VOOR ONZE KINDEREN. Verhaaltjes van kinderen voor kinderen. RAADSELS. DERDE BLAD zjjn voorliefde; hy is tot op den huidigen dag met zijn broeder Arnold bekend geble ven als een der voormannen van de oude garde; tusschen 1882 en 1889 was hij schaak kampioen van Nederland. Na zijn artsexamen vestigde van Foreest zich te Heemskerk; hij vond daar zeer pri mitieve toestanden; er heerschte een ouder- wetsche kraamvrouwensterfte, die hij in korten tijd bedwong. Ook op honoreerings- gebied heerschten zonderlinge toestanden- Zijn voorganger werd bijna geheel in natu- ra: producten van tuinbouw en veeteelt be taald, hetwelk den pas uit de stad komen den jongen arts zeer vreemd aandeed. In December 1890 verhuisde hij naar Oosthuizen, alwaar hij in Augustus 1928 de algemeene praktijk uitoefende met groote nauwgezetheid. De kleine chirurgie be oefende hij met ambitie en talent; ander zijds wist hij nauwkeurig aan te wijzen, waarde taak van den operateur begon; bij de toenmalige moeilijkheden van ziekenver- voer was het onschatbaar voorrecht, met nimmer falende zekerheid een beginnende appendicitis een beklemde breuk te diag- nosticeeren. Dit voorrecht was van Foreest gegeven en hij heeft een groote waardeering geoogst bij den Hoornschen chirurg, die van hem zelden een „cas perdu" op de operatie tafel ontving. Het meest hebben echter zijn patiënten hun dankbaarheid betoond bij zijn 25-jarig jubileum, toen hem een groot- sche huldiging ten deel viel. Na zijn vertrek uit Oosthuizen brengt hij thans zijn rust te Bussum door, kras, vol belangstelling voor medische lectuur; nu kon zich ook zijn oude schaaktalent ten volle ontplooien. Spoedig was hij een voor aanstaand lid van de Bussumsche Schaak club; hij speelt geregeld mee in de compe titie en heeft het genoegen mogen smaken, bij voorkomende gelegenheden aan het bord te mogen zitten met bekende schaak meesters; zoo was hij een der 30 uitverko renen in den Telegraafwedstrijd tegen Capablanca. Maar in West-Friesland is men dokter van Foreest onder collega's en patiënten nog niet vergeten. Glimlachje ---j! Mislukte reddingspoging. „De man die geen bretels droeg". EEN GOEDE WAARSCHUWING door JAN VAN LEEUWEN. „Jongens, het is zulk prachtig weer, we moeten er gebruik van maken en vanavond gaan spelen, als ons werk af is", riep Hans, de belhamel van de klas. „Als we allemaal vlug gaan werken, komen we best klaar! Dan gaan we „de rovers in het bos" spelen!" Daar hadden de anderen ook zin in. Het was zo fijn lang licht 's avonds en de mees ten van hen mochten na het eten nog wel even buiten spelen, vooral omdat ze meestal in het bos van de „Vossenburcht" speelden. De Vossenburcht was een groot buiten met een geweldig stuk bos erbij. De vader van Frans Weg was er boswachter. Nu mochten de vrienden van Frans altijd in het bos spelen. Het spreekt vanzelf, dat de jongens bet allemaal even prettig vonden om daar te spelen, zonder dat ze de kans liepen om weggejaagd te worden. Wat Hans voorstelde. Ze spraken nu dan ook af, om allemaal om 7 uur in het bos te zijn, bü de dikke eik. „En dan gaan we een vuurtje aanleggen, een echt kampvuur!" zei Hans. „Dat is hele maal leuk!" De jongens wilden dat graag doen, want echte rovers maakten ook altijd een kamp vuur. Alleen Frans Weg zei niets. Hij trok een bedenkelijk gezicht en scheen erg over iets na te denken. Hans keek hem eens aan en zei: „Waarom zeg je niets, Frans? Vind jij het niet leuk?" „Ja, ik vind het wel leuk", zei Frans toen, „maar dat mag eigenlijk niet. Dat is veel te gevaarlijk. Als er brand komt is het onze schuld. Dat mag niet van mijn vader!" „Ach jö, ben je mal", zei Hans. „Waarom zou er brand komen! We zullen heus Wel voorzichtig zijn en we leggen het vuurtje natuurlijk niet midden in het bos, maar op een open plek. Wees niet zo kinder achtig". De andere jongens