Haansteen HOE DE EVACUATIE IS GEORGANISEERD. JteuiCCeton WELKE GEBIEDEN ZULLEN WORDEN ONTRUIMD EN HOE DIT GESCHIEDT. VOOR ALLE GEEVACUEERDEN IS GEZORGD. De geredden van de „Den Haag op Schiphol. Instelling van de gemeente „Wieringermeer". Motorschip „Ida" aan de Engelsche kust gezonken. TWEEDE BLAD. EVACUA TIEPROBLEMEN Natuurlijk hoopt ieder, dat eva cuatie het ontruimen van haar woonplaatsen door de burgerbevol king nooit meer zal worden dan een ver verwijderde mogelijkheid. Er is ook geen enkele reden om juist n u over evacuatie te schrij ven. Maar juist daarom is het mo ment geschikt. Als de nood aan den man komt, immers, ia het te laat voor het inlichten der bevol king. Dan moet ieder op de hoogte zijn en weten, wat hem te doen staat. Dan komt het slechts aan op tucht, saamhoorigheid, vader landsliefde. De autoriteiten, welke met de voorberei ding van de eventueele evacuaties zijn be last, hebben deze week in een persconferen tie opening van zaken gedaan. Zij brachten zooveel gegevens ter tafel, dat wij genood zaakt zijn ze in een serie van artikelen te verwerken. Intusschen kan alles voorloopig aldus worden samengevat: Voor hen, die zullen worden ge- evacueerd, is gezorgd. Een uitge breide organisatie staat voor hen klaar. Voor alle anderen geldt: evacueert niet! Reeds thans hebben allen, die in geval van nood hun woonplaatsen zullen moeten ont ruimen, daarvan aanzegging gekregen. Wie dus een dergelijk aanzeggingsbiljet niet ont vangen heeft, hoort er niet bij en zal in eigen en in aller belang goed doen, door te blijven waar hij is. Het a.b.c. van de evacuatievoorbereiding is, dat niemand iets anders onderneemt, dan hem door de overheid wordt voorgeschre ven. Mocht Nederland in oorlog geraken, dan zullen de eerste dagen een periode vor men van een geweldige nationale krachts inspanning. Dan zal moeten blijken, of wij het beheerschte en .bedaarde temperament hebben, dat wij zoo graag door buitenlan ders hooren prijzen. Het kan dan een chaos worden: als ieder namelijk in het wilde weg zijn door paniek vertroebeld inzicht gaat volgen dan komen er ongelukken. Dan zullen opgejaagde zwermen van onverzorg de burgers tusschen de beide legers gera ken en daar een ellendig lot ondergaan. Zul ke eigenmachtige paniekvluchtën zijn voor de vluchtelingen een ramp, voor de eigen weermacht een ernstige belemmering. Het heeft ook als men over een auto beschikt, geen zin een eigenmachtige vlucht te onder nemen, want er bestaat geen enkele zeker heid, dat men inderdaad de zelf gekozen bestemming zal bereiken. Immers, daar voor worden geen doortochtbéwijzen ver leend, zonder welke het niet mogelijk is de verdedigingslinie te passeeren. Den weinigen, die om de een of andere reden meenen, bijzonder gevaar te loopen bij een inval van vijandelijke legers en bo vendien in de gelegenheid zijn reeds thans 'e verhuizen, worden door de overheid nog geen moeilijkheden in den weg gelegd. In dien deze verhuizingen echter een zekeren omvang zouden aannemen, zou, naar ons van bevoegde zijde werd verzekerd, ook daar tegen worden opgetreden. Wie bij de evacuatie betrokken zijn. Bij een vijandelijken inval zal onze ver dediging op eenige voorbereide linies steu nen. Het spreekt wel vanzelf, dat dan de aanwezigheid van groote groepen van bur gerbevolking in die zones ongewenscht is, zoowel voor de landsverdediging als voor de veiligheid der bevolking zelve. In verband hiermede is van militaire zijde nauwkeurig nagegaan, welke zönes in dat geval voor ontruiming in aanmerking ko men. Deze omvatten in het algemeen de inundatie-velden, alsmede de gebieden, blootgesteld aan de inwerking van de eigen vijandelijke en de eigen vuurorganen, in het bijzonder van de artillerie en van de vlieg tuigen. De diepte van deze zones bedraagt veelal 10 km. en mèer. De gebieden, welke wellicht door de vreemde troepen-macht