ONS INDISCH HOEKJE. IAANBOD Een plezierreis door nacht en koude. EEN VEELBEWOGEN viff rafsia, Financieel Overzicht. Jeuitteion VACANTIE MTEKDUt ,Hollandsche spion" hoort defensie-geheimen bij een gloeiende potkachel. DERDE BLAD ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 6 JANUARI 1940. dsch go«d*r*a. cu Adagt tnxnd*d> Mahoniehouten lin- kt voor boekenkast, tide tafel, schilde- AT 4. ijwiel D.K.W.-NZ- goed als nieuw. Te 3TR. 20, Alkmaar. overcompl.: twee len. SKADE 74. stofzuiger 220 volt, fIN 9 A. Hoekstra-schaatsen T 14. Hoekstra schoonrij- staat, compleet met ATWEG 97. Mod. Kinderwagen. Sint Pancras, pathéfoon met 20 billijk. Te bevr. Heiloo. Tel. 3125. a inboedel: prima clotsetstoel, ge- elen (rood pluche) DEKKER, Spoor- an inboedels, Naai- z. g. a. n. schoonrij- den heerenmaat, 4 n. Friesche dames- LAAN 19, Bergen. >aud verdrinkt de her- oor hem gepleegden n Severine wordt de Hij dringt er op aan, duchten, maar zij durft uit vrees, dat hij haar ae gedachte, dat zij zich den moordenaar en zij antier op een zware id doodt en haar be- >uw worden. maar op het laatste oor de vreeselijke daad It zich van hem af en rd en opnieuw besluit* f te dooden. Samen jn huis op, maar de verkeert is oorzaak dat zijn waanzinnige buien verine, zwerft langs de de laatste maal zijn haar snelste vaart heeft ichine en wordt verplet- ■n een dijk gevonden, geeft deze film van de ef. Sober, maar uiterst pel van de hoofdperso- hef en van de raadsel- er demonische invloed len voor haar bezit tot ren. de film, die met mede- che spoorwegen is opge ien Zola's roman van luxe-treinen en auto's in beweegbaar geïl- eressante sportopnamen gekleurde teekenfilm. NEDERLANDSCHE AN FILMEX. Berger maakt „Ergens :n „Sarah Burgerhart". filmproductieonderne- en loop van het vorige ngd, dat zij een produc- nminste twee jaar zou m den loop van deze gende film, onder lei enden filmregisseur dr. met zooveel succes de ernard Shaw's „Pyg- tagd een greep te doen onderwerp van de in Nederland" zal een ederland in mobilisatie den achtergrond van de dankbaarheid maakte /an de toegezegde mede- arinestaf. groot geluk, dat hij bij deze film een jong Ne- seft leeren kennen, die /an wat hij noodig had, jonge roman- en too- Hartog, van wien in het door het Nederlandsch persdrama „De onder leid" ten tooneele is ge- filmboek blijven ook bij leeg wanneer er geen »n de Hartog had juist die voor een typisch idig zijn. In den loop rden de diverse spelers Dg voor het einde van inetone-studio's te Dui- iverk worden begonnen. volgende film worden Burgerhart. Wat doe je in de kou Een uit de roerlooze rij bruin-zwarte boomen waar de sneeuw aan een zijde tegen de stammen plekt, steekt plotseling een arm uit, die in het licht van de kop lampen van mijn auto op en neer zwaait en zoo tot stoppen maant. Althans, zoo schijnt het, doch het phenomeen is ver klaarbaar genoeg, het is weer een verdekt opgestelde militaire controle-post, zooals ik er op de Belgische wegen dezen dag van mijn wintertocht door de Ardennen nu al zoovele heb ontmoet en mijn voet plant zich dan ook maar weer getroost op het rempedaal om nog tijdig het voort- schietende auto-geheel tot staan te bren gen. En zwaaiend en glijdend over den sneeuw-gladden weg, met vier half door schuivende wielen nadrukkelijk inhou dende als een paard in een teekenfilm, stop ik nog juist bij het minuscuul wachthuisje van mijn aanhouder, en voor de zooveelste maal zal weer het vraag- en-antwoord-gesprek met de beleefde vraag van den nachtwacht: „Quelle iden- tité?" beginnen. Het portierraam wordt neergedraaid en als meegezogen met de bijtende golf ver- sehe koude, die naar binnen slaat, duikt dan opeens grotesk het hoofd van den „boom" die mij heeft aangehouden, onbe- scheidenlijk