NOTITIE-BOEKJE. Vreemde vliegtuigen boven ons land. Twee menschen op het IJseimeer verdronken. Door het ijs gezakt. Het cirens-incident bij Venlo Grieperig 'Af£f£mti£W l'Buitentand Wijziging in de Britsche regeering. De Belgische Kabinets formatie. M. J. BRUSSE: Üi UIT M IJ H Zending in de nachtbuurt TWEEDE BLAD 2 De regeeringspersdienst meldde gisteren: tegen het middaguur zijn heden op zeer groote hoogte boven de provincie Utrecht enkele vreem de vliegtuigen gesignaleerd. Zij zijn van den grond af onder vuur geno men. Patrouilles vliegtuigen zijn opge stegen en hebben vastgesteld, dat de vreemde vliegtuigen zich inmid dels hadden verwijderd. Gistermiddag zijn op het IJselmeer bij Medemblik twee fraters-onderwijzers, die zich op de schaats van de haven uit ver op het IJselmeer hadden gewaagd, door het ijs gezakt en verdronken. Het ongeluk ge schiedde op een eenzame plaats ter hoogte van den vuurtoren van Oude Zeug. Van grooten afstanad zagen andere schaatsenrij ders het ongeluk gebeuren. Een aantal hun ner snelde dadelijk te hulp, maar het was niet mogelijk tijdig de drenkelingen te be reiken. Gisteravond waren de slachtoffers nog niet gevonden. De omgekomenen zijn de 27-jarige frater H. L. Pijnappels en de 25-jarige frater A. W. van Arkel, beiden onderwijzer aan het pensionaat „Sint Radboud" te Medemblik. Gisteravond omstreeks zeven uur is een reddingsbrigade, welke ter hulpverleening Medemblik had verlaten, onverrichterzake teruggekeerd. Door de ingevallen duisternis moesten verdere nasporingen achterwege blijven. De beide slachtoffers waren gistermiddag met verschillende andere fraters gaan schaatsenrijden. Op ongeveer tien kilometer van Medemblik, bij de Oude Zeug, zag een der fraters plotseling een eind vooruit twee zijner medebroeders door het ijs zakken en geheel verdwijnen. Aan redden viel niet te denken, want toen de andere fraters nabij de plek des onheils kwamen, bevonden zij het ijs daar zeer slecht, zoodat zij wegens het gevaar van zelf te verongelukken, naar Medemblik huiswaarts keerden. De ontsteltenis in huize „St. Radboud", evenals in het stadje is zeer groot. Hedenochtend zou de reddingsploeg met vletten de plaats van het onheil nogmaals opzoeken. Lot der s achtofters nog onbekend. Herhaaldelijk wordt de vraag gesteld of er nog steeds niets met volstrekte zekerheid bekend werd omtrent het lot der slachtof fers van het grens-incident bi] Venlo. Inderdaad moet ook thans deze vraag nog ontkennend worden beantwoord. Zooals bekend, heeft de Nederlandsche regeering aan de Duitsche aanstonds na het gebeurde op het verstrekken van inlich tingen aangedrongen. Een onderzoek werd inderdaad toegezegd, doch hoewel van de zijde onzer regeering bij herhaling gevraagd is om de verstrekkingvan inlichtingen te bespoedigen, is dit telkens weer uitgesteld en laat ook thans nog op zich wachten. BELANGRIJKE GRONDAANKOOPEN DOOR HET RIJK. Dezer dagen zijn naar wij vernemen eenige belangrijke aankoopen van grond door het rijk tot stand gebracht. Het staats- boschbeheer is n.l. door het departement van sociale zaken in staat gesteld, een complex gronden op den Haarler- en Hol- terberg (de landgoederen „Twilhaar" en „Heihuizen") ter gezamenlijke grootte van ongeveer 540 H.A. in eigendom te verwer ven ten behoeve van de werkverruiming. Voorts is aangekocht het landgoed „Wal lenberg", ter grootte van ongeveer 230 H.A,. gelegen onder de gemeente Zeist en gren zende aan de boschwachterij „Austerlitz" van het Staatsboschbeheer. Het ligt in de bedoeling, deze bosschen. die behalve voor de houtproauctie ook uit hoofde van natuurschoon en