immers wijd-geplooide en klokkende rokken, maar ook smalle, nauwe rokjes bij de mantel- costuums. Er zijn platte pannekoek-hoedjes, maar weer anderen zijn met lint, bloemen en tulle tot een klein to rentje opgewerkt. Er zijn nauw aansluitende mantels, die van onde ren iets klokken, of wijde zwaaien de swaggers. Er zijn korte, maar ook langere boléros, en er zijn korte en ook langere getailleerde jasjes. Er zijn ruiten, strepen, noppen en bloempatronen, maar ook effen stoffen worden veel gebracht. Wat te kiezen uit zooveel ver schillends? Zoo oogenschijnlijk hoeft men maar lukraak wat uit te zoeken en 't is altijd modieus. Toch zou men dan niet 't ge- wenschte resultaat bereiken, want er zijn wel degelijk twee belang rijke punten, waarnaar men zich kan richten. De mode is ten eerste ouderwetsch en ten tweede vol van kleur-contrasten. Ouderwetsche mode. En die ouderwetsche mode is heel veeleischend. We moeten onze spor tieve onverschilligheid van een paar jaar geleden in den steek laten. We moeten elegant en tot in de puntjes verzorgd worden. De wijde rokken, de breede cein tuurs, de getailleerde mantelpak ken vragen een dun middel, de wespentaille komt weer in 't zicht, en daarmee weinig eten, veel gym nastiek ofeen nauw corset. 't Is maar te hopen, dat we niet weer gaan flauw vallen, zooals onze grootouders dat zoo meesterlijk konden. De kleine hoedjes, voor op 't hoofd, vragen onberispelijk haar, want een klein bloemenhoedje op een slordigen krullebol, is als een vlag op een modderschuit. Bij de korte rokken hoort een correcte manier van loopen. Geen onmogelijke kleine dribbelpasjes, maar ook vooral geen groote stap pen of voeten, die slordig worden neergezet. We moeten ons zelf maar eens heel kritisch bekijken, voor we ons wagen aan een piepklein hoedje of een wijden plooirok of een ouder wetsche avondjapon. Kleurgevoel. En wat de mode verder van ons eischt, is kleurgevoel, 't Gaat er niet meer om dat we oles in één tint of in verschillende schakeeringen van één kleur uitzoeken. Neen) we moe ten nu de details in een afstekende tint kiezen, die een mooi contrast vormt met de kleur van pak, jurk of mantel. En behalve dat moeten die kleuren ons natuurlijk ook nog flatteeren. Dat alles eischt veel overleg, want eenmaal gekozen, wordt 't een dure grap om weer te veranderen, vooral als men tasch, handschoenen, shawl, schoenen, ceintuurs en bloemen in dezelfde afstekende tint neemt. De vroolijke noot, die de afste kende kleur geeft, bereikt men 't eenvoudigste met een ceintuur. Onze afbeelding geeft U daarvan een paar voorbeelden: telpak met leeren riem in de kleur - 1. Allereerst een geruite man van das en handschoenen. 2. Zeer eenvoudige japon, opge- vroolijkt door een fel kleurige cein tuur in dezelfde tint als de zakjes. 3. Een japon met boléro, de zij den ceintuur met groote vlinder- strik in de kleur van 't borduursel. 4. Een eenvoudig ochtendjurkje, de geplooide soepele leeren riem in dezelfde tint als knoopjes en hoedje. 5. Een voorjaarsmantel met een ceintuur van gelakte bladeren in dezelfde lichte kleur van de voering der mouwen en van den zijkant van 't hoedje. 6. Tenslotte een ceintuur van be drukte zijde, die men van noppen, strepen en ruiten kan nemen en die ieder eenvoudig jurkje zal opfleu ren. Men dient er echter voor alles op te letten, dat men de ceintuur in een afstekende tint kiest, waarbij zoowel roestrood, cyclamenrood en bordeaux-rood een groote rol zullen spelen. MADELEINE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 11