AKKERTJE
pE MAGINOTLINIE.
Financieel Overzicht.
EEN VEELBEWOGEN
VACANTIE
Een sterke stelling.
Schele hoofdpijn P
JieuilteUm.
DERDE BLAD
ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 2 DECEMBER 1939.
(Van onzen militairen medewerker)
II.
Alvorens de stelling zelf verder te
•eken zullen we eens een kijkje
pemen *n ^et voorterrein> dus vóór de
Alle begroeiing, welke het vuur of het
■♦zicht zou belemmeren wordt uitge
ef nd desnoods gekapt, echter zooveel
ogelijk rekening houdend met den
"Lf)} van onzichtbaarheid. De stelling
e'oet vanuit de lucht gezien zich zoo min
f'selijk afteekenen.
Op ongeveer 200 a 300 meter vóór de
ontüjn treffen we hindernissen aan
tegen 's vijands infanterie, meestal be-
taande uit een warnet van prikkeldraad,
hpvestigd aan stevige palen, ter breedte
Ln 10 a 20 meter.
Uien heeft er echter hoog groeiend
kruid tusschen gezaaid, zoodat deze
hindernissen ongeveer onzichtbaar zijn
vg worden.
We merken, dat deze strooken hinder
nis zig-zag in rechte takken van 50
200 meter loopen; de reden daarvan is,
dat zij zijn aangelegd volgens de as der
niitrailleurbundels van het vuurplan.
Terwijl de aanvallende vijandelijke infan
terie wordt opgehouden en verward
raakt in het prikkeldraad, krijgt zij de
volle laag van den bundel; hier, langs
deze hindernissen, zal de vijandelijke
infanterie dan ook de grootste verliezen
lijden,
Niets zal den verdediger beletten nog
verder vóór de frontlijn een tweede
strook hindernissen aan te leggen, natuur
lijk wederom volgens de schootsrichtin-
gen der mitrailleurs.
Op ongeveer 500 meter vóór de front
lijn zien we hindernissen tegen aanval
lende tanks. Precies volgens het zoo juist
genoemde principe, liggen deze weer
zig-zag in de schootsrichting van het
opgestelde anti-tank geschut. Deze hin
dernissen worden gevormd door beton-
beddingen ter breedte van ongeveer
15 meter, waaruit betonnen pyramide-
vormige palen van lal meter opste
lten; deze palen staan in rijen schaaks-
gewijze achter elkaar; komt een tank met
zijn rupsbanden er op, dan blijft hij ste
ken, dit zijn de z.g. aspergebedden. Ook
worden stalen rails in betonnenbedding
gebruikt, in één rij en achterwaarts om
gebogen. Loopt de tank er tegen op, dan
valt hij achterover.
De gevaarlijkste hindernis tegen tanks
vormen landmijnen, waarop we nog wel
eens terugkomen. Deze hebben echter het
nadeel, dat zij het terrein voor den ver
dediger even ondoorschrijdbaar maken
als voor den aanvaller. Men kan deze
landmijnen dus alleen als hindernis toe
passen in terreingedeelten vóór de stel
ling, waar de verdediger heel zeker weet,
dat hij nooit meer een voet zal zetten,
hoe de zaken ook zullen gaan.
We hebben reeds gezegd, dat het mi-
trailleurvuur eene bestreken ruimte geeft
van 700 meter. Doch ook nog op groote
ren afstand vóór de frontlijn willen we
den vijand reeds met ons vuur bemoei
lijken en verliezen toebrengen. Deze vu
ren kunnen op enkele terreingedeelten
gelegd worden door de mitrailleurs, doch
vooral is dit de taak der artillerie. Ook
voor de artillerie wordt een vuurplan
opgemaakt en zal de verdediger er naar
streven, dat er zoo weinig mogelijk plek
ken overblijven waar de aanvaller zich
veilig zou kunnen voelen. De taak om al
deze verschillende vuren te geven, wordt
gelijkmatig verdeeld over de afdeelingen
artillerie, welke de stelling moeten hel
pen verdedigen. Wat de stelling zelf be
treft hebben we nog slechts gesproken
over de steunpunten dicht achter de
frontlijn, welke vuren moeten leggen
vóór de frontlyn.
