DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Alkmaar gamizoenstad. Londen wil de onderhandelingen tot de plaatselijke gebeurtenissen beperken. Churchill en Eden waarschuwen ernstig. No. 151 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK. Donderdag 29 Juni 1939 141e Jaargang Britsch tankschip in nood. De Tienisin-atlaire. Tokio zal daarentegen ook de andere moeilijkheden bespreken. Verklaring van Chamberlain in het Lagerhuis. Londen wil onderhandelen over een vlootverdrag met Berlijn. Garantie tegen eenzijdige opzegging gewenscht. De grens van het geduld. Steun aan het Russische standpunt. Hevige gevechten aan de Chineesche kust. De Duitsche grensversterkingen. „Spoedwerk voor den staat." ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, bebaJve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.—, franco door het geheele Rijk 2.50. I osse nummers 5 cents. PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN: Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. Het is heden een blijde dag. Voor stad en lande, omdat Prins Bernhard verjaart en voor de stad in het bijzonder omdat zij als een soort verjaringscadeau een meer dan vorstelijk geschenk krijgt. Alkmaar zal vanaf heden garnizoensstad worden. Wij hebben de militairen lang gemist. Er zijn er in de oorlogsjaren velen in stad en streek geweest en wij behouden nog pret tige herinneringen aan de Cadettenschool, die langen tijd in onzen Hout was gevestigd. Maar het Rijk, dat ons in verloop van jaren al zoo veel heeft ontnomen, heeft ook de Cadettenschool opgeheven en daarna hebben wij elk contact met de militaire we reld verloren, al gaf dan de nabije vestiging van een vliegveld wel hoop, dat ook in Alkmaar het militaire element niet lang ge mist zou worden. Toen kwam de mogelijkheid in bespre king, dat hier het 2e regiment Luchtdoel artillerie zou worden gevestigd en men weet hoe enthousiast de geheele Alkmaarsche Raad voor deze plannen geweest is. Er waren wel eens pessimisten, die be weerden, dat onze middenstand weinig van de legering van een regiment zou profitee- ren, maar de geheele Raad zag het anders en men weet, dat Alkmaar spontaan bereid was een groot financieel offer te brengen voor de zekerheid garnizoensstad te zullen worden. Die zekerheid is er nu en al kunnen wij doordat Defensie niet spoedig een beslis sing over de terreinen voor kazernebouw kon nemen den militairen voorloopig nog maar een primitieve huisvesting bieden, we weten in allen gevalle, dat zij vanaf heden onze stadgenooten zullen zijn en zullen blij ven. Er is in den Raad met bezorgdheid vaak verkondigd, dat Alkmaar zoo vele behoefti- gen trekt, die hier van de stadsruif komen mee-eten zonder daarvoor te betalen. Laten wij dan nu verheugd zijn, dat wij thans een geheel andere categorie van Alk- maarders mogen begroeten, een groep, die met vlaggen, met gejuich, met muziek en toespraken wordt ingehaald als bewijs hoe welkom wij hen heeten. Maar Alkmaar heeft bij de vestiging van het garnizoen niet alleen financieele be langen. Want het militaire element vervroolijkt. wij zouden haast zeggen „verjongt" het stadsbeeld. Een stad wordt in alle opzichten aantrekkelijker wanneer daarin het militaire leven tot uiting komt en wij verwachten, dat Alkmaar in de toekomst een stad vol leven en vertier zal worden. In alle maatschappelijke kringen zullen thans de militairen uit alle rangen worden opgenomen en wij willen hen gaarne een hartelijk woord van welkom toeroepen. De feestelijke ontvangst der eerste groote groep getuigt van onze oprechte vreugde. Mogen de militairen hier hun taak en laten wij hopen, dat het steeds een vredes taak zal blijven met opgewektheid ver vullen. Moge Alkmaar als stad hun op elk gebied geven wat zij daarvan verwacht hebben. Wij heeten officieren, onderofficieren