ImiMeton EEN VEELBEWOGEN VACANTIE Het miltvuurgevaar voor onzeri veestapel. Maatregelen tot beperking en bestrijding van de ziekte. Jongen schiet zichzelf in het hoofd. Twee schaatsenrijders door het ijs gezakt en verdronken. Duurlebijs'ag aan kleine grondgebruikers. 5 pet. van de steun- uitkeering. TWEEDE BLAD Sedert eenige weken komen in Nederland gevallen van miltvuur onder het vee voor, in aanzienlijk hoogere mate dan gewoonlijk in ons land het geval is, zoodat in sommige kringen van veehouders groote ongerustheid is ontstaan, aangezien de ziekte van zeer kwaadaardigen aard is en in vroeger tijden vaak groóte oprui ming heeft gehouden onder het vee in gebieden, die er mee be smet waren. Hoewel de grootste voorzich tigheid geboden is en het nood zakelijk is, dat alle veehouders nauwgezet de aanwijzingen van deskundigen als veeartsen en veeartsenijkundige diensten vol gen, zijn thans tal van maatrege len getroffen, die, mits stipt uit gevoerd, de uitbreiding van de ziekte tot een ramp kunnen voor komen. De verontrustende gevallen deden zich aanvankelijk voor in Zuidholland, vervol gens in Noordholland en Utrecht, terwijl ook Limburg en Brabant niet vrij zijn ge bleven, doch in het Oosten van het land bleef men er tot nog toe voor gespaard. Miltvuurgevallen doen zich altijd in ons land voor en zijn op zichzelf geen reden tot ongerustheid. Normaal komen in Nederland per jaar tusschen de 100 en 125 gevallen van miltvuur voor. De inspecteur en districtshoofd van den veeartsenijkun- digen dienst in Noordholland en Noord- westelijk-Utrecht, de heer H. J. Odé te Heemstede, deelde ons in een onderhoud, dat wij hierover met hem hadden mede, dat zich in zijn district in normale tijden per jaar vijftien a twintig gevallen van miltvuur voordoen. In de afgeloopen tien dagen bedroeg dit aantal, alleen in het onder hen ressortee- rende genoemde gebied echter veertig, een stijging, die zich ook elders voordeed, zoodat het miltvuur in ons land op het oogenblik een omvang heeft ais nooit eer der het geval was, zoodat ingrijpende maatregelen noodzakelijk zijn. Zeer besmettelijk. De ziekte, die door bacillen verspreid wordt, en typisch het karakter van een infectieziekte heeft, is zeer besmettelijk, en de eerste voorzorgsmaatregel waartoe de veeartsenijkundige dienst overgaat is te voorkomen, dat de ziekte van besmette dieren op andere runderen wordt overge bracht. Daartoe wordt aan elke boerderij, waar miltvuur heerscht, een kenteeken aangebracht en is het den boer verboden vee te vervoeren of ook zijn niet aange taste runderen in contact met ander vee te brengen. Ook de cadavers van de aan ziekte ge storven beesten zijn hoogst besmettelijk en blijven dit nog langen tijd, zoodat vaak weilanden, waarin een cadaver begraven werd, in hur. geheel een bron van besmet tingsgevaar blijven. Daarom moet al het aan miltvuur gestorven vee in destructors verbrand worden, opdat de besmettings haard geheel vernietigd wordt. Sommige boeren plegen ziek vee, waarvan nog niet vaststaat dat het aan miltvuur lijdt, te slachten, in de hoop, dat het vleesch nog goedgekeurd zal worden. Dit is hoogst gevaarlijk, omdat daardoor bloed in de stallen komt en juist het bloed de smetstof in hoogste concentratie bevat, waardoor bijna altijd ook ander vee wordt aangetast. Nauwgezet onderzoek. Bij het uitbreken van de hui dige miltvuurepidemie heeft de veeartsenijkundige dienst een nauwgezet onderzoek ingesteld. Hoewel men geen bewijzen hier voor neeft gevonden, meent men toch te mogen vermoeden, dat de ziekte in verschillende deelen van ons