TEGEN DE WET S AKKERTJE Uit den Alkmaarschen Raad. Financieel Overzicht. Zenuwpijnen P SeuiMetoH alkmaarsche courant van zaterdag 11 november 1939. gen achteruitgezet huis en een naar voren komende eigenaar. Een goed politiecorps is een kostbaar bezit. Naar het Engelich van MARTIN PORLOCK. DERDE blad er er één regeling is, welke wy onbillijk hebben gevonden, dan is dat *1 lichting, welke aan de bewoners van de Vp^vgiop en de Achterstraat was opge- het y bjj nieuwbouw of belangrijken ver legd OIr perceelen zes meter achteruit te bouV/ en het vrijkomende terrein aan de Plaaf.ennte cadeau te geven. *n t is toch niet meer of minder dan ge- «n afstand van eigendom, van een dw°n®0nd, dat men destijds gekocht heeft arop'de gemeente eigenlijk geen en kele*'aanspraak mag laten gelden. Dat de K bewoners van deze straten dit zoo niees n hebben, kan zeker wel blijken uit oeffeit dat sinds een dertigtal jaren vrij- 1 niemand hier de behoefte aan een in- Hoende verbouwing gevoeld heeft. Dat men niet durft verbouwen en moder- ren is geen gemeentebelang en het "'niee belang, dat de gemeente dan ook bij f e voorschriften had was de zekerheid, At in verloop van jaren op den duur deze traten zouden verbreed worden zonder dat gemeente daarvoor behoefde te betalen, dat men op kosten van de bewoners een fUnken, breeden verkeersweg van Zuid naar Noord 'zou kunnen krijgen. Die verkeersweg is er door het maken de Sint Laurensstraat en de Van den Boschstraat op andere wijze geko men Er was ëeen behoefte meer aan de be lemmering van den nieuwbouw in Payglop en Achterstraat en dus stelden B. en W. voor het desbetreffende uitbreidingsplan te wijzigen en vast te stellen, dat een pand bij verbouwing niet zes meter achteruit moet worden geplaatst. De Raad heeft dit met algemeene stem men besloten, nadat het verzoek daartoe door de bewoners der betrokken straten was gedaan en het raadsbesluit zou geen verdere bespreking noodzakelijk maken, als niet een der bewoners, de heer Crum, om een schadevergoeding gevraagd had. De heer Crum had namelijk in de Ach terstraat een tweetal perceelen gekocht, welke gesloopt zouden worden en door nieuwe zouden worden vervangen. Hij kocht deze perceelen in 1934 en verbouwde er een van, dat dus zes meter achteruit staat in vergelijking met de daarnaast staande panden en hij was juist van plan ook het tweede te verbouwen aan dit plan schijnt reeds eenige uitvoering te zijn gegeven toen de wijziging van de rooilijn in den Raad werd behandeld. Hij behoeft dit per ceel dus niet meer achteruit te bouwen, kan een grooter en beter pand krijgen dan hij gedacht had, maar zal natuurlijk rekening moeten houden met een verandering van zijn bouwplannen. De heer Crum verzocht, met het oog op een en ander, een schadevergoeding van de gemeente en men begrijpt wel hoe de juris ten onder onze raadsleden elkaar grommend dit vette juridische kluifje betwist hebben. Er werden gelijksoortige zaken of bijna gelijksoortige die toch weer geheel an ders bleken te zijn uit de jurisprudentie opgediept. Mr. Leesberg was pro schade vergoeding en mr. de Groot was contra en de andere raadsleden hadden neutrale en belangstellende toehoorders kunnen zijn als zij niet tot de overtuiging waren gekomen, dat men nu juist geen jurist behoefde te wezen om de kwestie te beoordeelen en er een meening over te hebben. Het is vanzelfsprekend, dat men met der gelijke veranderingen van rooilijnen uiterst spaarzaam zal moeten zijn, niet alleen om dat men daarmede velen kan dupeeren, weer ook omdat het slechts tot gevolg kan hebben, dat men ongelukkige straten krijgt wet hier en daar een huis, dat tusschen de anderen als het ware is verdwenen. Waar evenwel sinds 1909 geen verande ring in de voorschriften was gekomen, kan wen moeilijk betoogen, dat