PAM'S WONDERLIJKE AVONTUREN. Een speurtocht naar Danzig. WERKZAME NIEREN De wet op de vereeniging eri de vergadering m. „Nous ne vou'ons pas" of „nous ne pouvons pas PARLEMENT Door de Eerste Kamer aangenomen met 25 tegen 17 stemmen. ZORG VOOR DERDE BLAD ALKMAARSCHE COURANT VAN VRIJDAG 12 MEI 1939. Danzig keert töch terug bij Du.tsch.and. Wie waarheid spreekt, spreekt schoon. Zóó is het en voorzeker In dezen zin bezien ben ik een kun dig spreker. Zoo laat in een gedicht de dichter Socrates tegen zijn rechters spreken en wanneer wij len Socrates het destijds bij het rechte eind heeft gehad, dan moet de Poolsche minister van Buitenlandsche Zaken net precies het tegendeel van een kundig spreker zijn. Men leze slechts, om mij gelijk te geven, de Duitsche pers. Intusschen zit er nog „geen schot" in de zaak, en woordelijk opgevat is dat ook maar gelukkig, want wanneer er werkelijk „schot" in zou zitten zou de wereld in vlammen staan. Kijkt U eens ik geloof dat ik U de waarheid schrijf, wanneer ik als mijn over tuiging te kennen geef dat tenslotte Danzig toch naar het Duitsche Rijk terug zal kee- ren. Ik heb met tallooze Duitschers gespro ken. Duitschers van de meest uiteenloopen- de „pluimage", maar dat gesprek kwam ai- tijd hierop neer dat aan dien terugkeer niet te twijfelen vieL En zonder oorlog. Het komt er maar op aan hoe zich in Duitsch- land de toestand ontwikkelen zal en d e z e Duitscher vertolkte de algemeene Duitsche opvatting en zienswijze, die zijn betoog samenvatte in de volgende woorden: „Wan neer Hitier zich eenmaal iets voorgenomen heeft dann haut er zu Ik lees en ik hoor van Duitschers afgrij selijke verhalen van mishandelingen en chicanes, waaraan zij door de Polen worden blootgesteld een der meest gelezen Duit sche bladen schrijft hier: So erdrosselte Po len Deutschland seit zwanzig Jahren treibt Polen eine Aushungeringspolitiek", en wanneer ik moet gelooven hoe de Duit sche minderheden worden behandeld, ja dan zou ik alles, maar géén Duitscher in Polen willen zijn. Intusschen gebiedt de eerlijkheid en objectiviteit er op te wijzen, dat deze minderheden het hier inderdaad niet gemakkelijk hebben. Een minderhedenstaat en Polen is een zéér groote minderhedenstaat heeft het nooit gemakkelijk. Minderheden zou men meer dan eens kunnen noemen een Staat in den Staat en tegenwoordig met zijn overal en ten allen kant ontwaakte zucht onafhan kelijk te worden, valt op een minderheden staat hoe langer hoe minder „staat" te ma ken. Het is overigens hoogst opmerkelijk hoezeer deze gebeurtenissen deze minder heden tot eenheid hebben weten te bren gen; er zijn natuurlijk uitzonderingen, maar over het algemeen kan men toch wel zeggen dat Polen momenteel één is in zijn wil zich als het noodig is tot het uiterste te verdedigen. Bij de O e k r a i- n e r s valt een afname van hun pro-Duit- sche gevoelens te constateeren sinds Slo wakije onder Duitsche bescherming is ge plaatst en zonder nu te kunnen zeggen dat hun genegenheid zich naar Poolsche zijde heeft verplaatst, is deze omslag toch niet te loochenen. Men hoort dat Polen zéér wel weet dat het op den duur de nederlaag zal lijden, maar, zoo redeneeren zij, wij zijn een arm volk en wat kan ons tenslotte nog erger gebeuren? De Pool is van de kracht van zijn leger en zijn luchtvloot overtuigd. Ik wil U nog het een en ander vertellen over de door de Polen voor twaalf jaar met geweldige kosten aangelegde handels- en marinehaven Gdynia een haven waar zich een groote bedrijvigheid afspeelt en in welke financieele aangelegenheid als ik mij tenminste niet vergis ook Fransch kapitaal een rol van beteekenis heeft ge speeld. Gdynia was voor twaalf jaren nog een klein en onaanzienlijk visschersdorp. Wan