land is verspreid door besmet beendermeel, dat in het veevoe der is gemengd. In het algemeen moet geimporteerd beendermeel aan bepaalde eischen vol doen en o.a. tot een bepaalde temperatuur verhit zijn geweest, juist om besmetting te voorkomen. Ook voor bemestingsdoel einden wordt echter beendermeel geim porteerd, dat uiteraard aan minder hooge eischen behoeft te voldoen, en de moge lijkheid is niet uitgesloten, dat in strijd met de voorschriften een mengbedrijf dit beendermeel door veevoer heeft ge mengd. Onder de huidige distributieregeling, waarbij de regeering de geheek distributie van veevoeder controleert er. ook de mengbedrijven niet vrü zijn, worden op aanwijzing van de daartoe gemachtigde instantie hoeveelheden beendermeel en andere mengstofrfen naar mei.g- en vee voederbedrijven in het geheele land ge distribueerd. Indien er dus inderdaad een kleine voorraad besmet beendermeel in ons land was, kan deze dus cveral heen verspreid zijn. Het spreekt echter vanzelf, dat 't niet alleen ondoenlijk is, dezen reeds vermengden voorraad op te sporen, maar dat het ten eenenmale onmogelijk en ook onnoodig is zooals sommigen in een onge rechtvaardigde paniekstemming bepleiten, onzen geheelen veevoedervoorraad, die door de oorlogsomstandigheden toch reeds zoo krap is, te evrnietigen omdat er moge lijk hier of door een besmettingshaard zit. Ter voorkoming van het gevaar, dat or> enkele plaatsen vee door miltvuur wordt "ngetast, zou men zijn toevlucht willen nemen tot een maatregel waardoor een groot deel van onzen veestapel gedoemd zou zijn den hongerdood te sterven. Wanneer onverhoopt ergens miltvuur onder het vee uitbreekt, kunnen bij ver standig en onmiddellijk ingrijpen, de ver liezen tot het uiterste beperkt blijven. Om te beginnen doet elke boer, van wien een koe of ander rund ziek wordt, verstandig terstond rekening te houden met de mo gelijkheid van miltvuur. In vele gevallen is het aange taste dier door een seruminjectie dan nog te redden en wordt het zelfs geheel genezen Vaak blijkt de ziekte zonder voorafgaan de waarschuwing en sterft het beest zeer kort nadat men heeft gemerkt, dat het ziek was. Het is dan zaak terstond alle maat regelen te treffen om verdere verspreiding te voorkomen en eventueel reeds besmette dieren te redden. Daartoe moet in de eerste plaats het cadaver terstond door een destructiedienst worden weggehaald en moeten terreinen, stallen, gereedschappen, vervoermiddelen en zelfs de personen, die met het slachtoffer in contact zijn geweest, worden ontsmet. Seruminjecties. Teneinde het overige vee te redden moet dit regelmatig gecontroleerd worden, door eenige malen per dag de temperatuur op te nemen. Stijgt deze, dan mag men aan nemen, dat dit veroorzaakt wordt door de gevreesde ziekte. Een seruminjectie en de verdere handeling, welke de veearts voor schrijft, beperken dan in de meeste geval- ten het verlies tot het eerste slachtoffer, dat gevallen is toen men nog niet op de ziekte verdacht was. Wij staan dus niet machteloos tegenover de gevreesde ziekte, doch aller medewerking is noo- dig om haar tot stilstand te bren gen en de verliezen tot een minimum te beperken. De veeartsenijkundige dienst, de bur gemeesters der gemeenten, waarin de ziekte voorkomt, en de rijksseruminrich- ting te Rotterdam, die op \olle kracht werkt om zoo groot mogelijke hoeveel heden sera af te leveren en de verschil lende diermeelmonsters te onderzoeken totnogtoe zonder resultaat, wat er op wijst dat slechts een zeer kleine hoeveel heid besmet kan zijn werken met in spanning van alle krachten samer