Wanneer de bezetting der stelling zich
daartoe beperkte, zou de verdedigende
kracht der stelling niet veel te beteeke-
nen hebben en zou een aanvaller er spoe
dig doorheen kunnen breken. Om dit te
beletten wordt de stelling kilometers
diep achter de frontlijn bezet met steun
punten, die tot taak hebben elkaar en de
voorliggende steunpunten met hun vuur
te steunen; en niet alleen elkaar te steu-
nen, doch ook binnen in de stelling wordt
weer een vuurplan ontworpen voor het
tegenhouden van den aanvaller; zoo ook
woiden weer binnen de stelling hinder-
issen aangebracht (natuurlijk weer
zig-zag) zoowel tegen tanks als tegen
antene. Ook door de artillerie worden
weer vuren voorbereid binnen de stelling.
ooa s men ziet rekent de verdediger er
3 iV^S^ ^en aanvaNer gelukken
zal de stelling binnen te dringen, doch
eieid zich ook terdege voor, hem binnen
ae stelling even krachtig te bestrijden en
nem tot stilstand te dwingen. Gelukt
zulks, kan de aanvaller door verliezen
niet meer voorwaarts, dan is het oogen-
voor den verdediger gekomen zijne
ïeseives gereed te stellen voor den tegen
aanval en den binnengedrongen aanvaller
terug te werpen.
Hierover spreken we naderhand nog
wel eens.
Hoe diep, dus hoeveel kilometer, moet
de stelling worden doorgetrokken achter
de frontlijn? Dit hangt geheel van het
teirein af. Ook de dichtheid der bezet
ting met steunpunten, dus hoever deze
van elkaar liggen, zijwaarts en naar ach-
teien, hangt totaal van het terrein af. Op
vlak terrein kunnen deze afstanden veel
grooter zijn dan in sterk glooiend terrein.
Aangezien elk steunpunt op een af
stand van 30 a 50 meter wordt omgeven
door een prikkeldraadversperring, zal
om elk steunpunt afzonderlijk gestreden
moeten worden, en elk steunpunt kan
daarbij rekenen op hulp der omliggende
steunpunten, die met hunne mitrailleurs
het aangevallen punt flankeeren. Hoe het
terrein binnen de stelling met steunpun
ten bezet wordt hangt weer geheel af van
het vuurplan binnen de stelling.
Hoofdprincipe is, dat men voor de ver
dediging niet meer mitrailleur- en ge-
schutsopstellingen maakt dan noodig is,
om het vuurplan behoorlijk te kunnen
uitvoeren. Verspilling zou leiden tot
onnoodigen arbeid bij het gereedmaken
der stelling, vermorsing van staal en be
ton, meer gebruik van personeel en
wapenen dan noodig is bij de verdedi
ging, terwijl deze elders hard noodig zijn.
De verdediger moet als het ware bere
kenen hoeveel verliezen en krachtsver-
bruik het den aanvaller moet kosten door
de stelling heen te breken; dezen prijs zal
hij in het eene terrein betaald hebben, na
er 20 K.M. in doorgedrongen te zijn, in
het andere terrein zal reeds 5 K.M. vol
doende zijn hem tot stilstand te brengen,
en dus den verdediger gelegenheid geven,
hem er weer uit te werpen. In het eerste
geval zal de stelling dus minstens 20 K.M.
diep moeten zijn, terwijl 5 K.M. diepte
voldoende zou zijn voor het tweede geval.
Zoo is ook de praktijk.
Zoowel de Maginotlinie als de West-
wall varieeren zeer sterk in diepte al naar
gelang van het terrein. De kazematten,
welke de artillerie herbergen, zijn ver
deeld over de geheele diepte der stelling,
doch de zwaardere soorten bevinden zich
voornamelijk meer naar achteren.