men in Alkmaar jf/»?val van te £r°ote wispelturigheid had blyk gegeven. Daarbij kwam de vraag of deze heer Crum inderdaad schade had geleden. Immers, toen hij in 1934 het eerste pand kocht wist hij, dat hij bij de verbouwing zes meter achteruit moest en wanneer dit voor zijn plannen nadeelig was, zou hij dit nadeel zeker in den koopprijs verdisconteerd heb ben zoodat het niet de heer Crum, maar de oorspronkelijke eigenaar was gpweest, die de schade had geleden. De heer Crum heeft in het verbouwde pand een bewaarplaats of werkplaats voor auto s gemaakt en nu is juist dit inspringen van het pand van groot nut gebleken door dat hij thans een benzinepomp kon plaatsen en een prachtige gelegenheid kreeg voor het wasschen van auto's. Er waren dus raadsleden, die betoogden, dat er in dit geval van schade geen sprake kon zijn, hoewel daartegenover weer gezegd werd, dat men deze kwestie in het algemeen en niet met het oog op één bepaald geval moet bekijken. Wat het tweede perceel betreft en daar voor zou de schadevergoeding moeten die nen werd in den Raad betoogd, dat de voorgenomen verbouwing weliswaar eenige kosten voor verandering van bouwplan en wellicht voor verandering van reeds uitge voerd werk met zich zou brengen, maar dat daartegenover stond, dat het pand zooveel grooter zou worden dan de eigenaar oor spronkelijk gedacht had wat, met het oog op de hier voorgenomen stalling van auto's, eigenlijk meer een voordeel dan een nadeel zou zijn, temeer omdat men het grootere ge bouw veel voordeeliger zou kunnen verhu ren. Wethouder de Groot ontkende, dat er reeds zulke voorbereidingen waren gemaakt, dat de verandering van den bouw van den eigenaar groote offers zou vragen. De heer Crum had hem verzekerd, dat de achterka mers al klaar en gemeubileerd waren, maar de wethouder was nog denzelfden morgen gaan kijken en had ontdekt, dat er nog geen kamers waren en dat er alleen nog maar een ruststoel in stond, welke laatste bewe ringen wel een beetje met elkaar in strijd zijn, maar waaruit men toch mag conclu- deeren, dat de kosten van een ander bouw plan wel goedgemaakt worden door den veel royaleren bouw, welke daar thans zal kun nen plaats vinden. Heeft de heer Crum zoo werd betoogd by het eene pand al een strop gehad, bij het andere krijgt hij een voordeel, dat er weer tegen opweegt en er is dus door hem geen aanwijsbare schade geleden. Die schade, zei de heer Grondsma, krijgt hij in de toekomst, omdat zijn eerste pand nu het eenige is, dat achteruit staat en zijn buren dat voorbeeld niet zullen volgen, maar de Raad stelde zich wat dat betreft weer op juridisch standpunt en verkondig de, dat men geen vergoeding kan geven voor schade, welke in de toekomst misschien geleden zal kunnen worden. Zoo gingen de debatten pro en contra, nu eens kwamen de 500, welke mr. Leesberg als schadeloosstelling wilde toekennen, ver leidelijk dicht in het bereik van den heer Crum te liggen en dan kwam er weer een ander raadslid, die ze een eindje van hem afschoof. Ten slotte heeft de burgemeester gezegd en wij kunnen ons in het algemeen met dit betoog zeer wel vereenigen dat hij die een pand koopt rekening heeft te houden met alle daarvoor op dat oogenblik gelden de factoren. Wanneer men een huis koopt met het doel om het te verbouwen en daar bij bekend is met de verplichting, dat die böuw aan zekere voorwaarden moet vol doen, kan men zich niet op schade beroepen wanneer het stadsbelang later andere voor waarden eischt. Ware het anders, dan zou de gemeente tenzij met groote geldelijke offers niet in staat zijn de bebouwings voorschriften te wijzigen wanneer het ge meentebelang dat noodzakelijk maakt. De heer Crum, aldus de heer Klaver, heeft gekocht in de wetenschap van alle lusten en lasten en hy had daarbij ook re