VOOR
Verhaaltjes van kinderen
voor kinderen.
RAADSELS;
DERDE BLAD
.'HUL, yi-l>y.V
DE HEKSENMEID
door JETTEKEE.
(Slot).
Er groeide hard, snijdend gras, dat na
tuurlijk nog nat was ook. Marlize, die zag
Wat voor werk haar te wachten stond, werd
boos en zei hardop tegen zichzelf: „Ik loop
Sveg, naar huis".
Maar toen ze zich omkeerde, zag ze, dat ze
aan een lang touw vast zat, zo lang, dat ze
van het heksenkrotje nèt tot het moeras kon
komen.
Hoe ze ook probeerde, het touw wilde niet
van haar af. Ze ging op de grond zitten en
huilde. Ze was zo moe geworden van de
Wanhoop, dat ze eindelijk in slaap viel.
(De volgende week het slot).
Intussen waren de bewoners van het
paleis in rep en roer. Toen de etensbel
luidde, was alleen Elize thuis gekomen
met de vraag: „Waar is Marlize, is ze al
binnen?" De koning en de koningin schrok
ken. Marliesje! Ze hadden haar de hele
middag niet gezien. Direct beloofden ze aan
alle mensen van 't paleis een grote som
geld, als ze Marlize terug zouden vinden.
Elize was slim, en dacht, dat Marliesje wel
in het bos kon zijn, omdat ze er altijd zo
graag heen wilde. O, dat bos, met die ver
schrikkelijke heks! De mensen rilden, als
ze er maar aan dachten. Ze gingen het bos
in, de koning en Elize ook, maar zagen niets,
behalve een groot huis.
Toen ze er aan klopten, werd de deur
opengedaan door een bediende, die vroeg,
wat ze wilden.
„De koning liet vragen", zeiden de be
dienden van 't paleis, of iemand ook een
mooi meisje had gezien met zwart haar en
zwarte ogen.
„Ja zeker", was 't onverwachte antwoord.
„Komt u allen maar binnen". Maar nauwe
lijks waren ze in 't huis of het veranderde
in een oude hut, en de bediende wasde
heks!
„Haha!" lachte ze. Nog meer eten. Ik heb
het vuur al aangemaakt". O, een kreet ont
snapte den knechten. Eén van de knechten,
die iets zeggen wilde, werd door de heks
dood gemaakt
Marlize, bij4haar moeras in slaap geval
len, werd met een schok wakker. Ze merkte,
dat ze aan 't touw over de grond getrokken
werd. Half dood van angst en pijn kwam ze
bij 't hutje. Daar stond de heks haar met
den knuppel op te wachten, maar juist op
dat ogenblik waren die mannen gekomen
en moest het huis omgetoverd worden. Zij
had nu geen tijd voor Marlize en stopte
haar gauw op zolder. Toen Marlize de stem
yan haar vader hoorde, begon ze hard te
roepen. Maar niemand scheen haar te hoo-
ren. Toen de heks dien eenen knecht ge
dood had, trachtten de anderen te vluchten,
behalve Elize. Zij had een klein zwaard
stiekum meegenomen, om zich als 't moest,
te verweren.
Ze had wel eens gehoord, dat heksen
macht hebben over andere mensen, en dat
die macht in de benen zat. Dus toen zij nog
alleen en ongemerkt in 't huisje was ge
bleven, zonder dat de heks het wist dacht
ze aan dat verhaal. Ze had ook 't roepen
gehoord en de stem van Marliesje herkend
maar ze had niets gezegd tegen de be
dienden. Plotseling hoorde ze een gil, die
door merg en been ging. Elize huiverde van
angst. Met het kleine zwaard in de hand
liep ze vastbesloten op 't geluid af. Daar
zag ze de heks met de knuppel! Ze sloeg
Marlize op den rug. Opeens slaakte de heks
een kreet en viel dood neer. Elize had 't
niet langer aan kunnen zien, dat haar zusje
zo geslagen werd. Ze had met 't zwaard
tegen de benen van de heks geslagen en toen
Was de heks dood. Wat was Marlize blij! Ze
ging toen ook gauw naar 't andere meisje
toe, dat nog steeds vastgebonden zat, en zei:
„We zijn bevrijd, ga je nu met ons mee?"