Beperken we ons voor heden tot de
Maginotlinie, dan zien we dat ook de
steunpunten (boven den grond) zeer veel
verschillen in grootte." Er zijn er by, die
op heele forten gelijken, doch andere
zijn niet grooter dan een schuurtje. Wan
neer het vuurplan er toe geleid heeft op
dezelfde plek meerdere mitrailleurs te
moeten plaatsen en desnoods ook nog
één of twee anti-tankkanonnen of (en)
een paar stukken ander geschut, dan
worden deze alle ondergebracht in één
betonwerk (pantserwerk), bestaande uit
verschillende compartimenten, voor de
verschillende wapenen. Elk geval op
zichzelf vraagt om oplossing, en daarom
zien we, dat de Maginotlinie bestaat uit
grootere en kleinere betonwerken, welke
zoo goed en zoo kwaad als mogelijk zich
in uiterlijk aanpassen aan het omliggend
terrein. De Maginotlinie is het product
van ruim 10 jaar arbeid van de Fransche
Genie en er wordt in de diepte (dus naar
achteren) nog steeds aan gewerkt. Men
zou kunnen zeggen, dat het een wonder is
van techniek, waarin alle moderne uit
vindingen zijn samengevlochten met de
ervaring opgedaan in den vorigen groo-
ten oorlog. Uit militair oogpunt be
schouwd is het dan ook een waar kunst
gewrocht. De Maginotlinie bestaat uit
2 markant gescheiden deelen, het Zuide
lijk deel in de Vogezen, achter het Rijn
front, strekt zich uit van Basel tot het
Het Russisch-Finsche conflict ver
oorzaakt een scherpe koersdaling.
Gevolgen van den verscherpten
zee-oorlog voor ons handels- en
scheepvaartverkeer. De zware
oorlogslasten van Engeland.
Gunstige rubberpositie. Koersda
ling van Deenschc obligaties.
De positie van de neutrale landen wordt
in dezen oorlog, meer nog dan in den we
reldoorlog, in sterke mate bemoeilijkt door
de wederzijdsche maatregelen der oorlog
voerende partijen. Dagelijks wordt de zware
economische_ druk van den strijd ondervon
den en het zwaartepunt schijnt thans wel
geheel naar de economische zijde te zijn
verlegd. Het behoeft dan ook niet te ver
wonderen, dat in de achter ons liggende
periode een zeer pessimistische stemming
in beurs- en handelskringen heeft bestaan.
De koersen zijn geleidelijk iets teruggeloo-
pen, totdat in de tweede helft van de week
de crisis tusschen Rusland en Finland tot
een dramatische ontknooping kwam en de
oorlogstoestand tusschen beide landen is
ingetreden. Het psychologisch effect daar
van is hier te lande niet uitgebleven en de
koersen gaven daarop een scherpe daling te
zien. Door de wijze, waarop het kleine Fin
land door Sovjet-Rusland wordt aangeval
len, wordt men nog eens opnieuw herinnerd
aan het feit, dat de kleine naties in dezen
tijd geheel en al aan de willekeur der groote
mogendheden zijn overgelaten, en het reali-
seeren hiervan was natuurlijk weinig ge
schikt om het optimisme te versterken.
Wat de reeds hierboven gememoreerde
maatregelen van de oorlogvoerende landen
betreft, deze staan uit den aard der zaak
nog altijd in het middelpunt der belangstel
ling. Terwijl van Duitsche zijde reeds is
aangekondigd, dat met het leggen van mij
nen zal worden voortgegaan met het doel
om den handel van Engeland zooveel moge
lijk aan banden te leggen, is thans van Brit-
sche zijde aangekondigd, dat tot een onder
schepping van den export van Duitsche ar
tikelen zal worden overgegaan en wel van
4 December af. Door de Reedersvereeniging
zijn deze week voortdurend besprekingen
gevoerd in verband met den voor de scheep
vaart geschapen moeilijken toestand. Hoe
wel reeds is aangekondigd, dat de Neder-
landsche schepen ondanks de in het voor
uitzicht gestelde scherpe controle en de
grootere gevaren, ontstaan door de ontel
bare mijnen, zullen blijven varen, is er om
trent de besluiten die door de Reedersveree
niging wellicht zullen zijn genomen, op het
oogenblik, dat wij dit schrijven, nog niets
uitgelekt.