recreatie van veel beteekenis zijn, in werkverruiming te verbeteren. Ten Zuid-Westen van Groesbeek verwierf het Staatsboschbeheer een terrein van onge veer 5 H.A., genaamd „De Bruuk") waarvan een gedeelte, dat uit natuurwetenschappe lijk oogpunt beschouwd belangrijk is, in zijn tegenwoordigen staat zal worden bewaard. DE „JUNO" PASSEERDE VLISSTNGEN. Het s.s. „Juno" van de K.N.S.M., is gister avond, komende van Duins, waar het schip aan de gebruikelijke Britsche controlemaat regelen is onderworpen, Vlissingen gepas seerd, De „Juno" bevond zich van Palestina met een lading sinaasappelen op weg naar Ant werpen, waar een gedeelte der lading zal worden gelost. De lossing van het overige deel zal te Am sterdam geschieden. Dit zullen dan de eerste Palestijnsche sinaasappelen zijn, welke ons land in dit seizoen bereiken. AUTO OP EEN ONBEWAAKTEN OVERWEG DOOR TREIN GEGREPEN. De inzittende ongedeerd. Gistermiddag is op den onbewaaktcn over weg in den Ommendijk nabij de vroegere halte in de lijn LeidenWoerden een twee persoonsauto door een uit de richting Woer den komenden trein gegrepen. Het voorste gedeelte van de auto werd afgerukt en in een langs de spoorbaan loopende sloot ge slingerd. De bestuurder de eenige inzit tende kwam met den schrik vrij. C'r<8.a-pabi:cafie. INLEVERING VAN MAIS EN SPELT. Van officieele zijde wordt bekend ge maakt, dat landbouwers, die meer mais hebben verbouwd dan zij in eigen bedrijf kunnen gebruiken, het overschot ter over neming dienen aan te bieden aan den pro vincialen voedseleommissaris in hun pro vincie. De prijs welke dan zal worden be taald voor inlandsche mais van gémiddel- de kwaliteit bedraagt 9.per 100 kg. Spelt, voorzoover het niet in eigen 'be drijf kan worden aangewend, moet even eens ter overneming worden aangeboden; de overnemingsprijs hiervooi bedraagt 8 per 100 kg. voor gemiddelde kwaliteit. Zandhaver (evens), zoomede lupinen, wikken en serradella van den oogst 1939 worden niet overgenomen, de telers heb ben hierover Je vrije beschikking. Stanley opvolger van Hore Belisha. Gisteravond is op nummer 10 Downing- street een officieele verklaring van den volgenden inhoud afgegeven: „Hore Belis ha, de minister van oorlog, en lord Macmil- lan, de minister van voorlichting, hebben ontslag aangevraagd, dat hun door den koning is verleend. De koning heeft de volgende benoemin gen goedgekeurd: Minister van oorlog wordt Oliver Stanley, minister van handel wordt Sir Andrew Duncan en minister van voorlichting Sir John Reith." Hore Belisha, die sinds 1937 minister van oorlog is geweest, was tevoren minister van verkeer. Stanley was sedert 1937 minister van handel. Duncan is de bekende industrieel en di recteur van de bank van Engeland. Onlangs was hij voorzitter geworden van de com missie tot controle op de nlunitiele veringen. Reith is bekend als gewezen directeur-ge neraal van de BBC. Laatstelijk was hij voor zitter van de nationale groep van burger luchtvaart. Het verluidt, dat aan Belisha de porte feuille van handel was aangeboden, doch dat hij deze niet heeft kunnen aanvaarden. Er zijn nog kleine wijzigingen mogelijk. Deze voltooien een herbezetting van voorname posten in de regeering. Hiermede is evenwel niet uitgesloten, dat later nog enkele kleine wijzigingen zullen worden aangebracht. Stanley zal de plaats van Hore Belisha in het oorlogskabinet innemen. De andera functionnarissen behooren niet tot het oor logskabinet. Brief van Hore Belisha aan Chamberlain. In een schrijve,, aan den minister-presi dent zegt Hore Belisha, dat hij ook voor taan al wat in zijn vermogen ligt za] bij dragen, tot een zeer