Haansteen
HOE DE EVACUATIE IS GEORGANISEERD.
JteuiCCeton
WELKE GEBIEDEN ZULLEN WORDEN ONTRUIMD EN
HOE DIT GESCHIEDT.
VOOR ALLE GEEVACUEERDEN
IS GEZORGD.
De geredden van de
„Den Haag op
Schiphol.
Instelling van de gemeente
„Wieringermeer".
Motorschip „Ida" aan de
Engelsche kust
gezonken.
TWEEDE BLAD.
EVACUA TIEPROBLEMEN
Natuurlijk hoopt ieder, dat eva
cuatie het ontruimen van haar
woonplaatsen door de burgerbevol
king nooit meer zal worden dan
een ver verwijderde mogelijkheid.
Er is ook geen enkele reden om
juist n u over evacuatie te schrij
ven. Maar juist daarom is het mo
ment geschikt.
Als de nood aan den man komt, immers,
ia het te laat voor het inlichten der bevol
king. Dan moet ieder op de hoogte zijn en
weten, wat hem te doen staat. Dan komt het
slechts aan op tucht, saamhoorigheid, vader
landsliefde.
De autoriteiten, welke met de voorberei
ding van de eventueele evacuaties zijn be
last, hebben deze week in een persconferen
tie opening van zaken gedaan. Zij brachten
zooveel gegevens ter tafel, dat wij genood
zaakt zijn ze in een serie van artikelen te
verwerken. Intusschen kan alles voorloopig
aldus worden samengevat:
Voor hen, die zullen worden ge-
evacueerd, is gezorgd. Een uitge
breide organisatie staat voor hen
klaar. Voor alle anderen geldt:
evacueert niet!
Reeds thans hebben allen, die in geval van
nood hun woonplaatsen zullen moeten ont
ruimen, daarvan aanzegging gekregen. Wie
dus een dergelijk aanzeggingsbiljet niet ont
vangen heeft, hoort er niet bij en zal in eigen
en in aller belang goed doen, door te blijven
waar hij is.
Het a.b.c. van de evacuatievoorbereiding
is, dat niemand iets anders onderneemt, dan
hem door de overheid wordt voorgeschre
ven. Mocht Nederland in oorlog geraken,
dan zullen de eerste dagen een periode vor
men van een geweldige nationale krachts
inspanning. Dan zal moeten blijken, of wij
het beheerschte en .bedaarde temperament
hebben, dat wij zoo graag door buitenlan
ders hooren prijzen. Het kan dan een chaos
worden: als ieder namelijk in het wilde weg
zijn door paniek vertroebeld inzicht
gaat volgen dan komen er ongelukken. Dan
zullen opgejaagde zwermen van onverzorg
de burgers tusschen de beide legers gera
ken en daar een ellendig lot ondergaan. Zul
ke eigenmachtige paniekvluchtën zijn voor
de vluchtelingen een ramp, voor de eigen
weermacht een ernstige belemmering. Het
heeft ook als men over een auto beschikt,
geen zin een eigenmachtige vlucht te onder
nemen, want er bestaat geen enkele zeker
heid, dat men inderdaad de zelf gekozen
bestemming zal bereiken. Immers, daar
voor worden geen doortochtbéwijzen ver
leend, zonder welke het niet mogelijk is de
verdedigingslinie te passeeren.
Den weinigen, die om de een of andere
reden meenen, bijzonder gevaar te loopen
bij een inval van vijandelijke legers en bo
vendien in de gelegenheid zijn reeds thans
'e verhuizen, worden door de overheid nog
geen moeilijkheden in den weg gelegd. In
dien deze verhuizingen echter een zekeren
omvang zouden aannemen, zou, naar ons
van bevoegde zijde werd verzekerd, ook
daar tegen worden opgetreden.
Wie bij de evacuatie betrokken
zijn.
