Van corruptie is niets gebleken. Een zoon van z'n Vader Wethouder De Miranda maakte beleidsfouten. Erfpachtsrapport verschenen. De algemeene conclusies der commissie. Toenemende spoorweg ontvangsten in April. Naar het Engelsch van RIDGWELL CULLUM. Door T. d. MADE. Het rapport van de Amsterdamsche raadscommissie voor het instellen van een onderzoek omtrent de geuite beschuldigingen tegen den Amster- damschen wethouder S. Rodrigues de Miranda en de hoofdstedeiyke gemeenteraadsleden Z. D. J. W. Gulden en J. W. Matthijsen, en omtrent alles wat met de uitgifte van gemeentelijke erfpachtsgronden in den ruimsten zin verband houdt is gisteravond verschenen. Het rapport zegt o.m., dat den wethouder ernstige beleidsfouten moeten worden aangerekend, doch voorts, dat overwegingen van corruptieven aard den wethouder bjj zyn doen en laten niet hebben geleid. Op eenige punten heeft de commissie t.a.v. de heeren Gulden en Matthijsen eveneens critiek. De insinuaties van de „Telegraaf" als zou de heer De Miranda zich met gemeenschapsgeld hebben verrijkt, zyn onjuist gebleken, evenals de be schuldiging van het blad, dat wethouder De Miranda een terrein heeft toegewezen aan den heer J. Fuldauer, en dat laatstgenoemde, dit terrein heeft verkocht met een winst van 10.000. an corruptie bij den dienst der Publieke Werken is niets gebleken. Uit de algemeene conclusies van de raadscommissie stippen wij voorts nog het volgende aan: Door wethouder De Miranda zijn aan de commissie een aantal omstandigheden me degedeeld, die hem aanleiding hebben ge geven tot zijn optreden in de bijzondere ge vallen, waarin de commissie over zijn be leid geen gunstig oordeel kan vellen. Deze omstandigheden waren: le het besluit van Amstels Bouwvereeni- ging, waarbij haar leden verboden werd te bouwen op de erfpachtsgronden in het z.g. plan-Landlust en de agitatie in Amstel Bouwvereeniging, gevoerd tegen het bou wen in het z.g. plan-Bosch en Lommer; 2e de actie van directeuren van hypo- theebanken om geen hypotheek te nemen op huizen, te bouwen op erfpachtsgronden; 3e het gebrek aan medewerking van de regeering en van Gedeputeerde Staten van Noordholland bij het verstrekken van rijks voorschotten en het verleenen van gemeen telijke garantie voor het bouwen van wo ningen door woningbouwvereenigingen; 4e de langdurige onderhandelingen met betrekking tot de voorbereiding van de bebouwing van Bosch en Lommer; 5e dat naar het oordeel van den wethou der de afdeeling Grondbedrijf van den dienst der Publieke Werken blijkbaar niet wist te vatten alle mogelijkheden om zich aanmeldende gegadigden, die bouwen wil den en konden, goed te bedienen. Al deze omstandigheden tezamen waren volgens den wethouder oorzaak van een steeds verminderende activiteit in het bouwvak, in een periode van toch reeds abnormale werkloosheid. De commissie is gekomen tot de meening, dat deze omstandigheden wel kunnen gel den als een verklaring voor een grootere persoonlijke activiteit van den wethouder, doch niet als een rechtvaardiging van de wijze, waarop hy in de bedoelde bijzondere gevallen zelfstandig is opgetreden, noch voor het niet volledig inlichten van het college van B en W. en het onthouden van de waarheid aan den raad. Critiek op handelingen van den heer Gulden. Ten aanzien van den heer Gulden is de commissie gebleken, dat hij, met name in het geval van de N.V. Hoogbouw-Landlust, zijn beroep van architect niet voldoende heeft gescheiden van zijn functie van lid van den gemeenteraad en van de commis sie van bijstand voor de Publieke Werken en de Volkshuisvesting. Hoewel de heer Gulden een welbekend architectenbureau beheerde, waaruit hij groote inkomsten trok, verkeerde hij voort durend in financieele moeilijkheden, welke ten slotte in 1935 leidden tot een surséance van betaling wijst er op, dat de heer Gulden coord van 8 pet., waartoe hij mede door een financieel aanbod van den heer Egeman in staat werd gesteld. De lijst van crediteuren