Het meisje keek erg ongelovig, maar zei:
„Ik ben blij, dat die oude lelijke heks dood
is, maar ik ga niet met jullie mee, ik ga
naar ons eigen kasteel".
Marlize keek verbaasd. Was dat ook eeft
prinses?
„Ben jij een prinses?" vroeg ze aan 't
tneisje.
„Ja", antwoordde die. „Ik heet Arnola".
Arnola! Wat schrok Elize. Zoo heette 't
nichtje, waarvan vader verteld had, dat ze
spoorloos verdwenen was een paar jaar
geleden.
„O, hoe heerlijk", juichten ze toen allebei.
Jij bent ons nichtje en nu zijn we allemaal
weer vrij en gaan we allemaal weer naar
ons eigen huis",
„Kom, Marlize", wij gaan met vader mee".
De koning nam z'n beide dochtertjes bij
de hand en hij bromde niet eens op Mar
liesje, dat ze uit de tuin was gegaan en ook
prees hij Elize niet, omdat ze zo listig de
boze heks had verslagen.
Nee, hij liep maar met z'n twee dochter
tjes en was zo blij, dat hij niets kon zeggen.
DE SLIMME OLIFANT.
Over het algemeen zijn olifanten geen ver
standige dieren, maar wel zijn ze heel hof
felijk tegenover vrouwen-en kinderen en
dat is een eigenschap, die niet erg bekend
is. Ze spelen graag met vrouwen en kinde
ren en ze beschermen ze zelfs tegen wilde
dieren.
Sommige olifanten zijn bovendien erg
slim. We zullen hier een voorbeeld noemen
In Brits-Indië staat -in Willenoor een oude
tempel en bij deze tempel hoort een heilige
olifant naar de hoofdstad Pondichèry, die
is. Iedere week rijdt een priester op deze
olifant nood de hoofdstad Pondichèry, die
er niet ver vanaf ligt. De olifant heeft dan
een mand om zijn hals en daarin werpen
de mensen aalmoezen en geldstukken voor
de tempel.
Op een keer was de priester ziek en kon
niet met het dier naar de stad gaan. En
wat deed de olifant toen? Hij maakte zich
los van zijn riem en ging alleen! Eerst hing
hij nog de mand om zijn hals. Hij liep de
zelfde weg, die hij altijd liep en de men-
schen gaven hem nog meer dan anders,
omdat hij zo trouw zijn plicht deed. Einde
lijk ging het dier luid trompettend van ple
zier naar de markt, bleef daar voor een
vruchtenstalletje staan, haalde met zijn
slurf de mand van zijn hals en keerde die
voor de verbaasde oogen van de koopman
ondersteboven. Daarna at hij een paar
manden met bananen, vijgen, dadels en
annanas leeg en draaide zich toen rustig
om, alsof hij niets bijzonders had gedaan.
VLIEGEN, DE DROOM VAN DE MENSEN.
Al van heel vroeger was het een van de
grootste verlangens van de mensen om net
als de vogels door de lucht te kunnen vlie
gen. Al eeuwen en eeuwen geleden droom
den de mensen, dat ze konden vliegen, de
een droomde van een grote vogel, de ander
van een paar vleugels,, die hij zelf kon
aandoen en waarmee hij door de lucht kon
zweven. Er bestaan veel sprookjes over
vliegende tapijten en vliegende koffers en
jullie zullen zeker allemaal wel eens zo'n
sprookje gelezen hebben.
men, dat de vleugels groot moesten zijn
om het vallen te verhinderen of in ieder
geval de kans om te vallen minder te ma
ken. Nog steeds kan men in een klooster
Schussenried in Württemberg een schilde
rij tegen het plafond zien van den monnik
Kaspas Mohr, die in 1610 vleugels maakte,
die hij door touwtjes kon bewegen.