kening kunnen houden met de mogelijk heid, dat er andere voorschriften kunnen komen. Gaf men aan dit verzoek toe dan zouden de consequenties niet te overzien zijn omdat in verscheidene straten waar nu reeds achteruit gebouwde panden staan of waar andere bebouwingsvoorschriften wer den gegeven, eigenaren wonen, die met het zelfde recht om schadevergoeding kunnen vragen. En de heer Hoijtink heeft daarbij beweerd, dat men in niet verplichte geval len, vooral in dezen tijd, rekening met de financiën der gemeente moet houden, met het gevolg, dat ten slotte met 12 tegen 8 stemmen besloten werd in dit geval geen schadevergoeding te verleenen. De Speeltuinvereeniging D.E.S. had ver zocht de door haar gehuurde terreinen gratis te mogen gebruiken of de huursommen tot de helft te verminderen met het oog op de moeilijke tijdsomstandigheden. Men gevoelde algemeen de billijkheid van dit verzoek, maar ook de moeilijkheid om daaraan tegemoet te komen. Immers, het Grondbedrijf, waaronder deze terreinen res sorteeren, is geen philantrophische instel ling, maar een bedrijf waarvan de boekhou der uitsluitend met cijfers heeft te maken. Men moet daar nu eenmaal de economische waarde in rekening brengen en het eenige, dat er dus zou kunnen gebeuren, zou een tegemoetkoming aan het Grondbedrijf uit de gemeentekas zyn, dan wel een subsidie aan de betrokken vereeniging. Hoezeer men ook voor het speeltuinwerk gevoelde, met het oog op de gemeentelijke schatkist en op de mogelijke consequenties van een andere houding, werd besloten het verzoek af te wijzen. Temeer omdat de heer Zeegers (R.K.) toezegde, dat hij bij de be handeling van de begrooting voor het ko mende jaar met een geheel nieuw voorstel zal komen, zoorlat dan de belangen van alle vereenigen op speeltuingebied tegelijkertijd worden bekeken. c» De burgemeester had voor de uitbreiding van het politiecorps de aanstelling van vier tijdelijke agenten gevraagd en de Raad bleek eenigszins huiverig aan dit vrij kostbare verzoek te voldoen. Er is namelijk een reor ganisatie van het politiecorps opkomst en men was hier en daar bevreesd, dat de aan te stellen agenten al in dat nieuwe plan ver disconteerd waren, zoodat de tijdelijke aard van hun aanstelling binnenkort wel eens in een vaste benoemig zou kunnen veranderen. En daarover wenschte men zelfs geen voorloopige beslissing te nemen zonder het aangekondigde reorganisatieplan bekeken en besproken te hebben. „Waarom vier stuks tegelijk?", heeft de heer Bonsema gevraagd en de burgemees ter heeft uitgelegd, dat de politie met het drie-ploegen-stelsel werkt, zoodat voor ver lichting van den arbeid in elke ploeg een agent noodig is en de vierde zou worden toegevoegd aan de afdeeling voor de bijzon dere diensten. Hoewel wij in het algemeen op het stand punt staan, dat iédere ambtenaar en trou wens iedereen in dezen tijd belangeloos meer zal moeten verrichten dan er in minder moeilijke tijdsomstandigheden van hem geëischt wordt, kunnen wij ons toch voorstellen, dat een werkelijk gebleken te kort aan manschappen op den duur gecor rigeerd zal moeten worden. Dit tekort, zoo heeft de burgemeester be toogd, is reeds herhaaldelijk gebleken. Alk maar, heeft nog het aantal agenten van 1921 teen de bevolking nog maar het drievierde deel van thans was. Het verkeer eischt een veel grooter toezicht en er zijn de laatste jaren tallooze rijkswetten gekomen, waarvan de controle op de naleving aan de politie werd opgedragen, nog afgescheiden van de omstandigheid, dat de gemeente door veie nieuwe wijken is uitgebreid, en het terrein van werkzaamheden voor de politie dus zoo veel grooter is geworden. Er is meermalen en niet alleen in den Raad betoogd, dat het politióneele toe zicht, vooral ten opzichte van' kléine en vaak onbeteekenende