^fcheepstiidmoen
Jaarvergadering Nederl. Juristenvereniging.
Stad en Omgeving
DE ZITTING VAN HEDEN.
Glimlachje
TWEEDE ELAl,
(Vervolg).
Prof. Kamphuisen ving zijn repliek aan
met erop te wijzen, dat het verschil tus-
schen beide prae-adviezen niet zoo groot is
als dit oppervlakkig lijkt. De eenige kwes
tie, die beide prae-adviseurs verdeeld houdt
is de vraag of ook in het B.W. verandering
moet worden aangebracht. Tot nog toe is het
eenige principe een dubbele aansprakelijk
heid. Op de vraag van prof. Van Oven waar
om men toch ook de ambtenaren dagvaardt,
antwoordde spr. ten eerste omdat men de
ambtenaren dwars wil zitten, waarbij de
advocaat te veel zeilt op het compas van zijn
cliënt. Ten tweede niet omdat men den amb
tenaar erbij wil hebben, maar omdat de
ervaring heeft geleerd, dat de ambtenaar de
neiging bezit achter zijn corporatie te gaan
staan. Deze reden is door een arrest van
den H.R. vervallen, maar dit arrest is nog
niet genoeg tot de balie doorgedrongen.
Ten derde wordt de ambtenaar wel eens
aangesproken als veiligheidsklep en ten
vierde omdat in bepaalde gevallen de over
heid niet en de ambtenaar wel aansprake
lijk is. Vaststaat, dat wanneer de overheid
inbreuk pleegt op het subjectieve recht, dat
de overheid niet meer als zoodanig aan
sprakelijk is en de ambtenaar wel. In dit
opzicht gaat spr. mee met mr. Kruseman en
mr. Smits. De grondslag van de actie tegen
den ambtenaar is een andere dan die tegen
den Staat. Er zijn gevallen, waarin de amb
tenaar aansprakelijk is, terwijl de overheid
dit in hetzelfde geval niet is. In principe
is de verhouding van het verhaal van de
overheid op den ambtenaar een 'kwestie van
publiek recht. De verhouding van den amb
tenaar tot zijn corporatie is zoo, dat in be
ginsel de ambtenaar aansprakelijk is t.o. de
corporatie voor schade van een onrechtma
tige daad, maar niet bij afwezigheid van
schuld. Wil men nu het systeem, dat spr.
heeft verdedigd en zijn medeprae-adviseur
wil uitbreiden als algemeene maatregel van
bestuur in de wet vastleggen, dan is dit
hem wèl. Spr. heeft er geen bezwaar tegen,
dat het ambtenarenrecht nog wat wordt
aangevuld, al gelooft hij niet, dat dit noodig
is. Beslist afwijzend staat spr. t.o. de ver
dedigde wijziging in het B.W. om uitsluiting
te verkrijgen van de aansprakelijk van den
ambtenaar. Men wordt dan hoogst onbillijk
t.o. die organen van den Staat, die geen
ambtenaren zijn. Spr. principieele bezwaar
is, dat men op deze wijze de ambtenaren in
een gunstiger positie zet ten koste van den
benadeelde derde. Achter deze geheele dis
cussie itaat de vraag van de onrechtmatig!
daad van de overheid zelf. Spr. geloofde,
dat de overheid te veel zou komen in een
uitzonderingspositie en te veel zou kunnen
doen zonder rekening te houden met de be
langen van de burgers. Wat prof. van Oven
wil, is een overdracht van het risico op de
burgers, die veel te ver gaat. De kern van
het verschil tusschen mr. Van Meeteren en
spr. is, dat, naar spr. oordeelde, men het
B.W. niet moet wijzigen wanneer er niet
komt een behoorlijke regeling van het ge
heele vraagstuk van de nalatige daad. Ern
stig ontried spr. de vergadering incidenteel
ingrijpen op dit punt. (Applaus.)