Bij een vijandelijken inval zal onze ver
dediging op eenige voorbereide linies steu
nen. Het spreekt wel vanzelf, dat dan de
aanwezigheid van groote groepen van bur
gerbevolking in die zones ongewenscht is,
zoowel voor de landsverdediging als voor de
veiligheid der bevolking zelve.
In verband hiermede is van militaire zijde
nauwkeurig nagegaan, welke zönes in dat
geval voor ontruiming in aanmerking ko
men. Deze omvatten in het algemeen de
inundatie-velden, alsmede de gebieden,
blootgesteld aan de inwerking van de eigen
vijandelijke en de eigen vuurorganen, in het
bijzonder van de artillerie en van de vlieg
tuigen. De diepte van deze zones bedraagt
veelal 10 km. en mèer.
De gebieden, welke wellicht door
de vreemde troepen-macht zouden
worden bezet, zijn dus niet in de
voorbereiding der evacuatie betrok
ken.
Wel is gezorgd voor de bewoners van die
punten, welke weliswaar buiten de linies
liggen, doch niettemin toch verdedigd zul
len worden. De voor hen getroffen maatre
gelen zijn van plaatselijk en tijdelijk karak
ter. In de groote steden kan het met het oog
op het luchtgevaar noodig blijken bepaalde
wijken, gelegen in de nabijheid van vitale
punten zooals stations, emplacementen etc.
te ontruimen. De bevolking moet dan naar
andere wijken of naar randgemeenten wor
den overgebracht. Ook deze verplaatsing is
in voorbereiding. Ontruiming van groote
steden op den voet, waarop zij in andere
landen geschied is, waar stadswijken zijn
ontvolkt en scholen gesloten, is in ons land
niet mogelijk, aangezien de bevolkingsdicht
heid een dergelijke verplaatsing niet toe
staat.
Een indruk van den omvang der
voorbereidingsmaatregelen geven de
volgende getallen: de voorbereide
ontruiming voor onze verdedigings
linie betreft meer dan honderd ge
meenten, omvattende ruim een half
millioen personen, verdeeld over
een oppervlakte van meer dan
tweeduizend vierkante kilometers.
Uiteraard kunnen al deze ontruimingen
niet tegelijk geschieden. Dit is ook niet noo
dig. De ontruiming zal daarom in phasen
plaats vinden, welke phasen op machtiging
van den opperbevelhebber van land- en
zeemacht zullen intreden. Wij raken hier
aan het beloop der evacuatie, welke in een
volgend artikel zal worden beschreven.
DREIGENDE STAKING IN ELECTRO-
TECHNISCH BEDRIJF TE AMSTERDAM.
De samenwerkende metaalbewerkersbon
den hebben een ultimatum gericht tot de
afdeelingen Amsterdam van de Nederland-
sche vereeniging van electrotechnische
werkgevers en van den nationalen bond
van r.k. electrotechnische werkgevers „St.
Antonius", omdat deze organisaties niet be
reid waren hun leden te adviseeren een
contract af te sluiten, waarin een duurte-
toeslag-clausule is opgenomen. Tenzij als
nog besloten wordt tot het afsluiten van 'n
direct ingaande overeenkomst, gelijk aan
die, welke met twee andere werkgevers-
vereenigingen, n.l. de V. E. I. en den elec-
trobond, werd afgesloten, zal ingaande
Maandag 11 Maart de werkstaking in de
desbetreffende bedrijven worden afgekon
digd.
AMELAND NOG STEEDS DOOR HET IJS
OMRINGD.
De verwachting dat Ameland spoedig uit
zijn isolement zou zijn verlost, is niet be
waarheid geworden. De wind heeft het ijs
in de richting van het eiland gedreven, zoo
dat de poging, welke de postboot gisteren
zou ondernemen om den vasten wal te be
reiken, geen doorgang kon vinden.
Men acht het niet uitgesloten, dat deze
toestand nog enkele dagen voortduurt.
Slechts een westerstorm kan hier spoedig
uitkomst brengen. Het gebrek aan veevoe
der doet zich met den dag meer gevoelen.