Maar ook al wordt de scheepvaart zoo
goed mogelijk op gang gehouden, spreekt
het vanzelf, dat indien er geen artikelen
meer uit ons land kunnen worden uitge
voerd, die in hun samenstelling van meer
dan 25 pCt. van Duitschen oorsprong zijn,
ons handelsverkeer hierdoor den terugslag
zal ondervinden. Hetzelfde is het geval met
het havenverkeer. Onder normale omstan
digheden bestaat 75 pCt. van het havenver-
keer van Rotterdam uit doorvoer. Op het
oogenblik is de omvang daarvan reeds aan
zienlijk geslonken, doch men mag veilig
aannemen, dat deze doorvoer thans vrijwel
geheel zal komen te vervallen. Ook de over
blijvende 25 pCt. van het verkeer zal onder
de huidige omstandigheden waarschijnlijk
eveneens in omvang verminderen. Teeke
nend is de sterke teruggang van het aantal
schepen in tonnenmaat in het Rotterdam-
sche havenverkeer. Voor de periode van 3
Sept. tot 18 Nov. bedroeg het aantal sche
pen, dat die haven aandeed 965 tegen 3362
in hetzelfde tijdvak van het vorige jaar. De
riviertje de Lauter, het tweede deel loopt
van de Lauter in Noordwestelijke rich
ting tot de Belgische grens en sluit daar
aan bij de verdedigingswerken langs de
Fransche Noordoostgrens, die echter
minder fameus zijn dan de Maginotlinie.
Achter de Maginotlinie steunt het Fran
sche verdedigingsstelsel nog als voorheen
op de beide vestinggroepen Epinal
Belfort en ToulVerdun, welke nog van
vroeger dateeren, doch hoewel niet mo
dern ingericht in 1914'18 voldoende
hunne kracht bewezen hebben, en m
staat zullen zijn dit in de toekomst weer
te kunnen doen. In elk geval bezitten de
Franschen na eventueele doorbraak van
de Maginotlinie in deze vestinggroepen
een uitmuntende opnamestelling. In het
volgende artikel zullen we den Westwall
bespreken.
tonnenmaat beliep 1.584.392 tons tegen vorig
jaar in dezelfde periode 5.421.602.
Afgezien van den oogenblikkelijken eco-
nomischen druk, die in ons land wordt on
dervonden, is men in het algemeen ook zeer
pessimistisch gestemd over de ontwrichten
de gevolgen van den oorlog, indien deze van
langen duur mocht zijn. In Duitschland is de
toestand reeds lang van dien aard, dat eerst
de bewapening en dan de oorlogvoering zelf
kan worden voortgezet ten koste van een
zeer sterke inkrimping van het verbruik van
allerlei goederen en levensmiddelen. In de
geallieerde landen is men aan dit stadium
weliswaar nog niet toe, maar dat men ook
daar niet ver meer van dit punt verwijderd
is, daarover behoeft nauwelijks twijfel te
bestaan. Van den zwaren druk, dien de oor
log ook op den Engelschman legt, krijgt men
eenig idee door de uitlatingen van Sir John
Simon, den kanselier van de Engelsche
schatkist. De kanselier merkte op, dat vóór
de oorlog begon de openbare uitgaven reeds
hooger waren dan ooit in vredestijd, hoofd
zakelijk als gevolg van het voornemen groo
te bedragen te besteden aan de herbewape
ning. Toen in September de oorlog uitbrak,
gingen de uitgaven geweldig omhoog. De
Britsche uitgaven aan oorlogsdiensten en
dergelijken hebben plaats in een omvang
van 2400 millioen per jaar. De belastin
gen zijn reeds zeer hoog opgevoerd, terwijl
voor het volgende jaar nieuwe inkomsten
worden voorzien uit belastingen op buiten
gewone winsten. Het zou ons intusschen niet
verwonderen, indien deze verwachtingen
van minister Simon op een groote teleur
stelling zouden uitloopen, daar de z.g. bui
tengewone winsten in dezen oorlog zich
slechts sporadisch voordoen. Maar ook al