Mr. Westerouen van Meeteren, de tweede
prae-adviseur, oordeelde het in de eerste
plaats de vraag of de vergadering een sy
steem wil, dat hierop neerkomt, dat de amb
tenaar steeds aansprakelijk is voor de finan-
cieele gevolgen van een door hem gemaak-
ten misslag. Pas wanneer daarover klaarheid
is verkregen, was z.i. het moment daar om
zich te verdiepen in technische vragen. Spr.
kwam het buitengewoon ongewenscht voor
om de figuur te hebben van de algemeene
aansprakelijkheid. De salarissen zijn niet
van dien aard, dat voor dit risico de premie
betaald kan worden. Wanneer men dit stren
ge systeem huldigt, krijgt men het groots
gevaar, dat de ambtenaar zich op het stand
punt gaat stellen geen risico te aanvaarden
en steeds de lijn volgt van den geringsten
weerstand. In Nederland wil men een andere
richting uit.
In zeker opzicht is het juist, dat de con
sequentie vordert, dat men dan ook voor
particulieren dien kant uitgaat. Ook de wet
gaat in die richting. Hiervoor verwees spr.
naar art. 342 tweede lid van het W. v. K. De
houden en bovendien nog een tijdrace over
500 M.
Piet Evers zal verder een achtervolging
rijden tegen Martens, den winnaar van
Schëvehingen en waar Evers een goede
achtervolger is, kan dit nummer een dei-
beste van den avond worden.
De overige amateurs en onafhankelijken
rijden een 50-rondenwedstrijd en een af
valrace, terwijl de nieuwelingen en ama-
teus een 10 K.M.-wedstrijd zullen rijden.
En dan volgt na de pauze de koppel-
wedstrijd over 50 K.M. Hiervoor zijn inge
schreven de koppels EversBakker,
GrootKropman,, RoesBosland, v. d.
StelSchieveen, MartensVerschuren,
v. d. HeidenReyneveld en Kuilboer
Ottenbros. Wanneer men deze koppels
ziet, dan merkt men, dat er met geen
mogelijkheid een favoriet is aan te wijzen.
MartensVerschuren mogen heel sterk
zyn, Groot heeft in Kropman een
uitstekende partner, waarvan hij veel
genoegen kan beleven en Piet Evers zal in
samenwerking met Bakker toonen, dat
hij het fietsen nog niet verleerd is.
Men ziet dus, dat een zeer fraai pro
gramma is samengesteld en dat in deze
samenstelling veel, heel veel strijd zit.
Zwemmen.
DE POLO-COMPETITIE.
De uitslagen van de gisteren gespeelde
wedstrijden zyn:
Reserve derde klasse:
De Ham—D. W. R. III 0—4
Derde klasse:
Neptunus IKroosduikers 101
mogelijkheid bestaat, dat de derde misschien
met meer vrucht verhaal kan halen op de
ondergeschikte dan op dengene in wiens
dienst hij handelde, maar het is de vraag of
men alleen de keuze moet hebben tusschen
de volledige aansprakelijkheid van den
ambtenaar privé of vryuitgaan öf de moge
lijkheid van gedeeltelijken schadeplicht. Spr.
was voor het laatste, waarbij het restant
ten laste van het openbare lichaam blijft.
In het kader van de ambtenarenwet wilde
spr. een regresrecht voor de overheid. Spr.
heeft bezwaar tegen cnnoodige problema
tiek. Daarcm mag men niet blijven staan in
den chaos van thans. De technisch uitwee
king kan later aan de orde worden gesteld.
Het groote bezwaar van spr. tegen hei
systeem van prof. Kamphuisen is, dat men
krijgt een schadeverhaal voor 100 op den
ambtenaar öf geheel vrijuit gaan. Spr.
meende, dat in zijn systeem de veiligstelling
van de positie van den derde wordt verkre
gen. De vrees, dat de derde komt te vallen
tuschen twee stoelen deelde hij niet, hetgeen
nader door hem werd uiteengezet. Hij noem
de het een misverstand wanneer men ver
onderstelt, dat hij de ambtenaren maar vrij
wil stellen van aansprakelijkheid. Hij wil
geen aansprakelijkheid voor 100 De ge
heele zaak zag spr. dan ook als een zuiver
technisch vraagstuk.