om de ziekte tot stilstand te brengen, doch hun werk kan slechts resultaat hebben wan neer in de eerste plaats de boeren zelf hun medewerking verleenen en inzicht toonen in de belangen, die voor ons heele volk, doch in de eerste plaats voor hen zelf, op het spel staan. Gister is op het erf van de boerderij „Groot Hussel", te Putten, een ernstig ongeluk gebeurd. De 18-jarige landbou werszoon J. van Malestein, was bezig met een geweer op duiven te schieten. Door onbekende oorzaak heeft de jongen op een gegeven moment zichzelf in het hoofd ge schoten, waardoor hij op slag gedood werd. Het lijk is naar de ouderlijke woning ver voerd. Gistermiddag omstreeks half een zijn twee jongens, de 18-jarige H. Bouma en de 16- jarige W. de Jong, beiden uit Sint Jacobi- parochie, bij het schaatsenrijden op de Blik vaart te St. Jacobiparochie door het ijs ge zakt en verdronken. Er waren nog meer schaatsenrijders op de Blikvaart toen het ongeluk gebeurde, doch deze bevonden zich op verren afstand van de plaats waar de jon gens door het ijs zakten. Hun aandacht werd plotseling getrokken door de drenkelingen, die luidkeels schreeuwden. De plek van het ongeluk was evenwel moeilijk te bereiken en zoo duurde het eenigen tijd alvorens men daadwerkelijke hulp kon verleenen. Nadat mén de jongens op het droge had gebracht, paste ern inmiddels ontboden geneesheer kunstmatige ademhaling toe, doch deze mocht geen baat meer vinden. AANGIFTE RADIO-ONTVANG TOESTELLEN. De persdienst der P. T. T. deelt ons mede: De oorlog heeft de belangstelling voor de radio, zoo mogelijk, nog doen toenemen. De achter ons liggende feestdagen hebben zeker menigeen tot gelukkige bezitter van een radiotoestel gemaakt. Het is nuttig nieuwe bezitters en ook anderen, die op dit punt nog in gebreke mochten zijn, er aan te her inneren, dat radio-ontvanginrichtingen, bin- en 14 dagen na de installatie, moeten wor den aangegeven op het P. T. T.-kantoor ter plaatse van inwoning. De aangifte kan ge schieden door middel van een kosteloos op de kantoren verkrijgbaar formulier. Er zijn in geenerlei vorm kosten aan verbonden. Door de aangifte komt men in het bezit van een ontvangbewijs, dat ten allen tijde op de plaats, waar het toestel is opgesteld, moet kunnen worden getoond. Wie verzuimt, aangifte te doen, stelt zich bloot aan bestraffing met hechtenis van ten hoogste 6 maanden of een geldboete van ten hoogste 1000. Aansluitingen op radio-distributienetten behoeven niet te worden aangegeven. VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR DE SCHEEPVAART. Schriftelijk beantwoorde vragen. Op vragen van het lid der Tweede Ka mer, den heer de Visser (c.p.n.) betreffende maatregelen ten aanzien van de zeescheep vaart in verband met de toenemende geva ren ter zee, heeft de minister van Water staat, mede namens den minister van so ciale zaken, geantwoord, dat voor zooveel het de in de vragen bedoelde onderwerpen betreft van het tot buiten de gevaarlijke zone brengen van koopvaardijschepen met sleepbooten en een verscherpte inspectie van het reddingsmateriaal aan boord van zoodanige schepen, medegedeeld kan wor den, dat deze onderwerpen bereids worden onderzocht door een commissie, die de mi nister van Waterstaat heeft ingesteld om de regeering op korten termijn van advies te dienen omtrent de vraag, of, en zoo ja, welke bijzondere maatregelen zouden kun nen worden getroffen ter vermeerdering van de veiligheid voor schepen en hun op varenden, in verband met de bestaande ge varen ter zee. Ten aanzien van het in de vraag gestelde onderwerp betreffende het