Maansteen
JiCmmeaws
Rem m unifm chn vni
!Bxicgetiike Stand
HeuitletoH
£attd
NOTIT
Duitschlarid verwacht den vrede in het najaar.
Maar Hitier zal dien vrede forceeren.
.MIJNHARDTJES'
TWEEDE BLAD.
(Van onzen Berlijnschen correspondent.)
Berlijn, 10 Maart.
In het centrum van het Duitsche Rijk geeft
deze barre winter den strijd nog niet op.
Nog heden ligt een nieuwe laag sneeuw van
twijfelachtige kwaliteit over de straten der
buitenwijken en warrelen de vlokken nog
gestadig uit een grijzen hemel. Maar eens
moet het toch weer lente worden. De men-
schen in Duitschland zouden zich gaame
over die nieuwe lente en een nieuw geluid
verheugen. Maar ze zien wel in, dat er wei
nig reden tot vreugde is; meer tot ijzeren
vastberadenheid en vinnige berusting. Sinds
ik u het laatst schreef, was ik eenige weken
in Nederland om eens wat andere indrukken
dan altijd maar weer Duitsche op te doen.
Komt men dan in dit groote land der Duit-
schers terug, dan ziet men de dingen een
tijd lang natuurlijk anders. Juister? Het is
moeilijk te zeggen.
Men ziet in de eerste plaats het enorme
verschil tusschen een neutraal land en een
land, dat oorlog voert. In Nederland een
overvloed aan vrijwel alles, en daarbij de
meeste dingen, voedsel, kleeding, voorwer
pen van dagelij ksch gebruik zoowel als van
weelde, van een ongehoord goede en soliede
kwaliteit. Alle steden 's avonds in een gloed
van kunstlicht, dat den Nederlander-thuis
volkomen normaal voorkomt, voor den Ne-
derlander-in-Duitschland echter een blijde
verrassing is. Immers, die eeuwige duister
nis in den barren, somberen winter, die naar
men hopen mag nu spoedig achter ons ligt,
was voorloopig wel het meest drukkende van
alle oorlogsverschijnselen dezer dagen.
In het Duitsche Rijk weliswaar geen ge
brek aan het allei'noodigste, geen ontbreken
van noodzakelijke voeding of kleeding of
schoeisel. Maar toch het bewustzijn in elk
opzicht gedwongen-zuinig te moeten zijn, uit
te moeten komen met levensmiddelbons,
kleerenbons, overheidsvergunningen voor
schoeisel en andere dingen.
Het weten ook, dat honderd en vijfhon
derd en duizend zaken ook voor geld niet
meer te koopen zijn, omdat de fabrieken en
werkplaatsen, waar ze vroeger ontstonden,
of gesloten zijn, dan wel zich hebben „um-
gestellt", d.w.z. dingen fabriceeren, die de
oorlog eischt. De groote autofabrieken in
Duitschland leveren geen auto's meer, maar
vliegtuigen, groote confectie-fabrieken in
hoofdzaak uniformen, en waar men heen
kijkt, worden kanonnen, mitrailleurs, kogels,
bmmen, handgranaten, uitrustingsstukken
voor de weermacht vervaardigd. En daar
naast alles, wat de landsverdediging verder
noodig heeft.
Koffie, thee, sigaren, sigaretten, pijp
tabak, cacao, chocolade voor zoover nog
importeerbaar, gaan in de eerste, de twee
de, de derde, de tiende plaats naar de sol
daten. Dan pas komen de burgers: met drie
sigaren of tien sigaretten per dag. Met een
steeds kleiner wordende spijskaart in de
restaurants, met een steeds inkrimpende
wijnkaart, zelfs aan minerale wateren. Met
twee vleeschlooze dagen per week, veel te
weinig fruit (een abnormaal verschijnsel in
een abnormalen winter), met vleeschsoor-
ten, die vooral in de groote steden wat de
kwaliteit betreft bij Nederland nu eenmaal
nooit konden halen en thans minder dan
ooit.