Wanneer een publiekrechtelijk lichaam
van het verhaalrecht op den ambtenaar
geen gebruik wil maken, dan moet het dit
zelf maar weten, maar dan zal de wal het
schip wel keeren en een andere practijk ge
volgd worden. Spr. oordeelde, dat hij niets
bijzonders wil en dat hetzelfde standpunt
inneemt, dat bij wanprestatie wordt inge
nomen. Dat zijn regeling practisch onuit
voerbaar zou zijn, betwistte spreker met
nadruk. Angstvallig moet men zich echter
gaan hoeden tegen gelijktijdig incidentieel
voorzien in allerlei andere vraagstukken.
Tegen mr. de Vrieze, die prijs stelde op het
behoud van het civiele recht in deze, merkte
spr. op, dat het zeer de vraag is of hier van
behoud kan worden gesproken. Z.i. is er al
les voor om den ambtenarenrechter ook deze
vraag te laten beoordeelen. Het is niets an
ders dan een uitbreiding van hetgeen rech
tens is in ons land. Wanneer de zaak blijft
zooals zij is, zal er vermoedelijk niet veel
gebeuren, maar de mogelijkheid bestaat, dat
ambtenaren tegen een gemeente, die ondei
controle van het Rijk staat en die, fatsoens
halve, de schade.- die een ambtenaar moet
vergoeden voor haar rekening wil nemen,
gaan betoogen, dat dit geen rechtsplicht is.
Ook bestaat de mogelykheid, dat de politiek
zich van zoo'n geval meester maakt. Naar
spr. oordeel berust de bestaande practijk als
hét ware op niets. Daarom wil spr. breken
met het tegenwoordige systeem waarbij de
ambtenaar afhankelijk is van de willekeur
van zijn chef. Het vraagpunt 1 wilde spr.
bevestigend beantwoorden, het vraagstuk 2
wilde hij beantwoorden in den zin van 2 b.
Ten aanzien van vraag 3 adviseerde spr. uit
te spreken, dat een publiekrechtelijk
lichaam verhaal altijd toekomt. Vraag 4
wenschte spr. afhankelijk te stellen van de
omstandigheden van het geval en t.a.v.
vraag 5 adviseerde hij te stemmen volgens
ae oplossing van 5 c. De beantwoording van
vraag 6. kon z.i. vervallen.
Vraag 1: is het wenschelijk de aanspra
kelijkheid van den ambtenaar wegens een
onrechtmatige daad nader wettelijk te rege
len ?werd tenslotte met 61 tegen 53 stem
men bevestigend beantwoord.
Besloten werd, de andere vragen niet te
beantwoorden.
De voorzitter dankte hierop in het bij
zonder de beide prae-adviseurs.
Naar het N.H. polderland.
Per autocars maakten de deelnemers hier
op een tocht door het N.H. polderland waar
bij de mooie 17e eeuwsche raadhuizen te
Grootschermer, Graft en de Rijp werden be
zichtigd.
Des avonds vereenigden de congressisten
zich ten getale van 130 aan een gemeen
schappelijk diner in hotel Proot.
In de zitting van hedenmorgen heette de
voorzitter speciaal welkom den vertegen
woordiger van den ministar, mr. I. J. Hooy-
kaas en den commissaris der koningin,
baron A. Röell.
Onmiddellijk werden aan de orde gesteld
de debatten over de volgende prae-adviezen:
BEHOEVEN DE BEGINSELEN VAN
SCHADEVERZEKERINGSRECHT,
OPGENOMEN IN DE ART. 246—283
W. v. K. WIJZIGING?
Over dit onderwerp was eerste adviseur
mr. T. J. Dorhout Mees, rechter te Utrecht.
Tweede adviseur over dit onderwerp was
mr. W. Nolst Trenité.