het auto-interieur in. Buk kend, met dampende ademstooten vraagt hij naar mijn paspoort, naar de autopapie ren, wat ik ben, waar ik heen ga en an dere indiscreties meer. Een miezerig zak lantaarntje kijkt in de documenten, die ik met mijn koude vingers ergens uit een binnenzak heb opgehaald, flitst even fel- verblindend over mijn knipperoogend aanschijn en dan klinkt de order die ik kende en vreesde om er maar eens uit te komen en me bij den wachtcommandant te gaan presenteeren. De ambitieuse dienstplichtige heeft me dóór, voor hem ben ik als een spion. Er helpt geen vriendelijke glimlach aan, en ik kruip achter mijn stuur van daan. Het beleefd bijlichtende schijnsel van het zaklantaarntje dwingt mijn schre den een paar stoeptreden van een oude boerenhoeve op; ik weet, dat ik nu zal moeten gaan uitleggen dat ik zuiver voor mijn plezier door de Belgische heuvelber- gen aan het toeren ben, maar dat plezier is niet makkelijk aannemelijk te maken als men een neus in een uiterst onflat teuze kleur rood en vingers die vanwege de koude aan een nagenoeg volkomen krachteloosheid lijden, heeft. Mededee'zaamheid van een commandant. Voor het tafeltje van den wachtcom mandant, die in een laag-gezolderd ver trek bij een wat installatie betreft uiterst impromptu, doch overigens voortreffelijk gloeiend potkacheltje zit te pennen aan zijn dienstrapporten, smelten de moeilijk heden echter weg als de sneeuw op mijn schoenen voor den gloed van het kacheltje en het is alles pais en vree. De militair kijkt eens in mijn papieren, schrijft, met pijnlijke nauwkeurigheid vergelijkend, mijn uitheemsche namen op een vuilgeel formuliertje, dat als ooging tot papierbe zuiniging geslaagd mag heeten, en over handigt mij het geheel dan met wijdsch gebaar en het verzoek te willen teekenen. Ietwat hanepooterig vanwege de nog steeds „doode" vingers gehoorzaam ik en dan is het rituëel beëindigd. Ik durf te vragen hoe ver het nog is naar mijn reis doel (hoe koud het is, weet ik maar al te goed) en de commandant wordt mede deelzaam tegen dezen vreemden Hollan der. Ik heb zoo vaag het idee dat hij blij is dat iemand of iets voor een milden vorm van afleiding is komen zorgen en dat hieruit zijn zeer groote bereidwillig heid ook wel gedeeltelijk is te verklaren, een bereidwilligheid, die zich zelfs uit strekt tot het alvast waarschuwen voor de listig opgestelde hindernissen en ande re versperringen waarmede Neerlands neutrale nabuur zijn wegen ook al onvei lig heeft gemaakt. En aan deze „defensie- Een onzer medewerkers heeft in de afgeloopen week eer. auto-reis door België en Luxemburg ge maakt om te zien, welke moeilijk heden het toeristenverkeer langs den weg in verband met den oor logstoestand en den tijd van het jaar ontmoet. Dat de strengheid der militaire maatregelen ondanks alles nog al meevalt bewijst deze bijdrage. geheimen bij den gloeienden potkachel" heb ik tenminste wat. Want het is een van de onaangename verrassingen als plotseling zonder be hoorlijke waarschuwing een rij onver biddelijke boomstammen, een met een vlechtwerk van prikkeldraad, als een haarnet, ordelijk overdekte ruige stapel rotssteenen, een losse maar ijselijk onver zettelijke groepeering van oud-roest chassis van zware vrachtauto's opduikt, natuurlijk bij voorkeur als het tóch al een beetje hard gaat, aan den voet van een helling bijvoorbeeld, of als de auto op het hellende wegdek van een scherpe bocht nog maar net te houden is. En dan is het verfijnde van het geval dat ter plaatse dikwijls de weg nog ietwat opgebroken ligt, zoodat de onverwachte, verplichte links-rechts-links zwier door de „chica ne" nog met een hevig op en neer duiken van de auto wordt gecombineerd. Zooals gezegd, het geheel is zonder meer onpret