in de surséance van betling wijst er op, dat de heer Gulden o.a. in zijn financieele nooden voorzag, door op ruime schaal geld te leenen van bouwers en leveranciers van bouwmate rialen. De heer Gulden was daarmede zijn vrijheid van handelen als raadslid kwijt. De commissie is van oordeel, dat de heer Matthijsen buitengewone bemoeiingen heeft gehad met het verkoopen van scholen en door hem pressie is uitgeoefend op den wethouder voor de Publieke Werken, ten einde een school te verkoopen aan den heer C. Elderenbos met uitschakeling van andere gegadigden. Verklaringen van wethouder De Miranda juist. De commissie meent ook haar oordeel te moeten geven over de door den heer De Miranda in zijn communiqé van 6 Januari 1939 vermelde punten. Zij is van oordeel: 1. dat zij geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid van zijn mededeeling, dat hem tot 6 Januari 1939 van een justitieel onderzoek niets was gebleken; 2. a. dat de mededeeling, dat noch door den wethouder, noch door den dienst van Publieke Werken den heer Fuldauer grond is toegewezen, juist is; b. dat de mededeeling, dat de uitgifte van bedoelde terreinen geschiedde op nor male wijze tegen den normalen canon aan de bona fide bouwers Venemans c.s., for meel juist is, maar dat zoowel deze mede deeling, als die vermeld onder 2a, gezien dienen te worden in het licht van de feiten en omstandigheden; 3. dat haar gebleken is, dat de mededee ling, dat tusschen den wethouder en zijn zoon nimmer eenige bespreking heeft plaats gevonden omtrent uitgifte van grond, naar de letter genomen juist is, maar dat hierbij in acht dient te worden genomen, hetgeen in het rapport omtrent de bemoeiingen van De Miranda is vermeld: 4. dat de mededeeling, dat de verhouding tusschen den wethouder en de hoofdamb tenaren volkomen normaal is, ten tijde van het uitgeven van het communiqé juist was, gezien het feit, dat B. en W. bij schrijven van 30 December 1938 aan de gerezen ge schillen tusschen den wethouder en den directeur der Publieke Werken formeel 'n einde hadden gemaakt. THEE doet je goed! Naar wij vernemen, heeft de toene ming van de ontvangsten der spoorwe gen, die de laatste maanden viel waar te nemen, zich gedurende April weten te handhaven. Zoowel op het gebied van reizigers- als van goederenvervoer doet zich deze stijging voor, waarbij wat het personenverkeer aan gaat in aanmerking moet worden genomen, dat de inkomstenvermeerdering zich voor deed ondanks het onbelemmerd rijden der wilde bussen. Toch zijn er wel bijzondere factoren, die in toeneming over April een rol hebben ge speeld, in de eerste plaats de militaire ver voeren, voorts de socialistische verkiezings demonstratie in den Haag en de vlootrevue te Rotterdam. Het reizigers- en bagagevervoer steeg, vergeleken met April 1938, met ruim twee ton van 4.650.000 tot f 4.852.000. De opbrengst van het vervoer van brief en pakketpost verminderde met S 15.000, terwijl daarentegen het goederenvervoer een aanmerkelijke toeneming toont van ruim vijf ton van 2.917.000 tot 3.481.000. Hier in heeft het binnenlandsch verkeer verre weg het grootste aandeel gehad. Diverse ontvangsten tenslotte laten een stijging zien van 22.431, vergeleken met April 1938. De totale toeneming in April 1939, verge< leken bij dezelfde maand van het vorige jaar, dit wil echter geenszins zeggen, dat ook de bedrijfsresultaten over deze periode evenveel beter zijn dan in 1938, aangezien ook de exploitatiekosten een zekere stijging vertoonen, o.a. veroorzaakt door de bijzon dere vervoeren, hierboven genoemd. GROOTE BOERDERIJ TE BEEK UITGEBRAND. Brandweer had geen water In den afgeloopen nacht is brand ontstaan in de woning met stallingen van den land bouwer Swelsen te Beek (L.) Op het mo ment, dat de bewoners het vuur ontdekten, had de brand reeds een zoodanige afmeting aangenomen, dat men zich door de vensters van de bovenverdieping met behulp van lad ders in veiligheid moest stellen. De