overtredingen van allerlei nieuwe wetten, wat minder scherp zou kun nen zijn, opdat er daarnaast voor den werke- lijken politiedienst meer tijd en meer man schappen beschikbaar kunnen blijven, maar het is duidelijk, dat niemand ten slotte een pleidooi zal kunnen houden, dat de strekking heeft, dat onze politie het een of andere onderdeel van haar taak minder serieus zal moeten opvatten. De argumenten van den burgemeester wa ren zeer sterk, maar men schrok toch eenigs zins terug voor de daaraan verbonden fi- nancieele consequenties. De heer Bonsema bedacht, dat het toezicht van de nachtploeg geen versterking behoeft en evenmin, dat van de afdeeling der bijzondere diensten, zoodat men voorloopig met de aanstelling van twee tijdelijke agenten zou kunnen vol staan. Er waren raadsleden, die er vier en ook, die er minder dan twee wilden geven, maar het resultaat van alle loven en bieden was ten slotte, dat men de aanstelling van twee tijdelyken heeft goedgekeurd en de reorganisatieplannen zal afwachten om over een eventueele versterking van het corps met meer kennis van zaken te kunnen oor- deelen. In de Lindenlaan in een scheef gezakt huisje een soort pannenkeet woont een oude man, een zekere Pannekeet. Hij is in verloop van jaren met zijn huisje mee om laag gegroeid en dat huisje had wegens on bewoonbaarheid al lang moeten verdwijnen, wanneer de Raad geen medelijden met den bewoner had gehad, die daar tot zijn dood bij testamentaire beschikking mag verblijven. Dus wordt, van jaar tot jaar, besloten den man weer uitstel te verleenen en ieder jaar opnieuw staat de ouderdom van den bewo ner in de betrokken bijlage, alsof B. en W. daarmede willen zeggen: „wij vragen nu wel uitstel, maar zoo heel lang zal de tegen woordige bewoner het niet meer maken''. Dat is niet erg bemoedigend voor den ouden man over wiens uithoudingsvermogen de Alkmaarsche Raad jaarlijks zijn verwon dering uitspreekt, maar hij houdt er blijk baar rekening mee, dat er van jaar tot jaar meer reden bestaat hem nog maar stil in zijn huisje te laten. „De heer Pannekeet is thans 79 jaar", hebben B. en W. ditmaal gezegd. Laten wij voor hem hopen, dat in de vol gende bijlage het cijfer 80 zal voorkomen. Wij willen ditmaal niet onvriendelijk tegenover den Raad zijn, maar één opmer king moet ons toch van het hart. Wanneer er een geheime zitting van meer dan twee uren noodzakelijk blijkt, houde men die voortaan aan het einde der open bare vergadering, zoodat publiek en pers niet gedwongen worden al dien tijd op de her opening der deuren te wachten. Niet, dat de aanwezige verslaggevers en overzichtschrijvers zich in dien tijd behoeven te vervelen, daartegen hebben zij zelf reeds maatregelen getrofffen maar zij kunnen, vooral tegenwoordig, hun kostbaren tijd nut tiger gebruiken dan werkeloos op den af loop van schier eindelooze debatten te moe ten wachten. De Beurs onder den druk der politieke onzekerheid. Deviezencontrole en non-enemy-declarations. Een moei lijke taak voor de Vereeniging v. d. Effectenhandel. Verdere toeneming der industrieele bedrijvigheid in de Ver. Staten verwacht. Krachtige technische positie der Amsterdamsche beurs. Vaste stemming voor Fran- sche staatsfondsen. Exportcijfers van radio-artikelen en kunstzijde. Hoogere suikerprijs. De weinig opgewekte, op sommige dagen zelfs flauwe houding der fondsenmarkt wijst er wel op, dat men in beurskringen alles behalve optimistisch is bij de beoordeeling van de toekomstige ontwikkeling. Daarbij denkt men niet zoo zeer aan direct oorlogs gevaar voor ons land (al maakten de be richten omtrent Duitsche troepenconcentra ties aan onze grenzen natuurlijk geen pret- tigen indruk), als wel aan de mogelijkheid van telkens weerkeerende wrijvingen en verwikkelingen, die inhaerent zijn aan onze