Aan de toelichting der prae-adviezen in
het Ned. Juristenblad door mr. De Vries d'
Amblée, ontleenen wij nog het volgende:
De vraag of de art. 246-283 verandering
behoeven wordt door beide prae-adviseurs
bevestigend beantwoord. Zij zijn beiden van
opvatting, dat het de vraag moet zijn of er
op het oogenblik van de schade een belang
is en het moet vaststaan welk belang ver
zekerd is. Blijkt dit uit de polis niet, dan
zouden zij beiden willen bepalen, dat uit
sluitend het eigenaarsbelang als verzekerd
zal worden beschouwd. De prae-adviseurs
betogen op goede gronden, dat niet alleen
de verkoopwaarde verzekerbaar is, maar
ook andere waarden als er zijn: vervan
gingswaarde, aanschaffingswaarde, bouw-
waarde enz. Noodig is in elk geval, dat in
de polis duidelijk wordt uitgedrukt welke
waarde bedoeld wordt. En wat de waarde
der verzekering betreft, betoogen de prae-
adviseurs, dat men de geldigheid van de
verzekering uitsluitend dient te beoordee
len door de verzekerde som te vergelijken
met de waarde onmiddellijk voor de ramp.
Het moment van het sluiten van de verze
kering mag ook hier niet den doorslag ge
ven. Het door de adviseurs voorgestelde
systeem, waarby men de vraag van het be
lang en van de verzekerde waarde stelt op
het oogenblik onmiddellijk voor de schade,
brengt met zich, dat de taxatie grooten-
deels overbodig wordt. Niettemin willen
beide prae-adviseurs de mogelijkheid van
een taxatie door partijen openlaten. De
eerste wil den assuradeur de gelegenheid
laten te bewijzen, dat de schade in werke
lijkheid lager is dan de getaxeerde, waar
mede tegelijkertijd de bezwaren tegen deze
onderlinge taxatie als de beteekenis ervan
verminderd wordt, de tweede wil den ver
zekeraar slechts dan van de taxatie ont
slaan wanneer hy de ernstige bovenmatig
heid bewijst.
De taxatie door deskundigen willen beide
adviseurs handhaven. De eerste denkt daar
bij aan kunstvoorwerpen enz. en wenscht
deze taxaties voor hoogstens 5 jaar bindend
te verklaren. Hy laat de mogelijkheid van
aantasting op grond van bedrog open. De
tweede wil slechts deze beperking, dat de
assuradeur tusschentijds met een beroep
op prijsdaling verlaging der getaxeerde
waarde kan voorstellen. Indien een nader
te bepalen termijn na het doen van deze
voorstelen verloopt, staat het, aangenomen,
dat het voorstel tot verlaging niet reeds ge
accepteerd is, den verzekeraar vry het be
wijs van de waardevermindering te leve
ren. Slaagt hij daarin niet dan is hij niet
aan de taxatie gebonden. Omgekeerd mag
ook de verzekerde, indien het verzekerde
voorwerp in waarde gedaald is, de verzeker
de som tot de nieuwe waarde doen redu
ceeren.
Voor het jusconstituendum, wenschen
beide adviseurs een onderscheid te maken
tusschen te goeder en te kwader trouw ver
zwegen feiten. Bij kwade trouw zal ook vol
gens de voorgestelde regeling de verzeke
ring nietig zijn. Wat de verzwijging te goe
der trouw betreft, zoekt de eerste een crite
rium in de vraag of een schadegeval al dan
niet verband houdt met de verzwegen fei
ten. Staat de goede trouw van den verzeker
de vast en blijkt niet, dat de schade veroor
zaakt werd door verzwegen feiten, dan blijft
in zijn systeem de verzekering geldig en be
taalt de assuradeur de schade, hoewel hij
dan recht heeft op een premieverbetering
over het verstreken tijdvak. Zoolang nog
geen schade is voorgevallen, heeft de ver
zekerde steeds het recht zijn foutieve op
gave als het ware te zuiveren. De verze
keraar is verplicht zich hieromtrent binnen
14 dagen te verklaren anders verliest hij
zijn recht om zich op de onjuiste opgave te
beroepen. Worden de partijen het in dat tijd
vak niet eens, dan is de verzekering geëin
digd.