neer men foto's uit het jaar 1922 vergelijkt, dan ziet men hoe deze havenstad als het ware uit het niets is opgebouwd. Het plaats je ligt op een kleine 20 K.M. van Danzig en toen ik er met een hooggeplaatste Pool heenging, trok de taxichauffeur een ge zicht, dat ons bewees dat hij wel prettiger en minder riskante tochtjes placht te ma ken. Maar er gebeurde niets; ik had mijn visum en de douanen lieten ons zonder de minste moeilijkheden passeeren. Langs prachtige wegen ging onze tocht aan onze rechterhand breidde zich de Oostzee uit en toen wij boven op een heuvel waren ge klommen, overzagen wij het prachtige en voortreffelijk geoutilleerde havencomplex, volkomen modern ingericht. Deze haven toont een interessante tegenstelling met de Danziger haven, want waar de laatste een natuurlijke is daar heeft men in Gdynia met een kunstmatige te doen. Gdynia zelf is een stad die ik schreef dit reeds Amerikaansch aandoet. Men wan delt door breede straten en ziet met bewon dering hooge gebouwen rijzen een soort „skyskrapers". Er heerscht in Gdynia een opgewekt leven, al is momenteel door ae bezetting van Tsjecho-Slowakije de transit- handel eenigszins teruggegaan het ligt voor de hand dat de Duitschers allereerst aan hun eigen havens denken en niet aan die, welke Danzig een zeer voelbare concur rentie aandoet. Van wat hier wordt uitge voerd noem ik - en het is slechts een greep hout, kolen en koren, ook eieren, vleesch, boter en wüd; de invoer ziet o.a. schroot erts en koloniale waren. Van boter, eieren en koloniale waren. Van boter, eieren en levensmiddelen gesproken, het leven i» goedkoop en het eten is er goed. Den Zondag benutte ik om mij nog eens weer te verlustigen in het verleden en er mü rekenschap van te geven hoezeer w« twii mogen dan al in technisch opzicht met zevenmijlslaarzen voortgeschreden zijn) er in schoonheidszin op achteruit zijn gegaan. Het is hier een paradijs voor hem die houdt van architectonisch schoon. Wandel naar het buitengemeen interessante Artusgebouw thans de beurs stammend uit een tijd toen het geld geen rol scheen te spelen. Hier ademt ieder voorwerp nog den geest van het verleden. Eertijds zetelden hier de Schöffen, die met wijze en verstandige woorden de elkander hun recht niet gunnende kcoplie- den tot rede brachten, zij losten ook de ge schillen op die waren ontstaan tusschen de heeren, die met hun groote houtvlotten uit Rusland naar Danzig waren gekomen en in der tijden loop werden in dit gebouw ver schillende Fach verbande ondergebracht, terwijl in de geweldige en aan schilderingen en andere bezienswaardigi) den overrijke zaal thans iederen dag de beurs gehouden wordt. Deze heeren wisten het leven te genieten zij verstonden de kunst het voorname naar voren te brengen zonder daarbij in overdrijving te vervallen en wanneer wij om maar eens iets te noemen de fraai- bewerkte voorwerpen zien, die destijds de gilden plachten te gebruiken, wanneer wij ons oog laten vallen op de zeer fraai be werkte staven, die bij optochten werden meegedragen, wanneer wij in gedachten natuurlijk de geweldige bekers aan de lippen brengen waaruit men elkander des tijds toedronk, wanneer wij de schilden zien, die men zich om den hals hing en die alle even kunstvaardig zijn bewerkt tja dan zou men toch eigenlijk in die dagen hebben willen leven. Dagen toen alles van uit de verte tenminste beschouwd zooveel beter en rustiger en kalmer en min der zenuwsloopend als thans scheen te zijn. Interessant is hier een twaalf meter hooge kachel met liefst 268 tegels versierd, welke tegels de beeltenissen der onderscheidene Saksische keurvorsten dragen. Interessant ook is het te zien hoe door de wandschil deringen heen. zich een hertekop boort deze