tig en een vreemd, hol gevoel in de maag streek, mitsgaders een allerdwaaste loomheid omstreeks de knieschijf zijn de gebruikelijke reacties op het opdoemen van het „rij-examen", terwijl voorts steevast het koude zweet den onschuldi- gen toerist, die nu eenmaal niets van de behendigheidsproeven in nacht en ijs moet hebben, op het in fronsend turen vertrokken gezicht uitbreekt. De commandant vertelt met nauw ver holen trots dat nog juist twee dagen gele den een vrachtauto zich te pletter heeft gereden op een chicane, die onder zijn leiding is gebouwd en die nu ook gastvrij op mij en mijn vehikel ligt te wachten. De bestuurder was vermorzeld, zegt hij er met openlijk sadisme bij en het beetje moreel dat ik nog ter beschikking had en dat juist in deze behagelijke kamer wat los begon te komen, zinkt mij weer in de ontdooiende schoenen. Doch verdere afgrijselijke détails en schrikwekkende waarschuwingen blijven mij bespaard; uit de ruimte achter het gordijn, waarop de plastische gebaren van den mededeeizamen wachtcommandant a's in een schimmenspel hebben bewogen, klinkt-een schwn fepfs en een onvriende lijk „Fsaprisssti", niet geheel onmisken baar een verzoek tot stilte van de man schap van de wacht, die daar van de ver moe'''heden van het eenzame leven in de koude „ergens op een Ardennenpas" tracht te bekomen en het nachtelijk ge sprek nu langzamerhand knapjes verve lend vindt. De commandant herinnert zich zijn plicht; hij kijkt nog even naar mijn hardteekenin«en en iaat mij dan met een gefluisterd maar hartelijk ,,Bon voyage" T)loz??T*-r<?i5! vervolgen. Buiten in de sneeuw waarop in onge zellig bleken schijn het maanlicht door de kale boomtakken valt loopt de wacht post heen en weer, tersluiks eens de han den tegen den warmen radiator van mijn auto houdende en zich waarschijnlijk af vragende wat er midderwijl met den Hoüandschen spion, dien hij zoo knap beeft aangehouden, aan h~t gebeuren is. Maar zoodra hij, door den dubbelen wand van de bivakmuts die hij onder zijn uni formpet draagt héén, mijn schoenen door de sneeuw hoort knoersen, opent hij de deur met een gebaar dat een gegalon neerde portier-in-afwachting-van-een- fooi hem niet zou verbeteren en noodt mij plaats te nemen in mijn auto, een uitnoo- diging waaraan ik gaarne gevolg geef. Immers het is hoogstens tien graden on der nul achter het warme motorcompar timent en dat is een stuk beter dan hier waar de nachtwind in onbarmhartige kil heid om den bewaker van Belgiës veilig heid en gewoonweg dwars door mijn in twee armzalige winterjassen mitsgaders vele andere lagen gehulde corpus vaart. Ik draal niet, de ruit in mijn portier rinkelt van den slag waarmede ik het achter me dicht trek en het duurt niet lang of mijn bewaker ziet de weerkaat singen van mijn trots verlichte N.L. plaat en het modderige nummerbord over den van gladheid-glimmenden weg heen- schuiven, even op en neer duiken op den top van den heuvel en dan verdwijnen. En terwijl ik alras constateer dat de goede wachtcommandant met de beschrij ving van de gevaren van de route toch nog wel wat schematisch is geweest, daar juist in een heerlijk glad stuk weg, waar ik met een lieflijk gangetje overheen glibber, een onverlichte vloot vrachtwa gens staat geparkeerd, en terwijl de schildwacht stampend en armenzwaaiend door de sneeuw loopt en verlangend blikt naar het gouden licht dat door de kleine raampjes achter de dikke muren, waar achter hij over een uur warmte vinden zal, straalt, denken wij beiden, aangehou dene en aanhouder, hetzelfde: „Wat doe je in de kou?" Positie van de schatkist ook na de storting op de staatsleening weinig verruimd. Geen sterke aantrek king van de geldkoersen. Het publiek blijft terughoudend, ook al in verband met verwachting semi- gedwongen leening. In Indië een O.W.