Een zoon van z'n Vader
-^S INDISCH HOEKJE.
Rechtszaken
Financieel Overzicht.
SeuttCetw
riinata, Nederland. - Australië en hoeden van Roti
ONZE STADSRUBRIEK
ALKMAARSCHE COURANT
Naar het Engelsch van
Ridgwell CULLUM.
ALKMAARSCHL COURANT VAN ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1939.
Het gesprek liep indertijd over de ,,Lu-
tin? en of de „Karimata'Vdie geweldige
"baggermachine, nu eindelyk het op den
Wem der zee rustende goud te voorschijn
z0u brengen. De meeningen waren verdeeld,
ïv waren optimisten en twijfelaars. „Maar
weet jullie nu wel", merkte een der aan
wezigen op, „hoe die machine aan haar
„aam komt, waaraan ze dien ontleent?"
Neen dat wist men niet. „Nu dan zal ik het
eens 'vertellen" zei de vrager, een oud-
K.P.M.-man.
Tusschen Borneo en Billiton ligt een
poep eilanden, de „Karimata-archipel" ge
naamd en daar is ook een breede zeestraat
van dien naam". Dat wist men dus weer.
Van de schatgraverij kwam men op de
vliegerij, op de nieuwe verbinding: Neder
land Sumatra, Java, Timor, Australië. De
K. P. M.-man kende Timor, het verre, on
bekende eiland in de Molukken. Hij ver
telde hoe hij daar eens een autotocht had
gemaakt lang een weg, die toen nog niet
heelemaal gereed was. Het ging langzaam,
met een vaartje van pl.m. 30 kilometer.
Overal waren de Timoreezen nog bezig
met de verharding, het aanleggen van geulen
voor den afvoer van regenwater, van brug
gen, enz. Het maken van wegen in de Bui
tengewesten, met ongeschoolde werklieden,
primitieve hulpmiddelen, weinig technische
hulp eischt veel van het doorzettingsver
mogen van den aanlegger, vaak een ambte
naar van Binnenlandsch bestuur, een niet-
technicus dus. De auto stopte voor de droge
bedding van een rivier. Tientallen menschen
waren er bezig steenen te verplaatsen, gaten
te maken voor de pijlers der aan te leggen
brug. Daar werd een kiek genomen van eeni-
ge werklieden, flinke, stevige jonge kerels
(zie foto). Met moeite en geduwd door al
die menschen, lukte het de auto met keien
en steenen bedekte bodem te doen passee-
ren. Die bedding, nu droog, was in den regen
tijd een honderden meters breede, woest
stroomende rivier.
Met een heel matig vaartje ging het toen
verder. „Eensklaps voelden wij een stoot",
vervolgde de K.P.M.-man. Wij dachten een
wild varken te hebben overreden, maar het
bleek, dat wij een der wegwerkers hadden
geraakt. Gelukkig was de stoot door onze
geringe vaart niet ernstig aangekomen en
kon de man, die eerst versuft was, weer op
staan. De Mandoer (ploegbaas) vertelde,
dat hy hard had gewaarschuwd, opzij te
gaan, toen hij de auto zag aankomen, maar
dat was niet vlug genoeg gegaan: de man
had nog geen begrip van snelheid!
Eenige kilometers verderop waren Roti-
neezen (bewoners van het eiland Roti) be
zig palmen af te toppen. Die menschen
leven een groot deel van het jaar uitslui
tend van het tot suiker ingedikt sap van die
palmen. Op hun eigen eiland zijn er niet
genoeg en daarom steken ze jaarlijks naar
Timor over, waar ze veel voorkomen. Op
hun eiland heerscht veel malaria. Een
merkwaardigheid van dezen Rotinees is zijn
hoofddeksel. Het lijkt net een fleurige vrou-
wenhoed. Ook van dien hoofdtooi die
allerlei fantastische modellen vertoont
een foto.
H. F. TILLEMA.
HET PLAKKEN VAN DE UIERS
VAN KOEIEN.
Veehandelaar veroordeeld.
Voor den waarnemend politierechter mr.
Knuttel te Amsterdam stond gistermiddag
een veehandelaar uit Purmerend terecht,
die ervan beschuldigd werd op 27 Febr. j.1.
op de veemarkt te Amsterdam koeien te
koop hebben aangeboden, waarvan de
uiers met colodium waren dichtgeplakt.