neutraliteitspositie, en welke ook in den vorigen oorlog herhaaldelijk spanning en onrust hebben veroorzaakt. Ten opzichte van het nieuwe vredes-bemiddelingsaanbod van onze koningin en koning Leopold was de beurs reeds bij voorbaat sceptisch ge stemd; men houdt er thans meer dan ooit rekening mede, nog een langen tijd van on zekerheid voor zich te hebben. Evenals het zakenleven in het algemeen moet de beurs zich hierop in toenemende mate instellen. De moeilijkheden, welke zich in den fondsenhandel in verband met den oorlog voordoen, zijn van velerlei aard. Eenerzijds hebben zij betrekking op de door de oorlogvoerende landen genomen maatre gelen tot beperking van het deviezenver- keer, aan den anderen kant betreffen zii het gevaar van inbeslagneming van naar over zee verzonden, en vandaar naar ons land komende effecten en zelfs van dividendbe wijzen, coupons en lossingen, die ter incas- seering naar de Ver. St. of andere over- zeesche gebieden moeten worden verstuurd. Aan de 'deviezen-beperkingen is van hier uit al bitter weinig te doen. Wil een land de aanwezige buitenlandsche saldi blokkee- ren, ter versterking van de eigen betalings positie, dan heeft het daartoe de macht in handen; dit is uit de in vredestijd reeds met Duitschland opgedane ervaring wel duide lijk gebleken. Het hangt dan uitsluitend af van wat in het belang van het eigen land wordt geacht, óf en in welke mate facilitei ten tot het terugtrekken van zijn bezit aan den eigenaar worden verleend. In Engeland schijnen de deviezenrestric- ties door de desbetreffende autoriteiten aan vankelijk niet zeer scherp te zijn toegepast; men zat blijkbaar nog vast aan de „ver ouderde" opvattingen omtrent de reputa tie, welke Londen als financieel centrum had op te houden. Naar verluidt, zijn in de eerste maand van den oorlog langs niet-of- ficieelen weg nog aanzienlijke bedragen uit Engeland weggevloeid, hetgeen aan de da ling van den Pondenkoers niet vreemd is geweest. Sindsdien is de deviezen-controle echter veel scherper geworden, en het ver krijgen van deviezen ver gunningen is een ingewikkelde en daardoor langdurige pro cedure geworden, die den handel, zoowel in goederen als in fondsen, uitermate stroef doet verloopen. Wat de uitbetalingen van coupons en los singen van Engelsche fondsen betreft, zoo spreekt 't vanzelf, dat de Engelsche regee ring zich er tegen wil vrijwaren, dat de voor dit doel vrijgegeven gelden niet aan onder danen van vijandelijke landen ten goede komen. Om dit vast te stellen, eischt zij een „non-enemy-declaration", d.w.z. een verkla ring, waaruit blijkt, dat het desbetreffende fonds na een bepaalden datum niet het eigendom is geweest van iemand, die in den zin van de geldende opvattingen als een vijand kan worden beschouwd. In den vori gen oorlog heeft men ook dergelijke verkla ringen gekend, maar de tekst hiervan kan onder de tegenwoordige verhoudingen geen dienst meer doen. Het bestuur van de Ver. voor den Effectenhandel te Amsterdam houdt zich reeds geruimen tijd bezig met de samenstelling van een nieuwen tekst en hiermede zijn ook reeds vorderingen ge maakt. Toch zal er nog geruimen tijd mee gemoeid zijn alvorens de nieuwe verklaring goedgekeurd is en in werking kan treden. Tot dien tijd moet de handel in fondsen van Groot-Britannië en zijn Dominions wel stagneeren, voor zoover men zich niet be helpt met voorloopige „Kettingverklarin gen" van banken en commissionnairs, waar uit blijkt, dat de fondsen sedert 3 Sept. niet iri vijandelijk bezit zijn geweest. Met dergelijke niet-officieele verklarin gen moet men vooralsnog ook volstaan in den handel in Amerikaansche en andere „neutrale" fondsen om deze of hun coupons bij verzending naar overzee tegen inbeslag name te vrijwaren. Nog moeilijker dan ten aanzien van