krachtige oorlogsvoe ring totdat deze succesrijk zal zijn teneinde gebracht. Het verheugt hem, dat er geen verschil van opvatting over de politiek be staat tusschen hem en Chamberlain. Brief van Chamberlain aan Belisha. In een schrijven aan Hore Belisha be treurt de minister-president, dat Hore Be lisha geen post kon aanvaarden bij de re constructie der regeering door Chamber lain. De premier brengt hulde voor de be langrijke hervormingen door Hore Belisha op het ministerie van oorlog aangebracht en voegt hieraan toe: „Het is voor mij een groote voldoening dat er nimmer moeilijkbeden zijn geweest tusschen ons over politiek en over de nood zakelijkheid den oorlog mot de uiterste vastberadenheid voort te zetten tot een suc cesrijk einde. Dr. N. M. Josephus Jitta. - Bij K.B. van 21 December is aan dr. N. M. Josephus Jitta met ingang van 1 Januari 1940 op zijn ver zoek eervol entslag verleend als voorzitter van den Gezondheidsraad, met dankbetui ging voor de vele en gewichtige diensten door hem aan den lande bewezen. Voor het Finsche Roode Kruis. - Een Neder.ander, die onbekend wenscht te blij ven, heeft den secretaris van de Finseh-Ne- derlandsche Vereeniging medegedeeld een gift van 10.000 beschikbaar te stellen ten behoeve van het Finsche Roode Kruis. Schrijven van Macmillan aan Chamberlain. In een schrijven aan Chamberlain zet Macmillan uiteen, dat hij werd uitgenoodigo af te treden wegens de „moeilijkheid ver oorzaakt door het feit, dat ik een zetel in het Lagerhuis heb', mede ten einde aldus wijzigingen in het kabinet te vergemakke lijken". Reuter verklaart, dat er groote verwon dering bij het publiek zal zijn over het ver trek van Hore Belisha van het ministerie van oorlog. Dit kwam onverwacht. Waarom is Hore Belisha afgetreden. Naar aanleiding van het aftreden van Hore Belisha herinnert men eraan, dat in de laatste weken het gerucht heeft geioopen over de vraag, te weten1 of het luchtleger van het Britsche expeditiecorps onafhanke lijk moest blijven of dat het onder de tegen strijdige controle van ministerie van oorlog en ministerie van luchtvaart zou moeten worden geplaatst. Deze vraag was een jaar geleden in het Lagerhuis ter sprake gekomen en toen werd het besluit genomen, dat de vloot de contro le over haar eigen luchtwapen zou krijgen. Hore Belisha had toen verklaard, dat niets van dien aard overwogen werd ten aanzien van elger en luchtmacht, tusschen welke een zeer innige samenwerking bestond. Het schijnt dat onlangs de controverse weer naar voren is gekomen onder een scherper vorm als gevolg van de ondervinding, welke men in de eerste maanden van den oorlog heeft opgedaan. Het luchtleger, aldus deed men opmerken, moet zich van zuiver militaire taken kwij ten welke essentieel zijn voor de oorlogs voering en zou daarom volledig deel moeten uitmaken van het leger zooals het luchtwa pen van de marine deel uitmaakt van de marine. Hoare Belisha had tijdens een vergade ring wele hij gisteravond kort voor de be kendmaking van het besluit heeft bijge woond, geen enkele toespeling gemaakt op zijn aftreden. Hij was tot even laat in zijn werkkamer op het ministerie gebleven als anders en heeft tot het laatst telefoonge sprekken gevoerd. Tegenover een verslag gever heef Hore Belisha bij zijn vertrek van het ministerie gezegd, dat hij niets had toe te voegen aan het door hem aan den minis ter-president gezonden schrijven. HRT HOOOR WATER IN SPANJE, Terwijl het weer in Zuid Spanje goed is en het water van de Guadalquivir daalt, beginnen de rivieren in Ciudad Real en Avila buiten haar oevers te treden en de velden te verwoesten. Te