Dat waren allemaal pogingen om zich
hoog in de lucht te kunnen verheffen. In-
ussen weten we allemaal hoever we in de
luchtvaart gevorderd zijn. In enkele tien
tallen jaren tijd zijn de vliegtuigen elk jaar
opnieuw verbeterd en worden de snelhe
den, die ze bereiken kunnen vergroot.
In New York bestaat zelfs een „lucht
taxi", die je hier ziet afgebeeld en die bij
zonder goed geschikt is voor kleine afstan
den. Dit toestel heeft drie wielen, waardoor
het gemakkelijker kan starten en landen.
Hoe zouden alle vroegere uitvinders op
kijken, als ze eens konden zien hoe gere
geld nu uit alle verschillende landen lucht
diensten op andere landen worden onder
houden en hoe prachtig onze moderne vlieg
machines er uit zien. De techniek is in al die
jaren wel heel veel vooruit gegaan.
Maar het waren niet alleen sprookjes en
dromen, die van dat verlangen om te vlie
gen getuigen, veel mensen probeerden al
heel vroeger om een machine te bouwen,
waarmee ze in de luch konden blijven zwe
ven. In het jaar 400 v. Chr. maakte de
Griekse staatsman Archytas al een grote
vogel van hout. Hij hoopte, dat hij daar
mee de lucht in zou kunnen gaan, maar
dat lukte niet, want natuurlijk waren er
nog erg veel fouten aan de vogel.
Andere mensen maken heel grote vleu
gels, bonden die aan hun armen vast en
probeerden daarmee van een heuvel af te
vliegen. Een Arabier Paul Oasim probeer
de in 880 met een grote stellage, die hij met
goed had overtrokken, door de lucht te
zweven.
Ook in de kloosters hielden de monniken
zich met de vliegkunst bezig; Een monnik
uit een klooster in Malmesbury maakte een
groot model en vertelde toen, nadat hij er
enige dingen van had laten zien, dat je met
een dergelijk toestel zou kunnen vliegen,
als er eerst nog een paar dingen aan verbe
terd werden. Maar die paar dingen waren
het nu juist! Dat was in 1065. De grote
schilder en beeldhouwer Leonardo da Vinei,
die zich ook veel met de natuurkunde bezig
hield, kwam in 1480 al een heel stuk ver
der. Hij maakte tekeningen en berekende
precies hoe een vliegtuig gebouwd moest
worden. En niet aleen voor vliegtuigen ont
wierp hij allerlei plannen, ook voor schroe
ven en valschermen. Later ontdekte men,
dat er hel veel goeds in die berekeningen
zat.
Fauste Veranzio schreef in Venetië een
boek „Nieuwe machines" en daarin had hij
o.a. een ontwerp voor een valscherm. Men
zegt ook, dat hij er werkelijk mee van een
toren is gesprongen, maar dat staat niet
met zekerheid vast. In deze tijd ging men
s eeds verder met de berekeningen. De
snelheid waarmee een bepaalde vogel vliegt
werd gemeten en ook werden er proeven
gedaan met zaadjes die lange tijd door de
lucht bleven zweven. Daardoor ontdekte
DIE NARE REGEN!
door LIES HELGERS.
„O moeder, kijk toch eens, het regent zo
hard! Als het zo doorgaat kan ik Zondag
vast niet naar het strand." riep Lientje, toen
ze Vrijdagmorgen uit haar bed sprong.