Een inspecteur van den bond van dieren
bescherming, de heer van den Akkere had
dit feit geconstateerd en voor rechtsvervol
ging zorggedragen.
Deze inspecteur verklaarde, als getuige en
deskundige gehoord, dat de uiers door het
dichtplakken onder grooten druk waren ko
men te staan. Toen hy by de koeien was
gekomen, had verdachte getracht het colo
dium te verwijderen. De dieren hadden van
het plakken positief pyn ondervonden.
De verdachte voerde aan, dat de koeien
neit zijn eigendom waren en hjj dus geheel
buiten de zaak stond.
De verklaring werd echter door den po
litierechter in twijfel getrokken, daar de
koeien stonden op de plaats, welke ver
dachte en denis compagnon was aangewe
zen door den bond van veehandelaren. De
heer van den Akker verklaarde, dat de
koeien aan verdachte toebehoorden.
De officier van justitie vorderde een ge
vangenisstraf van veertien dagen.
De politierechter veroordeelde verdachte
tot acht dagen gevangenisstraf. Verdachte
teekende tegen dit vonnis hooger beroep
aan.
bevat voortdurend berichten, die
andere bladen pas den volgenden dag
hebben.
Dat komt, omdat de
de EENIGE STADSKRANT is!
Eenzijdig karakter der economische
opleving. Invloed der bewapenings
orders op den wereldhandel. - Japan's
concurrentievermogen sterk vermin
derd. Dekking van „civiele" be
hoeften moet wijken voor oorlogs
voorbereiding. Bevredigende ont
wikkeling van onzen buitenlandschen
handel. Koerherstel van den gulden
na de nieuwe kabinetsvorming. In
flatie-factoren in Engeland. Gunsti
ge dividendverwachtingen voor 1939.
Nieuwe gezichtspunten, die een verleven
diging van den beurshandel teweeg hadden
kunnen brengen, werden er in de afgeloopen
week niet geopend, op politiek noch op eco
nomisch gebied. De internationale spanning
moge voor het oogenblik iets verminderd
zijn, men ziet nog steeds met bezorgdheid
de komende gebeurtenissen tegemoet en elk
symptoom van een verscherping der verhou
dingen weerspiegelt zich onmiddellijk in
een verdere inkrimping van den beurs
handel.
In economisch opzicht is de ontwikkeling
in verschillende landen zeker niet ongunstig
en een aantal ondernemingen, welker aan-
deeien ter beurze genoteerd worden, profi-
teeren van de uitbreiding der industriëele
bedrijvigheid. De beurs houdt echter ter
dege rekening met het feit, dat deze econo
mische opleving een zeer eenzijdige is. Zij
is niet het gevolg van een toeneming van
het internationale ruilverkeer op grond van
vraag naar goederen voor bevrediging van
normale behoeften. Integendeel: de gespan
nen politieke betrekkingen tusschen de ver
schillende landen leiden hoe langer hoe
meer tot een ontwrichting van het interna
tionale verkeer. De gedwongen verminde
ring van afzetmogelijkheden in het buiten
land dwingt ook de landen, die van oudsher
het banier van den vrijhandel hoog hielden,
steeds meer in de richting van reserveering
der binnenlandsche markt voor de eigen
industrie.
Het internationale ruilverkeer beperkt
zich danook in toenemende mate tot die
goederen of grondstoffen, die onontbeerlijk
zijn voor de oorlogsindustrie of die voor
voorraadsvorming met het oog op een
eventueel toekomstig conflict in aanmer
king komen, terwijl daartegenover de han
del in andere artikelen sterk is ingekrom
pen.
Een dezer dagen door de Economische
Afdeeling van den Volkenbond gepubliceerd
„Overzicht van den Wereldhandel" bevat
leerrijke gegevens hieromtrent, die betrek
king hebben op het jaar 1938. Men mag
echter aannemen, dat de geschetste ontwik
keling in het loopende jaar nog scherpere
vormen heeft aangenomen. Zoo wordt er op
gewezen, dat de prijzen tusschen 1933 en
1938 in het algemeen in dalende richting
zijn gegaan, met uitzondering van voor do
wapenindustrie noodzakelijke producten,
zooals ijzer, staal, cement, steenkool, even
als voor de voedselvoorraden noodige land
bouwproducten, waarvan de prijzen in de
hoogte zijn geschoten.