en inanschappen van het 2e regiment Luchtdoel artillerie, voor zoover hier thans reeds aan wezig, van ganscher harte welkom en spre ken de hoop en de verwachting uit, dat wjj met onze militaire stadgenooten tot in lengte van jaren in de beste verstandhouding mo gen samenleven. In een S. O. S. bericht, dat hier is opgevangen, wordt medegedeeld, dat gisteren een tankschip van de Britsche marine nabij Andaman in brand is ge raakt. Men vreest, dat het schip ver loren is. Vier schepen zijn op weg om hulp te bieden. In het Britsche Lagerhuis heeft minis ter-president Chamberlain medegedeeld, dat als gevolg van de besprekingen tus- schen de Britsche en Japansche regee ring, overeen is gekomen, dat de onder handelingen over Tientsin te Tokio zul len worden gehouden. Hij voegde hier aan toe te hopen, d-t de Britsche auto riteit in de concessie bewaard zal blij ven. In verband met de besprekingen vertrouwt de regeering dat een einde zal zijn gekomen aan het ontkleeden, fouilleeren en andere incidenten en in de gegeven omstandigheden achtte de regeering het niet nuttig de zaak voor te leggen aan den Volkenbond. Nog steeds is de aanvoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen gering en de plaatselijke Britsche autoriteiten doen hun best hierin verbetering te brengen. Bij het passeeren van de Japansche wachtposten werden in totaal vijftien Engelschen ge dwongen zich te ontkleeden, onder wie een vrouw doch de laatste twee dagen is hier van niet meer vernomen. De vertegenwoor digers van de Britsche en Japansche plaat selijke autoriteiten zijn uitgenoodigd naar Tokio te komen om deel te nemen aan de onderhandelingen. Men verwacht, dat de be sprekingen zich zullen beperken tot de plaat selijke gebeurtenissen en dat indien de neutraliteit van de concessie gehandhaafd zal worden, de Britsche autoriteit niet zal worden aangetast. Ten aanzien van het Japansche ver zoek, dat alle buitenlandsche schepen uit Wentsjou en Foetsjou zouden ver trekken, heeft Chamberlain gezegd, dat de Britsche consul-generaal te Sjanghai hierop heeft geantwoord, dat de Japan sche autoriteiten niet gemachtigd zijn zich te bemoeien met de bewegingen van Britsche schepen. Te Swatau blijft de toestand nog duister en de onderhan delingen tusschen de plaatselijke Brit sche en Japansche autoriteiten worden voortgezet. Verklaring van Halifax in het Hoogerhuis. In het Hoogerhuis heeft Viscount Elibank toespelingen gemaakt op de eischen, die de Japanners het voornemen zouden hebben te stellen aan Groot-Britannië als voorwaarde tot regeling van de aangelegenheid van Tientsin. In de eerste plaats „Britsche sa menwerking" tot onderdrukking van de anti-Japansche elementen, hetgeen gelijk zou komen te staan met bij de discussie alles doen wat .de Japanners zullen vragen en vervolgens ondersteuning van de Japan sche valuta in China. Elibank ried de regee ring aan categorisch te blijven weigeren op dit punt. Ten slotte uitlevering aan de Ja panners van de 50 millioen dollars zilver, die gedeponeerd zijn bij de Chineesche ban ken te Tientsin. Ook dezen eisch achtte Elibank onontvankelijk. Over het geheel was spr. van meening, dat de regeering op al deze punten een krachtige houding moet toonen, wanneer zij haar prestige niet wil verliezen in het Verre Oosten. In antwoord op de interpellatie zeide Lord Halifax, dat de besprekingen met de Japan sche regeering betrekking zouden hebben op plaatselijke kwesties. Ik denk, dat dit ge deeltelijk een antwoord geeft op eenige van uw opmerkingen, aldus Halifax. Ik ben mij volkomen bewust van de kracht der gevoe lens, die deze incidenten natuurlijkerwijze en terecht hebben gewekt onder onze land- genooten en in het bijzonder onder de En gelschen in China. Ik kan u voor het overige verzekeren, dat ik goede nota neem van uwe opmerkingen en ik ben er zeker van, dat gij ev.