mochten deze winsten inderdaad een bron
van nieuwe belastingheffing kunnen wor
den, dan nog zouden er volgens minister Si
mon nog 1 milliard moeten worden ver
kregen uit leeningen. Verder bleek uit de
mededeelingen van den kanselier van de
schatkist, dat de tegenwoordige stand van
uitgaven, die moeteh worden verkregen uit
belastingen en uit leeningen reeds een
hoogte hebben bereikt, die overeenkomt
met de helft van het totale inkomen der ge
meenschap. Men kan zich een duidelijk
denkbeeld vormen hoezeer als gevolg van
de oorlogsuitgaven, de bevolking gedwon
gen zal zijn zijn uitgaven voor verbruiks-
goederen aanzienlijk in te krimpen. Wij
staan thans nog slechts aan het begin van
den oorlog en de toestand is nu reeds
zoodanig geworden, dat wij in den letterlij
ken zin voor een geweldige verarming
staan. Ook is het een illusie, dat door een
nog grootere belasting van de hooge inko
mens een uitweg zou kunnen worden ge
vonden. Wat Engeland betreft, bleek het uit
de verdere mededeelingen, dat indien de in
komens van meer dan 10.000 per jaar voor
de volle 100 pCt. zouden worden belast
(.hetgeen natuurlijk slechts een theoretisch
geval kan zijn) toch niet meer dan 5 pCt.
zou worden gedekt van het bedrag, dat dit
jaar door Engeland zal moeten worden ge
leend!
Is de toestand in Engeland op financieel
gebied thans reeds zeer ernstig, in ons eigen
land kunnen de vooruitzichten eveneens niet
anders dan zorgwekkend worden genoemd.
Globaal berekend moeten de mobilisatie-
kosten ons op 1 millioen per dag komen
te staan en de dekking van deze uitgaven
wordt voorloopig nog slechts gefinancierd
door het aangaan van vlottende schuld. Tot
r.u toe zijn nog altijd niet de bronnen aan
gewezen, waaruit de verhoogde uitgaven de
finitief zullen moeten worden bestreden.
Het is de regeering zelfs niet mogelijk ge
weest om door regelmatige uitgifte van
schatkistpapier het tempo van de behoeften
bij te houden en zoo zagen wij uit den jong-
sten weekstaat van de Nederlandsche Bank,
dat het bedrag aan schatkistpapier, dat
rechtstreeks bij de Bank werd onderge
bracht, reeds tot 59 millioen is gestegen.
Aan een dergelijke onderbrenging van
schatkistpapier is eigenlijk geen limiet ge
steld en al moet worden aangenomen, dat
de minister zelf zich hierbij een zekere be
perking zal opleggen, toch blijkt wel duide
lijk, dat de noodtoestand soms tot maatrege
len kan dwingen, die men niet als gezond
kan bestempelen. Immers indien er schat
kistpapier rechtstreeks bij de Circulatiebank
wordt geplaatst, dan beteekent dit een crea
tie van ruilmiddelen niet ten bate van het
verkeer (dat h'eraan niet de minste be
hoefte heeft) maar uitsluitend ten dienste
van de financiering der mobilisatie.
In de meeste buitenlandsche obligaties
blijft aanbod bestaan, behalve in Fransche
waarden. Wij hebben reeds vroege reeds
medegedee'd, dat middelen die beschik
baar zijn gekomen door Fransche verkoopen
van Nederlandsche aandeelen, veelal worden
gebruikt om daarvoor Fransche guldens-
obligaties te koopen. Hierdoor wordt automa
tisch steun aan de koersen verleend. Zeer
flauw waren Deensche obligaties, een ver
schijnsel, dat reeds sterk in de hand werd
gewerkt toen de verhoud.ng tusschen Fin
land en Sovjet-Rusland steeds meer gespan
nen werd. Er zijn tal van beleggers, die
juist verleden jaar en in de eerste helft van
dit jaar Scandinavische waarden hebben ge
kocht op de overweging, dat deze als be
trekkelijk veilig moesten worden beschouwd.