-belasting van 35 pCt. Inte rimdividend Koninklijke. In Amerika wordt een lichte conjunc tuur-terugslag verwacht. Men had er in financieele kringen reeds lang tevoren rekening mede gehouden, dat de eerste werkdag van het jaar eenige spanningen zou te zien geven op het gebied van de geldmarkt, doch achteraf is de situa tie nogal meegevallen, waarschijnlijk juist omdat er bijtijds voorbereidingen waren ge troffen. Op den 2en Januari moesten n.l. de stortingen op de nieuwe Staatsleening plaats vinden en eveneens op het schatkistpapier, dat bij de jongste emissie op de open markt was geplaatst. Van zijn kant moest het Rijk ook weer schatkistpapier aflossen. Verder zijn er per 2 Januari steeds min of meer be langrijke bedragen noodig voor couponbe talingen enz. Naar men weet kreeg de Schatkist ca. 100 millioen ter beschikking als storting op de nieuwe Staatsleening. De overige 200 milloien zijn bij de Rijksfond sen geplaatst en de gelden hiervan waren reeds in de Schatkist aanwezig, zoodat de plaatsing geen werkelijke verandering te weeg bracht. De Schatk'st moest dus met de nieuw binnengekomen 100 millioen t ver leden week tot 68 millioen gestegen be drag aan schatkistpapier, dat rechtstreeks Dij de Nederlandsche Bank was geplaatst, zooveel mogelijk terugbetalen en tevens aan zijn overige verplichtingen voldoen. Uit den weekstaat der Nederlandsche Bank bleek, dat op 25 millioen na de aflossing inderdaad heeft plaats gevonden, en dat de Schatkist daarna nog 24 millioen over hield. Na aflossing van het restant is de toe stand van de Schatkist dus feitelijk tharis weer dezelfde als eenige weken geleden, al vorens men genoodzaakt was om met be hulp van gelden der Circulatiebank de loo- pende behoeften te financieren. Zooals men weet wordt een O.W.-belas ting overwogen. Hoe groot deze zal zijn is op het oogenblik nog niet bekend. Wel is er omtrent de plannen dienaangaande in Indië een en ander uitgelekt. Men houdt daar rekening met de mogelijkheid van een O.W.- belasting van 35 pCt., waarbij men zich zal baseeren op de gemiddelde inkomsten van de voorafgaande drie jaren. Het is nog niet bekend of deze heffing reeds van toepassing wordt gebracht op de inkomsten van ''939. dan wel eerst over het nieuwe boekjaar. Ook is het nog niet heelemaal duidelijk of in Indië werkende maatschappijen met een zetel in Nederland aan deze heffing onder hevig zijn. Het publiek blijft dan ook zeer terughou dend en heeft in de achter ons liggende pe riode ondanks de tamelijk vaste stemming, die de beurs aan den dag heeft gelegd, zeer weinig orders geplaatst. Ook na de jaarwis seling was dit het geval. Men had geduren de eenigen tijd gunstige verwachtingen ten aanzien van het interimdividend van de Koninklijke. Naar men weet is verleden jaar een eerste interimdividend uitgekeerd Het aantal Europeanen in Indië, dat dragelijk Maleisch spreekt, is gering. Het aantal, dat een in het Maleisch gedrukte krant kan lezen is zelfs uiterst gering. Ik merk dit op, omdat velen in ons land meenen, dat elk Indisch-man waaronder ik ook de dames reken vloeiend Maleisch spreekt. De kennis strekt zich niet verder uit dan de paar honderd woorden als het veel is die men in het dagelijkscb leven be slist noodig heeft. In het begin levert het gebrek aan kennis de zer woorden moeilijkheden op, die soms vermakelijk zijn. Ik herinner me hoe een jonge vrouw de groot ste moeite deed om haar „kokkie" (keukenmeid) aan 't verstand te brengen wat ze bedoelde met een verrassing voor „mannie" op Zondag. Met behulp van woorden boek en veel gesticule =ren met de handen meende ze, dat kokkie haar eindelijk begrepen had. Het slot der onderhandeling was: „Mengartie, kokkie?" (Begrijpt kokkie