koppen waren er reeds voordat de schilder zich aan zijn arbeid zette en men zal zich mijn verwondering kunnen voor stellen teen ik dit de geschiedenis niet dan zeer flauwtjes kennend ontwaarde. „Wat moet dat beest daar?", waren mijn eerste woorden. Mozaiek uit de zestiende eeuw schilde ringen uit de zestiende eeuw vier slanke zuilen, die deze immense zaal schragen, een buitengewoon interessante afbeelding van St Joris, den draak doodend, stammend uit de vijftiende eeuw, treft onzen bewonderen- den blik kortom het is goed toeven in deze omgeving van wonderschoone archi tectuur. Laat ik niet probeeren mij als profeet op te werken. Laat de wereld dankbaar zijn, dat zich vooralsnog niets verontrustends heeft voorgedaan en dat de deuren aan alle kanten op een kier worden gelaten, zooveel deuren intusschen dat het vredeskind met een heftige verkoudheid heeft te kampen hoest en kucht, maar vooralsnog niet op sterven ligt. Tenslotte nog dit. Gisteravond sprak ik met twee Franschen. die er elk een an dere meening op na hielden. Het kon niet mooier. Want ik had er heelemaal geen, dat zei ik tenminste. En weet U wat na lange beschouwingen het resultaat was? Een der twee, degeen die het Duitsche standpunt huldigde, vatte zijn opvattingen samen in de woorden: „Nous ne pouvons pas (wij kunnen niet anders) de Duitsche eischen zijn gerechtvaardigd en de Polen zullen ze ten langen leste moeten aannemen", waartegenover de Poolsch-gezinde ant woordde: „Nous nevoulons pas (wij w i 1 1 e n niet) Duitschland zal water in zijn bloedrooden wijn hebben te doen..." En om die twee zienswijze nu tot elkaar te brengen zonder den een teveel te nemen en den ander teveel te geven, d a a r zal men nu binnenkort mee moeten beginnen. N.S.P.-vrees voorde Roomsch-Kath. Staatspartij. (Van onze*, parlementairen medewerker). Het voornaamste punt van de agenda der Eerste Kamer was het wetsontwerp tot wij ziging en aanvulling van de wet op het recht van vereeniging en vergadering en van eenige daarmede verband houdende ar tikelen van de wetboeken van strafrecht en strafvordering.- Het debatje over de begroo ting van Suriname voor 1939, dat daaraan voorafging, was van weinig beteekenis. Slechts de heeren Vijlbrief (s.d.) en Hel dring (lib.) maakten eenige opmerkingen o.a. over de immigratie van Javanen en over de mogelijkheden van de rijst- en citruscul- tures. De heer Vijlbrief zag ook een kans voor kolonisatie op beperkte schaal van Europeanen en dan rog alleen met vooruit zichten van slagen in de citruscultuur; mi nister Weiter zou ook niet meer kunnen be loven en ried eigenlijk Nederlanders, die over een kapitaaltje van 10.000 tot 20.000 gulden beschikken, aan, hun geluk maar el ders te probeeren en niet in een tropisch gebied als onze West. Er was sterke oppositie tegen het wets ontwerp van minister Goseling met betrek king tot de vereeniging en de vergadering; uit de stemmenverhouding, 25 tegen 17, waarmede het tenslotte werd aangenomen, blijkt dit reeds. Het ging rechts tegen links, waarbij zich nog de n.s.b. had aangesloten. De bezwaren van de heeren van Rappard (lib.), Kranenburg (v.d.) en In 't Veld (s.d.) ontliepen elkaar heel weinig en kwamen in hoofdzaak op het volgende neer. Zij gaven toe, dat de Tweede Kamer erin was geslaagd enkele verbeteringen in het oorspronkelijk ontwerp aan te brengen, maar hun beden kingen bleven overwegen. Behalve de vaag heid van art. 3 betreffende het verbieden van een staatkundige vereeniging omdat vreemdelingen eraan deelnemen, of omdat zij haar werkzaamheden uitstrekt tot het buitenland, hadden zij ook nog het bezwaar, j een verbod aanhangig maakt, is voorts zóó, dat het mogelijk wordt om in een streek, waar men een beslissing in een