In Nederland Amerikaansche luxe-auto's
zonder tal, blijkbaar verre in de meerder
heid naast veel minder karretjes met tien of
meer dienstjaren. In Duitschland hoogstens
nog 10 van het autoverkeer van een jaar
geleden en luxe-wagens nog slechts onder
de door de weermacht gerequireerde, of na
tuurlijk bij het ex-territoriale corps diplo
matique. Daarnaast echter een steeds toe
nemende groep van versleten, ingeroeste,
rammelende karretjes van klein kaliber,
nauwelijks meer onderhouden, de „kriegs-
wagen".
Het verschil tusschen het leven in Neder
land en in Duitschland is toch groote? ge
bleken dan ik had gedacht. Wie hier in
Duitschland woont en sinds het uitbreken
van den oorlog niet over de grens is geko
men, weet dat zoo niet. Hij meent en van
zijn standpunt gezien is dat ook niet onjuist
dat hij van den oorlog eigenlijk niet al te
veel bemerkt. Er komen slechts boven en
kele kuststreken vijandelijke vliegtuigen, die
echter steeds nog verkenners zijn gebleken
en geen schade hebben aangericht.
Wel zijn helaas in den strijd tegen Polen
ruim 11.000 Duitschers gesneuveld en zekei
nog een 4 tot 5000 in kleine gevechten aan
de Westwall, in de lucht en op zee. Maar
zelfs al waren het er in deze eerste zes
maanden te zameh 25,000 geweest, wat be-
teekent dat in vergelijking met den wereld
oorlog, die veldslagen van 50.000 dooden in
weinige dagen heeft beleefd! Zoo denken
de menschen (behalve natuurlijk zij, die on
middellijk getroffen zijn en voor wie statis
tieken en vergelijkingen bitter weinig troost
beteekenen!) En zoo is het toch ook. Deze
oorlog is voor den niet-combattant en voor
het overgroote deel van de weermacht nog
niet eens een vuurdoop geweest. Vergelijkt
men de ontberingen, waaronder op het
oogenblik in Duitschland de bevolking te
lijden heeft met die van de jaren 1917 en '18
(en feitelijk ook nog de zeven daarop vol
gende), dan zijn de zes maanden, die nu
achter haar liggen, inderdaad wel zeer ge
makkelijk te dragen.
Dat ze echter wel degelijk oorlogsmaan
den zijn, ziet hij, die even in een rijk ge
zegend gebleven land als Nederland (o, ik
ken ook de zware zorgen van mijn vader
land!) is geweest en nu weer in het oorlog
voerende Duitschland zit.
De menschen zijn niet meer zoo goed ge
kleed als in normale tijden, hun schoeisel
begint oorlogverschijnselen te vertoonen, de
gezichten zijn vaak somber, vele gesprek
ken vol bitterheid, en lachen doet feitelijk
alleen maar de overal en altijd zorgelooze
jeugd. De onzekerheid der toekomst drukt
wel zeer. Elk geruchtje over een mogelijken
snellen vrede gaat sneller dan een radio
bericht van mond tot mond en wordt al te
vaak geloofd.
Een Sumner Welles hoeft maar uit Ame
rika over te komen en al dadelijk winden
zich om dezen onbekende heele volksverha
len van vrede en voorspoed. Dat beteekent
niet, dat in Duitschland defaitisme rond
spookt. Wie dat denkt, weet niets van de
ware stemming. Vrijwel niemand hier voelt
iets voor dezen oorlog, maar ook vrijwel
niemand ware voor een vrede te vinden, die
het Duitsche volk weer met slavernij, met
een tweede „Versailles" bedreigt.
Ook zij in Duitschland, die nog heden het
nationaal-socialisme liever vandaag dan
morgen zouden zien verdwijnen, verzekeren
u, dat zij zioh streng aan een godsvrede zul
len houden tot dat dit régime met hun
hulp den oorlog heeft gewonnen.
Maar kon men morgen een eervol com
promis met den buitenlandschen vijand slui
ten men zou het stellig doen. Want dezen
oorlog heeft niemand in Duitschland ge
wild, de massa der bevolking zeker niet.
Dat het er straks op militair gebied anders
zal gaan uitzien, daarover heersoht hier
langzamerhand nog slechts één meening.