Madrid is de brug over de Manzanares tusschen de uni- versiteitswijk en de Casa del Campo, d:e tijdens den burgeroorlog door de troepen van Franco werd gebouwd, door het water vernield. Op eenige punten moest het treinverkeer over andere lijnen geleid worden. De regenval in de provincie Andalusië is geëindigd. Het grootste gevaar is voor bij. Op vele plaatsen begint het water te zakken. Het spoorwegverkeer op de ver sperde lijnen wordt nog langs omwegen onderhouden. IN BERLIJN VAN BEZOEK VAN MOLOTOF NIETS BEKEND. Van officieuze Duitsche zijde wordt naar aanleiding van de geruchten, die in het buitenland de ronde doen over een bezoek, dat Molotof binnenkort aan Ber lijn zou brengen, medegedeeld, dat hier van een dergelijk voornemen van Molotof niets bekend is. Minister Pierlot heeft gistermiddag den minister zonder portefeuille in het aftre dende kabinet, de Man, ontvangen. Na het onderhoud heeft de Man een verklaring af gelegd, waarin hij zeide: Ik heb een bezoek gebracht aan Pierlot en hem mijn wensch te kennen gegeven mijn vrijheid te hernemen, welke oplossing hij overigens ook zal geven aan de hervor ming der regeering. Dit besluit houdt geen enkel verschil van opvattingen met Pierlot in. Het wordt uitsluitend uigegeven door mijn wensch mij geheel te kunnen wijden aan de taak, die mij belang inboezemt en tevens om Pierlot de uitvoering van de de licate taak, die hem opgedragen is, te verge makkelijken. De nieuwe regeering gevormd. De regeering is als volgt samengesteld: Minister-president Pierlot (Katholiek). Binnenlandsche zaken: Van der Poorten (liberaal). Justitie: Janson (Liberaal). Buitenlandsche zaken: Spaak (Socialist). Financiën: Gutt (extra-parlementair). Defensie: generaal Denis (extra pari.). Economische zaken en voedselvoorzie ning: Sap (Katholiek). Verkeer: Delfosse (Chr. Dem.). Landbouw: Graaf van Aspremont Lynden (Katholiek). Onderwijs: Soudan (Soc.). Koloniën: de Vleeschauwer (Katholiek). Arbeid en sociale zaken: Balthazar (Soc.). Gezondheid" Marcel Henry Jaspar (Lib.). Openbare werken: deze portefeuille is den socialistischen senator Matagne aangeboden. Matagne is echter eerst laat gepolst en heeft zich zijn antwoord voorbehouden. Matagne heeft de portefeuille van open bare werken aanvaard. Pierlot heeft te ken nen gegeven, dat er geen eigenlijke regee- ringsverklaring zal worden afgelegd. Waar schijnlijk zal het kabinet Maandag bijeen komen. Pierlot heeft ook doen weten, dat de diensten der nationale informatie bij het kabinet van den minister-president zouden worden ingedeeld. BULGAARSCH—RUSSISCH HANDELSVERDRAG. Op 5 Januari is te Moskou een verdrag van handel en scheepvaart voor den tijd van drie jaar gesloten tusschen de Sovjet- Unie en Bulgarije, alsmede een overeen komst inzake het betalingsverkeer voor 1940. Het handelsverdrag bepaalt, dat weder zijds de beginselen van meest-begunsti- ging in acht zullen worden genomen. De handel voor 1940 zal een bedrag van 920 millioen eLva omvatten. De Sovjet-Unie zal uit Bulgarije varkens, rijst, huiden en tabak invoeren en naar Bulgarije land bouwmachines .metalen, petroleum-pro- ducten, cuem'caliën, cellulose en katoen uitvoeren. SNEEUWSTORMEN IN ESTLAND. Door sneeuwstormen zijn in Estland ernstige verkeersmoeilijkheden ontstaan, in het bijzonder voor d< landwegen, waar langs het autobusverkeer voor het grootste deel stopgezet moest worden. Tengevolge van de aanhoudende koude heeft zich op de Moonsund reeds een zoo zware ijslaag gevormd, dat het verkeer tusschen het vasteland en de eilanden Moon en Oesel met sleden over het ijs geschiedt. In de koude regenstraat, die