bepaalde gewenschte richting verwacht, een vorde ring te doen instellen. Met name haalde prof. Kranenburg aan het verschil van standpunt dat in ons land bestaat ten aan zien van de vrijmetselarij, de lijkverbran ding en den N.Malthusiaanschen Bond; hij dacht in het bijzonder aan de actie, welke zich in den laatsten tijd in r.k. kring tegen laatstgenoemden bond heeft geopenbaard. Dan de grootere bevoegdheden, welke de politie krijgt, doordat ze niet alleen vrijen toegang heeft tot alle openbare vergaderin gen, maar ook, indien het belang der open bare orde dat bepaaldelijk vordert; tot niet- openbare vergaderingen van meer dan tien personen, uitsluitend of mede door vreem delingen bijgewoond. Van deze bevoegdhe den zou de politie, naar de heer van Rap pard stelde, ook gebruik kunnen maken om bijeenkomsten van groote internationale concerns als bijv. de Koninklijke Shell bij te wonen; ja, de politie zou het als gebruik kunnen gaan invoeren zooals dat in auto ritair geregeerde landen geschiedt om alle bijeenkomsten te bezoeken, en van den politiestaat moet men hier niets hebben. Dat geen vreemdeling zou mogen spreken in een vergadering, zelfs niet in een niet-openbare, waarin uitsluitend of mede Nederlandsche staatkunde in algemeenen zin wordt behan deld, gaat ook veel en veel te ver. De heer In 't Veld herinnerde nog aan het geval dat zich hier heeft voorgedaan bij de begrafenis van Karl Kautsky, toen geen enkele vreem deling mocht spreken en hij vroeg of dat regel zou worden. Minister Goseling gaf een ontwijkend antwoord, opmerkend, dat dit van de begrafenis zou afhangen en wie er begraven werd. Trouwens: de minister heeft zich niet tot casuïstiek laten verleiden in het Eerste Kamer-debat! Het betoog, dat de heer van Vessem (n.s.b.) hield, was deels ironisch, deels cri- tisch afwijzend, maar het was niet altijd uit te maken, waar de ironie ophield. Maar de strekking ervan was toch, aan te dat elk geoorloofd contact met het buiten- j toonen, dat het ontwerp eigenlijk alleen land aldus onmogelijk zou kunnen worden I tegen de n.s.b. was gericht. Wanneer men gemaakt. De procedure, wanneer het O.M. I mr. van Vessem echter hoorde zeggen, dat Een foto van den grooten brand te Groningen. (Zie „Binnenland"). het ontwerp een aanslag was op de demo cratie en dat het ernaar begon uit te zien, dat de n.s.b. den Nederlandschen autoritai- ren staatsvorm in democratischen zin moet zuiveren; wanneer men hem hoorde bewe ren, dat de r.k. staatspartij alle andere par tijen al voor deze wetswijziging heeft bele zen en dat die partijen pas te laat zouden zien, dat het de bedoeling der staatspartij was hen te vernietigen; wanneer men ten slotte zijn uitspraak vernam, dat het, wan neer de democratische partijen vernietigd zijn, pas aan een vereenigd nationaal-socia- listisch Nederland mogelijk wordt, om een einde te maken aan de r.k. staatspartij, dan moet men tot de conclusie komen, dat de n.s.b.-fractie niet beter zou kunnen doen dan van harte voor het wetsontwerp te stemmen, vanwege de te verwachten resul taten! Zij het ook op andere gronden, de heer van Vessem en zijn fractie stemden tegen. De heeren Janssen (r.k.) en van Sasse van IJsselt (r.k.) steunden den minister. Namens de a.r.- en de c.h.