keken hem nu ook allemaal aan en zeiden: „Ben je mal, Frans, nu moet jij het niet bederven. Hoe kunnen we nu echter rovers zijn, als we geen kampvuur hebben!" „Maar we hebben toch nog nooit een kampvuur gehad en we hebben al zo dik wijls rovertje gespeeld", zei Frans nu. Hij vond het helemaal niet leuk en wist echt niet, wat hij moest doen. Hij wilde het plezier van de jongens niet bederven, maar aan de andere kant, wist hij heel zeker, dat zijn vader het niet goed zou vinden, als ze een vuurtje aanlegden in het bos. „Vooruit, doe niet vervelend, Frans. We zullen allemaal goed oppassen en het is toch leuk!" Toen gaf Frans toe en ze spraken af om werkelijk een kampvuur te maken. Frans voelde zich nog niet helemaal gerust, maar hij wilde er nu toch maar niet meer over praten. EEN ECHTE SCHROK door LIES HELGERS. Stil maar, maak niet zo'n lawaai, 'k Geef je toch al wat! En vanmorgen, weet je 't nog? Heb je ook gehad! Ja, je bent een echte schrok! Het is een schandaal! Ik zorg goed voor je en jij Maakt maar steeds kabaal. Zo hier is een dikke peen, Is het nu weer goed? Eet jij die maar lekker op En wees verder zoet! HOE JAN's GOEDE DAAD BELOOND WERD door Marinus. Het was warm die middag. Jan slen terde doelloos langs de haven. Waarom hij hier naar toe was gegaan wist hij zelf niet. Maar een zekere onrust bracht hem hier. Hij keek naar de schepen die de haven in en uit voeren. „Kon ik maar eens mee", dacht hij. Hé wat was dat? Hoorde hij daar iets? Hij keek, en ja daar leek wel iets op het water te drijven. Bewoog het daar niet? Ja hy begreep het, daar lag iemand in het water. Jan bedacht zich geen ogenblik maar sprong in een roeiboot die daar lag en roeide naar de drenkeling toe. Met al zijn krachten trok hij het meisje in de boot, roeide vlug naar de wal en riep toen een agent die juist voorbij kwam. Mensen schoten toe om te helpen. Jan belde ondertussen den dokter op die spoe dig ter plaatse was. Die paste kunstmatige ademhaling toe. Na enige ogenblikken sloeg het meisje de ogen op en riep om haar moeder. Toen ver loor zij het bewustzijn weer. Zij werd in een ziekenauto gedragen en toen naar het ziekenhuis gebracht. Jan ging gauw naar huis om het gebeur de te vertellen. Vader prees hem om zijn moedig gedrag en gaf hem een kwartje voor zijn spaarpot, want Jan spaarde al weken lang voor een nieuwe fiets. Van moeder kreeg hij nog een dubbeltje en daarna ging hij weer naar buiten. Jan kwam de volgende dag thuis uit school en zag voor de deur een auto staan. „Hé", dacht hij, „er zal toch niets gebeurd zijn?" Hij liep naar binnen, maar nee er was niets want vader en moeder zaten rustig aan tafel. Maar daar zat nog een heer ook. Jan groette beleefd en toen zei de heer „ze dus jij hebt mijn dochtertje gered"? „Ja meneer" zei Jan. „En daarom mag jij iets kopen omdat je je zo kranig gehouden hebt", zei de meneer. Jan wou eerst niets hebben, maar op her haaldelijk aandringen kreeg hij toch een nieuwe fiets. Dat vond hij nog eens fijn. Hij mocht nog die zelfde middag mee naar de stad om er een uit te zoeken. De volgende morgen was de fiets er al. En de eerste Zondag mocht hij met zijn vader naar zee op zijn nieuwe fiets. Zo werd Jan's goede daad beloond. EEN STERRENPUZZLE. Verdeel deze sterrenmassa door drie lijnen zodanig, dat er zeven vakken, elk van drie sterren, ontstaan. Wij geven de oplossing in de kinderpagina van de volgende week. Ji Een wandeling met vader. Hij ging nu eerst naar huis en begon zijn huiswerk te maken. Toen hij daar een half uurtje mee bezig was, kwam zijn vader binnen en zei: „Frans, ik ga een eind door het bos lopen, ik moet naar die nieuwe aanplantin gen kijken. Ga je mee?" Daar was Frans wel voor te vinden. Hij vond het altijd fijn om met vader door het bos te lopen. Vader kon zoveel vertellen en wist overal iets bijzonders