zouden worden bezet, zijn dus niet in de voorbereiding der evacuatie betrok ken. Wel is gezorgd voor de bewoners van die punten, welke weliswaar buiten de linies liggen, doch niettemin toch verdedigd zul len worden. De voor hen getroffen maatre gelen zijn van plaatselijk en tijdelijk karak ter. In de groote steden kan het met het oog op het luchtgevaar noodig blijken bepaalde wijken, gelegen in de nabijheid van vitale punten zooals stations, emplacementen etc. te ontruimen. De bevolking moet dan naar andere wijken of naar randgemeenten wor den overgebracht. Ook deze verplaatsing is in voorbereiding. Ontruiming van groote steden op den voet, waarop zij in andere landen geschied is, waar stadswijken zijn ontvolkt en scholen gesloten, is in ons land niet mogelijk, aangezien de bevolkingsdicht heid een dergelijke verplaatsing niet toe staat. Een indruk van den omvang der voorbereidingsmaatregelen geven de volgende getallen: de voorbereide ontruiming voor onze verdedigings linie betreft meer dan honderd ge meenten, omvattende ruim een half millioen personen, verdeeld over een oppervlakte van meer dan tweeduizend vierkante kilometers. Uiteraard kunnen al deze ontruimingen niet tegelijk geschieden. Dit is ook niet noo dig. De ontruiming zal daarom in phasen plaats vinden, welke phasen op machtiging van den opperbevelhebber van land- en zeemacht zullen intreden. Wij raken hier aan het beloop der evacuatie, welke in een volgend artikel zal worden beschreven. DREIGENDE STAKING IN ELECTRO- TECHNISCH BEDRIJF TE AMSTERDAM. De samenwerkende metaalbewerkersbon den hebben een ultimatum gericht tot de afdeelingen Amsterdam van de Nederland- sche vereeniging van electrotechnische werkgevers en van den nationalen bond van r.k. electrotechnische werkgevers „St. Antonius", omdat deze organisaties niet be reid waren hun leden te adviseeren een contract af te sluiten, waarin een duurte- toeslag-clausule is opgenomen. Tenzij als nog besloten wordt tot het afsluiten van 'n direct ingaande overeenkomst, gelijk aan die, welke met twee andere werkgevers- vereenigingen, n.l. de V. E. I. en den elec- trobond, werd afgesloten, zal ingaande Maandag 11 Maart de werkstaking in de desbetreffende bedrijven worden afgekon digd. AMELAND NOG STEEDS DOOR HET IJS OMRINGD. De verwachting dat Ameland spoedig uit zijn isolement zou zijn verlost, is niet be waarheid geworden. De wind heeft het ijs in de richting van het eiland gedreven, zoo dat de poging, welke de postboot gisteren zou ondernemen om den vasten wal te be reiken, geen doorgang kon vinden. Men acht het niet uitgesloten, dat deze toestand nog enkele dagen voortduurt. Slechts een westerstorm kan hier spoedig uitkomst brengen. Het gebrek aan veevoe der doet zich met den dag meer gevoelen. De hoeveelheid, welke sedert het isolement per vliegtuig werd aangevoerd, bleek on voldoende voor een veestapel van vijfdui zend stuks. Met het K.L.M.-vliegtuig „Mees", dat te 14 uur 15 van het Engelsche vliegveld Lympne op Schiphol arri veerde, zijn 12 van de 13 geredde opvarenden van het Ned. motor tankschip „Den Haag", eigendom van de Standard American Petro leum Company in ons land terug gekeerd. Vele vrouwen en kinderen van geredden waren op Schiphol aanwezig en het werd een ontroerend weerzien, toen de mannen uit de cabine stapten. Uit het relaas van het ongeluk en de redding bleek wel, dat de zenuwen van de opvarenden op een zeer zware proef zijn gesteld. De gezagvoerder, kapitein C. Wijker, bleek de eenige te zijn die bij het ongeval kwetsu ren heeft opgeloopen. De verhalen van alle opvarenden stem men hierin overeen, dat men niets bijzon ders had waargenomen, noch voor noch na de ontploffing. Het schip was, geladen met olie op den thuisreis, en voer Donderdag 15 Febr. te kwart over een circa 140 mijl ten westen van Ouessant. Het weer was gun stig en de