brandweer kon wegens gebrek aan water niets uitrichten. Het vee was gedeeltelijk in de weiden, doch het deel in de stallingen kon worden gered, evenals een bescheiden aantal meu belen. De woning met stallingen brandde geheel uit. Slechts de geblakerde muren bleven overeind staan. De oorzaak van den brand is onbekend. De schade, welke op eenige duizenden guldens wordt geschat, wordt door verzeke ring gedekt. BRAND IN ATELIER VOOR RUBBER REGENKLEEDING. Gistermiddag is brand uitgebroken in een atelier voor rubber regenkleeding van de firma Kalkoene en Cohen, in de Tweede Lombardstraat te Rotterdam. Voorbijgangers zagen op dat tijdstip, hoe vlammen uit de tweede verdieping sloegen, kort nadat de ateliermeisjes het altelier had den verlaten. De heer Cohen was in het op de eerste verdieping gevestigde kantoor nog aanwezig. Op aanwijzing van de bur gers snelde hij naar voren, maar slaagde er niet in met emmers water het vuur, dat zich snel uitbreidde, te blusschen. Men riep de hulp van de Rotterdamsche vrijwillige brandweer in, die met vier stralen het vuur dadelijk krachtig aanpakte. Welis waar smaakte men het genoegen het vuur tot de tweede verdieping te beperken, maar men kon niet verhinderen, dat deze ver dieping totaal uitbrandde. De vlammen vonden gretig voedsel in de aanwezige grondstoffen. DE UITWIJZING VAN MICHEL HOLZMANN. De minister van justitie zegt in zijn ant woord op de schriftelijke vragen van den heer Moltmaker betreffende de overwegin gen, die hebben geleid tot de uitwijzing van Michel Holzman, destyds te Amster dam, o.m. Op 16 December 1938 heeft o.a. in de woning van den vreemdeling M. Holzmann huiszoeking plaats gehad, voor welken maatregel, nadat een gerechtelijk vooron derzoek was gevorderd, door de betrokken rechtbank verlof was verleend. Niet juist is, dat Holzmann by deze huiszoeking zou zijn gearresteerd zonder dat een vooraf gaand verhoor plaats vond; de betrokkene is herhaaldelijk door het parket onder vraagd ter zake var. het hem ten laste ge legde. Na deze ondervraging, waarbij Hoizmann er op gewezen is waarvan hy verdacht werd en in de gelegenheid is gesteld zich te verantwoorden, heeft de justitie het noodig gevonden genoemden vreemdeling in verzekering te stellen. De minister acht dit optreden juist. De minister heeft kennis genomen van de artikelen in „Nat. Dagblad" en „Tele graaf". Het is juist, dat noch aan Michel Holz mann noch aan zijn raadslieden de feiten of handelingen zijn bekend gemaakt, die grond opleverden voor de overweging, dat H. gevaarlyk was voor de openbare orde. Eveneens is juist, dat de raadslieden van H. op de verzoeken, de onjuiste feiten in bovengenoemde publicaties te weerleggen, geen antwoord hebben ontvangen, behou dens de mededeeling, dat op het laatste request afwijzend was beschikt. De verblijfsontzegging berustte op een samenstel van vaststaande feiten en om standigheden. ten deele ook bekend uit ambtelyke inlichtingen uit het buitenland, welke den vreemdeling onmiskenbaar tot gevaarlyk voor de openbare orde stem pelden. Er bestond bezwaar ten deze in nadere bijzonderheden te treden, hetgeen ook overbodig kon worden geacht, daar de aard van het belastende materiaal medebracht, dat de vreemdeling zelf op de hoogte moest zijn van hetgeen tegen hem voorlag. Waar de uit ambtelijke rapporten ver kregen gegevens in hoofdzaak anders wa ren dan die, welke voorkwamen in de pu blicaties, waarop de requesten der raads lieden meer in het bijzonder betrekking hadden, bestond er geen aanleiding om in te gaan op de bedoelde verzoeken der raadslieden om door den minister te wor den gehoord en bewijsstukken over te leg gen. Op verzoek van den minister van bui- tenlandsche zaken werd Holzmann eenige dagen vóór zijn vertrek door de politie uitgenoodigd het hem verleende paspoort voor vreemdelingen in te leveren. De vreemdeling weigerde dit, doch verbond zich uitdrukkelijk het paspoort na aan komst in het land, waarheen hij wilde