De tweede adviseur wil, dat als grondslag
van de regeling in de wet een mededee-
lingsplicht voor den verzekerde wordt vast
gelegd. Onjuiste opgaven te goeder trouw
zullen alleen gevolg hebben indien zij be
treffen omstandigheden, die, waren zij be
kend, de premie zeer belangrijk hooger had
den doen zijn, resp. den verzekeraar zou
den hebben weerhouden de verzekering te
accepteeren. In dit geval heeft de assura
deur het recht de verzekering met inachtne
ming van een termijn van 14 dagen op te
zeggen, zoolang er nog geen schade is voor
gevallen, resp. de vergoeding te verminde
ren in evenredigheid van de betaalde premie
tot die welke betaald had moeten worden in
dien zich reeds een schadegeval heeft voor
gedaan. Bekendheids- of onaantastbaar
heidsclausules zullen nietig zijn. Wat de tus-
schentijdsche risico wijziging betreft con
strueert de eerste adviseur een verplichting
van den verzekerde om te waken tegen risi
coverzwaring. Schiet deze hierin te kort,
dan staat den verzekeraar een beroep op
art. 1302 B.W. open. Zijn oplossing is, dat
afgezien van speciaal overeen te komen
„warranties" uitsluitend die risicoverzwa
ring rechtgevolgen dient te hebben, welke
door toedoen van den verzekerde intreedt.
Indien door diens toedoen het risico „in
hooge mate of zonder redelijk doel" wordt
verzwaard, zijn de rechtsgevolgen gelijk
aan die van de verzwijging. Geeft de ver
zekerde den assuradeur kennis van de voor
genomen risicoverzwaring, dan is deze ver
plicht zich binnen 14 dagen hieromtrent te
uiten.
De tweede adviseur wil een mededeelings-
plicht voor al die veranderingen welke in
ae polis worden aangegeven en maakt bij
de verdere uitwerking onderscheid tusschen
risicoverandering te goeder trouw en die te
kwader trouw ondernomen. Bij kwade trouw
is de verzekeraar bevrijd en bij goede trouw
heeft de verzekeraar „zoowel voor als na
de schadè" het recht om een premieverhoo-
ging te vragen, althans indien de verzwa
ring door toedoen van den verzekerde zelf
^ontstaan is. Gaat de verzekerde met de
voorgestelde premie niet accóord, dan mag
hij zijnerzijds opzeggen. Tenslotte beoordee
len beiden nog de bepalingen, welke in ver
band staan met de premiebetaling en de
premierestitutie. Zij betoogen beiden, dat
aan den automatischen overgang van de
verzekering bij eigendomsoverdracht (art.
263) voor het publiek weinig voordeelen
verbonden zijn,'terwijl de verzekeraar door
dit artikel dikwijls ernstig benadeeld wordt.
Volgens den H.R. immers is de oorspronke
lijke verzekerde na de eigendomsoverdracht
geen premieën meer verschuldigd en de eer
ste adviseur wijst er op, dat in de practijk
door de verzekerden hiervan herhaaldelijk
een spelletje wordt gemaakt. Men zou in
deze leemte kunnen voorzien door een be
paling als die van ons huidige art. 263 nader
er. beter uit te werken.
De tweede adviseur stelt voorts voor de
werking van art. 28 en 282 te beperken tot.
de loopende premietermijnen en bovendien
uitdrukkelijk te bepalen, dat de verzeker
den voor den nieuwen (jaar)termijn geen
premie meer verschuldigd zullen zijn, indien
de assuradeur bij den aanvang daarvan
weet, dat hij niet meer tot schadeloosstel
ling gehouden is.
Het woord was allereerst aan mr. Geupen
(Den Haag), die hulde bracht aan de prae-
adviseurs, aan wier beschouwingen hij een
en ander toevoegde. Inleiders hielden z.i. te
weinig rekening met het provinciale bedrijf.