uitkijk heeft 'noch drijvende mij nen noch eenig spoor van een duikboot ge zien. Ook bevinden zich op de plaats en in de omgeving van de plek, waar het ongeval gebeurde, geen mijnenvelden. Sommige mannen verklaren, dat zij wel een slag voel den, toen het schip getroffen werd, doch geen knal van een explosie hebben gehoord. Het schip werd getroffen door iets dat dwars door de pompkamer in het achterschip sloeg en een zoo groot gat maakte, dat het achter schip terstond begon te zinken. Alle 39 opvarenden kwamen zonder pa niek in de drie sloepen, die gemakkelijk uit gezet konden 'worden. In elke sloep was plaats voor 13 man. In een der sloepen had den zich 15 man begeven, waarvan 2, de bootsman Dame en de matroos Schimmel, later overklommen in de sloep welker opva renden werden gered. Indien de opvarenden der beide andere sloepen inderdaad, zooals men vreest, zijn omgekomen, hebben zij daaraan hun leven te danken. Bootsman Dame is de eenig: geredde, die niet met de „Mees" is mee t komen. Hij is te Londen achtergebleven om daar de lijken der overige opvarenden, die eventueel nog mochten aanspoelen te inden- tificeeren. De drie sloepen bleven op enkele honder den meters afstand van het wrak. Toen het achterschip weer wegzonk, kwam het voor schip met den boeg omhoog, steeds verder uit 't water, totdat 't afknapte en omsloeg, op het achterschip, zoodat het schip als het ware in tweeën werd gevouwen. De drie booten hadden leeftocht aan boord, voorna melijk scheepsbeschuit en drinkwater. Elk der drie sloepen was uitgerust met zeiltuig, dat terstond werd opgezet, waarna men in oostelijke richting koerste, naar men hoopte in de richting van de Engelsche kust. Totdat het donker werd, bleven de sloe pen in elkanders buurt. Het weer werd ech ter ruwer en toen de wind feller opstak, knapte de mast van de sloep, waarin de thans geredden zich bevonden, af. Men ver loor de beide andere sloepen uit het oog. Roeiende trachtte men zooveel mogelijk in oostelijke richting aan te houden, de volgen de dagen echter raakten de mannen steeds meer uitgeput door koude en tengevolge van het overkomende zeewater waren zij doornat. Tot overmaat van ramp raakte toen ook het roer onklaar, zoodat men zich met wind en stroom moest laten meedrijven. Er werd met behulp van een roeispaan een klein noodzeil opgezet en zooveel mogelijk zochj; men bescherming tegen koude en zeewater onder het groote zeil, dat men had weten te redden. Tenslotte werd de sloep opgemerkt door een Engelsch passagiers schip, dat erin slaagde de sloep langszij te krijgen en de dertien inzittenden aan boord te nemen. Het bleek het Engelsche s.s. Gle- norchy te zijn, een l ;r.- nieuw passagiers schip, dat uit Hongkong voor de eerste maal naar Engeland kwam. De geredden werden door bemanning en passagiers met groote hartelijkheid ontvangen en van al het noo- djge voorzien. Woensdag 21 Febr. j.l. kwam het schip te Londen aan waar de mannen gastvrij werden opgenomen in het Bangor- hotel. Natuurlijk waren zij diej onder den in druk van het vermoedelijke verlies van hun 26 makkers, hetgeen moet worden aangeno men nu de beide andere sloepen leeg zijn aangespoeld en reeds eenige lijken zijn ge ïdentificeerd. BEPALING VOOR GEBIFMEN IN STAAT VAN BELEG. Wijziging telegraaf- en telefoonwet. De opperbevelhebber van land- en zee macht heeft de eerste wijziging der tele graaf- en telefoonwet militair gezag mede van toepassing verklaard voor de gebieden, welke sedert 1 Novemb.er 1939 in staat van belegd werden verklaard. Voorts heeft de opperbevelhebber voor alle in staat van beleg verklaarde gebieden een wijziging van de telegraaf- en telefoon wet 1904 vastgesteld, waarbij aan artikel 3bis het volgende wordt toegevoegd: Het militair gezag zal de verzegeling van de vorengenoemde radiotelegrafen en-tele fonen kunnen belasten of kunnen doen ge