De stijging van den invoer van grondstof
fen en voedingsproducten in de laatste
jaren is in de meeste landen van de wereld
waar te nemen. Engeland, Duitschland en
Japan zijn bijzonder opvallende voorbeel
den. De invoer van traan in Engeland is
van 1937 tot 1938 met 50 pCt. gestegen. De
aankoop in het buitenland van aluminium
en nikkel was in 1938 dubbel zoo groot als
voor twee jaar. Wat Duitschland betreft,
daar is de graaninvoer in 1937 en 1938 ver
dubbeld, terwijl, tot dekking van de behoef
ten der bewapeningsindustrie, de invoer van
minerale oliën er van 281.000 kub. ton in
1933 gestegen is tot 779.000 ton in 1938. De
invoer van benzine en andere petroleum-
producten stéeg van 1.472.000 tot 2.824.000
ton .In Japan was de invoer van minerale
oliën zoowel in 1937 als in 1938 bijna het
dubbele van die in 1936.
De toeneming van de orders voor bewa-
penings-doeleinden heeft tot gevolg gehad,
dat die landen, welke voornamelijk de des
betreffende artikelen leveren, hun bedrij
vigheid sterk hebben kunnen uitbreiden.
Een sprekend voorbeeld hiervan vormt
Zweden, welks welbekende en vaak aan
andere landen voorgehouden welvaart vrij
wel uitsluitend te danken is aan het bezit
van enkele ruwe grondstoffen en bepaalde
producten, die thans in de geheele wereld
in verband met de bewapeningsrace zoo
zeer begeerd worden. De verschepingen
van ijzererts uit Zweden bedroegen in 1938
bijna 113 millioen ton, tegen nog geen 11
millioen in 1929, wat destijds al een record
was. De export van ijzer en staal is er even
eens tot een record gestegen.
Daartegenover valt het op, dat de Duit-
sche uitvoer van cokes en steenkool, on
danks de groote vraag naar deze artikelen
en de hieruit voortspruitende prijsstijging
op de wereldmarkt, in 1938 met Mk. 123
millioen is verminderd, de uitvoer van
ijzer en ijzerproducten met Mk. 70 millioen.
Dit is natuurlijk het gevolg van het feit, dat
de bewapeningsindustrie in het land zelf
beslag legt op alle producten, die zij kan
gebruiken. Artikelen, die vroeger aan het
buitenland verkocht werden, en met welker
opbrengst de invoer van buitenlandsche
producten werd betaald, zijn dus uit het
internationale goederenverkeer uitgevallen.
Tegelijkertijd heeft een land, dat groote
bedragen uitgeeft voor den aankoop van
„oorlogs-artikelen", des te minder geld be
schikbaar voor het verwerven van produc
ten der dekking van „civiele" behoeften. In
Duitschland treedt deze ontwikkeling wel
zeer duidelijk aan het licht. Men kent de
moeilijkheden, waarmede de Duitsche ex
portindustrieën te kampen hebben bij het
verkrijgen van de door hen benoodigde
grondstoffen en men weet ook, hoe de in
voer van tallooze, min of meer als „luxe"
beschouwde artikelen, waaronder verschil
lende levens- en genotsmiddelen, er aan
banden wordt gelegd.
Minder bekend is het, dat de buitenland
sche handel van Japan met de landen, die
buiten het „Yen-blok" staan, in den loop
van het vorige jaar vrijwel geheel vernie
tigd is. Binnen zeer korten tijd heeft Japan
een groot deel van zijn afzetgebieden voor
gefabriceerde goederen verloren, ten gunste
van zijn concurrenten. De voornaamste
oorzaken hiervan schijnen te zijn geweest
gebrek aan grondstoffen voor de uitvoer-
industrieën en de verhooging van de fabri-
cage-kosten in Japan, waardoor dit land
zyn in de vroegere abnormaal lage prijzen
gelegen voorsprong op de buitenlandsche
markten verloren heeft.