Spr. kwam het voor, dat de Raad van Toe-
zich, zooals die bij het levensverzekerings
bedrijf bestaat,, uitstekend werk kan ver
richten. De wet is er in de eerste plaats voor
den kleinen man. De wet moet zich uit
spreken over den invloed, de kennis en den
goeden trouw van den agent.
Uit voorvallen uit de practijk toonde spr.
aan. dat de verzekerde vaak andere be
doelingen heeft gehad dan de polis vermeldt.
Noodig is het, dat het verzekeringsrecht
op de helling moet.
Mr. J. Offerhaus (Rotterdam), sprak zijn
vreugde uit over de voortreffelijke prae-
adviezen. Spr. verheugde zich er over, dat
de prae-adviseurs geen vermeerdering van
dwingend recht noodig oordeelen en dat het
in het algemeen gezien volgens de prae-
adviseurs mogelijk is gebleken dat het alge
meen schadeverzekeringsrecht afzonderlijk
herzien kan worden, zonder dat het nood
zakelijk is dat bepaalde brandverzekeringen
en zeeverzekeringen in de herziening worden
betrokken. In de wet moet een nieuw model
contract voor de schadeverzekering komen,
omdat men thans in de polissen door de
boomen het bosch niet meer ziet.
Spr. oordeelde, dat de bekendheidsclausule
niet moeten worden afgeschaft. Wil een
assuradeur die niet teekenen, dan moet hij
het weten. Spr. voelde in dit opzicht meer
voor de zienswijze van mr. Dorhout Mees
Premiën worden tegenwoordig niet meer
willekeurig vastgesteld. Het verzekerings
wezen is reeds zoo ontwikkeld, dat wiskun
dig is te berekenen, dat de premie wordt
verdiend. Spr. oordeelde, dat de assuradeur
een recht van opzegging moet hebben. Het
Fransche stelsel voor schaderegeling past
z.i. niet in het stelsel van mr. Nolst Trenité.
Voorts behandelde spr. nog de risico
verzwaring.
Voorts oordeelde spr., dat de prae-
adviseurs te weinig aandacht hadden ge
schonken aan den goeden trouw. Spr. oor
deelde, dat als de schade is gevallen en de
assuradeur kan aantoonen, dat er verzwa
rende omstandigheden in het spel waren,
zoodat hij dit risico niet had verzekerd, er
geen uitbetaling plaats behoort te hebben.
Spr. zou willen, dat men zich bij het
komend recht realiseert van welk beginsel
men uitgaat en niet willekeurig de uit
spraak van het bezit volgt.
Mr. K. Jansma (Amsterdam), oordeelde,
dat bij het verkiezingsrecht dwingend recht
noodzakelijk wordt geoordeeld door de prae-
adviseurs.
De prae-adviseurs concludeeren tot wijzi
ging van het assurantierecht.
Met mr. Nolst Trenité oordeelde spr. dat
in ons land partijen zich vrijwel in even
wicht houden.
Spr. oordeelde, dat de praeadviseurs on
voldoende hebben aangetoond, dat dwingend
recht in deze door het algemeen belang
wordt gevorderd. Men kan niet zeggen dat
de verzekerden met handen en voeten aan
de verzekeraars zijn gebonden.
De prae-adviseurs gaan eenigszins den kant
uit de assuradeurs te beschermen, doch spr.
gelooft niet door 't assurantie-wezen onder
de bescherming van den wetgever behoeft
te worden gebracht. Bij de bestaande vrij
heid valt er nog voldoende zaken te doen.
Spr. herinnerde aan een door hem ge
schreven verhandeling, waarin hij heeft
aangetoond, dat de assuratie-wetgever in
alle landen, geen dwingende bepalingen
heeft opgenomen uit vrees voor spel en
weddenschap.