Een tijd lang kon men in het Duitsche Rijk
ook de opvatting hooren verdedigen, dat
Duitschland geduld heeft en het oorlogvoe
ren volgens de methode dezer zes maanden
(in het Westen) vele jaren kan volhouden,
dat men dan van den Engelschen en Fran-
sche tegenstander niet geloofde. Het aan
tal van hen, die aan zulk een „zenuwen
oorlog" van Duitsche zijde geloofden, is de
laatste weken steeds kleiner geworden.
Men begint nu te gelooven, dat Hitier bin
nen niet al te langen tijd de dingen zal
pogen te forceeren, en men is hier over het
algemeen zoo vol vertrouwen, dat men al
weer in het gebruikelijke optimisme vervalt
en voorspelt, dat het najaar den vrede zal
brengen; een vrede in Duitschlands voordeel
natuurlijk.
Nu, dat optimisme deelen wij neutralen
vermoedelijk niet. Maar toegegeven zij, dat
het Derde Rijk een geheel andere militaire-
offensieve kracht zal blijken te bezitten dan
het Tweede in 1914, en dat een Marneslag-
traged'ie ditmaal wel nauwelijks is te ver
wachten.
In elk geval is het mijn plicht als kroniek
schrijver, u van deze stemmingen en ver
wachtingen op de hoogte te houden. We zul
len spoedig genoeg weten, wie het bij het
rechte eind heeft gehad.
MARIA ILONA.
Victoria-theater.
Een bijzonder fijn gespeelde romantische
film met een dramatischen ondergrond
vraagt deze week de alleszins verdiende
aandacht vari de liefhebbers in het Victoria-
theater. Een film, die weer eens de gele
genheid biedt, het spel van Paula Wessely,
altijd even hoogstaand en fijn, naar waarde
te kunnen schatten. De regisseur, Geza von
Bolvary heeft de sfeer van het Oostenrijk-
sche hof, midden negentiende eeuw, voor
het gevoel zeer juist getroffen. Zeer mooi
waren de opnamen van het groote hofbal in
de eerste acte.
In den strijd tusschen Oostenrijk en Hon
garije in 1848, werd de jeugdige weduwe
Maria Ilona von Wolkersdorf wel voor een
zeer zware keuze gesteld. Moest zij als ge
boren Hongaarsche, het pas opnieuw ge
vonden geluk aan de zijde van den Oosten-
rijkschen minister vorst Karl zu Schwart-
zenberg accepteeren, of moest zij het
vaderland, waarvoor haar dappere broer
zoo juist als officier zijn leven had opge
offerd den voorkeur geven? Als een echtp
Hongaarsche vrouw van hooge principes
deed zij haar keuze, maar de opoffering was
groot.
Kossuth was de groote leider der Honga
ren. Maria Ilona werd verzocht als bemid
delaarster van uit Weenen naar Kossuth te
gaan. Zij deed dit, doch de liefde voor haar
vaderland bleek haar te machtig. Haar ge
vluchte broer, inmiddels door de Oosten
rijkers gearresteerd, komt in een zeer
penibele positie, maar vorst Karl, de man
aan wien Maria haar liefde heeft geschonken,
niet minder. Deze wil tot eiken prijs zijn
toekomstigen zwager redden, doch zonder
resultaat. En dan ontdekt vorst Karl ook,
dat ondanks alles, Maria haar vaderland
boven het nieuwe geluk stelt en Maria
Ilona verdwijnt uit zijn leven.
De fraaie vertolking, die Paula Wessely
van de titelrol gaf, maakte grooten indruk.
Maar ook Willy Birgel heeft zich als tegen
speler (vorst Karl) bijzonder onderscheiden,
door zijn sober en toch overtuigende spel.
Vele goede vertolkingen zouden nog te
noemen zijn, doch daar zij allen op uitmun
tende wijze tot het boeiende geheel hebben
bijgedragen, noemen wij ze niet afzonder
lijk.
Men zal dit filmwerk met zeer veel ge
noegen en belangstelling volgen. Het voor
programma bracht een paar zeer geslaagde
journaals, een komische Terra-film: De
nieuwste mode, en een opmerkelijke
reclame-film van de Chief Whip, waarin
onze bekende acteur Paul Huf optreedt als
inspecteur Vlijmscherp. Hij bespreekt in
beeld eenige van zijn moeilijke gevallen en
vertelt meteen, waarom hij het Chief Whip-
mysterie niet kon oplossen en tot welke
gevolgen dat voor hem leidde.