bevorderen van een verhooging van de risico-uitkeering voor zeelieden en hun nabestaanden, kan worden medegedeeld aldus de minister dat door de reeders in de groote vaart een regeling te dien aanzien is getroffen. Afge wacht wordt, of ook voor de kleine vaart een regeling tot stand zal komen. DEKKING VAN OORLOGSRISICO DOOR LEVENSVERZEKERINGEN. Minister Steenberghe beantwoordt vragen. In antwoord op vragen van het lid der Tweede Kamer, den heer van Gelderen, be treffende dekking van oorlogsrisico door levensverzekerings-overeenkomsten, deelt de minister van economische zaken mede, dat het hem bekend is, dat omtrent de dekking van het oorlogsrisico in de loopende levens verzekeringsovereenkomsten onderling af wijkende bepalingen voorkomen, en dat om trent de juiste beteekenis van sommige dier bepalingen in de practijk vragen zijn ge rezen. Deze vragen schijnen echter niet zoo zeer verband te houden met een verschui ving, welke de grens tusschen combattanten en niet-combattanten in den modernen oor log heeft ondergaan, als wel met de omstan digheid, dat bij de huidige methode van oor logvoering het risico voor niet-combattanten om door oorlogsdaden van den vijand ge troffen te worden ten zeerste is verhoogd. Bovendien spreekt het vanzelf, dat sedert het uitbreken van den huidigen oorlog de bepalingen, die ten aanzien van oorlogs risico in de levensverzekeringsovereenkorn- sten voorkomen, meer dan tot dusverre in het middelpunt der belangstelling zijn ko men te staan. Nadat de oorlog in Europa is uitgebroken, is tengevolge van het door de levensver zekeringsmaatschappijen onderling gepleegde overleg een nieuw, duidelijke regeling, voor zoover dit ten aanzien van levensver zekeringsovereenkomsten van belang kan worden geacht, aangaande de dekking van het oorlogsrisico opgesteld, welke thans door een groot aantal der maatschappijen in baar polissen is opgenomen. Ook voor hen, met wie reeds overeenkomsten gesloten waren, is de gelegenheid opengesteld, onder be paalde voorwaarden de nieuwe bepalingen in de polis te doen opnemen. In verband met het vorenstaande kan thans stellig niet worden gesproken van groote onzekerheid omtrent de dekking van het oorlogsrisico. Hoewel de regeering den gang van zaken nauwkeurig volgt, is de minister van oordeel, mede met het oog op hetgeen door verschil lende maatschappijen in onderling overleg is tot stand gebracht, dat voor optreden harer zijds voor het verkrijgen van meer eenheid en klaarheid op dit oogenblik niet voldoen de grond aanwezig is. CLANDESTIENE DISTILLEERDERIJEN TE AMSTERDAM. In den loop van gisteravond heeft de recherche van den dienst der invoerrechten en accijnzen te Amsterdam twee clan destiene distilleerderijen in beslag geno men. Reeds eenige weken geleden hadden ambtenaren van genoemden dienst op straat een man aangehouden, die op een rijwiel gezeten, egn koffertje vervoerde. Het bleek, dat het koffertje een blikken bus bevatte, welke de reuk van gedistilleerd verspreid de. De ambtenaren lieten den man zijn weegs gaan, doch hielden hem gedurende eenige weken in de gaten. Gisteren werd ontdekt, waar hem het verboden artikel werd verstrekt. Dit was in een woning aan den Ringweg in den IJpolder en in een perceel aan de Jasper Lynsenstraat in Am sterdam-West. De ambtenaren deden gister avond een inval in het huis aan den Ring weg, waar zij in de keuken een zich in volle werking bevindend distilleertoestel aantrof fen. De installatie en de vloeistof werden in beslag genomen en de bewoner werd voor het afnemen van een verhoor medege nomen. Later op den