Door de ontwikkeling van den toestand is
de meening daaromtrent echter wel ver
anderd. Daar komt nog bij, dat de devie-
zenpositie van Denemarken zelf zeer ongun
stig is geworden als gevolg van den achter
uitgang van den éxport -en de vermindering
van de inkomsten uit de scheepvaart. Hoe
wel de betreffende obligaties voor de dollar
soorten een rendement bieden van 18 a 19
en voor de guldensobligaties een rendement
van 8 is op de verlaagde koersen geen
vraag ontstaan.
Hetzelfde verschijnsel deed zich trouwens
voor op de aandeelenmarkt. Bezitters, die
anders vrij regelmatig zaken op de beurs
doen, onthouden zich thans vrijwel geheel,
vooral ook omdat men niet weet of buiten
landsche verkoopen, die reeds langen tijd de
koersen drukken, nog zullen voortduren. D:e
verkoopen zijn veelal te beschouwen als de
liquidatie van het bezit, dat in Engeland is
gerequirec-rd, om daarmede de noodige de
viezen ter beschikking te stellen voor de
financiering van aankoopen van oorlogsmate
riaal. Dit is de eenige mogelijkheid om den
koers van het Pond Sterling, die deze week
weer een nieuwe reactie heeft te zien gege
ven, althans nog eenigermate te steunen.
New York en Amsterdam zijn als het ware
de eenige kanalen geworden, waarlangs dit
fondsenbezit kan worden afgevoerd. Zeer
waarschijnlijk is de gedrukte stemming, die
de New Yorksche beurs eveneens heeft te
zien gegeven, voor een belangrijk deel te
verklaren door dergelijke verkoopen. Want
de ontwikkeling van den toestand zelf geeft
in Amerika allerminst aanleiding tot pessi
misme, behalve dan dat ook daar te lande de
uitgaven ten behoeve van de bewapening
aanzienlijk moeten worden opgevoerd.
Wat de Indische culturen betreft, wordt
de rubberpositie gunstig beoordeeld. De
verhooging -van het uitvoerpercentage zal
vooral voor het volgende jaar van veel be-
teekenis worden. Voor het loopende jaar
moet men er natuurlijk rekening mede hou
den, dat het uitvoerpercentage gemiddeld
niet hooger dan 58 3/4 was tegen 55 over
1938. De basisquota zijn voor dit jaar echter
op zich zelf al vrij belangrijk verhoogd en
wel van 297.000 tons in 1938 tot 371.000 tons
in dit jaar, derhalve een stijging van 25
Onnoodig te zeggen, dat hierdoor de kostprijs
per eenheid gunstig zal worden beïnvloed.
Bovendien wordt thans verkocht tegen een
prijs van 35 a 36 cent per h.kg., terwijl de ge
middelde prijs van 1938 om en nabij 28 cent
heeft bedragen. De genoemde prijs geldt
free en rail, d.w.z. dat de producenten niet
de minste risico loopen en dat de koopers
geheel voor het vervoer en de verzekering
moeten zorgen. Er wordt nog altijd zeer veel
rubber naar Amerika verkocht, maar ook
Rusland en Italië zijn telkens als koopers in
de markt. Groote suikerafdoeningen hebben
niet meer plaats gevonden en waarschijnlijk
ten deele ook onder den invloed van buiten
landsche verkoopen zijn H.V.A. tamelijk
flauw geweest.
Hieronder volgt een staatje van het koers
verloop in de afgeloopen week.
3-3y2 Nederland 1938, 86, 84 3/4;
Koloniale Bank 160, 150)4;
Amsterdamsche Bank 93, 89;
Aku 33 31, 31 1/4;
Ned. Ford 247, 253i/2, 242;
Philips 130 1/4, 121, 123;
Unilever 97 1/4, 98, 93)4, 94 3/4;
Bethlehem Steel 60 5 8, 61 3/8, 57 3/8;
U.S. Steel 49 3/8, 46 7/8, 47 3/16;
Koninklijke Petroleum 253%, 254, 231, 233)4;
Shell Union Oil 10 1/16, 7 7/8, 8 1/8;
Amsterdam Rubber 191)4, 180, 181 3/4;
Java China Japan Lijn 110, 102)4, 103;
Koninklijke Boot 99, 88)4, 92;
H.V.A. 378, 362, 365;
Ver. Vorstenlanden 97 3/4, 9D/2, 93 1/4;
Deli Batavia Mij. 109)4, 105, 105 1/4;
Deli Mij. 154, 138)4, 142; -
Senembah 129)4, 130)4, 125.