De hoeveelheid, welke sedert het isolement
per vliegtuig werd aangevoerd, bleek on
voldoende voor een veestapel van vijfdui
zend stuks.
Met het K.L.M.-vliegtuig „Mees",
dat te 14 uur 15 van het Engelsche
vliegveld Lympne op Schiphol arri
veerde, zijn 12 van de 13 geredde
opvarenden van het Ned. motor
tankschip „Den Haag", eigendom
van de Standard American Petro
leum Company in ons land terug
gekeerd.
Vele vrouwen en kinderen van geredden
waren op Schiphol aanwezig en het werd
een ontroerend weerzien, toen de mannen
uit de cabine stapten.
Uit het relaas van het ongeluk en de
redding bleek wel, dat de zenuwen van de
opvarenden op een zeer zware proef zijn
gesteld.
De gezagvoerder, kapitein C. Wijker, bleek
de eenige te zijn die bij het ongeval kwetsu
ren heeft opgeloopen.
De verhalen van alle opvarenden stem
men hierin overeen, dat men niets bijzon
ders had waargenomen, noch voor noch na
de ontploffing. Het schip was, geladen met
olie op den thuisreis, en voer Donderdag 15
Febr. te kwart over een circa 140 mijl ten
westen van Ouessant. Het weer was gun
stig en de uitkijk heeft 'noch drijvende mij
nen noch eenig spoor van een duikboot ge
zien. Ook bevinden zich op de plaats en in
de omgeving van de plek, waar het ongeval
gebeurde, geen mijnenvelden. Sommige
mannen verklaren, dat zij wel een slag voel
den, toen het schip getroffen werd, doch
geen knal van een explosie hebben gehoord.
Het schip werd getroffen door iets
dat dwars door de pompkamer in
het achterschip sloeg en een zoo
groot gat maakte, dat het achter
schip terstond begon te zinken.
Alle 39 opvarenden kwamen zonder pa
niek in de drie sloepen, die gemakkelijk uit
gezet konden 'worden. In elke sloep was
plaats voor 13 man. In een der sloepen had
den zich 15 man begeven, waarvan 2, de
bootsman Dame en de matroos Schimmel,
later overklommen in de sloep welker opva
renden werden gered.
Indien de opvarenden der beide andere
sloepen inderdaad, zooals men vreest, zijn
omgekomen, hebben zij daaraan hun leven
te danken. Bootsman Dame is de eenig:
geredde, die niet met de „Mees" is mee t
komen. Hij is te Londen achtergebleven om
daar de lijken der overige opvarenden, die
eventueel nog mochten aanspoelen te inden-
tificeeren.
De drie sloepen bleven op enkele honder
den meters afstand van het wrak. Toen het
achterschip weer wegzonk, kwam het voor
schip met den boeg omhoog, steeds verder
uit 't water, totdat 't afknapte en omsloeg,
op het achterschip, zoodat het schip als het
ware in tweeën werd gevouwen. De drie
booten hadden leeftocht aan boord, voorna
melijk scheepsbeschuit en drinkwater. Elk
der drie sloepen was uitgerust met zeiltuig,
dat terstond werd opgezet, waarna men in
oostelijke richting koerste, naar men hoopte
in de richting van de Engelsche kust.
Totdat het donker werd, bleven de sloe
pen in elkanders buurt. Het weer werd ech
ter ruwer en toen de wind feller opstak,
knapte de mast van de sloep, waarin de
thans geredden zich bevonden, af. Men ver
loor de beide andere sloepen uit het oog.