-nals ik vertrouwen zult schenken aan den vertegenwoordiger der regeering te Tokio, die al deze overwegin gen voor den geest zal houden. Het Foreign Office heeft gisteravond den tekst gepubliceerd van een memo randum in zake de opzegging door Duitschland van het Britsch-Duitsche vlootverdrag, dat de Britsche ambas sade te Berlijn aan Von Ribbentrop heeft overhandigd. Hierin wordt o.m. gezegd, dat men niet kan zeggen, dat, in welk deel van Europa Duitschland ook in een oorlog zou worden betrokken, Engeland altijd een voor Duitschland vijandige houding zou moeten aannemen. Engeland zou slechts dan een vijandige houding kunnen aannemen, als Duitschland een daad van agressie tegen over een ander land zou begaan. Verklaard wordt verder, dat de in het memorandum der Duitsche regeering ge geven beschrijving van de Britsche politiek als een politiek van omsingeling volkomen ongemotiveerd is. Engeland heeft niet den wensch de ontwikkeling van den Duit- schen handel te belemmeren. Het memo randum wijst er op, dat reeds een aanzien lijk bedrag aan vrije valuta ter beschikking van Duitschland is gesteld voor de aan schaffing van grondstoffen. De Britsche regeering zou gaarne een bespreking zien over een verdere ver betering van Duitschlands economische positie, zoo slechts wederzij dseh vertrou wen en goede wil geschapen kunnen worden. De vaste wensch der Britsche regeering is, wel verre van aan te stu ren op een oorlog met Duitschland, het scheppen van Britsch-Duitsche betrek kingen op den grondslag van wederkee- rige erkenning van de behoeften van de beide landen, natuurlijk met behoor lijke inachtneming van de rechten van andere landen. Het voornaamste doel van het vlootver drag was het invoeren van een onnoodigen bewapeningswedloop. Vandaar dat de ac- coorden geen bepaling inzake eenzijdige op zegging bevatten, doch duidelijk alleen maar rekening hielden met beëindiging of wijziging door gemeenschappelijk overleg. Het accoord van 1935 was, naar uitdrukke lijk was verklaard, van permanenten aard. De eenige bepaling, afgezien van de bijzon dere bepalingen ten aanzien der duikboo- ten welke de mogelijkheid eener wijziging insloot, had betrekking op het geval van een krachtige verstoring van het algemeen evenwicht in de bewapening ter zee en zelfs dan diende een wijziging alleen nog maar te geschieden in overleg met de Britsche regeering. De Duitsche regeering voert niet aan, dat zulk een toestand in feite bestaat. Nog min der heeft zij de Britsche regeering uitge noodigd, den toestand te bestudeeren, alvo rens haar stappen tot opzegging te onder nemen. In het memorandum wordt verder ver klaard, dat de vroegere voorafgaande aan kondiging van de vlootsterkte, die de Brit sche regeering aan Duitschland heeft ver strekt, uitsluitend gegeven werd 't doel, de bepalingen van het accoord van 1935 na te komen. Geen verdere voorafgaande aankon digingen zullen noodig zyn, aangezien zij slechts beoogden, Duitschland in staat te stellen, ten volle gebruik te maken van de quota van 1935, doch als Duitschland niet langer gebonden is aan de in het accoord vastgelegde limiet van 35 pCt., kan de Brit sche regeering zich niet langer gebonden achten aan haar vroegere aankondigingen, welke derhalve als vervallen moeten wor den beschouwd. Zoo Duitschland bereid mocht zyn, over een en ander accoord te onderhandelen, zal de Britsche regeering gaarne aanwijzingen ontvangen omtrent omvang en doel, welke de Duitsche regeering voor zulk een accoord geschikt zou achten. De Britsche regeering zou in het bijzonder willen weten: 1. Wanneer naar de meening van Duitschland de besprekingen zouden moeten plaatsvinden, en 2. Hoe de Duitsche regeering zich voorstelt te garandeeren, dat iedere handeling in den vorm van een opzeg ging