avond werd een inval gedaan in het andere perceel, waar even eens een goeden slag werd geslagen. In een badcel trof men een volledige branderij aan, welke evenwel niet in werking was. Deze apparatuur werd eveneens in beslag genomen en ook de bewoner van dit huis moest de ambtenaren naar hun bureau vol gen voor het afleggen van een verklaring. Beiden waren in dit opzicht als vaklieden te beschouwen, die over eerste-klas distillatie- inrichtnigen beschikten. De spiritus, welke zij produceerden, had een gehalte van 96 pCt. Te water geraakt en verdronken. - Toen Dinsdagavond laat de vijftienjarige bakkers knecht Dijks niet was thuisgekomen, stelden zijn ouders de politie van het feit in kennis; deze heeft den geheelen nacht den omtrek afgezocht. Gisterochtend vond men het stof felijk overschot van den jongen en zijn fiets in het kanaal te Westdorp. Hoe de jongen te water is geraakt, is nog een raadsel. De ministers van sociale en van economische zaken hebben aan de gemeentebesturen een circulaire ge zonden, waarin zij berichten, dat be sloten is goed te keuren, dat aan de in de voor hen geldende steunrege ling opgenomen kleine boeren en tuinbouwers, evenals zulks voor de ondersteunde en bij de werkver schaffing geplaatste werklooze ar beiders is vastgesteld, over het tijd vak van 17 Dec. 1939 tot 2 Maart 190 een duurtebijslag wordt gege ven. Deze bijslag zal ten aanzien van de onder groep b vallende boeren en tuinbouwers be dragen 5 pCt. van het wekelijksche netto- steunuitkeeringsbedrag (steun in geld er> in natura) met inbegrip van den brandstoffen- bijslag, en voor wat betreft de tuinbouwers in de daarvoor in aanmerking komende ge vallen eveneens met inbegrip van den bij zonderen toeslag ingevolge art. 17 van het reglement voor hulpverleening aan kleine tuinbouwers. Het bedrag der kerstgave telt in deze niet mede, zoodat daarover geen extra bedrag mag worden berekend. De duurtebijslag voor de onder groep c vallende boeren en tuinbouwers geldt voor eenzelfde aantal weken als voor de onder groep b vallende grondgebruikers en dient dus te worden vastgesteld op 5 pCt. van het naar rato van dit aantal weken berekend gedeelte der totale jaarvergoeding. De consulenten zijn van deze regeling op de hoogte gebracht en zullen bij het ver strekken van den steun in natura aan de c- boeren en c-tuinbouwers met de verhoo ging van 5 pCt. rekening houden. Met nadruk wijzen de ministers er op, dat toekenning van den duurtebijslag het basis bedrag niet mag verhoogen. De bijslag dient bij de op de gebruikelijke wijze berekende netto-steunuitkeering te worden opgeteld. Personen, die zonder toekenning van den duurtetoeslag niet voor opneming in de steunregeling voor kleine boeren en tuin bouwers in aanmerking komen, zullen ook thans niet op deze wijze kunnen worden gesteund. De duurtebijslag komt op gelijke wijze en in dezelfde percentageverhoudingen als de normale steunuitkeeringen zelve, hetzij ge deeltelijk ten laste van het departement van economische zaken en gedeeltelijk ten laste van de gemeente (onder toekenning van de gebruikelijke subsidie uit het werkloos- heidssubsidiefonds), dan wel geheel ten laste van 't departement van economische zaken. De bijslag wordt in geld uitgekeerd, voor zoover hij ten laste van de gemeente en in natura voor zoover hij ten laste van het de partement van economische zaken komt. GELDINZAMELING VOOR HET FINSCHE ROODE KRUIS. Reeds een ton binnengekomen. Wij vernemen, dat de geldinzameling, uitgaande van de Finsch-Nederlandsche vereeniging in samenwerking met het Nederlandsche Roode