Roeiende trachtte men zooveel mogelijk in
oostelijke richting aan te houden, de volgen
de dagen echter raakten de mannen steeds
meer uitgeput door koude en tengevolge
van het overkomende zeewater waren zij
doornat. Tot overmaat van ramp raakte toen
ook het roer onklaar, zoodat men zich met
wind en stroom moest laten meedrijven. Er
werd met behulp van een roeispaan een
klein noodzeil opgezet en zooveel mogelijk
zochj; men bescherming tegen koude en
zeewater onder het groote zeil, dat men had
weten te redden. Tenslotte werd de sloep
opgemerkt door een Engelsch passagiers
schip, dat erin slaagde de sloep langszij te
krijgen en de dertien inzittenden aan boord
te nemen. Het bleek het Engelsche s.s. Gle-
norchy te zijn, een l ;r.- nieuw passagiers
schip, dat uit Hongkong voor de eerste maal
naar Engeland kwam. De geredden werden
door bemanning en passagiers met groote
hartelijkheid ontvangen en van al het noo-
djge voorzien. Woensdag 21 Febr. j.l. kwam
het schip te Londen aan waar de mannen
gastvrij werden opgenomen in het Bangor-
hotel.
Natuurlijk waren zij diej onder den in
druk van het vermoedelijke verlies van hun
26 makkers, hetgeen moet worden aangeno
men nu de beide andere sloepen leeg zijn
aangespoeld en reeds eenige lijken zijn ge
ïdentificeerd.
BEPALING VOOR GEBIFMEN IN STAAT
VAN BELEG.
Wijziging telegraaf- en telefoonwet.
De opperbevelhebber van land- en zee
macht heeft de eerste wijziging der tele
graaf- en telefoonwet militair gezag mede
van toepassing verklaard voor de gebieden,
welke sedert 1 Novemb.er 1939 in staat van
belegd werden verklaard.
Voorts heeft de opperbevelhebber voor
alle in staat van beleg verklaarde gebieden
een wijziging van de telegraaf- en telefoon
wet 1904 vastgesteld, waarbij aan artikel
3bis het volgende wordt toegevoegd:
Het militair gezag zal de verzegeling van
de vorengenoemde radiotelegrafen en-tele
fonen kunnen belasten of kunnen doen ge
lasten. Alsdan zullen de rechthebbenden
op deze telegrafen en telefonen de in het
belang van deze verzegeling van hen ge
vorderde medewerking moeten verleenen
en na de verzegeling moeten zorg dragen
dat deze niet wordt verbroken". Deze wets-
wijzing kan worden aangehaald als: „twee
de wijziging telegraaf- en telefoonwet mi
litair gezag". Zij is gister in werking getre
den.
Instemming der
Tweede Kamer.
Bij het afdeelingsonderzoek van
het wetsontwerp tot instelling van
een gemeente „Wieringermeer"
bleek men zich algemeen met het
voornemen tot het instellen van
zulk een gemeente te kunnen ver
eenigen.
Van verschillende zijden werd er intus
schen op gewezen, dat door de instelling
van een gemeente wel aan het openbaar
lichaam „de Wieringermeer" de gemeente
lijke taak zal worden ontnomen, doch dat
dit geenszins de liquidatie van dit lichaam
behoeft mede te brengen, noch ten gevolge
zal hebben. Blijkens het ontwerp toch zal
de nieuwe gemeente alleen de gemeentelijke
taak overnemen, terwijl het openbaar
lichaam dus belast zal blijven met de be
hartiging van de overige thans daaraan
toevertrouwde belangen.
Het ontwerp moet dus worden beschouwd,
zoo meende men, als een eerste stap om te
geraken tot de normale vormen van over
heidsbestuur. Verdere stappen zullen moe
ten volgen. Gaarne zou men nu vernemen,
welke plannen de regeering op dit gebied
nog koestert, in het bijzonder of zij voorne
mens is de oprichting van een waterschap
te bevorderen. En is het de bedoeling ook
daarna het openbaar lichaam te behouden
voor het eigenaarsbeheer van de staats
eigendommen binnen zijn gebied?
Eenige leden waren van oordeel, dat de
termijnen, welke volgens artikel 3 bij het
opmaken van de nieuwe kiezerslijst in acht
genomen zullen moeten worden, wel zeer
krap genomen zijn. Zij vreesden, dat het
niet gemakkelijk zal zijn de noodige werk
zaamheden op tijd gereed te doen zijn.