Engelsche fondsen is de taak van de Vereeniging voor den Effectenhan del met betrekking tot de vaststelling van een tekst voor zulke „neutrale" fondsen, die eenerzijds inbeslagname van Engelsche zijde voorkomt en aan den anderen kant geen po litieke bezwaren met het oog op onze neu traliteitspositie met zich meebrengt. In elk geval zal men, met het oog op latere even tueele consekwenties, goed doen, zich bij 68) „Maak je maar niet bezorgd!" riep Jane Ult. „Maak je maar niet bezorgd! Hoe kunt u 200 spreken... het is gewoonweg te dol °m los te loopen!" Hector Frensham liep weer naar zijn bu- teau terug en liet zich zwaar op zijn stoel servallen. Hij staarde naar het klokje "aast zyn inkstel. Dit klokje was een obses- jlenX00r lrem. De uurwijzer ging onverbid- yk rond. Hoeveel uren waren er nog 311 zijn twee en zeventig over? r> Iv- e torenklok van de St. Barnabas Kerk ^middernachtelijk uur. Behalve lirhf1" *antaarns brandde er nergens meer ent m Gatesend Road. Op het trottoir aan tile L^'n'<er straatkant kwam met een een- -tige bedaardheid (die misschien Unit 'ets^e overdreven was) een reus in de „g j01^1 van de Hoofdstedelijke Politie aan zijn* ,^e lezers van de Banner, zouden deliiM,eZicllt niettegenstaande de ondui- dat van zÜn toto gemakkelijk als ben Vai° Ernest Biggleswade herkend heb- een' s ze hem by 't spaarzame licht van Toen v- V.'er lantaarns ontmoet hadden, verv ii 'n schaduw van de sombere, ^en Pakhuizen het trottoir ten einde geloopen had, liep hij niet Cattring Road in, doch stak het trottoir over en bleef even onder de eerste lantaarn staan. Hij keek parmantig eens om zich heen, terwijl hij liefdevol zijn knevel streelde, en liep toen plechtstatiglijk weer terug, dit keer langs de bewoonde, rechterzijde van Ga tesend Road. In wat door zijn ontwerpers vermoedelijk als tuin voor no. 27 Gatesend Road be doeld was, hurkten de man met de pet en de taxichauffeur. Een laag muurtje onttrok hen aan het oog van ieder, die langs het trottoir kwam. Onder hun rubberzolen was vuil giint, waartusschen overal on kruid opschoot en achter hen doemde de voorgevel van het sombere, onbewoonde perceel no. 27 op, waarin geen ruit meer heel was. Langzaam en statig schreed de gehelmde reus voorbij het muurtje en verried zelfs niet door een hoofdbeweging, dat hij wist waar zij waren. „Sst!" zei de man met de pet. Er heerschte nu een absolute stilte in Gatesend Road. De taxichauffeur mopperde in zich zelf. Hij had het niet op Gatesend Road begre pen. Ook dit karweitje was nu niet bepaald naar zyn zin, maar hy had een persoon lijke bewondering opgevat voor den man, die als agent Biggleswade paradeerde en voor wien hij bovendien ook nog dat on persoonlijke zwsk had, dat de heele wereld voor dezen man had, dien zij dwaas ge noeg „Vlugge Vayle" noemde. De reus in uniform was nu aan het einde van Gatesend Road gekomen. Weer bleef hij onder een lantaarn stilstaan om zijn snor te verzoigen. Na eenige oogenblikken stak hij de straat over en begon denzelf den weg weer terug te loopen. Tegenover no. 27 stond de derde lan taarn. Achter het muurtje van no. 27 richt te de man met de pet zich zwijgend en omzichtig op. Hy keek Gatesend Road links en rechts af. Zijn vrienden hadden al vaak van hem gezegd dat hij kattenoogen had. Hij spande hen nu tot het uiterste in om de duisternis te doordringen. De schoenen van den agent hadden rub berzolen, zoodat de man met de pet hem al zag, nog voor hij hem kon hooren aankomen Hij kwam langzaam en majestueus nader en liep nu in den zwakken schijn van de lantaarn tegenover no. 27. De man met de pet hoorde den chauf feur naast zich met een schorre stem fluis teren: „Niks te doen vanavond!" De man met de pet gaf geen antwoord, maar wel een trap opzij, dien den ont vanger een gesmoord