het?) Het antwoord was: „Saja Njönjah, Njonjah mii.ta husse- pot? (Zeker, mevrouw wenscht hutspot"). „Had ik het maar ge weten," dacht Mevrouw, „dat kok kie dit woord kende!" Mevrouw verdween doodmoe ir, de bad kamer, omdat het „gesprek" haar zoo warm had gemaakt! van 6 pCt., daarop volgde een uitkeering van 8 pCt., terwijl het slotdividend 3 pCt. bedroeg, in totaal dus 17 pCt. Was nu het interim-dividend dit jaar onveranderd ge bleven, dan zou men daarin wellicht een aanwijzing hebben gevonden, dat het be stuur althans op het oogenblik niet voorne mens was om met een lagere totaaluitkee- ring te komen. In werkelijkheid werd ech ter dezer dagen een interim-dividend van 5 pCt. aangekondigd en men achtte dit teleur stellend met het oog op de verdere uitkee- ringen. De koers liep dan ook, nadat aan vankelijk een vaste stemming had bestaan, eenige procenten terug. Men moet evenwel bij aandeelen Koninklijke in aanmerking nemen, dat ook indien het totale dividend bijv. niet hooger dan 14 pCt. zou bedragen, het rendement op den tegenwoordigen koers toch nog altijd zeer behoorlijk zou zijn. Afgezien van de voorzichtigheidsoverwe gingen, is de verminderde kooplust van de zijde van binnenlandsche beleggers wellicht ook een gevolg van geringere kapitaalvor ming en van de neiging om vrije middelen voorloopig vlottend te houden met het oog op de komende Staatsleening. Ook is er, hoewel de emissiebedrijvigheid, wat het aantal uitgiften betreft, in het afgeloopen jaar zeer gering is geweest, in 1939 toch nog een vrij groot bedrag aan nieuw kapitaal opgenomen met inbegrip van het geplaatste deel der Staatsleening van 100 millioen. In ieder geval was dit bedrag belangrijk groo- ter dan in 1938. Het wordt geschat op f 384 millioen tegen 126 millioen in het vooraf gaande jaar. Daaronder bevinden zich ech ter 175 millioen van de twee Fransche lee ningen en een belangrijk deel werd in wer kelijkheid daarvan in het buitenland ge plaatst. In de afdeeling voor industrieele fondsen brokkelden aandeelen Philins een paar pCt. af, waarschijnlijk in nawerking van de rede van ir. Otten, den pres.-directeur van de maatschappij. In verband met het verschijn sel, dat de exportcijfers van de laatste maanden zeer ziin meegevallen, heeft ir. Otten onthuld, dat dit verschijnsel voor een deel verband houdt met leveranties aan vestigingen in het buifpnland, die bezig zijn voorraden te vormen. De president stelde in het vooruitzicht, dat te eeniger tijd deze verzorging tot voldoende peil zou zijn opge voerd en dat de productie dan zou moeten v/orden ingekrompen. Voorts deelde hij mede, dat reeds verschillende bezuinigingen moesten worden doorgevoerd. Een en an der wijst er dus wel op, dat de Philipsfa- brieken in de naaste toekomst ook terdege den druk der tijden zullen gaan ondervin den. Ook de directeur van de Nederlansche Gist- en Spiritusfabriek liet geen bijzonder optimistisch geluid hooren in zijn Nieuw jaarsrede. Deze leider, ir. van Leeuwen, ves tigde er de aandacht op, dat de nieuwe oor logsperiode wordt ingegaan met belastin gen, die reeds hooger zijn dan die, welke na den wereldoorlog werden geheven cm de toen gemaakte kosten te dekken. Hieruit kan slechts de conclusie worden getrokken, dat zoowel de Overheid als de particulier in de toekomst menige uitgave zullen moe ten schrappen, ook voor op zich zelf nut tige doeleinden. Bij de Gist- en Spiritusfa briek zijn de grond stoffenprij zen gestegen zonder dat deze stijging is gevolgd door een prijsverhooging der eindproducten. Ook wordt de export belemmerd. Uit de verdere bewoordingen van ir. van Leeuwen kan worden afgleid, dat het nog zeer onzeker is of het winstcijfer van het vorige jaar zal worden benaderd. In de scheepvaartafdeeling