lasten. Alsdan zullen de rechthebbenden op deze telegrafen en telefonen de in het belang van deze verzegeling van hen ge vorderde medewerking moeten verleenen en na de verzegeling moeten zorg dragen dat deze niet wordt verbroken". Deze wets- wijzing kan worden aangehaald als: „twee de wijziging telegraaf- en telefoonwet mi litair gezag". Zij is gister in werking getre den. Instemming der Tweede Kamer. Bij het afdeelingsonderzoek van het wetsontwerp tot instelling van een gemeente „Wieringermeer" bleek men zich algemeen met het voornemen tot het instellen van zulk een gemeente te kunnen ver eenigen. Van verschillende zijden werd er intus schen op gewezen, dat door de instelling van een gemeente wel aan het openbaar lichaam „de Wieringermeer" de gemeente lijke taak zal worden ontnomen, doch dat dit geenszins de liquidatie van dit lichaam behoeft mede te brengen, noch ten gevolge zal hebben. Blijkens het ontwerp toch zal de nieuwe gemeente alleen de gemeentelijke taak overnemen, terwijl het openbaar lichaam dus belast zal blijven met de be hartiging van de overige thans daaraan toevertrouwde belangen. Het ontwerp moet dus worden beschouwd, zoo meende men, als een eerste stap om te geraken tot de normale vormen van over heidsbestuur. Verdere stappen zullen moe ten volgen. Gaarne zou men nu vernemen, welke plannen de regeering op dit gebied nog koestert, in het bijzonder of zij voorne mens is de oprichting van een waterschap te bevorderen. En is het de bedoeling ook daarna het openbaar lichaam te behouden voor het eigenaarsbeheer van de staats eigendommen binnen zijn gebied? Eenige leden waren van oordeel, dat de termijnen, welke volgens artikel 3 bij het opmaken van de nieuwe kiezerslijst in acht genomen zullen moeten worden, wel zeer krap genomen zijn. Zij vreesden, dat het niet gemakkelijk zal zijn de noodige werk zaamheden op tijd gereed te doen zijn. De bemanning gered. Bij de directie van het scheeps- kantoor J. G. Mulder te Groningen is gisteravond een telegram ont vangen van kapitein G. Kuur van het motorschip „Ida", groot 250 bruto ton, thuisbehoorend te Zwart sluis, waarin hij meldt, dat het schip gisternamiddag ter hoogte van Pembrokeshire aan de West kust van Engeland is gezonken. De bemanning is gered. Vanmorgen werd van den kapitein van de ,Ida" een telegram ontvangen, waarin hij mededeelt, dat het schip Maandagmid dag onder de kust van Wales, ier hoogte van Pembrokeshire, gestooten is op een zich on der water bevindend voorwerp, waardoor het lek werd geslagen en zeer spoedig zonk. De vijf leden der bemanning, die zich on middellijk in de reddingboot begaven, be vinden zich in veiligheid. De „Ida" had een lading steenkolen van Groningen naar Salcombe in Engeland vervoerd en na lossing aldaar een lading ijzererts ingenomen. Bekneld geraakt. - Gistermiddag moest op het Noordeinde te Den Haag een vracht auto even achteruitgaan. De 17-jarige J. van der B., die zich achter den wagen bevond, gaf het teeken tot hoever de bestuurder kon gaan, doch deze vergiste zich op het kritieke moment en trapte op het gaspedaal in plaats van op de voetrem, waardoor de wa gen met kracht tegen de winkelpui van een poeliersmagazijn opreed. De 17-jarige jonge man geraakte daarbij in de knel en moest gewond naar het r.k. ziekenhuis aan het Westeinde worden overgebracht. De winkel pui werd beschadigd. HET K.N.L.C. VERGADERT. Onder voorzitterschap van den heer H. D. Louwes te Ulrum is dezer dagen de maan- delijksche vergadering der eerste afdeeling van het koninklijk Nederlandsch land- bouwcomité te 's-Gravenhage gehouden. Aan de in deze vergadering gedane me- dedeelingen of genomen besluiten ontleenen we het volgende: Van verschillende zijde werd de aandacht gevestigd op de zeer ongunstige omstandig heden, waarin tal van veehoudersbedrijven verkeeren. Besloten werd, in vereeniging met de an