gegrom ontlokte. De man in de blauwe uniform was nu haast de matte lichtplek om de lantaarn gepasseerd. Hij liep zwijgend verder. Plotseling werd de stilte in Gatesend Road door iets verbroken. Het was een ge luid, dat overdag niet hoorbaar zou zijn, doch door de nachtelijke stilte tienvoudig versterkt werd. Een schrille metaalklank alsof ijzer over steen kraste. De man met de pet schrok op en keek scherp uit. Hij wist, waardoor dit geluid veroorzaakt werd, namelijk door het zach te verschuiven van een der yzeren kelder luiken, die zich in het trottoir bevonden. Een oogenblik moest de man metjde pet om zijn eigen zenuwachtigheid lachen de agent had zeker op een losse yzerplaat ge trapt Doch opeens schoot hem een ge dachte door het hoofd, die de glimlach om zijn mond wegvaagde. Met een bliksem snelle beweging was hij overeind en over het muurtje gesprongen. Hij stond nu mid den op den weg en schreeuwde, terwijl hij de straat in rende: „Kijk uit! Spring!" De geweldige man in de blauwe politie- uniform, die net de uiterste lichtgrens van de derde lantaarn bereikt had, scheen te struikelen. Met een eigenaardige schoppen de beweging van zijn linker been wist hij nog net zijn val in te houden en sprong van het trottoir op den straatweg. De man met de pet had iets gezien, dat ieder, die niet uiterst scherp van gezicht was, ongetwijfeld zou zijn ontgaan, name lijk een rond gat in het trottoir, waarover een ijzeren plaat had moeten zijn en waar uit hij gedurende een ondeelbaar oogen blik een hand en een gedeelte van een arm had zien komen. V. Dicht bij het onbedekte keldergat was in den muur van een pakhuis een kleine hou ten deur. Tegen deze deur ramde het geza menlijke gewicht van Christopher Vayle, thans, zonder helm en snor, en van den heer Joseph Palmer. De rust van Gatesend Road werd verstoord door het geluid van kra kend en splijtend hout, gevolgd door een donderend geraas toen de deur naar binnen viel met de bestormers er bovenop. „Vooruit!" riep Christopher Vayle met een stem, die hol klonk en weerkaatst werd door de groote kale ruimte waarin hij overeind krabbelde. Nicholas Re vel was echter buiten geble ven. Christopher's uitroep was nog niet weggestorven, of hy hoorde in de verte zware stappen weerklinken toen zyn met gezellen hun onderzoek begonnen. Nicholas Revel keek met vlugge, rukkende bewegingen van zijn hoofd links en rechts Gatesend Road af. Hij scheen een berekening te maken, wat hem blijkbaar maar weinig tijd kostte, want nog geen drie tellen later holde hij naar Bowell Gardens en wel met een snelheid, die menigen erkenden sprinter beschaamd gemaakt zou hebben. Een lange, donkergekleede man sloeg Bos wel 1 Gardens in. Hij stapte flink aan. Ieder die hem van naby had kunnen gadeslaan, zou aan zyn snelle ademhaling direct ge merkt hebben, dat de man of haast, of angst had of beide doch zou tevens aan zijn heele manier van doen gezien hebben, dat hij wanhopige pogingen deed om zich een air van onbewogen bedaardheid te geven. Op den hoek van Boswell Gardens kwam een taxi aan. De chauffeur, waarvan maar één oog te zien was, daar het andere volko men onder de neergetrokken klep van zyn pet schuilging, verminderde zijn vaart toen hij de eenzame wandelaar in 't oog kreeg en leunde by wijze van zwijgende uitnoodiging uit het portier. De in het donker gekleede man wenkte met een wild gebaar en liep op de taxi toe, toen deze stil hield, en opende het portier. De chauffeur wachtte zender zich om te draaien op het adres waarheen zijn pas sagier gebracht wilde worden. Een heesche, eigenaardige hooge stem zei: „Alsace Hotel". Het portier werd dichtgeslagen en de taxi ronkte weg. Het was stil in Boswell Gardens. Doch niet in Gatesend Road! (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 9