Naar t En^elsch
van
Maxwell March.
15)
He voetstappen hielden op en zij kwamen
voorzichtig uit hun schuilplaats te voor-
'jn, om een glimp van de onbekende op
vangen. Wat David zag, was niet het
■huist verrassende van dien dag vol won-
Qerlijke gebeurtenissen.
oor Judy's deur, met haar oor tegen het
stond de vrouw, die eenige oogen-
'kken tevoren, bij haar entree in de hall,
ooveel sensatie verwekt had.
z„f1J herkeade haar direct. Het zou ook be-
8c.aarl'ik anders kunnen, want haar ver-
ojning was onvergetelijk.
®dat ze even geluisterd had, hief zy
t_^r kand op en na om zich heen gekeken
eoben, klopte ze zachtjes op de deur.
u. oen ZÜ geen antwoord kreeg, opende zij
-i avondtasch en haalde er een
Net op het oogenblik dat ze den
a ket slot stak, raakte Judy David s
artri aan.
Jk heb haar nog nooit in myn leven ge-
i fluisterde zy. „Wat gaat ze uitvoe
ren?" En als by afspraak stapten beiden
naar voren.
Judy sprak het eerst.
„Kan ik iets voor u doen?" vroeg ze rus
tig. „Dit is mijn kamer".
De vrouw schrok geweldig en even was
er iets van ontzetting in haar oogen. Maar
dan ook heel even en David bewonderde
haar buitengewone beheersching, waarmede
zij zich uit de uiterst pijnlijke situatie red
de.
„Is het heusch?" zei ze. „Neemt u mij
niet kwalijk Ik ben pas vanavond gekomen
en heb my zoodoende vergist. Dan heb ik
zeker honderd negen en veertig. Ik kan het
mij heusch niet herinneren. Ik zal het eerst
beneden even gaan navragen
Juist wilde David haar vertellen, dat het
nummer van de kamer ook op den sleutel
voorkomt, toen hij zag, dat zij geprobeerd
had het slot open te maken met een soort
sleutel, die in het Arcadian hotel niet ge
bruikelijk was.
Alsof zij bang was, dat hij iets dergelijks
wilde vragen, stopte zij den sleutel weer
gauw in haar tasch en nam hen eens op.
Tegen hun verwachting in, maakte zij
geen aanstalten om haastig te verdwijnen.
Integendeel scheen zij van plan te zijn, om
nog wat te blijven praten.
David stond voor raadsels. Ze was niet
het gewone type van een hoteldievegge,
maar zelfs als ze tot dat fraaie gilde had be
hoord, wat ter wereld had ze dan te maken
op de kamer van Judy? Bij Judy nog
wel, die toch waarschijnlijk de eenige per
soon in het heele hotel was, van wie ieder
een kon veronderstellen, dat zij op dit
oogenblik op haar kamer zou zijn.
„U heeft zeker naar het dansen geke
ken?" Ze keek door het venster naar bui
ten. ,,'t Is erg aardig beneden. Waarom
bent u, twee jonge menschen er niet bij?"
De vraag klonk niet ongepast en als Da
vid niet iets sluws in de intelligente, don
kere oogen had opgemerkt, zou hij er niets
anders in hebben gezien dan een poging om
het gesprek gaande te houden.
„Neen, heusch u hoorde bij het dansen te
zijn", ging zij voort, met een blik op Judy.
Zij zag er heel bekoorlijk uit, in haar laag
uitgesneden witte japon en Judy antwoord
de haar welwillend.
„Ik ik l^n invalide", zei ze. „Ik dans
niet".