De bemanning gered.
Bij de directie van het scheeps-
kantoor J. G. Mulder te Groningen
is gisteravond een telegram ont
vangen van kapitein G. Kuur van
het motorschip „Ida", groot 250
bruto ton, thuisbehoorend te Zwart
sluis, waarin hij meldt, dat het
schip gisternamiddag ter hoogte
van Pembrokeshire aan de West
kust van Engeland is gezonken. De
bemanning is gered.
Vanmorgen werd van den kapitein van
de ,Ida" een telegram ontvangen, waarin
hij mededeelt, dat het schip Maandagmid
dag onder de kust van Wales, ier hoogte van
Pembrokeshire, gestooten is op een zich on
der water bevindend voorwerp, waardoor
het lek werd geslagen en zeer spoedig zonk.
De vijf leden der bemanning, die zich on
middellijk in de reddingboot begaven, be
vinden zich in veiligheid.
De „Ida" had een lading steenkolen van
Groningen naar Salcombe in Engeland
vervoerd en na lossing aldaar een lading
ijzererts ingenomen.
Bekneld geraakt. - Gistermiddag moest
op het Noordeinde te Den Haag een vracht
auto even achteruitgaan. De 17-jarige J. van
der B., die zich achter den wagen bevond,
gaf het teeken tot hoever de bestuurder kon
gaan, doch deze vergiste zich op het kritieke
moment en trapte op het gaspedaal in
plaats van op de voetrem, waardoor de wa
gen met kracht tegen de winkelpui van een
poeliersmagazijn opreed. De 17-jarige jonge
man geraakte daarbij in de knel en moest
gewond naar het r.k. ziekenhuis aan het
Westeinde worden overgebracht. De winkel
pui werd beschadigd.
HET K.N.L.C. VERGADERT.
Onder voorzitterschap van den heer H. D.
Louwes te Ulrum is dezer dagen de maan-
delijksche vergadering der eerste afdeeling
van het koninklijk Nederlandsch land-
bouwcomité te 's-Gravenhage gehouden.
Aan de in deze vergadering gedane me-
dedeelingen of genomen besluiten ontleenen
we het volgende:
Van verschillende zijde werd de aandacht
gevestigd op de zeer ongunstige omstandig
heden, waarin tal van veehoudersbedrijven
verkeeren.
Besloten werd, in vereeniging met de an
dere centrale landbouw-organisaties den
minister van economische zaken telegra
fisch te verzoeken onverwijld een prijs- en
afzetregeling van stroo te publiceeren.
Den veehouder ontbreekt veelal het geld
om het benoodigde voerstroo te koopen.
Daarom moeten er maatregelen worden ge
nomen om de inkomsten der veehoudersbe
drijven te doen stijgen. Als een der werk
zaamste middelen daartoe moet worden
beschouwd, het onmiddellijk hervatten van
het overnemen door de regeering van on
geschikt gebruiksvee. De vergadering be
sloot deze aangelegenheid te bespreken met
de andere centrale landbouw-organisaties
en den algemeenen Nederlandschen zuivel-
bond en voor te stellen bij het collega van
regeeringscommissarissen aan te dringen
op hervatting van het uit de markt nemen
van ongeschikt gebruiksvee door de over
heid. Voorts werd verhooging van den
melkprijs noodzakelijk geacht.
De vergadering sprak zich bij meerder
heid van stemmen uit voor afschaffing van
de rundveeteeltregeling. Zij was van oor
deel, dat dient worden toegestaan de nieuw
ontgonnen gronden voor 100 pet. met fa
brieksaardappelen te betalen.
Zij vereenigde zich met handhaving van
de mestvarkenstoewijzing en de biggen-
teeltbeperking.
EEN VERKEERDE UITVINDING.
DOOR W1LKIE COLLINS
NEDERLANDSCHE BEWERKING
VAN A. A. HUMME Jr.