of wijziging van het nieuwe ac coord gedurende den geldigheidsduur de goedkeuring van beide partijen wegdraagt. In de City Carlton Club te Londen heeft Churchill gistermiddag een rede gehouden, waarin hij ojt. zeide, dat Juli, Augustus en September moeten worden beschouwd als de maanden, waarin de spanning in Europa zeer ern stig zal worden. „Ik acht de toestand, waarin wij ons bevinden, zeer ernstig, zeide hij. Deze toestand lijkt veel op die van het afge- 1 oopen jaar. doch er is een groot ver schil, er zijn dit jaar geen wegen open om terug te trekken. Jegens Tsjecho- slowakije hadden we geen verplichtin gen, bij verdrag vastgelegd, doch thans hebben we Polen een absolute garantie gegeven, dat indien dat land het voor werp is van een niet uitgelokten aanval van het nationaal-socialistische Duitsch land, wij tezamen met onze Fransche bondgenooten genoodzaakt zijn den oor log te verklaren. Dit is het feit, dat voor ons staat. Wat zal dan met Duirichland geschieden? De nationaal-socialisten maken oogenschijn- lyk alle voorbereidingen om Polen te dwin gen aan hun verlangens toe te geven en in dien Polen niet toe zal geven, wordt dag en nacht ieder uur gewerkt aan de voorberei ding Polen aan te vallen met een groote macht uit het Westen en het Zuiden. Doelende op de woorden van den Fran- schen minister-president zeide Churchill: „Ik ben het geheel eens met den Fran- schen minister-president, dat wij ver- keeren in een periode van gevaar, wel ke meer acuut is en meer geladen met ernstige feiten, dan wij ooit gekend hebben in onzen bewogen levenstijd. In dien men alleen de Duitsche voorberei dingen zou zien en de ontzaglijke op- eenhooping van menschen, wapens en munitie alsmede de toon van de door de regeering gecontroleerde pers, en de redevoeringen van de partijleiders, dan is slechts één conclusie mogelijk en wel, dat het ergste wat kan gebeuren, inder daad zal geschieden en wel spoedig". Churchill zeide verder dat alle voorberei dende maatregelen genomen kunnen wor den, en dat toch het laatste signaal niet be hoeft te worden gegeven. Of het gegeven zal worden, hangt af van de stemming, het tem perament en het besluit van een enkelen man, die zichzelf heeft opgewerkt uit een nederig bestaan tot een hoogte, vanwaar hij misschien ik zeg misschien over het grootste deel van de mer.scheid een onme telijke catastrophe kan uitstorten. „Indien mijn woorden hyn bereikten, zoo als wel het geval zal zijn, zou ik zeggen tot Hitier: „Wacht en overweegt voor ge een duik neemt in het verschrikkelijke onbeken de, n.1. of uw levenswerk om Duitschland op te heffen uit de vernedering en verslagen heid tot een punt waar de geheele wereld met spanning wacht op Duitschlands daden, niet onherstelbaar vernietigd zal zijn". Ik zou wenschen, dat ik Hitier kon overtuigen van het feit, dat het Brit sche Rijk de grens van zijn geduld heeft bereikt. Steeds weer hebben wij ons teruggetrokken na het breken van plechtige beloften en verdragen. Hitier zou een ernstige fout maken, indien hij zou meenen, dat al dit terugtrekken alleen het gevolg zouden zijn van laf heid en ontaarding. We weten, dat ons lijden hard zal zyn, doch wij zijn be sloten niet schuldig te zijn aan een schok, welker gevolgen niemand kan voorzien. Indien de nationaal-socialisten een nieuwe iaad van geweld zullen plegen, welke zal leiden tot een oorlog, dan zullen we in dit geval niet een schuilplaats zoeken. Churchill -'oegde hieraan toe. dat men in zekere kringen bij de berekeningen de Brit sche macht in de lu nt niet moet onder schatten. Betreffende het incident van Tientsin zeide Churchill, dat het Japansche optreden zeer wel een val kan zyn. om Engeland weg te lokken van de zeeën, waar de beslissende slag in geval van een conflict zou worden geleverd. Engeland mag zijn vloot niet naar