dere centrale landbouw-organisaties den minister van economische zaken telegra fisch te verzoeken onverwijld een prijs- en afzetregeling van stroo te publiceeren. Den veehouder ontbreekt veelal het geld om het benoodigde voerstroo te koopen. Daarom moeten er maatregelen worden ge nomen om de inkomsten der veehoudersbe drijven te doen stijgen. Als een der werk zaamste middelen daartoe moet worden beschouwd, het onmiddellijk hervatten van het overnemen door de regeering van on geschikt gebruiksvee. De vergadering be sloot deze aangelegenheid te bespreken met de andere centrale landbouw-organisaties en den algemeenen Nederlandschen zuivel- bond en voor te stellen bij het collega van regeeringscommissarissen aan te dringen op hervatting van het uit de markt nemen van ongeschikt gebruiksvee door de over heid. Voorts werd verhooging van den melkprijs noodzakelijk geacht. De vergadering sprak zich bij meerder heid van stemmen uit voor afschaffing van de rundveeteeltregeling. Zij was van oor deel, dat dient worden toegestaan de nieuw ontgonnen gronden voor 100 pet. met fa brieksaardappelen te betalen. Zij vereenigde zich met handhaving van de mestvarkenstoewijzing en de biggen- teeltbeperking. EEN VERKEERDE UITVINDING. DOOR W1LKIE COLLINS NEDERLANDSCHE BEWERKING VAN A. A. HUMME Jr. 26) HOOFDSTUK XXII. Ilc had de sjees klaar gehouden voor 't geval, dat mijnheer Franklin toch met den laatsten trein zou willen vertrekken. Toen de ba gage verscheen,, gevolgd door mijnheer Franklin, begreep ik, dat hij ditmaal wer kelijk bij zijn voornemen bleef. „Is u niet van gedachten veranderd, mijnheer?" vroeg ik. „Waarom wacht u niet een paar dagen? Misschien bedenkt juf frouw Rachel zich wel.^ U kent het spreek woord: Wanneer de nood het hoogst is, is de redding nabij, en erger dan het nu is, kan het zeker niet worden". „Toen ik met dien verwenschten diamant hier kwam", antwoordde hij, „was er, geloof ik geen gelukkiger huisgezin in Engeland te vinden. En nu? Uit elkaar geslagen, verdeeld de atmosfeer geladen met wan trouwen en mysterie! Je herinnert je dien morgen wel, toen wij bij het Beefzand over mijn oom Herncastle en zijn verjaardagsge schenk spraken. Door den Maansteen heeft hij zich op een meer afdoende wijze gewro ken, dan hij ooit had kunnen vermoeden". „Met deze woorden reikte hij mij de hand en begaf zich naar het rijtuig. Voor hij wegreed, verzocht ik hem ons af en toe te schrijven. „Laat ons weten, waar u heen gaat", vroeg ik. „Waar ik heen ga?" herhaalde mijnheer Franklin. „Naar den duivel". Het leek of de gevoelens svan het paard hierdoor geschokt waren, want het sprong vooruit en ik had nog tijd om hem een „God zegene u, mijnheer!" na te roepen, voor hij uit het gezicht verdwenen was. Niettegenstaande zijn fouten en dwaas heden vond ik hem een aardigen man, die een leegte bij ons achterliet. De volgenden dag, Zondag, kwam het gesloten rijtuig terug. De koetsier bracht een brief voor mij mede en instructies voor Penelope en de kamenier van lady Verin der. Net bericht behelsde, dat mijn meesteres besloten had Maandag met juffrouw Rachel van Frisinghall naar haar woning in Lon den te vertrekken, daar de laatste er niet toe te bewegen was naar ons huis terug te keeren. De instructies bevatten een lijst van de kleedingstukken, die de beide ka meniers moesten medenemen en de vermel ding van den tijd waarop zij in Londen dienden te zijn. Ik moest tot nader order op het landgoed blijven en het personeel, dat niet mee naar Londen ging, moest kost geld worden uitbetaald. Ik dacht hierbij aan mijnheer Franklin's woorden het huisgezin werd inderdaad uiteen geslagen. Dit bracht mijn gedachten op mijnheer Franklin zelf en ik maakte mij zoo ongerust over hem, dat ik besloot naar mijnheer Jeffco, zijn vaders butler, te schrijven, met het verzoek mij omtrent zijn plannen in te lichten, zoodra