In andere landen, waar de bewapenings
industrie op volle kracht werkt, kan men
hetzelfde verschijnsel van prijsstijging
waarnemen, waardoor het concurrentiever
mogen met het buitenland op den duur
moet lijden. In Frankrijk b.v. baart het pry-
zenvraagstuk de regeering toenemende
zorgen. In verschillende takken der Engel-
sche industrie treedt ook reeds een neiging
tot stijging van de productie-kosten aan
den dag. Men houdt er thans al rekening
mede, dat de regeering indien zij ten
minste het tempo der bewapeningsindustrie
verder wil opvoeren maatregelen zal
moeten nemen om het verbruik voor „bur
gerlijke" doeleinden te beperken.
Dit alles bevestigt de conclusie, waartoe
de economisten van den Volkenbond reeds
waren gekomen op grond van de ontwikke
ling gedurende 1938, n.L dat de uitbreiding
der bewapeningen slechts voor een beperk
ten tijd den wereldhandel kan stimuleerea
en dat de invloed, dien deze factor in tegen
overgestelde richting oefent, zich des te
meer doet gevoelen naar gelang de natio
nale productie-capaciteit meer voor de be
wapeningsindustrie gebruikt wordt.
Hoe meer van de nationale productie ge-
verg wordt voor de nationale bewapening,
hoe meer de handel van het land er onder
te lijden zal hebben.
Wanneer men de cijfers betreffende den
buitenlandschen handel van ons land be
schouwt in het licht van de hierboven ge
schetste algemeene ontwikkeling van het
handelsverkeer, dan is er geen reden tot
ontevredenheid. In de eerste zeven maanden
van dit jaar is de waarde van den invoer in
ons land in vergelijking met de overeen
komstige periode van het vorige jaar ge
stegen van 820 tot 857 millioen, terwijl
de uitvoer van 576 tot f 613 millioen toe
nam. De invloed van de invoerbeperking in
Duitschland komt tot uiting in een vermin
dering van onzen afzet naar dat land van
94 millioen tot 87 millioen, doch deze
teruggang werd meer dan geneutraliseerd
door een stijging van onzen uitvoer naar
Groot-Britannië van 131 tot 145 millioen
en naar de Ver. Staten van 16 tot f 22 mil
lioen.
In de eerste zeven maanden van dit jaar
was 71.6 van den invoer door den uitvoer
gedekt, tegen 70.3 in denzelfden tijd van
1938, zoodat onze handelsbalans nog een
weinig verbeterd is. Van beteekenis voor den
guldenskoers is zulk een kleine verbetering
natuurlijk niet, vooral niet in dezen tijd, nu
onze valuta door allerlei andere factoren
beheerscht wordt. De voornaamste dier fac
toren is, naast den internationalen politieken
toestand, de financiëele en monetaire poli
tiek, welke in de naaste toekomst hier te
lande gevolgd zal worden.
De vorming van het kabinet-de Geer heeft
de ongerustheid, die dienaangaande ook in
het buitenland werd gekoesterd, wel eenigs-
zins gematigd. Bij vroegere gelegenheden
heeft de heer de Geer herhaaldelijk getoond,
het belang van gezonde staatsfinanciën voor
de geheele volkshuishouding volkomen te
beseffen, en men mag aannemen, dat onder
zijn leiding niet zal worden overgegaan tot
experimenten, welke gevaren voor onze
valuta kunnen openen. Het is intusschen de
vraag, of het bij de uitwerking van het
financiëel-economische programma van het
nieuwe kabinet niet tot botsingen zal komen
tusschen de conservatieve opvattingen van
den minister-president ten aanzien van het
financiëele beheer en de eischen, welke
door verschillende „partij-mannen" binnen
het ministerie zullen worden gesteld.
Het welslagen van jhr. de Geer's pogin
gen heeft in elk geval voorloopig een gunsti-
gen invloed op den guldenkoers uitge
oefend. Zoowel ten opzichte van het Pond
als van den Dollar kon een krachtig herstel
DoorT. v. d. MADE.
61)
„H^tTeven1^6 Zei met een wijs lachie:
'■Ja- Daarleen V00rtdurende ^rijd".
ttrlükheid" U mensch 8eneiëd tot °n-
aSion2J^gee^oJrem vragend aan en de
^Unt u me iets in de men-
al eerlijk °pn0€rnen> dat geheel en
eti altijd cm dat steeds opgemerkt
k op abcfti,.* theorieën gebouwd. Waar
de boel stnv 8 eer^kheid heb gerekend, is
kor. Het is P geva^en- Nu weet ik het ze-
opeerlijk u gradueele kwestie. Ik ben
i0°geren etv° a"een u bent het in een
bankboekie .ff, zin" u zou 8een spaar
waar als w en of een moord begaan.