VLIJMSCHERP OP AVONTUUR.
Roxy-theater.
De naam Vlijmscherp heeft in de laatste
maanden een groote bekendheid verworven
door de hoorspelen voor de radio en onge
twijfeld zullen vele luisteraars ook den in
specteur Vlijmscherp willen zien en hooren,
die van gisteravond af in Roxy-theater zijn
geniale wijze van het oplossen van misda
den demonstreert.
„Inspecteur Vlijmscherp" is een bijnaam
van den Londenschen politieman Hornleigh
(Gordon Harker), die van een postzegel vei
ling wordt weggehaald om zijn aandacht te
schenken aan een moordzaak. Het lijk van
den vermoorde is nog maar nauwelijks koud
of de inspecteur weet al, dat de moord ge
pleegd werd in verband met diefstal van de
begrootingsstukken van den minister van
financiën. Deze zou over drie dagen de be
grooting indienen en het reeds te voren we
ten van bijzonderheden zou voor sommige
financiers groote winsten kunnen beteeke
nen. Het blijkt dat des ministers tasch in een
café even verwisseld is geworden om gele
genheid te geven aanteekeningen te maken
uit den gewichtigen inhoud.
Hét kwam er nu maar op aan om uit te
vinden wie belang had bij die stukken en
worden Uw tanden
indien U poetst met |\f Q)(f Q)||,
fn tuben van 60, 40 en 25 ct. en doozen van 20 ct.
wie voor handlanger had gespeeld. Er ko
men achtereenvolgens eenige personen naar
voren, die geacht kunnen worden de hand
te hebben in de zaak. En dan worden suc
cessievelijk drie ervan vermoordIntus-
schen zoekt Hornleigh verder, oogenschijn-
lijk zonder succes, .maar dan opeens slaat hij
toe èn raak.
Wij zullen van de elkaar in snel tempo
opvolgende gebeurtenissen niet méér ver
tellen, om de spanning niet te verbreken.
Want spannend, sensationeel is de film van
begin tot einde en Gordon Harker is een ac
teur, die in groote kalmte, maar tevens in
diepen ernst zijn naspeuringen vervolgt,
waarbij Alastaire Sim (als de politie-ser-
geant Bingham) hem eigenlijk méér in den
weg staat dan hulp verleent. Voor liefheb
bers van detectieveverhalen is „Vlijmscherp
op avontuur" een film om van te smullen.
Voorprogramma: een aardige serie opna
men van heerenkleeding in den loop der
eeuwen, de klucht „Vader in spé" en „Ama
teur-cowboy's", vol natuuropnamen uit het
Wilde Westen.
STRATEN ZONDER EINDE.
City-theater.
Het heeft weinig zin zich aan superlatie
ven te buiten te gaan, om te vertellen van
de uitstekende kwaliteiten van deze film.
Er is reeds al te dikwijls bij het aanprijzen
van een film overdreven om daar nog veel
waarde aan te hechten. Hoe vaak worden
niet films, die een ontstellend gebrek aan
diepgang trachten te maskeeren door wat
onbeduidende romantiek of een show op
Amerikaansche schaal, geprezen tot in de
hoogste hemelen?