hebben de koersen nog altijd geen herstel te zien gege ven na de voorafgegane daling. Men reali seert zich, dat ten eerste een deel van de extra winsten door O.W. belasting zullen worden opgeëischt, terwijl verder de direc ties er ongetwijfeld de voorkeur aan zullen geven geen hooge dividenden uit te keeren en een deel van de winsten te reserveeren of voor nieuwbouw te bestemmen. Daarin zit ook een politiek element. Men zou n.l. door hooge dividenden nieuwe loonacties uitlok ken, terwijl men ook van de zijde van de verladers ongetwijfeld verwijten te hooren zou krijgen, dat de scheepvaartmaatschap pijen hooge dividenden kunnen betalen, ter wijl de productiekosten in het binnenland verhoed worden door de geste<?en vrachten. Onze beurs werd d°ze week, zooals gewoon lijk, weer vrij sterk beïnvloed door de stem ming in Wallstreet. Deze is n.l. gedurerde eenige dagen vaster geweest en de iets betere stemming, die zich hier ter beurze openbaarde, moest daaraan waarschijnliik grootendeels worden toegeschreven. Toch zijn er verschillende aanwiizingen. dat men in Amerika rekening houdt met de moge lijkheid van een lichten terugslag van de Naar t Engelsch van Maxwell March. 42) HOOFDSTUK XV. Morgenbezoek. „Ze slaapt nog". Marguerite Ferney kwam zachtjes da luxueus gemeubelde zitkamer binnen en deed de deur heel voorzichtig achter zich dicht, alsof ze bang was, het meisje, waar ze zoojuist vandaan kwam, niettegenstaan de den grooten afstand, wakker te maken. Ze zag er, in de morgenzon, die op haar gelaat viel, niet goed uit. Ze was bleek en er waren wallen onder haar oogen. Of schoon ze flink en onscrupuleus was, was ze toch genoeg vrouw, om een beetje bang te zijn voor den man, die tegenover haar zat. Er was iets schrikaanjagends in zijn kal me, koele, meedoogenlooze manier van doen. Carlton Webbs gezicht betrok, toen hij haar aankeek en de sporen van vermoeid heid en angst, die haar schoonheid niet verhoogden, opmerkte. „Je moet er je niets van aantrekken", zei hij. „Dat is dwaas van je. Er is niets om je bezorgd over te maken. Ten eerste weet niemand waar we zijn en in de tweede plaats, als ze het wel wisten, wat hebben we dan nog te vreezen? Twee verwaande opschepperige zwendelaars, die als doods benauwd zijn, omdat ze al meer stommi teiten hebben uitgehaald". Het bestraffende in zijn stem deed haar weer flink worden. Ze ging naar een tafel tje, nam een sigaret uit het kistje, liet zich in een stoel vallen en wachtte tot hij haar vuur gaf. Maar in weerwil van haar onver schillige houding, beefde haar hand een beetje waarmee ze de sigaret vasthield. „Je vindt dat je erg verstandig bent, Carlton", zei ze. „En in den regel is dat ook wel zoo. Maar het is nooit verstandig om je tegenstanders te onderschatten. Dat is doorgaans een van de elementaire fouten, waar of niet?" Carlton Webb lachte en kwam bij haar zitten. „Weet je wel, dat ik zoo nog veel meer van je houd, Marguerite?" zei hij. „Een klein beetje angst schijnt je zachter te ma ken. Het neemt het harde, dat, als ik het zoo zeggen mag, de eenige fout van je schoonheid, is weg". „Ik ben niet bang", zei ze geprikkeld. „Ik ben alleen maar voorzichtig. Ik heb er meer mee te maken dan jij. Mijn positie is veel hachelijker. Vertel eens, wat heb je met het meisje uitgevoerd?" Webb lachte. „Hoe ziet ze eruit?" „Ik zei toch al, dat ze nog sliep". Hij knikte. „Dat verwachtte ik ook. Maar hoe ziet zij er uit?" De blauwe oogen van Marguerite Ferney bleven op hem rusten. „Nu, ze ziet erg bleek", zei ze. ,.Ze haalt zwaar adem, Carlton, je hebt haar toch niet vergiftigd? Ze gaat toch hier niet dood?" Haar stem klonk schril. De man stond op. „Mijn lieve kind", zei hij boos, „je bent onmogelijk vanmorgen. Ze is best in orde. Ik zal