vol donkeren mist hing en waar een mosselenkoopman zijn winterschen roep langgerekt liet galmen, daar lokte uit de openstaande deur van een stemmig huis een breede straal warm geel licht tot binnenkomen. Een troep hossende jongens en meiden bleven er een poos staan gillen, van zins om erin te trekken. Maar ze werden er even beduusd stil van, toen in deze nachtbuurt voor zóó'n massa klanten de deur werd dicht geslagen. Dat was een mis kenning van den jool en van de drankcenten op zak. Echt kwaad, beleedigd, brulden ze 't uit met den fanatieken haat van zwierders tegen „de fijnen". 't Was een kerksch zaaltje, maar niet kil van ingetogenheid. Hiervoor waren de pro per witte muren te kleurig behangen met pakkende spreuken en teksten. Hiervoor ook klonk er te blij het vlugge tempo van den vromen zang, door piano begeleid. En de lampen op gesmeed ijzeren kronen zetten 't lokaaltje in een gezelligen schijn. Ook wie er zaten in de gele leuningbanken staarden niet uit strakgetrokken gezichten. De man nen en vrouwen van allerlei stand, rood- armige Zeeuwsche boerin er glunder tus schen in, lachten en praatten nog vrij om zich heen en klapten nu en dan blij in hur. handen. Op een verhoog een tafeltje, waar de jeugdige leider van de samenkomst stond, zwaaiend met beide armen de maat, en „toe maar, luid op maar!" aanmoedigend met zijn oogen, dia er plezier in hadden. Plaats, plaats, plaats, plaats! Uw Heer vraagt een plaats in uw hart. Nog klinken' de laatste maten, of de pianist rekt zich even op achter zijn instru ment en houdt 't koor aan met alweer een nieuwe, vroolijke wijs: Hij kent geen zorgen Voor den dag van morgen, Want op hun levensbaan Gaat God vooraan. Geestdriftig herhalen zij 't lied, in klim mende vervoering, elkander aanziend met diepe verstandhouding. Dan, na het laatste woord, valt, afbrekend, de voorganger in: „Ik zie 't, er zijn broeders en zusters, die getuigen willen. Laten het wezen korte getuigenissen, tot te heerlijker heiliging van ons samenzijn." Als kinderen, die voelen dat er nu iets héél prettigs gaat gebeuren, schuifelen zij tegen elkaar aan, zetten zich spannend recht op, en wanneer dan een van de zusters luch tigjes de trappen van 't plankier opwipt en eenvoudigweg van haar Heiland lieve dingen gaat staan vertellen, wrijft menigeen zien van louter genoegelijkheid de handen en roepen anderen er aanmoedigend en be amend tusschendoor Tot weer de piano invalt en de vlugge, lichte gang erin gehou den wordt met een lied, in snel tempo inge zet: Blij, blij, blij, zoo blij van hart kan ik zingen; Blij, blij, blij: daar is een God die leeft. En dat is waar?" staat een van de broeders in vervoering sprekend op. „Ver leden week heb ik 't nog gehad op den Sin gel. 't Was zoo'n echt gure dag weer, moet je weten en 'k was door en door koud. Daar bedenk ik me ineens, dat broeder Karei eris gezegd had: als twee menschen, die 't koud hebben, zich tegen elkaar aanwrijven, wor den ze warm. Ik dus al rond gekeken. Maar ik zag niemand om tegen te wrijven. Weet je wat? denk ik daar was zoo'n werkman van de gemeente bezig ik zeg: vrind, zeg ik, gij staat daar zoo ijverig met uw schop te gra ves, maar kent bij den Heere Jezus? Nou, óf ik zegt die stratenmaker. Ik ken den Bijbel evengoed van achteren naar voren als van voren naar achteren. Toen voelde ik meteen de warmte in m'n hart, en 'k was klaar. Maar daar heb je nou bijvoorbeeld een dokter. Denkt gij lieden, dat ik ooit een dok ter neem? Zuster Sientje daar, die woont pal tegenover me in me straat, en zij zal 't zelf kunnen waarmaken. Verleden maand nog heb ik tien dagen ziek