-fracties sprak niemand, zoodat men daaruit al kon opmaken: wie niets zegt, stemt toe, ware het niet, dat de heer de Savornin Lohman (c.h.) zich een paar interrupties liet ontglippen, waaruit men duidelijk zijn instemming kon opma ken. De heer Janssen was het uitvoerigst en deze betoogde, dat alle bezwaren ten zeer ste overdreven waren en dat het ontwerp gericht was tegen alle partijen, die de wet overtraden, dus niet alleen tegen de n.s.b. Inderdaad krijgt de politie grootere be voegdheden, maar deze zijn gebonden aan den eisch: „indien het belang der openbare orde dat bepaaldelijk vordert". Te recht is het verboden dat staatkundige ver- eenigingen hun werkzaamheden tot het bui tenland uitstrekken; men zou er groote moeilijkheden met het buitenland door kun nen krijgen als de r.k., de protestanten, de socialisten en de n.s.b. hun propaganda on der de landgenooten in een naburig land gingen voeren! De verwijten inzake den procesgang zijn allerminst gerechtvaardigd; onze rechterlijke macht verdient een derge- M IEMAND verdraagt vwatooping der Inge- wanden, maar traag functlonneerenda nieren, die ernatlge gavolgen kunnen hebben, worden dikwijle verwaarloosd. Rugpijn, ver- stoorde slaap, duizeligheid, rheumatlek, ischias ol spit zijn de er vaak uit voortkomende gevol gen. Deze verschijnselen waarschuwen u, dat de werking der nieren verstoord raakt. Houd derhalve uw nieren In goeden staat door een dluretlseh middel. Stel uw gezondheid niet In de waagschaal, maar laat Foeter's Rugpijn Nieren Pillen u nieuwe kracht en vitaliteit geven. Foeter's Pillen bevatten geen gevaar lijke beetanddeelen en hebben In Holland ruim 30 jaren ongeëvenaard succes behaald. 264. Hij rijdt nu over een uitgestrekte vlakte, met op de achtergrond grote bergen. Zou dit het einde van dit vreemde land zijn. In de verte ziet Pam een berg, met iets glinsterends op de top! 265. „Dat is wel een bijzondere berg", denkt Pam en hij besluit er heen te rijden. lijk wan trouwen niet. En indien zich ver schil in appreciatie mocht voordoen, dan staat nog altijd hooger beroep open. De 86-jarige heer van Sasse van IJsselt sloot zich bij het betoog van zijn partijge noot aan, het betreurend, dat deze hem al het gras voor zijn voeten had weggemaaid, hetgeen hij hem echter in het geheel niet kwalijk nam, want hij had toch nog een pijl op zijn boog! En dat was critiek op het be sluit van den minister, om niet alleen op vereenigingen, maar ook op stichtingen deze wet toepasselijk te verklaren, zulks om ont duiking te voorkomen. Nu wil het geval, dat een wetsontwerp ter regel:..g van de stich tingen bij de Tweede Kamer ligt, in welk ontwerp volgens den heer van Sasse een dergelijke bepaling eerder thuisbehoort. Minister Goseling zou dit nog nader over wegen. De minister van Justitie had het na de verdediging door mr. Janssen niet moeilijk; hij trachtte nog de heeren van Rappard en Kranenburg te bewegen hun ernstigste be zwaren op zij te zetten, doch dat mocht niet gelukken. De heer van Vessem had gezegd, dat art. 3 (aangaande de verboden vereen.) in wezen nationaal-socialistisch is, maar dit artikel zoo antwoordde mr. Goseling dateert al uit de wet van 1855, zoodat men zeggen kan, dat het artikel een étappe is in de volksche bewustwording van het Nederlandsche volk van Brinio tot Mussert! Een spotternij, die weerklank vond bij de Kamer! Na korte replieken werd het wetsontwerp met het bovengemelde resultaat goedge keurd. Wijziging belemmeringenwet privaat recht. De wijziging van de belemmeringenwet privaatrecht, er toe strekkend overeen komsten (contracten), die de publiekrechte lijke lichamen belemmeren hun onroerende goederen te gebruiken op de wijze, die door het openbaar belang wordt gevorderd, op te heffen, bracht den heer Briët (a.r.) in 't geweer. Degene die een contract heeft loo- pen, aldus betoogde hij, is er nog veel slechter aan toe dan wanneer de onteige ningswet op hem wordt toegepast. Pas na de beslissing kan de hulp van den rechter worden ingeroepen. De heer van Sasse was het daarmee eens. Vandaag is het debat voortgezet Overdag op de kantoorkruk, des avonds een H. L. J.-oefenuur!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 11