Cake kan balen °m ^aat' w'e een betere
11 Van alles Ui 0f uw vrier>din, dan zult
Hazel lachte °m te winnen"-
niet prettiJ*0 alles Probeereir. Toch is
^nachelijke i,,°m vertrouwen in de
'Me had het PUr te hebben verloren",
vroeg de yy,Ver vertrouwen verlie
fd Plotseling lachend. „Ik niet. Als
oorlij^fkte, dat de mensch abso-
Qe natunfme dat ten zeerste
v e natuur is Bn J3 eerlÜK; de mensche-
!?0r- dat we an zooals za is. Stel je
J8 de idealisten Tf zo° eerl«k waren,
et dan gebeure V?,Uden willen- Wat
deck!",, Ik «riezel als ik er
De millionnair lachte en trok tevreden
aan zijn sigaar. „Ja, we zijn oneerlijk, alle
maal, vanaf een vischboer tot een Zondags
schoolmeester. Maar wat deze gevangen
schap betreft, ik geloof, dat die kerels me
een poos buiten gevecht hebben willen
stellen".
„Hoezoo?" vroeg Hazel, terwijl alle vroo-
lykheid plotseling weer van haar gezicht
verdween.
De millionnair rookte eenigen tijd zwij
gend, toen zei hij:
„Misschien weet u niet, dat ik bezig was
in deze streek land te koopen. Het komt
me voor, dat er een groepje pientere men
schen met mijn winst vandoor wil gaan. Ik
geloof niet, dat Slosson er iets mee te ma
ken heeft".
„Wie dan wel, meneer?" vroeg het meis
je scherp.
De heldere oogen van den man keken
haar met half gesloten oogleden aan. Hij
schudde het hoofd en zei rustig:
„Dat kan ik niet zeggen. We zullen er
wel achter komen te zijner tijd. Voorloo
pig kan ik niet veel meer doen dan af
wachten. Maar voor u is het erg vervelend,
miss miss
„Mallinsbee", zei Hazel, zonder na te
denken.
„Mallinsbee?"
De man keek haar even met groote oogen
aan en Hazel had zich de tong wel willen
afbijten. Ze vreesde, dat ze in een onbe
waakt oogenblik alles had bedorven. Ze
keerde zich om en keek naar de onder
gaande zon, zoodat haar gezicht haar niet
verraden kon.
Haar vrees verdween weer, toen ze de
rustige stem van den man hoorde zeggen:
„Ja, miss Mallinsbee, we zijn hier nu
eenmaal en we moeten hier blijven. Ik
wacht maar af, tot mijn beurt komt. En
intusschen heb ik een mooie vacantie in
een prachtige omgeving met berglucht,
goeden wijn en goede sigaren. Alleen die
ellendige Chinees, die
„Sst!" Hazel hief waarschuwend haar
vinger op.
James Carbhoy draaide zich met een
ruk om. Inderdaad stond daar die gehate
kerel onbewegelijk bij den hoek van het
huis.
James Carbhoy ging weer recht zitten.
Zijn goede stemming was verdwenen en
zijn gezicht drukte nog slechts afweer uit.
„Loop naar den bliksem!" riep hij uit en
smeet zijn sigaar woedend in de richting
van den Chinees.
HOOFDSTUK XXII.
's Nachts op weg.
Het was een nacht om niet licht te ver
geten. De volle maan stond aan den hemel
en wierp haar zilveren schijnsel over de
wereld. De sterren, die als juweelen flon
kerden, verrieden de ongedachte pracht en
weelde van het heelal. De lucht was zacht
en geurig en de schemerige schoonheid, die
tusschen de heuvels hing, maakte den
mensch droomerig en deden hem zijn hoop
en zijn zorgen vergeten.
De eerste tien myl van den rit vanaf
het oude boerenhuis was Hazel geheel en
al onder de bekoring van dezen nacht. Het
was niet nieuw voor haar: de bergnachten
waren evenzeer een deel van haar bestaan
als het leven op de boerderij zelf. Maar ze
genoot er altijd opnieuw van. Met diepe
teugen ademde ze de frissche lucht in en
keek verrukt om zich heen, waarbij een
gevoel van grooten dank en eerbied voor
den Schepper in haar oprees.