dadelijk wei eens even naar boven gaan. Heusch, je kunt op mij vertrouwen. Ik ben toch niet stapelgek". De vrouw wendde haar hoofd van hem af en huiverde. „Neem me maar niet kwalijk", zei ze, ..mijn zenuwen zijn een beetje van streek. Toen wij gisterenavond de deur openmaak ten en wij haar bewusteloos op den grond vonden liggen, kreeg ik een voorgevoel van den schrik zeker, zoo'n gevoel of alles mis zou gaan ik kan het niet uitleggen". „Je bent totaal in de war", zei Carlton Webb, zijn wenkbrauwen optrekkende, ter wijl hij haar met een mengeling van erger nis en afkeer aanzag. Marguerite Ferney sprak verder. „En toen wij haar op bed legden en haar die injectie in den arm gaven, kreeg ik een panischen schrik. Dat heb ik nog nooit eer der gehad". De man pakte haar bij de schouders en dwong haar op te staan. „Kom, vooruit", zei hij ruw, „wees een beetje flinker. Ik zeg je toch, dat alles naar wensch gaat. Het schaap is ons in de han den gespeeld. Het had niet beter uit kun nen komen, al hadden wij het jarenlang voorbereid. Denk toch eens even na. Min stens een dozijn menschen, waaronder ook zij, die wij het meest te vreezen hebben, denken dat zij altijd ziekelijk is. Zij veron derstellen, dat zij uiterst zwak is en dat zij geen weerstandsvermogen heeft. Niets komt ons beter te pas. Als we met zulke kaarten in handen nog geen behoorlijk spel konden spelen, zouden we onnoozel zijn". Marguerite rilde. „Wat heb je met haar gedaan? Hoe komt het dat ze zoo wit ziet? Waarom adem: ze zoo zwaar?" „Zij had de gewoonte zich kunstmatig bleek te maken", zei hij. „Dat zal nu niet meer noodig zijn. Zij deed zich atijd zoo zwak en hulpbehoevend voor. Ook dat zal niet meer noodig zijn. Ik begin te merken, dat mijn medische studie niet voor niets is geweest. Ik zal je niet met details lastig val len, maai* er zijn op de lijst van gebruikelijke geneesmiddelen drie drankjes, waardoor, tenminste voor een korten tijd, dat effect wordt verkregen, zonder den patiënt veel schade aan te doen. Wat dat betreft, kun nen we dus gerust zijn. Maar ik zou er graag bij zijn, als zij wakker wordt. Het zou kunnen zijn, dat zij zich iets herinnerde van wat er gisterenavond gebeurd is, daarom moet ik er bij zijn. Misschien is zij vanmid dag zoover, dat zij een dokter kan ont vangen" „Een dokter ontvangen?" Marguerite was opgesprongen. „Ben je dol?" „Heelemaal niet. Ik ben goed bij mijn verstand. Mijn heele leven heb ik mij nog niet zoo goed bij gevoeld. Het spijt mij, dat jij het zoo opneemt. Ik persoonlijk vind het erg interessant. Ik heb plezier in het ge val". Marguerite liep de lange kamer op en neer. Die was op de eerste verdieping en liep over de heele lengte van het huis, zoo dat ze aan de eene zijde in den tuin kon zien en aan den anderen kant op den smal- len, met heesters begroeiden weg. De man ging weer zitten en scheen in wendig pret te hebben. „We zijn hier veilig opgeborgen", zei hij. „Vooreerst zullen ze ons niet vinden en te gen dien tijd zullen wij er heelemaal op be rekend zijn. De wettelijke kant van de zaak zal wel een tijdje duren, maar daar hoeven wij niet mee in te zitten. We zullen genoeg crediet hebben. Niemand zal aan de erfge name van zoo'n ontzaglijk fortuin crediet weigeren. Dan zullen we dit verwenschle land verlaten en naar Frankrijk gaan, denk ik. Nu, lokt het je niet aan? Parijs is in de zen tijd van het jaar wat leuk". De vrouw gaf geen antwoord en geërgerd keerde hij zich tot haar. „Wat scheelt jou?" Een zacht geluid, dat half in haar keel bleef steken, ontsnapte Marguerite Ferney. Webb sprong op. „Wat heb je?" Ze stond bij het raam en staarde op den weg. Haar wangen waren aschgrauw en haar oogen wijd open gesnalkt. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 9