ver trekken, terug te zullen zenden. Dit en de omstandigheid, dat de vreemdeling niet uitgeleid is geworden, doch op eigen ge legenheid uit ons land is vertrokken, heeft ertoe geleid, dat verdere maatregelen tot inname van het paspoort achterwege zijn gelaten. Op den dag van het vertrek is hem een verblijfsontzegging, als bedoeld in art. 19 van het vreemdelingenreglement, vanwege den inspecteur der koninklijke marechaussee aangezegd, een in gevallen als deze gebruikelijke maatregel, onder mededeeling, dat terugkeer ingevolge ge noemd reglement strafbaar was met hech tenis van ten hoogste twee maarden of geldboete van ten hoogste duizend gulden. Van een mededeeling omtrent een drei gende straf ter zake van een niet tijdig vertrek uit Nederland is dus geen sprake geweest. Al zou moeten worden aangenomen, dat de Nederlandsche industrie aan Holzmann belangrijke orders heeft te danken gehad en dat bij verder verblijf door zijn tus- schenkomst nog nadere opdrachten zouden zijn verkregen, dan zou "toch in dit v""" band rekening moeten worden e(,hr, T met de vraag, of door de wijze, waaron zaken deed, de goede Nederlandsche h delsreputatie in niet onbelangrijke nw~ zou kunnen worden geschaad. Hoe dit w zij, het was echter reeds met het ooi? de belangen der openbare orde niet ve°P antwoord aan den vreemdeling verd verblijf in ons land toe te staan. HUISHOUDELIJKE VOORLICHTING TEN PLATTELANDE. Het werk van de stichting voor huishn,. delijke voorlichting ten plattelande, 0p zon bescheiden schaal in 1935 begonnen, is leidelijk uitgegroeid tot een niet onbew" rijke tak van maatschappelijk werk te plattelande. Naast het cursuswerk zyn dere vormen van huishoudelijke voorlicht ting tot stand gekomen, welke van niet minder groote beteekenis zyn ter verbete- ring van de sociale en hygiënische toestan den op het platteland. De voorlichtingscucC sussen bleven een groote plaats innemen. In den oorspronkelijken vorm, het behandelen van een onderwerp op een serie van 6 lea sen door bevoegde leerkrachten, kwam geen belangrijke verandering. Wel werden nog 2 series aan het programma toege voegd, n.L een vervolg-cursus in het naaien en een cursus in het maken van beddegoed. Vooral deze laatste cursus bleek voor de vrouwen van groot belang. In 1938 werden in totaal 1046 cursussen gegeven met 19178 deelneemsters. Een onderzoek is ingesteld naar de toe standen in de gezinnen van de kleine boeren welke door den dienst werden gesteund' Daarbij bleek, dat voor een goede besteding van het beschikbare geld en verbetering van de zelf-voorziening regelmatige voorlichting in deze gezinnen gewenscht was. De stich ting vroeg en verkreeg daarom van het departement van economische zaken een subsidie om in elke provincie een landbouw- huishoudleerares voor dit doel te kunnen aanstellen. NATIONALE INKOMSTEN- EN WINSTBELASTING. Adres aan de Tweede Kamer. De Nationale Coöperatieve Raad te Rot terdam, welke wordt gevormd door de centrale organisaties van coöperaties voor den aankoop van landbouw-bedryfsbenoo- digdheden, voor de verwerking van melk en voor den verkoop van zuivelproducten, alsmede door de nationale organisaties van verbruikscoöperaties heeft dezer dagen tot de Tweede Kamer een adres gericht met betrekking tot het ingediende wetsontwerp tot heffing van een nationale inkomsten- en winstbelasting, waarin met name de be zwaren zijn geformuleerd, welke de by den Nationalen Coöperatieven Raad aangesloten organisaties hebben tegen de voorgestelde vennootschapsbelasting. Eén der bezwaren is, dat de voorgestelde vennootschapsbelas ting, waarmede de regeering de meer draagkrachtigen wil treffen, indien deze zou worden toegepast op de coöperaties, zou indruischen tegen het door de regeering na gestreefde beginsel van belasting naar draagkracht, omdat zoowel de leden van de landbouwcoöperaties als de leden van de verbruikscoöperaties in het algemeen be- hooren tot de minst draagkrachtigen. WILLIBRORD-TENTOONSTELLING