De rit naar huis was twintig mijl, maar
die afstand was niets te ver voor haar
mooie jonge lichaam. En haar merrie
draafde, dat het een lust was.
In het begin dacht ze nergens aan, en gaf
ze zich volop over om van de schoonheid
rondom haar te genieten. Maar allengs
kerden haar gedachten terug naar de wer
kelijkheid.
Ze werd angstig en onrustig. Ze schaam
de zich en was tegelijkertijd boos. Ze was
met haar gedachten bij twee personen: va
der en zoon. Ze beschouwde den zoon als
een soort half-god, terwijl ze voor den va
der groote genegenheid voelde. Ze hield op
verschillende wijze van allebei zeer veel en
haar gevoelens was boosheid en schaam
te werden veroorzaakt door de wreede,
kluchtige atmosfeer, die om het heele ge
val hing.
Maar bovenal was ze bezorgd over haar
eigen onbedachtzaamheid, toen ze in haar
belangstelling voor hetgeen de millionnair
zei, hem haar naam had genoemd. Ze pro
beerde te overzien, wat er gebeuren kon.
Stel je voor. dat hij haar vaders naam
wist. Natuurlijk wist hij die. Maar na die
eene scherpe vraag had hij niets meer la
ten merken.
Ze zuchtte half opgelucht, maar was toch
niet overtuigd. En daarom was ze nu in den
nacht op weg naar huis. Ze was dadelijk
weggereden, toen ze zeker wist, dat de ge
vangene zich ter ruste had begeven.
Ze had nog acht mijl voor den boeg
voordat ze de boerderij zou hebben be
reikt, toen ze zóó schrok, dat ze wel dade
lijk wou omkeeren en denzelfden weg te
rugvliegen zoo hard als haar merrie draven
kon.
In de verte zag ze een ruiter te paard
aankomen, die geluidloos naderde door het
hooge gras.
Sinds al die jaren was het haar nog
nooit overkomen, dat ze 's nachits iemand
was tegengekomen. Ze zat verstijfd van
schrik. Wie was hij? Hij kwam steeds
meer naderbij over hetzelfde spoor, als zij
moest gaan. Ze moesten elkaar ontmoe
ten! begreep ze.
Op dat oogenblik wou ze haar merrie
keeren, maar zoover kwam ze niet. Ze her
kende het paard, dat de ruiter bereed. Het
was Sunset. Toen herkende ze ook de bree
de schouders van den man in het zadel. Ze
slaakte een verheugden kreet, en zette haar
merrie aan om vlugger bij hem te komen.
„Gordon!" riep ze, verheugd en opgelucht,
uit.
„Jij hier, Hazel?" klonk het vroolijke
antwoord.
„Wat heb je me laten schrikken", zei
Hazel, toen hij bij haar was.
„Heusch?" Gordon lachte het figuurtje
toe, dat hem in het maanlicht op haar brui
ne merrie fascineerde.
„Nou en of, ik dacht ik weet het zelf
niet precies wat ik allemaal dacht. Hoe
kom jij hier op dit uur?"
Het meisje lachte gelukkig. Zelfs in het
zilveren maanlicht was het te zien, dat ze
kleurde.
„Dat wou ik jou ook al vragen", ant
woordde Gordon. „Nou eerst ik dan maar".
Hij begon te lachen. „Ik kwam eigenlijk
naar jou kijken maar niet enkel naar
jou. Ja, ik ben de zwakhartigste samen
zweerder, dien je je kunt voorstellen. Kijk
maar eens goed naar me, zooiets krijg je
niet eiken dag te zien. Ik vond het zoo el
lendig, dat vader daar nu gevangen zit. Ik
moest eens gaan kijken, of hy het goed
maakte".
Hazel keek met zachte oogen naar de
groote gestalte in het maanlicht. Zooeven
was ze nog boos geweest over die harte-
looze daad van den zoon en nu bleek, dat
hy het tegenovergestelde daarvan was,
zoodat ze een groote teederheid voor hem
in zich voelde opkomen.
(Wordt vervolgd.)