in me bed gelegen, maar „géén" dokter gehaald, hoor. De Heere Jezus zelf heeft met genezen." Er klinkt inelns handgeklap op en harte lijk gelach van sympathie en van pret over die goedig gemeenzame wijze van voorstel len, en om er vriendelijk een eind aan te ma ken, zet de leider in: Komt, reist naar den hemel met mij! Heel hun vreugde en hun lachen leggen zij in hun lied. Nu gij's, broeder K. We hooren onzen ouden kelner uit de nachtbuurt zoo graag" wijst de pianist een klein, oudachtig man netje aan. Deze broeder staat meteen als in opgetogenheid op en getuigt dat hij „een verstokte dronkaard en een godslasterlijke zondaar" geweest is. Maar nu: „al wat ik heb. dat hebt ik van mijn Vader en al wat ik doen, dat doen ik voor mijn Heer. En wat 't mooiste is, broeders en zusters: ik hou óver. Ja, ik hou over. En wat was ik toch een slampamper vroeger. Al wat ik verdien de, en soms véél, hoor, ging na Janmaat, en toch kende ik den Heere toen ook, ja, van kindsbeen af. Maar door mijn zondige hart slinger ik van bikboord na' bakboord, en 't zou zeker heelegaar mis zijn geioopen, als Jezus niet uitgescheje was met mijn te be proeven. Ja nou! Nou ben ik zijn trouwe dienaar en nou heb ik altijd zat in overvloed. Op den dag van vandaag heb ik in vier weken geen cent verdiend en ik heb toch genoeg, want ik heb nou altijd een Baas, en die woont hierboven. Ik heb brood zooveel we maar op kanne. En moeder de vrouw zet den pot nooit leeg te vuur. Morgen is 't weer waschdag en dat gaat alles maar z'n gangetje met heet water en zeep Belam, hoor, als een van de broeders of zusters 't soms niet en heeft, dan kan ie bij mij altijd nog wel 'n happie vinden De leider, met aldoor den hartelijk ver goelijkenden lach, valt zingende in: „Want: Alles wat ik heb, dat heb ik van mijn Vader, Alles wat ik ben, dat ben ik door den Heer, Alles wat ik doe, dat doe ik voor mijn Meester „Toen de Heer voor 't eerst geopenbaard wier an mij" verrijst een van de broeders met de oogen krampachtig dicht „toen was ik toch zoo schandalig dronken, 't Was in 't Heilsleger. Zoo maar zatweg was ik er binnen gezwaaid. Nee, van dronkenschap kon ik me eigen niet zien. En ik werd er dan ook uit geworpen. Daar lag ik, hoopje vuil nis midden in de Leonorastraat. Toch dreef de Heer er mij weer heen, en wéér. En toen later hier naar Jeruël. Me vrouw en ik leefden als leeuwen en beren tegen mekaar op. Daar op een ochtend noemde ik in eens dn naam van God en zoowaarachtig: niet in een vloek. Me vrouw werd er bang van. Wat zal er ons nou weer overkomen? dacht ze nou wordt ie mal ook. Maar ze zag wel gauw an me, dat ik heel kalm was, juist, en 't méénde. Toen begon 't mensch te huilen, as een kind, en al de kinderen simpten mee. En toen ik later van de onthouding in 't zie kenhuis lag, bad er voor mijn alléén een zuster om half één 's middags. Dienzelfden avond nog lagen we met ons zestienen te ge lijk aan 't kruis van den Heere Jezus Halleluja!" En de schare juicht handendklappend mee, dat 't zoo jubelt: Halleluja', halleluja, Zingt uit volle borst, Jezus Christus is verrezen. Op witte borden, op bloedrocde plakkaten, op groote lappen met zoetelijke landschap pen beschilderd, ja, zelfs op d-e dwarsbalken aan den zolder spreken in felle letters de spreuken, teksten, opwekkingswoorden de volle zaal in: God ziet u. Gedenk te sterver». De wereld gaat voorbij en hare begeerlijk heid. Het volk, dat in duisternis wankelt, za! een groot licht zien". Vroeger leefde ik in zonde, en leed ge brek" zoo getuigt opeens weer een van de broeders „en nu kan ik soms vier, vijf menschen aan onze tafel