Laat ons daarom hier vaststellen, zonder
een poging te doen opnieuw een overtreffen
de trap voor deze film te bedenken: „Stra
ten zonder einde" is een uitstekend f;lm-
werk. Een van de weinige films, die ernst
willen maken met de problemen, waarmee
onze samenleving worstelt. En die daardoor
geworden is tot een film, die tot de harten
van de menschen spreekt. Spreken moét, om
de eenvoudige reden, dat ze den toeschou
wer boeit door de eenvoudige, heldere wijze,
waarop ze hem de sociale misstanden aan
wijst, die onze moderne samenleving óók
in Amerika kent. De misstanden, waardoor
het mogelijk is, dat van het opgroeiend ge
slacht, de moderne jeugd, velen de poorten
van het normale maatschappelijk leven ge
sloten vinden en die tenslotte de beklemmen
de vraag doen rijzen: Is er voor deze jeugd
zonder onderdak, is er voor den „tramp"
nog zooiets als een aardsche gerechtigheid
of is hij bij voorbaat door de „fatsoenlijke"
maatschappij moreel gediskwalificeerd? De
film stelt het probleem aldus: Wordt de uit
een werkkamp weggeloopen tramp en zijn
jonge vrouw verdacht resp. van moord en
medeplichtigheid aan moord op een bewa
ker, beoordeeld als tramps, d.w.z. als misda-
digers-in-aanleg, of als Amerikaansche bur
gers, die slachtoffer kunnen zijn van een
afschuwelijken samenloop van omstandighe
den, die tegen hen getuigen? En dan het
optimistische, maar wei-gefundeerde ant-
woord van de film: Ja, in een democratisch
land is ieder gelijk voor de wet. En het tot
in alle schuilhoeken van de groote Ameri
kaansche republiek door de politie achter
volgde paar jonge menschen, dat tenslotte
de justitie toch niet ontgaan kan, moet er
kennen, dat ook over hen recht gesproken
wordt, tegen hun verwachting in. Een be
vredigend, volkomen verantwoord slot van
een boeiende probleemfilm, waarin
John Garfield en Priscilla Lane op voortref
felijke wijze de hoofdrollen spelen. De film
is gemaakt naar de roman van Jerome Od
ium, de regisseur, die zulk uitstekend werk
leverde is Lewis Seiler.
Voorprogramma: Een één-acter van de be
kende soort, het Fox-journaal en een Merry
Melody, óók van de bekende (maar gelukkig
betere) soort: een dwaas verhaal, in kleuren
uitgevoerd, over twee honden, die in een
spookhuis allerlei daverende avonturen be
leven.
HOTEL DU NORD.
Theater Harmonie.
Een film uit de volkswijken van Parijs,
waarin het leven van de kleinen Franschen
burgerman prachtig wordt geteekend. „Men
schen in het hotel" zou deze film kunnen
heeten en als men de gasten aan tafel ziet
en hoort staat men midden in de volksbuurt
van de wereldstad. Daar is de goedhartige
hotelier in zijn overhemd en bretelles, de
dikke sluiswachter, de onbeteekenende po-
litie-agent en daar zijn de vrouwen, groot en
klein, oud en jong, die hier het leven van
die mannen deelen, in hotelkamertjes, die
allemaal precies gelijk zijn en van tijd tot
tijd gedesinfecteerd moeten worden.
In dat hotel, in Hotel du Nord, komen op
een avond Pierre en Renée, twee jonge men
schen, die van alles geprobeerd hebben,
maar door het noodlot achtervolgd zijn. Zij
hebben dit hotel gekozen om een eind aan
hun leven te maken en terwijl er beneden
in de gelagkamer feest is ter eere van de
jarige Madame, spreken de twee gelieven op
het bed van de hotelkamer af hoe het zal
gebeuren. Pierre zal eerst de vrouw dooden
en het schot zal recht door het hart gaan.
Dan zal hij de revolver op zich zelf rich
ten en in den dood zullen beiden vereenigd
en vrij van zorgen zijn.
Er klinkt een schot en de straatfotograaf
in de naastgelegen kamer, de man, die, on
danks zijn nederig beroep, de „heer" in dit
wereldje is, forceert de deur en vindt de
dader nog met de revolver in de hand.
Hij laat den jongen man vluchten en ver
telt de politie, dat hij alleen de vrouw heeft
gevonden, die op een brancard wordt weg
gedragen.
Maar de vrouw is niet dood. De sluis
wachter offert een deel van zijn bloed en
Renée verlaat na enkele weken het zieken
huis en zoekt in de gevangenis Pierre op, die
zich vrijwillig heeft aangegeven. Hij voelt
zijn eigen leven als de consequentie van zijn
lafheid, maar Renée, bezweert hem, dat zij
hem nog altijd lief heeft en dat zij op hem
blijft wachten.