„Misschien is het maar een buitje", zei
moeder. „Het is best mogelijk dat het van
middag weer mooi weer is. En overmorgen
is het zeker mooi!" Maar Lientje geloofde
het niet erg. De lucht was zo loodgrijs en
het regende steeds maar door, het zou vast
niet gauw ophouden. Stel je voor, dat ze
niet naar het strand konden gaan. Ze had
er zich zo op verheugd om met tante en de
nichtjes mee te gaan. Ze woonde zelf in
Voorburg en moeder had niet zoveel tijd,
dat ze dikwijls met Lientje naar Scheve-
ningen kon gaan. Het spreekt dan ook van
zelf, dat ze heel erg blij was, toen tante
Mies haar uitnodigde om a.s. Zondag met
Thea, Hannie en Roeit je mee naar het
strand te gaan. En het fijnste van alles was,
dat ze Zaterdagavond al bij tante mocht
gaan slapen!
Moeder begreep ook wel, dat Lientje
bang was, dat het niet doorging Zondag en
ze zei er maar niets meer over. Maar Lientje
wilde die dag niet spelen, ze hing maar
voor het raam en keek met een zielig ge
zichtje naar de regen. „Moeder, wat moeten
we nu doen, als het zo blijft regenen?"
„Lieneke, nu moet je niet zeuren. Je bent
een groot meisje en je doet alsof je nog een
kleine baby bent. Als het Zondag nog zo
regent kan je natuurlijk niet naar het
strand, dat spreekt vanzelf, maar dan ga je
wel eens op een andere keer. En als je zo
kinderachtig doet, kan je ook niet naar het
strand, denk ik. Het is morgen misschien
prachtig weer! Kom ga nu maar spelen of
naai het poppenjurkje af, waar je aan bezig
bent". Toen ging Lientje met een sip ge
zichtje voor het raam zitten naaien.
EEN GEZELLIG PRAATJE.
Henk ging een heel eind wande
len. Het was heerlijk weer en hij
wilde eens een nieuwe buurt ver
kennen. Hij kwam in een groot bos
en zag daar een warnet van laan
tjes. „Dat is juist, wat ik zoek",
dacht hij. „Daar zal ik maar eens
ingaan". Als hij geweten had, dat
hij in een doolhof terechtkwam,
had hij zich misschien nog wel eens
bedacht. Maar nu liep hij zonder te
aarzelen een van de laantjes in.
Tot zijn verwondering stootte hij na
een tijdje op een hekje. Hij keerde
om, maar kon de plaats niet meer
vinden, waar hij vandaan was ge
gaan. Zo liep hij een hele tijd te
dwalen. Het werd al laat en hij be
gon bang te worden, dat hij niet
meer voor het eten thuis zou zijn.
De laantjes waren wel erg mooi,
maar overal stootte hij tegen hekjes.
Eindelijk, na een paar uur dwa
len, vond hij de goede weg en na
een tijdje stond hij weer op de grote weg.
Toen liep hij zo vlug hij kon door naar
huis.
Proberen jullie eens, of je de weg kunt
vinden. Je mag natuurlijk niet over de hek»
jes heenspringen.
De volgende dag.
De regen hield maar niet op en toen
Lientje in bed lag, hoorde ze de druppels
tegen de ramen spetteren. Ze kon niet in
slapen. Soms schrok ze opeens op en een
paar keer, hoorde ze de regen niet meer
tikken en dacht, dat het droog was. Ze
sloop stilletjes uit haar bed en voelde met
haar hand buiten het raam. De regen werd
wel minder, maar droog was het nog niet.
En eindelijk viel ze doodmoe in slaap.
De volgende morgen kreeg ze een erge
hoestbui, toen ze wakker werd. Het was zo
erg, dat moeder kwam kijken. De zon
scheen in de kamer en alles zag er even
vrolijk uit, alleen Lientje was helemaal niet
vrolijk. Ze had lelijk kou gevat, zeker toen
ze midden in de nacht uit haar bed was ge
gaan en aan het open raam had gestaan.
Haar hoofd gloeide en ze moest telkens
hoesten. „Meisje, meisje", zei moeder, „wat
heb je nu gedaan. Wat is dat nu vervelend.
Je bent koortsig en je moet in je bed blij
ven. Ben je uit je bed gekomen, vannacht?"