„Een invalide? Och arm kind!" Het klonk
werkelyk gemeend en David werd nog
nieuwsgieriger.
De dame keek hem van terzijde aan.
„Bent u broer en zuster?" vroeg zij onver
wacht. „U lijkt veel op elkaar".
Het idee was zoo onwaarschijnlijk, dat
David haar moed bewonderde, om zooiets in
het midden te brengen.
Weer was het Judy, die antwoord gaf.
„O, neen, wij zijn heelemaal geen familie
van elkaar".
In weerwil van zichzelf was er warmte in
haar stem en de andere vrouw trok er haar
conclusie uit.
„O zoo" zei ze. „Dus vrienden. Kom, ik
moet eens naar beneden naar het kantoor
gaan om te weten te komen, welke kamer ik
heb. Gaat u mee?"
Zij deed of ze elkaar al jaren kenden en
Judy antwoordde haar op dezelfde manier.
„Neen, neen", zei ze. „Ik moet naar bed.
Wel te rusten".
„Mijn naam is Marguerite Ferney", stelde
de onbekende zich voor.
„En ik ben Judy Wellington", zei ze „Goe
den avond, juffrouw Ferney".
Zij had de deur al geopend en pas toen
ze binnen was, keek ze David glimlachend
aan.
„Wel te rusten, David", zei ze met een
knipoogje, terwijl ze de deur achter zich
dichtdeed.
Niettegenstaande zijn brandende nieuws
gierigheid naar de motieven, die de vrouw
moest hebben om de kennismaking met alle
geweld door te zetten, was David zich be
wust van een gevoel van teleurstelling, toen
de deur gesloten was.
Toen hij zich omdraaide, stond de vrouw,
hem spottend aanziend, voor hem; hij kreeg
het onbehaaglijke gevoel, dat zij zijn ge
dachten geraden had en dat zij, als hij niet
erg voorzichtig was, hem ermee voor den
gek zou houden.
Daar was ze echter veel te diplomatiek
voor.
„Zullen we naar beneden gaan?" stelde ze
voor, er onlogisch aan toevoegende:
„Wat een schat van een meisje".
David antwoordde niet, maar volstond
met een nietszeggend knikje, doch liep toch
naast de vrouw de gang door en zij stapten
samen in de lift.
Bij nadere beschouwing was Marguerite
Ferney nog interessanter dan zij op het
eerste gezicht leek. David dacht, dat hij dit
type vrouw door en door kende. Hij had er
bij zijn werk dikwijls kennis mee gemaakt.
Maar nog nimmer had hij er één ontmoet
met zulke buitengewoon intelligente oogen;
oogen zoo schrander en helder dat die haar
zachte manier van doen volkomen verloo
chende.
Terwijl zij naar beneden gingen, babbelde
zij van alles door elkaar, maar David vroeg
zich nog steeds af, wat zij toch eigenlijk bij
die deur te maken had gehad, en trachtte
zich te verzoenen met het idee, dat de
vrouw haar doel bereikt had en dat dat doel
alleen maar geweest zou zijn, eens kennis te
maken met Judy Wellington.
Hij verweet zich juist, dat hij overgevoe
lig was voor alles wat maar met Judy te
maken had, toen er iets heel bijzonders ge
beurde.
Toen zij samen de lift uitstapten en de
vrouw nog maar steeds heele verhalen deed
en hem lachend aankeek was de eerste per
soon, dien zij tegenkwamen sir Leo.
Hij had op de lift staan wachten en kwam
naar voren, toen de stalen deuren open
zwaaiden. David zag de uitdrukking op zijn
gezicht veranderen, toen hij juffrouw Fer
ney gewaar werd, hij zag zijn half woeden
den, half angstigen blik, maar toen sir Leo
den inspecteur in haar gezelschap ontdekte
die naar het hem toescheen, op buitenge
woon vertrouwelijken voet met haar stond,
trok alle kleur uit zijn blozend gelaat weg
en zijn wijd geopende oogen verrieden
openlijk zijn groote ontsteltenis.
(Wordt vervolgd).