OFFICIEEL GEOPEND. Onder groote belangstelling is gisteren te Utrecht op luisterrijke wijze de herdenking van het Xlle eeuwgetijde van Willibrord, den apostel der Nederlanden ingezet, met een officieele plechtigheid in den Dom, waarbij de artistieke en exquise tentoonstel ling, gedeeltelijk gewijd aan de vereering van den apostel en gedeeltelijk aan de kunst en cultuur van dien tijd, in tegenwoordig heid van tal van geestelijke en wereldlijke autoriteiten door den minister-president, dr. H. Colijn, met een korte toespraak officieel geopend. jfeuiMeUm 12) Peter knikte ernstig en keek naar het vroolyke gezicht van Gordon. „Hij heeft je je levenskans gegeven, me neer. En daar voelen de meesten hier in het land niet veel voor". De maaltijd verliep verder zwijgend tot dat de pudding werd rondgediend. Gordon dacht na. Hij vroeg zich af, wat hem te doen stond, na wat hij had gehoord. Land. Wat wist hy van land af? Hoe was hij in staat zyn krachten te meten met zulke landspeculanten, als hij om zich heen zag? Hy lette nauwkeurig op de gezichten van sommige personen uit dat luidruchtige gezelschap in de gelagka mer. Het was een eigenaardig mengsel. Er waren ongetwijfeld flinke kerels bij, maar het meerendeel bestond stellig uit avontu riers, die er op uit waren in den komenden drukken tijd hun slag te slaan en te trach ten ook een deel van het fortuin in de wacht te slepen, het zy door het een of an dere meevallertje, maar meestal door op lichtersstreken. Wat wist hij van dit alles? Wat kon hij doen? Zijn gedachten dwaal den terug naar den speler in den trein en op welke manier hij in de handen van dien man was gevallen. Het was vermakelijk achteraf beschouwd. Hij had, toen hij al leen in de badkamer was, het geld geteld, dat Mallinsbee hen overhandigd had. Hij herinnerde zich, dat hij ongeveer twee honderd dollar aan dien gokker verloren had, en het geld, dat hij terug kreeg, was over de drie honderd! De wonderen waren de wereld nog niet uit. Hij had dien val- schen speler bijna afgemaakt en in plaats van zijn geld kwijt te zijn, was hij er hon derd dollar beter van geworden! 't Was een waar wonder! „Geloof je aan wonderen?" vroeg hij plotseling lachend. Peter keek wantrouwend op van zijn bord. Daarna lachte hij ook, want het schoot hem te binnen, dat de ander een vriend was van Mallinsbee. „Wonderen?" zei hy bedachtzaam. „Ik heb er vroeger nooit aan geloofd. Maar een paar dingen hebben daar toch verandering in gebracht. Het nemen van een extra bor rel heeft me eens mijn leven gered. Niet dat het drinken van dien borrel op zichzelf zoo'n wonder was", bemerkte hij droog weg, „dat was in die dagen zoo'n beetje mijn gewoonte, maar toch leek het wel op een wonder. Ik en mijn broer waren eens op een fuif. We waren al zoo ver weg, dat we mekaar het een en ander van ons ver leden opdischten, alsof we vreemden waren en niet in hetzelfde huis waren opgegroeid. Enfin, hij had een auto gehuurd en was naar buiten gegaan om deze op dreef te krijgen en de boel klaar te maken. Terwijl hij weg was gaven de andere jongens me nog een cocktail en toen moest ik er nog eentje van den buffetbaaé drinken en dus moest ik er voor mijn fatsoen zelf ook nog wel eentje nemen. En toen beweerde de een of andere dwaas, dat rye wisken zoo best smaakte na cocktails, zoodat ze me ten slotte naar bed moesten brengen. En mijn broer heb ik na dat ritje nooit meer terug gezien". Hij zuchtte. „De auto was aan gru- zels en van hem was er ook niet veel meer over. Dat lykt wel wat op een wonder hè? En zooiets is er nog eens gebeurd. Dat ging over mijn vrouw. Ze was zoo'n vrouwsper soon, dat je het gevoel gaf alsof je een tamme aardworm was; zoo eentje, die niet wist, wat een kater was en altijd kerkge zangen zong en een oorverdoovend lawaai uit een harmonium haalde, als ze in een stichtelijke bui was. Ze had altijd door, als je haar wat wijsmaakte en vertelde je dat dan ook heel duidelijk. Een best