hij zich in Londen had gevestigd. Op Maandag werd de eerste voorspelling van Cuff bewaarheid. Ik had Penelope en de kamenier van lady Verinder naar den trein gebracht en liep daarna wat in den tuin te wandelen, toen ik mijn naam hoor de noemen. Ik keerde mij om en zag Manke Lucy, de dochter van den visscher Yolland, tegenover mij staan. „Wel, meisje", vroeg ik, „wat is er van je verlangen?" „Waar is Franklin Blake?' vroeg zij, op haar kruk steunend, terwijl zij mij woe dend aankeek. „Dat is geen beleefde manier om over den neef van lady Verinder te spreken", berisp te ik haar. „Wees zoo goed hem voortaan mijnheer Franklin Blake te noemen". Zij kwam een stap nader en keek mij aan of zij mij wilde aanvliegen. „Mijnheer Franklin Blake?" snoof zij. „Moordenaar Franklin Blake zou een betere naam voor hem zijn". Zij stampte met haar kruk op den grond. „Hij is een moordenaar! Hij heeft den dood van Rosanna Spearman op zijn geweten!" „Hoe kom je daar in 's hemelsnaam bij, Lucy?" „Wat kan u dat schelen? Welke man zou zich daar iets van aantrekken? Als ze net zoo over de mannen gedacht had, als ik, zou ze nu nog leven!" Hier hield ze even op, als om op adem te komen, maar voor ik nog wat zeggen kon, ging ze verder: „Ze had een ellendig leven gehad en was door anderen op het verkeerde, pad ge bracht, maar zij was een engel en met mij samen zou zij gelukkig zijn geweest. Ik had een plan gemaakt om met haar naar Lon den te gaan en daar met naaiwerk ons brood te verdienen. Toen die man kwam, bedierf hij alles. Zij was heelemaal weg van hem. Zegt u maar niet, dat hij daar niets aan doen kon, of er niets van afwist! Hij had dat moeten voelen en medelijden met haar moeten hebben. Wij hadden zoo goed voor ons zelf kunnen zorgen en nu komt haar brief met het bericht, dat zij genoeg heeft van het leven en er een einde aan maakt. Waar is hij?" „Wat wil je toch van mijnheer Blake?" vroeg ik. „Ik moet hem spreken". „Met welk doel?" „Ik heb een brief voor hem van Rosanna Spearman". „Was die bij jouw brief ingesloten?" „Ja". Zou het raadsel zich tenslotte vanzelf oplossen? Ik voelde het speurdersinstinct weer in mij ontwaken. „Je kunt mijnheer Blake niet spreken", zei ik. „Ik moet en zal hem spreken". „Hij is gisteren naar Londen vertrokken". Lucy keek mij scherp aan en zag dat ik de waarheid sprak. Zonder vérder een woord te zeggen, keerde zij zich om, ten einde zich huiswaarts te begeven. „Wacht even", zei ik, „ik verwacht mor gen bericht van hem. Geef dien brief maar aan mij, dan zal ik hem doorzenden". „Neen", zei zij, over haar schouder, „ik moet hem dien brief persoonlijk overhan digen. Als hij er prijs op stelt, zal hij hier terug moeten komen en hem van mij in ontvangst nemen". Met deze woorden vervolgde zij haar weg en hoewel ik nog pogingen aanwendde haar tot andere gedachten te brengen, was mijn moeite vergeefsch, en er bleef mij niets anders over dan tot den volgenden dag te wachten en te hopen, dat ik dan de gele genheid zou krijgen mijnheer Franklin te schrijven. Dinsdagmorgen bracht*de post twee brie ven voor mij. De eene, van Penelope, deel de mij mede, dat lady Verinder en haar dochter goed en wel in Londen waren aan gekomen, de andere, van mijnheer Jeffco, bevatte het bericht, dat mijnheer Franklin Blake Engeland reeds had verlaten. Zaterdag, de laatste dag van de week is ook de laatste dag in mijn relaas. Met de ochtendpost kwam er een Lon- densch dagblad, aan mij geadresseerd. Het handschrift op den omslag kwam mij be kend voor, en toen ik dit vergeleek met het adres van den geldschieter, door Cuff in mijn zakboekje geschreven, zag ik dat hij de afzender was. Bij het doorbladeren van de courant werd mijn oog gertroffen door een met inkt aan gestreept artikel, in de kolom „Politiebe richten", dat als volgt luidde: Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 6