Lientje knikte en begon toen ineens te
huilen. Nu was het buiten mooi en nu kon
ze toch niet naar het strand! Wat was dat
vervelend! Ze bleef de hele dag in bed en
moeder belde tante Mies op om te zeggen,
dat Lientje niet kon komen. Lientje lag met
haar hoofd onder de dekens want ze wilde
de zon niet zien. Dan vond ze het helemaal
naar, dat ze niet naar Scheveningen kon
gaan.
„Regende het nu maar, dan vond ik het
niet zo erg!" zei ze tegen moeder. „Ja kindje
nu zei je, dat je niet zo gauw op de regen
moet mopperen. Dat komt nu allemaal, om
dat je je gisteren zo ongerust maakte over
het weer van morgen. Daar kun je in ons
landje toch nooit op aan. De ene dag regent
het, dat het giet en de volgende dag is het
prachtig weer! Het is jammer voor je,
maar nu mag je vast wel eens een andere
keer met tante Mies mee!"
Moeder verwende haar maar een beetje,
want ze vond het toch wel erg zielig voor
Lientje. Ze kwam telkens bij haar zitten en
las haar voor uit een paar sprookjesboeken.
Zo ging de dag toch nog prettig voorbij.
Toch een leuke Zondag.
En wat denk je, dat Lientje hoorde, toen
ze de volgende morgen wakker werd? Tik-
tik-tik het getik van regendruppels tegen
het raam. En ja hoord, toen moeder het
gordijn opentrok, zag ze, dat de hele lucht
weer grijs was, net als Vrijdagmorgen,
Moeder begon te lachen, toen ze het vro
lijke gezicht van Lientje zag, Ze keek zo
blij, als ze in twee dagen nog niet gekeken
had.
„O moeder, kijk toch eens, het regent, nu
hadden we toch niet naar het strand kun
nen gaan!"
„Nee, en nu ben je zelfs nog blij ook! zei
moeder. „Zal je nu nooit meer op de regen
mopperen?"
Lientje was alweer een beetje beter en ze
mocht weer opstaan. Maar naar buiten
mocht ze nog niet. Daar had ze ook hele
maal geen zin in met die regen. Ze vond
het in huis veel gezelliger. En 's middags
kwam nog een verrassing. Er werd gebeld
en toen kwamen tante Mies, Thea, Hannie
en Roeltje binnen en Thea had iets lekkers
bij zich „voor de arme zieke" zei ze.
Ze speelden de hele middag met elkaar en
ze hadden erg veel plezier. En toen de
nichtjes tegen het eten weer weggingen,
zei tante: „Lieneke, zo gauw het mooi weer
is kom jij bij ons en dan gaan we met el
kaar naar het strand. Dan hoeven we niet
eens op een Zondag te wachten!"
We hoeven niet te zeggen, dat ze daar erge
zin in had!
1. Drie i's, één o, één a, een e en de me»
deklinkers b, 1, s, t, en m, vormen tesamen
een woord waarover dezer dagen veel
gesproken wordt.
Welk is dat woord.
2.
WIE NIET GROOT IS MOET SLIM ZIJN.
Vul in en lees van rechts naar links: en
van onder naar boven: Ry no. 1. iets waar»
naar ieder verlangt.
Rij no. 2. een man, die veel bij een sigJ"
renwinkelier komt.
RÜ no 3. een vogel.
Rij no. 4. een meisjesnaam.
Rij no. 5. het meervoud van de letter r.
Ter vergemakkelijking willen wij °Pïe"
ven, dat de meisjesnaam „Detje" is.
3. Wat wordt wit op het dak geworpen en
komt geel weer naar beneden?
OPLOSSINGEN.
*f de
De oplossingen van de raadsels ut
vorige kindercourant zijn:
1. Alkmaar, Heiloo, Bergen, Koedijk. Zul
scharwoude.
2.
6
4
8
4
8
6
8
6
4
3. Een watervaL
Nu moet ik nog een
hang"1
hebben, die aan
gemaakt kan worden.
de boompieS