wijfje anders en dat moet je niet vergeten. Nou, en toen ik eens ziek was geweest, wou ze daarna, dat. ik me verzekerde voor haar. En stel je voor, net toen ik de eerste pre mie had betaald, kreeg ze koliek en stierf. Ik deed eraan wat ik kon: ik gaf haar gem ber, en kruiken en warme omslagen, maar het hielp niets. Ze ging dood. En sedert dien heb ik geen premies meer betaald. Dat was ook een wonder", voegde hij er aan toe met een tevreden grijns. „En nu deze kolen. Ik ben net zes maanden geleden met dit hotel begonnen en nu begint Mallins bee zaken te doen met de kolenmaatschap pij. En je maakt heusch geen bloeiende zaak van een klein plattelandshotelletje, zonder dat er een wonder gebeurt". De man was een en al ernst en Gordon verklaarde met nadruk: „Ja, er komen in derdaad soms wonderen voor. En een er van is er vandaag gebeurd. Want mijn komst hier was stellig een mirakel: een vreemd aardsch mirakel, maar het was er dan toch een. En nu moet ik nog wat gaan schrijven in het kantoor. Tot straks". Gordon schoof zijn stoel achteruit en snelde door de overvolle kamer naar het kantoor. Doch hier was het eveneens tjok vol en men hoorde er niets dan „land" en nog eens „land". Daarop begaf hij zich ten einde raad naar de badkamer. Hij voelde dat hij zyn moeder moest schrijven en dat hij na zijn aankomst hier in Snake's Fall niet anders kon doen, dan haar laten weten, dat het hem goed ging. Mevrouw Carbhoy slaakte een zucht van tevredenheid, toen ze weer opkeek van het laatste velletje van den langen brief, die op haar schoot lag. Haar man stond voor het raam en keek uit over de snikheete straten en naar het verdroogde groen van de groote hoornen tegenover het venster. Hij keerde zich om en vroeg: „Wel, waar is de jongen?" Er klonk een lichte bezorgdheid uit zijn stem, maar hy had zijn gelaat volkomen in bedwang en zijn gemoedelijke uitdruk king bleef onveranderd. Mevrouw Carbhoy zuchtte nog eens. „Ik weet het niet. Hij zegt er niets over en hy geeft ook niet de geringste aandui ding". Ze bekeek de enveloppe van den brief. „Hij is hier in New York gepost. De brief is een beetje verward. Ik hoop, dat hy het goed maakt. Het is zoo heet denk je dat hij Haar man lachte en zei: „Het zal hem heusch wel goed gaan. Zie je, ik denk, dat hij niet wil, dat wij weten, waar hij is. Ik denk, dat deze brief via den een of anderen vriend komt. Lees hem eens voor*'. Gordon's moeder ging gemakkelijk in haar stoel zitten. Ondanks haar angst wou ze den brief van haar geliefden jongen maar al te graag nog eens lezen. Maar bo vendien hoopte ze heimelijk, dat haar iets ontgaan zou zijn, wat een aanduiding was voor zijn verblijfplaats en dat haar helder ziende echtgenoot het misschien zou kun nen ontdekken. „Liefste Mam, Met iemands plaats van bestemming kan het eigenaardig gaan. Zonder aanzien des persoons beslissen die dingen zelf, waar op een gegeven oogenblik voor iemand het eindpunt van zijn reis is. De meeste men- schen denken, dat je die plaats van be stemming zelf in de hand hebt. We nemen ons voor naar de Noordpool te gaan; maar als we daar inderdaad aankomen, dan komt dat alleen, omdat er geen ander d#®" punt was weggelegd voor ons. Zoo ben ik zeer zeker op myn plaats van bestemming terecht gekomen, maar het was allerminst mijn plan om naar dit plaatsje te gaanj waarvan ik nog nooit had gehoord, of ge* droomd, zelfs niet in een nachtmerrie. I stel me voor, dat dit plaatsje by zich#" heeft gezegd: „Hallo, daar zit Gordon Carbhoy in den trein, hy is een rare vent, hij weet niet of het Palmzondag of Mana- lichtmis is en veel meer verstand dan een ouwe hen van jonge katten heeft hij 00 al niet, laten wij hem daarom eens erge brengen, waar wy vinden dat hij moes heengaan". Zoo ben ik hier dan van»»* dag aangeland en heb een dollar of vynj* aan reisgeld uitgegeven. Het is een begin en Vader wou het stellig waardeere (Wordt vervolgd)-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 6