De'eenige reden is het besef, dat verze
kering onder bepaalde omstandigheden een
gevaar kan zijn. De wetgever heeft willen
tegen gaan, dat een verzekerde voordeel
trekt door het verlies van goederen, met
het oog op den brandstichter. Er zijn echter
tal van verzekeringen waarbij vaststaat,
dat de verzekerde geen invloed op de scha
de kan hebben (verzekering van hagelslag,
regen, enz.)
Volgens den oud-commandant van de
brandweer te Den Haag zijn 80 van de
branden ten plattelande aangestoken en
soreker oordeelt, dat daarom ook het ver
zekeringsrecht beter moet worden ingericht.
Spr.'s bezwaar tegen de vraagpunten
is, dat niet is aangegeven of men dwingend
recht of aanvullend recht beoogt.
Alles moet men verbieden waarbij het
mogelijk is,* dat een verzekerde voordeel
van brand kan trekken. Men mag dus niet
loslaten de verkoopwaarde van het verze
kerde op het moment van den brand.
STOOMVAARTLIJNEN.
HollandAmerika Lijn.
Boschdijk 23 Juni 7 u. n.m. van Londen.
Loch Monar 21 Juni 10 uur n.m. van Los
Angeles haven.
Veendam e Plymouth verwacht op 26 Jui
11 uur n.m. G. T.
Nieuw Amsterdam 24 Juni v.m. van Sout-
hampton.
Kon. Holl. Lloyd.
Zaanland thuisr. 24 Juni te Amsterdam.
Cers thuisr. 23 Juni van Pernambuco.
Kon. Ned. Stoomb. Mij.
Agamemnon 23 Juni van Algiers n. Patras.
Costa Rica 22 Juni te Barbados.
Hermes 23 Juni v. Famagusta n. Mersina.
Irene 23 Juni te Palermo.
Iris 23 Juni v. Bordeaux n. La Pallice.
Juno 23 Juni te Istanbul.
Merope 23 Juni v. A'dam n. Gdynia.
Odysseus 24 Juni v. A'dam n. Kopenhagen.
Orpheus 23 Juni te Aarhus.
Simon BoBlivar 23 Juni v. A'dam n. Dover.
Theseus 23 Juni v. A'dam n. R'dam; 24 Juni
te Rotterdam.
Titus 23 Juni v. A'dam n. R'dam; 24 Juni
te Rotterdam.
Trajanus 23 Juni v. A'dam n. R'dam; 24
Juni te Rotterdam.
Kon. Paketv. Mij.
Bandjermasin 23 Juni 12 uur v. m. 9 Gr.
34 min. n.b., 65 gr. 29 n.b. o. 1. straat
Malakka 23 Juni te Singapore.
Stoomv. Mij. Nederland.
Saleier thuisr. van Londen 23 Juni.
Johan van Oldebarnevelt uitr. van Genua
23 Juni.
Talisse J. N. L. te Boston 22 Juni.
Bengalen S. J. P. L. van Manilla 23 Juni.
Tjikandi uitr. van Antwerpen 22 .Jnnj
»n
AGENDA GEMEENTERAAD
De burgemeester van Alkmaar roem
leden van den gemeenteraad op ter biiw
eener vergadering op Woensdag 28 JunMa^
nam. één uur, teneinde te beraadslagen
te besluiten omtrent de hieronder vermeld
punten:
1. Beëediging van den heer J. Lair—
als lid van den raad.
2. Vaststelling van de notulen der vori
vergadering. Mededeelingen. Inge kom**
stukken.
3. Benoeming van een lid in een drietal
Raadscommissiën. Wijziging van de same
stelling der 4e afdeeling van den raL"
(bijlage nr. 55).
4. Voorstel om B. en W. te machtigen van
1 Sept. 1939 af het onderwijs in lichamelijke
oefening aan de meisjes-leerlingen van d
Handelsschool afzonderlijk te doen geven e*
tot het benoemen in vasten dienst tol
leerares in lichamelijke oefening aan die
school mevr J. van Sluis, geb. Leguit (bij.
lage nr. 64).
5. Idem inzake uitgifte van grond in erf
pacht ten behoeve van den bouw der kazerne
voor het 2e Reg. Luchtdoel Artillerie (bijlaep
nr. 80).