26)
HOOFDSTUK XXII.
Ilc had de sjees klaar gehouden voor 't geval,
dat mijnheer Franklin toch met den laatsten
trein zou willen vertrekken. Toen de ba
gage verscheen,, gevolgd door mijnheer
Franklin, begreep ik, dat hij ditmaal wer
kelijk bij zijn voornemen bleef.
„Is u niet van gedachten veranderd,
mijnheer?" vroeg ik. „Waarom wacht u niet
een paar dagen? Misschien bedenkt juf
frouw Rachel zich wel.^ U kent het spreek
woord: Wanneer de nood het hoogst is, is
de redding nabij, en erger dan het nu is,
kan het zeker niet worden".
„Toen ik met dien verwenschten diamant
hier kwam", antwoordde hij, „was er, geloof
ik geen gelukkiger huisgezin in Engeland
te vinden. En nu? Uit elkaar geslagen,
verdeeld de atmosfeer geladen met wan
trouwen en mysterie! Je herinnert je dien
morgen wel, toen wij bij het Beefzand over
mijn oom Herncastle en zijn verjaardagsge
schenk spraken. Door den Maansteen heeft
hij zich op een meer afdoende wijze gewro
ken, dan hij ooit had kunnen vermoeden".
„Met deze woorden reikte hij mij de hand
en begaf zich naar het rijtuig. Voor hij
wegreed, verzocht ik hem ons af en toe te
schrijven. „Laat ons weten, waar u heen
gaat", vroeg ik.
„Waar ik heen ga?" herhaalde mijnheer
Franklin. „Naar den duivel".
Het leek of de gevoelens svan het paard
hierdoor geschokt waren, want het sprong
vooruit en ik had nog tijd om hem een
„God zegene u, mijnheer!" na te roepen,
voor hij uit het gezicht verdwenen was.
Niettegenstaande zijn fouten en dwaas
heden vond ik hem een aardigen man, die
een leegte bij ons achterliet.
De volgenden dag, Zondag, kwam het
gesloten rijtuig terug. De koetsier bracht
een brief voor mij mede en instructies voor
Penelope en de kamenier van lady Verin
der.
Net bericht behelsde, dat mijn meesteres
besloten had Maandag met juffrouw Rachel
van Frisinghall naar haar woning in Lon
den te vertrekken, daar de laatste er niet
toe te bewegen was naar ons huis terug te
keeren. De instructies bevatten een lijst
van de kleedingstukken, die de beide ka
meniers moesten medenemen en de vermel
ding van den tijd waarop zij in Londen
dienden te zijn. Ik moest tot nader order
op het landgoed blijven en het personeel,
dat niet mee naar Londen ging, moest kost
geld worden uitbetaald.
Ik dacht hierbij aan mijnheer Franklin's
woorden het huisgezin werd inderdaad
uiteen geslagen. Dit bracht mijn gedachten
op mijnheer Franklin zelf en ik maakte mij
zoo ongerust over hem, dat ik besloot naar
mijnheer Jeffco, zijn vaders butler, te
schrijven, met het verzoek mij omtrent zijn
plannen in te lichten, zoodra hij zich in
Londen had gevestigd.
Op Maandag werd de eerste voorspelling
van Cuff bewaarheid. Ik had Penelope en
de kamenier van lady Verinder naar den
trein gebracht en liep daarna wat in den
tuin te wandelen, toen ik mijn naam hoor
de noemen. Ik keerde mij om en zag Manke
Lucy, de dochter van den visscher Yolland,
tegenover mij staan.
„Wel, meisje", vroeg ik, „wat is er van je
verlangen?"
„Waar is Franklin Blake?' vroeg zij, op
haar kruk steunend, terwijl zij mij woe
dend aankeek.
„Dat is geen beleefde manier om over den
neef van lady Verinder te spreken", berisp
te ik haar. „Wees zoo goed hem voortaan
mijnheer Franklin Blake te noemen".