laten mee eten, want nu ben ik een kind van God En 't is zoo begrijpelijk" valt de pianist in, terwijl zijn handen al maar psalm- accoorden aanslaan „dat de kinderen van God gemakkelijk werk vinden. In de haven stelen zij geen graan, geen koffie en geen zakken uit de schepen. Zij drinken niet en gaan maar ijverig stilletjes hun gang. Ge zoudt eens zien, hoe de handel en de scheep vaart hier weer gingen bloeien als alle men schen kinderen van God waren. Maar velsn denken dat zij dit niet worden kunnen. Velen, vooral in deze nachtbuurt, wanhopen aan alle uitzicht. Daarom alleen zijn ze zoo stug en onhandelbaar tegen ons. Daarom vloeken ze zoo. Laten we hen dit toch vooral niet te streng aanrekenen. Want die vloeken zijn wanhoopskreten. Laten we liever wat- licht brengen in de duisternis van die on gelukkige stumperds, die hier om ons heen van de zonde leven. Ik weet zeker, als de Heere Jezus op aarde kwam, dan zou hij vooral in deze zondige buurten vertoeven Met dankzegging en gezang eindigt nu vrij onverwacht de samenkomst. En als er soms nog iemand is" roept de voorganger „die nog iets heeft, die 't met zichzelf niet eens is en die met ons spre ken wil over de dingen van zijn hart, laat hij dan nog wat blijven. Wij hebben den heelen nacht den tijd De broeders en zusters gaan uiteen. Van buiten slaan met den mist vlagen van draai- orgelmuziek en voetengeschuifel binnen ju de danshuizen, alsof 't daar in de verte ker mis is. En zij wuiven en roepen en lachen elkander toe en drukken elkaar krachtig de handen, terwijl de heilwenschen In bijbel taal opzwermen als een vlucht vogels uit 't riet. Dan blijft een herculisch gebouwde jonge kerel aarzelend achter. Beschaamd buigt hij 't hoofd voorover, 't Bloed trekt weg uit zijn gezicht. Plots zegt hij op gewild harden toon, maar toch bevend, tegen een van de leiders, zonder hem te durven aanzien: „Jullie zon gen daarstraks dat de Heer de zondaars aanneemt. Maar da 's niewaar. Van mijn mot ie niks hebben. Ik heb 't veels te bar gemaakt". God heeft u lief!" roept de voorgan ger hem doordringend toe, zijn oogen zoe kend, smeekend met 't gezicht om 't toch te gelooven. Och jö" zegt de ander „je weet ommers niet wien je voor hebt. An mijn is niks meer te doen, hoor Nó, goejen avond". Vrind" houdt de voorganger hem nog met zijn ontroerde stem vast „mag ik je thuis komen opzoeken? Jezus neemt alle zondaars aan en jou ook, hoor. Ik weet 't zóó stellig. Laat me 's bij je komen praten". Uwe, bij mijn komen?" vraagt hij verheerlijkt met plotseling hoopvolle stem denk je dan verduld dat dat nog wat ge ven kon?" Ik wéét 't toch Jó, 'k ben zoo'n gemeene slampam per Geef me 'n hand van je. Morgen ben ik bij je". De jonge kerel slaat met zijn groote hand op z'n knieën en wordt rood van blijdschap: „Dus je kómt? Maar je bent vooraf ge- waarschouwd: ik ben de vuilste schuimer Van de stad En tegen mij zegt de broeder-voorganger: „Is 't niet gelukkig voor ons, dat we juist in deze buurt mogen werken? Er zijn zulke aardige, goedhartige menschen onder die arme zondaars, die hier wonen. En we heb ben veel liever te doen met de naakte, platte zonden in de havenkwartieren, dan met al dat verfijnde raffinement, dat je aanvanke lijk voorbijgaat, omdat 't schuil ligt achter beschaafde manieren en keurige kleeren. Hier laten ze dadelijk hun leelijksten kant zien. Maar daarbij hebben ze vaak nog zoo veel naturlijk moois Bij de zooge naamd fatsoenlijke standen is 't dikwijls juist omgekeerd Komt u nog eens verder zien naar ons werk in de nachtbuurt?" Nadruk verboden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 6