Kruis, ten behoeve van het Finsche Roode Kruis, thans een totaal bedrag van 100.000 heeft bereikt. De geldinzameling wordt met kracht voortgezet. Binnen enkele dagen zal onder auspiciën van de Finsch-Nederlandsche vereeniging een geschrift verschijnen, getiteld „Fin- lands lot." DOOR TREIN GEGREPEN EN GEDOOD. Gister vond de arbeider A. van der Wiel uit D runen nabij den on bewaakten over weg in de Stationsstraat aldaar het totaal verminkte lijk van een man. Bij nader onderzoek bleek het de 69-jarige A. Krol uit Elshout te zijn. Deze werd sinds Dins dagavond vermist. Men vermoedt, dat de ongelukkige Dinsdagavond laat of Woens dagmorgen vroeg door een trein in de richting Den Bosch gegrepen is. Naar t En^e'.sch van Maxwell March. 40) David hoorde de motorfietsen eveneens stilhouden. Dan werd hij ruw opgepakt en buiten op het gras gelegd. Geen van zijn belagers zei iets. Ever, meende hij een man onderdrukt te hooren vloeken, maar het geluid werd plotseling afgebroken, net of iemand de hand op zijn mond had gelegd. Ondanks zijn ellendigen toestand moest David toegeven, dat ze hun hersens ge bruikten. Als hij het er nog levend af zou brengen, wist hij, dat hij nergens houvast aan zou hebben, geen indruk, geen geluid, niets zou hem helpen zijn aanvallers te her kennen, als hij ze ooit weer zou ontmoeten. De frissche lucht, die door den zak heen drong, deed hem wat opleven, maar hij bleef roerloos liggen, met zijn zintuigen tot het uiterste gespannen, en wachtte maar af. Hij dacht op eenigen afstand van hem een fluisterend gesprek te hooren, maar hoe hij zijn best ook deed, hij kon er geen woord van verstaan. Ineens hield het gefluister op. Weer werd hij bij de schouders gegrepen en dit maal pakte een ander hem bij de voeten. Zoo droegen ze hem een meter of vijftig, zestig, en dan werd hij op den harden grond neergesmeten, waarbij zijn hoofd on zacht in aanraking kwam met een, zooals hij direct uitmaakte, houten wand. Heel voorzichtig zijn voeten bewegende, ontdekte hij een anderen wand, zoodat hij begreep, dat hij in den hoek van een of an der gebouwtje lag. Angstvallig wachtte hij weer even. Alles om hem heen was doodstil. Hij meende, dat hij de voetstappen hoorde weggaan. Daarna was alles stil, totdat hij opeens op eenigen afstand een motor hoorde starten. Hij herkende het geluid als dat van de auto waarmee hij gekomen was. Hij hoor de het aanslaan en het langzaam optrekken, waarna ook de motorfietsen beide wegre den. Het lawaai van de drie machines werd hoe langer hoe zwakker, tot er ten slotte niets meer tot hem doordrong. David kwam in beweging. Hij probeerde rechtop te gaan zitten. Er gebeurde niets en daar hij ook niets hoorde, begreep hij, dat hij alleen was. Hij sprak en het geluid van zijn eigen stem klonk in die stilte vreemd in de ooren. Hij riep een paar keer, maar hij kreeg geen antwoord. Hoe lang hij daar gelegen had, wist hij zich later nooit meer te herinneren, maar er moesten zeker verscheidene uren voorbij gegaan ^ijn, toen hij heel in de verte een motorfiets hoorde aankomen. Hij verzamel de al zijn krachten en riep zoo hard moge lijk. Het geluid kwam steeds nader en plot seling hield David op met roepen. Het moest een van de motorfietsen zijn, die hem op zijn tocht hierheen hadden begeleid, of in ieder geval een van dezelfde soort. Er ging een rilling door hem heen. Het was iets meer dan physische angst. De ge dachte, dat die eenzame rijder terugkwam, terwijl hij in letterlijken zin aan handen en voeten gebonden was en hij bovendien niets kon zien, was dan ook verre van aange