Zij keert naar Hotel du Nord terug en wil
daar nog eenmaal kamer No. 16 zien en de
waardin neemt haar in dienst. Veel mannen
maken haar het hof, maar zij blijft aan
Pierre denken tot eindelijk de straatfoto
graaf 't boosaardige vriendinnetje waarmee
hij samenwoont in den steek laat en zijn
zinnen op Renée zet. Zij gaat in een zwak
oogenblik met hem mee, zij zullen samen
vluchten, maar op het laatste moment laat
zij hem, met de gedachte aan Pierre, in den
steek.
Als Pierre vrijkomt zullen zij het leven
opnieuw beginnen en Robert, de straatfoto
graaf begrijpt haar, hij neemt zijn verlies
zonder protest en werpt den man, wiens
medeplichtige hij eens is geweest en dien hij
verraden heeft zijn revolver toe.
Die man wachtte op zijn terugkomst op
kamer 16 van Hotel du Nord, waar opnieuw
een schot klinkt, dat het hotel en de buurt
in opschudding zal brengen. Annabella,
Jouvet Arletty zij vervullen de hoofdrol
len in deze karakteristieke Fransche film
en zij doen het zoo, dat men van het begin
tot het einde geboeid blijft.
Vooraf veel geïllustreerd nieuws, een or
kestfilm en veel interessante sport-opna-
men.
Bergen (713 Maart).
Geboren: Catharina Johanna, d. v.
Jacob Nieuweboer en Johanna van Ewijk.
Afra Hendrika, d. v. Nicolaas Tromp en The
odora Boendermaker.
Ondertrouwd: Willem Gerard Beeld
man en Fokje Plantinga. Johannes Ja
cobus Beerse te Heerhugowaard en Elisa
beth Catharina Roobeek.
Overleden: Cornelis Mosk, oud 78
jaar, echtgenoot van Elisabeth Christina
Jimmink. Lijntje Goosen, oud 51 jaar.
OTERLEEK (Februari).
Geboren: Cornelis Petrus, z. v. C. J.
Hoedjes en D. Laan.
Overleden: Aaltje Hogensteijn, 91 ja
ren, weduwe van Dirk Vis. Geertje Cha-
tillon, 84 jaren, weduwe van Lourens Snij
der. Jacob Heep, 69 jaren, echtg. van R.
Dokkum. (Ovel. te Alkmaar).
DOOR WILKIE COLLINS
NEDERLANDSCHE BEWERKING)
VAN A. A. HUMME Jr.
42)
„Als jij dan niets zeggen wilt, dan zal ik
je het doel van mijn komst vertellen. Ik
heb een belangrijke mededeeling te doen
en verwacht, dat je althans naar mij zult
willen luisteren".
Zij bleef in haar houding volharden, doch
ik deed, of ik niets merkte.
„Ik moet je een vraag stellen", vervolgde
ik, toen zij geen antwoord gaf. „Ik ben ge
noodzaakt, daartoe een pijnlijk onderwerp
aan te roeren. Ik heb gisteren een brief
ontvangen, die Rosanna Spearman mij kort
voor haar dood heeft geschreven, waarin
zij verklaart, dat zij mijn nachthemd,
waarop zich een verfvlek bevond, heeft
weggenomen en in het Beefzand heeft ver
stopt. Zij gaf mij ook de noodige aanwij
zingen om de schuilplaats terug te vinden
en het kleedingstuk is nu weer in mijn be
zit. Mijn vraag is nu: heeft Rosanna Spear
man je het nachthemd laten zien, ja of
neen?"
Zij sprong op en ging voor mij staan,
waarbij zij mij onderzoekend aankeek, als
of zij trachtte in mijn oogen verborgen be
doelingen te lezen.
„Ben je krankzinnig?" vroeg zij.
„Rachel, wil je mijn vraag beantwoor
den?" vroeg ik, mij bedwingend.
„Heb je hiermee een bedoeling?" ging zij
voort, alsof zij mij niet gehoord had.
„Vrees voor de toekomst, waarbij ik mis
schien ook betrokken ben? Ik hoor, dat je
door den dood van je vader rijk geworden
bent. Ben je soms hier gekomen met 't plan
mijn schadeloos te stellen voor 't verlies van
den diamant? En heb je toch nog zooveel
eergevoel, dat jij je schaamt over je voor
nemen? Is dat hetgeen achter je voorge
wende onwetendheid schuilt?"