van te zeggen. Even later liepen ze samen over de smalle bospaden en vader vertelde over de nieuwe nesten en de vogels die hij gezien had die dag. „Ja jon gen", zei hij toen, „het is een prachtig bos. Ik hoop, dat jij hier later ook boswachter wordt, want het is mooi werk en je gaat van de natuur houden. Maar zo mooi, als het nu is, is het ook niet altijd geweest". „Waarom", vroeg Frans. „Wat bedoelt U?" „Wel, het bos was niet altijd zo mooi als nu. Toen ik een jongen was, ongeveer zo oud als jij nu bent, is er hier een keer een heel grote bosbrand geweest. Hectaren bos en hei zijn toen afgebrand en het was niet meer te blussen. Alle dieren zijn in de vlammen omgekomen. Ja, als ik daar nog aan denk, het was vreselijk!" Vader had hem helemaal niet aangekeken, toen hij dit alles vertelde en Frans was heel bleek ge worden van schrik. Hij durfde vader nu ook niet aan te kijken, uit angst, dat hij zich dan zou verraden. Wat toevallig, dat vader hem juist vandaag dat verhaal vertelde! Frans was de verdere wandeling heel stiL Een keer vroeg hij: „Vader, hoe was die bosbrand, waar u van vertelde, ontstaan?" „Ja Frans, ik schaam me nog als ik daar over moet spreken. Ik had een vuurtje ge stookt. Een heel klein, onschuldig vuurtje. Ik wilde wat oude rommel verbranden. Door dat kleine vuurtje is bijna het hele bos uitgebrand!" OM ZELF TE MAKEN. Een boekenlegger van gekleurd papier. Hanneke was op de kleuterschool en leerde daar leuke dingen maken. Ze vond het erg prettig op school. Ze leerde nu ook al lezen en ze deed allerlei aardige spelle tjes met de kinderen uit de klas. Thuis ver telde ze altijd, wat ze had gedaan en ge maakt en zo kwam moeder op het idee om iets voor oma's verjaardag te maken. Maar wat? Het moest natuurlijk niet al te moei lijk zijn, want dat kon ze nog niet. Moeder vond het eigenlijk het beste, als ze maar eens aan de juffrouw vroeg, wat ze kon maken. De juffrouw vond het een leuk idee en zei: „Wat zou je ervan vinden, als we een boekenlegger voor oma maakten? Daar ge bruiken we dan gekleurd papier voor en je zult eens zien, hoe aardig dat staat. Zullen we dat maar doen, Hanneke?" „Ja", zei Hanneke, „maar dat kan ik niet. Ik heb nog nooit een boekenlegger ge maakt". „Dat is niet erg, we zullen er nu allemaal een maken en doe jij dan maar heel goed je best, dan kan je die van jou aan oma geven". Een kwartiertje later hadden ze allemaal een doosje met repen gekleurd papier voor zich. Die repen waren ongeveer Yi c.M. breed en er waren lange en korte bij. „Nu moeten jullie eens goed opletten", zei de juffrouw. „Eerst moeten jullie de repen papier dubbel vouwen ja, de korte ook. Zo en nu moet je de lange repen naast elkaar leggen, maar zo, dat de vouw om de beurt onder en boven zit. Begrijpen jullie dat? Leg eerst maar eens vier reepjes naast elkaar. Niet helemaal tegen elkaar aan, want hier gaan we nu de andere repen papier tusschcndoor vlechten. Neem dus eerst maar een klein reepje en nu vlecht je dit van rechts naar links door de lange repen heen. Nu moet je goed opletten, hoe dat gebeurt. Je legt deze kleine reep om reep 1 heen en steekt hem dan door reep 2 heen, nu weer om 3 leggen en door 4 steken. Bij de volgende kleine reep is het precies omgekeerd. Je vlecht nu var. links naar recht, sluit hem eerst om 4 heen, steekt hem daarna door 3, legt hem weer om 2 en steekt hem tenslotte weer door 1 heen. Zo werk je nu steeds heen en weer. Als je het een paar keer hebt gedaan is het helemaal niet moeilijk meer en je zult eens zien, hoe aardig het wordt. Je moet de repen nu goed tegen elkaar passen. Beginnen jullie hier nu maar eens mee". De kinderen deden erg hun best er lang mee bezig. Toen de eerste was, zei de juffrouw: „Nu even w Ua5r letten! Als je klaar bent, ie;er schaartje de uiteinden inknippen Z, een aardig hoekje krijgt, net