Zij kwam een stap nader en keek mij aan
of zij mij wilde aanvliegen. „Mijnheer
Franklin Blake?" snoof zij. „Moordenaar
Franklin Blake zou een betere naam voor
hem zijn". Zij stampte met haar kruk op
den grond. „Hij is een moordenaar! Hij
heeft den dood van Rosanna Spearman op
zijn geweten!"
„Hoe kom je daar in 's hemelsnaam bij,
Lucy?"
„Wat kan u dat schelen? Welke man zou
zich daar iets van aantrekken? Als ze net
zoo over de mannen gedacht had, als ik,
zou ze nu nog leven!"
Hier hield ze even op, als om op adem
te komen, maar voor ik nog wat zeggen
kon, ging ze verder:
„Ze had een ellendig leven gehad en was
door anderen op het verkeerde, pad ge
bracht, maar zij was een engel en met mij
samen zou zij gelukkig zijn geweest. Ik had
een plan gemaakt om met haar naar Lon
den te gaan en daar met naaiwerk ons
brood te verdienen. Toen die man kwam,
bedierf hij alles. Zij was heelemaal weg van
hem. Zegt u maar niet, dat hij daar niets
aan doen kon, of er niets van afwist! Hij
had dat moeten voelen en medelijden met
haar moeten hebben. Wij hadden zoo goed
voor ons zelf kunnen zorgen en nu komt
haar brief met het bericht, dat zij genoeg
heeft van het leven en er een einde aan
maakt.
Waar is hij?"
„Wat wil je toch van mijnheer Blake?"
vroeg ik.
„Ik moet hem spreken".
„Met welk doel?"
„Ik heb een brief voor hem van Rosanna
Spearman".
„Was die bij jouw brief ingesloten?"
„Ja".
Zou het raadsel zich tenslotte vanzelf
oplossen? Ik voelde het speurdersinstinct
weer in mij ontwaken.
„Je kunt mijnheer Blake niet spreken",
zei ik.
„Ik moet en zal hem spreken".
„Hij is gisteren naar Londen vertrokken".
Lucy keek mij scherp aan en zag dat ik
de waarheid sprak. Zonder vérder een
woord te zeggen, keerde zij zich om, ten
einde zich huiswaarts te begeven.
„Wacht even", zei ik, „ik verwacht mor
gen bericht van hem. Geef dien brief maar
aan mij, dan zal ik hem doorzenden".
„Neen", zei zij, over haar schouder, „ik
moet hem dien brief persoonlijk overhan
digen. Als hij er prijs op stelt, zal hij hier
terug moeten komen en hem van mij in
ontvangst nemen".
Met deze woorden vervolgde zij haar weg
en hoewel ik nog pogingen aanwendde
haar tot andere gedachten te brengen, was
mijn moeite vergeefsch, en er bleef mij niets
anders over dan tot den volgenden dag te
wachten en te hopen, dat ik dan de gele
genheid zou krijgen mijnheer Franklin te
schrijven.
Dinsdagmorgen bracht*de post twee brie
ven voor mij. De eene, van Penelope, deel
de mij mede, dat lady Verinder en haar
dochter goed en wel in Londen waren aan
gekomen, de andere, van mijnheer Jeffco,
bevatte het bericht, dat mijnheer Franklin
Blake Engeland reeds had verlaten.
Zaterdag, de laatste dag van de week
is ook de laatste dag in mijn relaas.
Met de ochtendpost kwam er een Lon-
densch dagblad, aan mij geadresseerd. Het
handschrift op den omslag kwam mij be
kend voor, en toen ik dit vergeleek met het
adres van den geldschieter, door Cuff in
mijn zakboekje geschreven, zag ik dat hij
de afzender was.
Bij het doorbladeren van de courant werd
mijn oog gertroffen door een met inkt aan
gestreept artikel, in de kolom „Politiebe
richten", dat als volgt luidde:
Wordt vervolgd.