6. Idem tot ingebruikgeving van grond
bij den Hoeverweg als oefenterrein voor het
onder 5 genoemde Regiment (bijlage nr. 81)
7. Idem inzake de distributie van het
stucadoors- en witwerken der gemeente
onder alle stucadoorspatroons (bijL nr. 57)
8. Idem tot het ophoogen van een terrein
ten Zuiden van het Dr. Schaepmanplein en
ten Oosten van de Molentocht en tot het
aanleggen van straten op dit terrein (bijlage
nr. 58).
9. Idem tot verkoop van grond aan en bij
het Dr. Schaepmanplein (bijlagen nrs. 59 en
76).
10. Idem tot verkoop van grond aan de
Rozenstraat (bijlage nr. 61).
11. Idem om afwijzend te beschikken op
een adres van een aantal sigarenwinkeliers
alhier om terug te komen op het raads
besluit van 13 September 1934 inzake de
Zondagssluiting (bijlage nr. 62).
12. Idem tot het verbouwen van de
Willemsbrug en de Turfmarktbrug en het
verbreeden van den Limmerhoek en tot het
aangaan van een leenings-overeenkomst met
den Staat der Nederlanden (bijlage nr. 67).
13. Idem tot het maken van een be
schoeiing langs den Helderscheweg van het
Veilinggebouw tot nabij de Texelschebrug
en het uitvoeren van eenige daarmede ver
band houdende werkzaamheden (bijlage
nr. 68).
14. Voorstel tot aanschaffen van een
motorrijwiel met zijspan ten behoeve van
de Politie (bijlage nr. 70).
15. Idem tot het geven van namen aan
straten in het uitbreidingsplan „Noord" (bij
lage nr. 73).
16. Idem inzake de verplichte sluiting
van kappers- en barbierszaken (bijlage
nr. 75).
17. Idem tot het verleenen van een bij
drage aan de woningbouwvereniging „De
Middenstand" ter voorziening in het on
gedekte tekort op de exploitatie (bijlage
nr. 77).
18. Idem tot vervroegde aflossing van
de voor het zwembad aan de Sportlaan aan
gegane geldleening (bijlage nr. 66).
19. Idem tot wijziging van de gemeente-
begrooting en van de begrooting van het
Electriciteitsbedrijf, dienstjaar 1938 (bijlage
nr. 71).
20. Idem tot goedkeuring van de supple
toir begrooting voor het dienstjaar 1938
van de gemeentelijke instelling voor maat
schappelijk hulpbetoon (bijlage nr. 72).
21. Idem inzake de aanstelling van een
Verificateur der gemeente-financiën (bijlage
nr. 78).
22. Idem tot het verleenen van de mede
werking der gemeente voor de verandering
van inrichting van het gymnastieklokaal der
Julianascholen en de Mariaschool (bijlage
nr. 56).
23. Idem tot het aangaan van een gemeen
schappelijke regeling met de gemeente
Assendelft inzake de toelating van leerlin
gen uit die gemeente tot de openbare lagere
scholen alhier (bijlage nr. 60).
24. Idem inzake de oprichting en in
standhouding van een afdeeling koper-,
lood- en zinkbewerkers-fitters te verbinden
aan de Ambachtsschool (bijlage nr. 63).
25. Idem tot goedkeuring van de reke
ningen en verantwoordingen over 1938 van
de scholen voor voorbereidend onderwijs
(bijlage nr. 65).
26. Idem tot voorrloopige vaststelling
van de bedragen ex. art. 55 ter le lid der
L. O.-wet 1920 over 1938 (bijlage nr. 69).
27. Idem tot verkoop en koop van grond
bij Huize „Voorhout" met vestiging van
servituten (bijlage nr. 79).
28. Idem tot organisatie van het open
baar gewoon lager onderwijs (bijlage nr. 74).
Vind je ook niet, dat het hoogtijd
wordt, dat ik eens een nieuwe
japon krijg?