zoals htet* 2' tekende vlug een boekenlegger op h en liet zien, wat ze bedoelde. En het laatste werk is dan om de losse tegen elkaar te plakken zodat de hSÏÏÏ? geE» kaPOt mag gaan' ie Hanneke deed erg haar best en ze werkelijk niet gedacht, dat het zó leuk worden. Oma zou er wel erg blij mee J?1 Ze nam hem trots mee naar huis en r hem aan moeder zien. En oma was er blij mee. Ze zei, dat ze nu nog meer M gaan lezen, dan eerst. KAMPEEREN OP DE HEI 15 FUN MAAR STEEDS MET VUUR VOORZICHT» NEDEPfc v\ZUN HEIPEMY Waarom vader het verteld had. Nu zei Frans helemaal niets meer. En vader scheen het niet eens te merken, want hij liep vrolijk te fluiten. Ook merkte hij niet, dat Frans hem niet eens antwoord gaf, als hij hem iets vroeg. Aan tafel zei hij ook bijna niets. Zijn moeder keek hem eens ongerust aan en vroeg: „Frans, is er iets, je bent zo stil?" „Welnee, moeder, er is niets", zei Frans gauw, maar hy kreeg meteen een kleur. Vader wenkte even, dat moeder niet verder moest vragen en zo liep de maaltijd in alle stilte af. Na het eten ging Frans naar buiten en zei, dat hij nog wat met zijn vriendjes ging spelen. Hij zou wel zorgen om weer op tyd thuis te komen Toen hij weg was, vroeg moeder aan vader: „Wat is er met dien jongen. Hij is anders nooit zo stil. Hij zal zich toch wel goed voelen?" „O, maak je daar maar niet ongerust over", lachte vader nu. „Ik zal je wel vertellen, wat er is. Ik had heel toevallig gehoord, dat hy vanavond met zijn vriendjes een kampvuur wilde aanleggen in het bos. Hij weet heel goed, dat dat niet mag en daarom wilde ik het hem niet gewoon verbieden. Voor het eten heb ik met hem gewandeld en hem verteld van de vorige bosbrand, toen ik nog een kleine jongen was. Ik denk wel, dat die waarschuwing voldoende is geweest!" KOMEN JULLIE EENS NAAR VOREN. 1. Hieronder volgen de namen van 5 be kende plaatsen in ons land, die elk uit tien letters bestaan. De medeklinkers zijn door puntjes aan gegeven. Welke plaatsen zijn dit? u 1 O O En de waarschuwing van vader was wer kelijk voldoende. Frans was zo geschrokken van het verhaal, dat hy zich vast voor nam om geen vuurtje te maken. En toen Hans die avond een doosje lucifers te voor schijn haalde rukte Frans het meteen uit zijn hand en zei: „Nee jongens, dat doen we niet Het is veel te gevaarlijk. We kunnen zo ook wel spelen." Eerst mopperden de anderen nog wel, maar toen zagen ze toch in, dat Frans gelijk had en ze hadden tenslotte toch even veel plezier zonder kampvuur. 2. Maak uit de volgende lettergrepen negen woorden elk van 2 lettergrepen. Wanneer men deze woorden daarna in de goede volgorde onder elkaar zet, vormen de beginletters, van boven naar beneden gelezen, den naam van een groote stad in ons land. aal arm band bes bord dam eek fles hoorn kail meel melk pot ra stier tel trek zak. 3. In welke glazen kan men geen wijn schenken? OPLOSSING. De oplossing van de raadsels in ons vorig nummer zijn als volgt: 1. smid metselaar incasseerder drukker 2. 1 2 3 4 4 3 2 1 5 5 5 5 3. De wijnstok. LEGPUZZLE. MET VEREENDE &RACHTEN. De zomer is altijd de tyd, waarin het meest in de tuin gewerkt moet worden, want dan zijn er veel bloemen en planten en die heb ben allemaal veel zorg nodig. Dikwijls regent het zolang niet, dat de grond hele maal uitgedroogd is en als we dan niet zouden gieten, kwam er niets van onze mooie bloemen terecht. De meesten van ons vinden het helemaal niet vervelend om mee te helpen in de tuin en doen het maar wat graag. Zo wordt de tuin dan ook zo mooi als het maar enigszins kan. Op deze puzzle kan je zien, hoe ook deze familie in de tuin werkt. En geloo teJJ dat ze veel te doen hebben met de P en de dieren. Leg de stukjes maar eeIïjeniaal aan elkaar, dan kun je zien, wat ze doen en daarna kun je de plaat kleur

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 12