naam. De motor stopte. David spande zijn ooren in om voetstappen te hooren, maar hij hoorde er geen. En dan, opeens vlakbij, be woog er iets. Een minder mooie uitdrukking ontsnapte hem en hij had alle moeite om het niet uit te schreeuwen. Het volgende oogenblik werden de tou wen, waarmede zijn beenen gebonden wa ren, doorgesneden. Daarna kwamen zijn handen vrij. Een mes sneed den zak opèn en een golf frissche lucht drong zijn neus gaten binnen, toen die verwenschte lap op den grond viel, „Sta op", zei een heesche stem. „Handen boven je hoofd". David had geen keus en moest gehoor zamen. Hij was veel te ellendig en te stijf om een vechtpartij te riskeeren. Zijn pol sen en enkels tintelden, toen het bloed er weer instroomde en de man drukte een re volver tegen zijn ribben. Hij zag, dat hij zich in een schuur be vond. Het begon nog maar pas licht te wor den en in den hoek waar hij stond was het nog heel duister. „Loop rechtuit tot ik je zeg stil te staan", zei de stem naast hem. David zag een magere gestalte, gekleed in grove stof, het benedengedeelte van het gezicht was achter een witten zakdoek ver borgen en een groote pet was diep over de óogen getrokken. Met zijn handen boven zijn hoofd en de revolver van den onbekenden tegen zijn rug, stapte David den eenzamen landweg op. Een zware motor stond buiten het hek. Er was geen sterveling te zien, geen spoor van een menschelijke woning. De schuur was vervallen en scheen niet meer in ge bruik te zijn. „Ga erop zitten", commandeerde de man „Ik ga mee. Als je probeert van mij af te komen, schiet ik". Aan den grimmigen toon kon David heel goed hooren, dat het ernst was. Hij deed wat hem gezegd werd en twee minuten later hobbelde hij, met zijn bela ger achter op het zadel, over den stoffigen weg. De eerste paar mijlen, volgde David stipt de hem gegeven instructies op. Hij wist, dat zijn eenige kans was, den man op een ge geven moment af te leiden en voor dat oogenblik moest-hij al zijn krachten bewa ren. Het was nog erg vroeg, even na vijf uur. dacht hij. Het land zag er niet erg aanlok kelijk uit en de weg was eigenlijk niet meer dan een pad tusschen de zoutmoerassen aan den eenen kant en de haast niet bewerkte bouwlanden aan de andere zijde. Opeens zag David zijn kans. Zij nader den een hoog bruggetje, veel steiler dan gewoon. Even voor ze er waren, zette hij er een spurt in en ging er met een vaartje overheen. De schok bracht hem bijna uit het zadel en even dacht hij, dat hij zijn passagier kwijt was, maar hij had buiten de tegen woordigheid van geest van den man gere kend. Twee sterke armen grepen hem om zijn middel, de motor raakte van den weg af en beiden kwamen te vallen. „Dat komt goed uit, jonge man", zei een stem achter hem, terwijl hij weer op de been krabbelde. „Het werd zoowat tijd, dat wii eens een beetje gingen praten". David keerde zich om. Het klare licht van de ochtendschemering viel op het gezicht van zijn metgezel. De zakdoek was nu ver dwenen. David staarde hem aan en was te ver baasd om een woord uit te brengen. Wie voor hem stond misschien zat zijn haar een beetje slordiger door den val, maar overigens zag hij er precies zoo uit als toen hij hem voor het eerst ontmoette was niemand anders dan de man, dien hij laatst in gezelschap van ex-brigadier Bloomer uit de kamer van Judy had zien koen. Een paar seconden stond David onbe weeglijk stil, tevergeefs trachtende, uit de op hem aanstormende gedachten wijs te worden. Alles was even ongeloofelijk, het had veel weg van een nachtmerrie. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 6