het Verre Oosten zenden, alvorens het zeker is van zijn positie in de Middellandsche Zee en vermoedelijk zou het dan niet noodig zijn dat de Britsche vloot werd gezonden Sprekende "ver de onderhandelingen te Moskou zeide spreker: „Het schijnt mij, dat het verlangen van de Russen, dat wy allen tezamen ons zullen verzet ten in een aanval op de Oostzeestaten, juist en gerechtvaardigd is en ik ver trouw, dat we volledig hieraan tegemoet zullen komen. Ik kan niet begrijpen, zoo voegde Churchill hieraan toe, waarom we al deze weken getreuzeld hebben". Eden aan het woord. In een te Whitchurch gehouden rede heeft oud-minister Eden verklaard dat de grootste bijdrage welke het Britsche volk tot den vrede kan leveren is „een onwankelbare houding aan te nemen ten aanzien van de verplichtingen, die wij op ons hebben ge nomen, en alles te doen wat in ons vermogen is om anderen te doen begrijpen, dat het ons meenens is". Het grootste gevaar voor den vrede ligt, aldus zeide Eden, in het feit, dat sommige regeeringen zelfs thans nog niet inzien, dat het ons ernst is. Iedere stap, hetzij op politiek, hetzij op militair gebied, dien de natie kan ondernemen om te too nen, dat het haar ernst is, ieder waarschu wingssignaal, dat wij kunnen geven, betee- kent een bijdrage tot den vrede. Het ver- waarloozen van een dezer dingen beteekent het loopen van een gevaarlijk en niet te ver ontschuldigen oorlogsrisico. Toen gisteren het Britsche schip Sies- tan voor Swatau aankwam, werden, naar Reuter meldt, passagiers en mail door den Britschen torpedojager Tha- net aan boord genomen, die ze de haven binnenbracht. De Britsche schepen Haiching en Sinkiang, die 3 Foetsjou liggen, hebben geen gevolg gegeven aan de Japansche waarschu wing om de haven te verlaten, ook liggen hier nog twee Britsche oorlogs schepen. De Noorsche en Italiaansche schepen te Wentsjou hebben gevolg gegeven aan het Japansche verzoek. De Chineesche autoriteiten van Foetsjou hebben den staat van beleg afgekondigd en zij maken zich gereed een Japanschen aan val het hoofd te bieden; met ingang van vandaag mogen geen schepen de haven meer in of uit. De gouverneur van de pro vincie Foekien, generaal Tsjen-ji, incpec- teert op het oogenblik de verdedigingswer ken aan de kust. Gisteren hebben de Chineesche kustbatteryen een hevig gevecht ge leverd met acht Japansche oorlogs schepen in de monding van de Min- rivier. De Japansche luchtmacht heeft de plaatsen langs dc kust gebombar deerd en eenige honderden Japanners zyn aan land gezet bij Sharp Peak ten noord-oosten van Foetsjou, alsmede op een ander punt. Tusschen Japansche landingstroepen en Chineesche verdedigers op het eiland Joewang bij den ingang van de haven van Wentsjou wordt op het oogenblik heftig gestreden. Naar gemeld wordt komen ten Zuiden van Tsjaotsjou voortdurend Chineesche versterkingen aan. Zij nemen stellingen in in de heuvels ten westen van het gebied rond Tsjaotsjou en Swatau met de bedoe ling, den Japanners te beletten, verder landwaarts op te rukken. Een groot aantal werkkrachten uit ver schillende bedrijven is te werk gesteld aan de versterkingswerken aan de Oost- en Westgrens van Duitschland. Deze week heeft een groote hoeveelheid hotelpersoneel op dracht gekregen zich onmiddellijk gereed te houden voor „spoedwerk voor den staat". Na medische keuring zijn velen hiervan naar de Poolsche grens gezonden voor het aanleggen van versterkingen. Hierdoor is een gebrek aan werkkrachten in het hotel- en restaurantbedrijf ontstaan, terwijl ook de kappers en het personeel van-de druk kerijen niet zijn gespaard. Teneinde te voorzien in de noodige werk krachten hebben de nationaal-socialistische autoriteiten ook Joden te werk moeten stellen. Zie vervolg Buitenland pag. 4, Ze blad.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 1