Ik kon mij niet langer bedwingen en leg
de haar met een handgebaar het zwijgen op.
„Je doet mij schandelijk onrecht!" barst
te ik uit, „Je verdenkt mij ervan, den dia
mant gestolen te hebben! Ik heb het recht
te weten en ik wil weten waarom"»
„Jou verdenken!" riep zij, nu ook in woe
de ontstoken, uit. „Leelijkerd, ik heb met
eigen oogen gezien, dat je den diamant
wegnam!"
Deze openbaring, gevolgd door het besef,
dat mijnheer Bruffs theorie geheel foutief
bleek te zijn, maakte dat ik geen woord kon
uitbrengen. Op haar moest dit den indruk
maken, alsof ik verpletterd was door het
onloochenbare bewijs van mijn schuld.
Zij keerde zich af van den aanblik van
mijn vernedering en haar triomf. Mijn plot
seling zwijgen scheen haar te bevreemden,
want zij vervolgde op kalmeren toon: „Ik
heb je toen gespaard, en had dat ook nu
willen doen, als je mij niet gedwongen had
te spreken". Zij verwijderde zich in de
richting van de deur, alsof zij de kamer wil
de verlaten. „Waarom kwam je hier om je
zelf te vernederen?" vroeg zij. Zij deed een
paar passen en wachtte weer. „In 's hemels
naam, zeg iets!" riep zij harstochtelijk uit.
Bijna onbewust van mijn handelingen
liep ik naar haar toe en vatte haar hand,
misschien met de bedoeling haar terug te
houden, om meer van haar te weten te ko
men. Het eenige, dat ik kon uitbrengen,
waren de woorden: „Rachel je hebt mij toch
lief gehad".
Zij huiverde en wendde het hoofd af, ter
wijl haar hand in de mijne beefde. Ik leidde
haar terug naar het midden van de kamer
en ging naast haar zitten. „Rachel", zei ik,
„ik kan de tegenstrijdigheid in hetgeen ik je
zal vertellen, niet verklaren; ik kan je al
leen de waarheid zeggen. Je hebt met eigen
oogen gezien, dat ik den diamant wegnam
en voor God, die ons hoort, verklaar ik, dat
ik nu eerst weet, dat ik dat heb gedaan.
Twijfel je nu nog?"
Zij scheen mij niet gehoord te hebben. Zij
liet haar hoofd tegen mijn schouder rusten
en haar vingers sloten zich om de mijne
„Ik moet je iets vragen", zei ik. „Wil je
mij vertellen wat er gebeurd is, van het
oogenblik af, waarop wij elkaar goeden
nacht wensehten, totdat je mij den diamant
zag wegnemen?"
Zij hief het hoofd op. „Ach, waarom zou
den wij dat alles weer oprakelen?"
„Omdat wij beiden het slachtoffer zijn
van een waanvoorstelling, waardoor wij de
waarheid niet kunnen zien. Als wij samen de
gebeurtenissen van dien bewusten avond
onder de loupe nemen, kunnen wij elkaar
misschien beter begrijpen".
„Daar heb ik steeds naar verlangd", zucht
te zij. „Ik heb zoo vaak geprobeerd, een op
lossing van het raadsel te vinden".
„Je hebt het altijd alleen geprobeerd",
antwoordde ik. „Nu doen wij het samen.
Laten wij beginnen met wat gebeurde, nadat
wij elkaar goeden nacht hadden gezegd.
Ging je direct naar bed, of bleef je lezen?"
„Ik ging naar bed".
„Weet je nog hoe laat het was?"
„Een uur of twaalf, geloof ik".
„Sliep je gauw in?"
„Neen, ik kon niet slapen. Ik dacht aan
jou", voegde zij er schuchter aan toe.
Haar antwoord bracht mij van streek en
ik wachtte even, voor ik verder ging.
„Had je licht in je kamer?"
„Neen totdat ik ongeveer een uur la
ter opstond en de kaars aanstak".
„Ben je uit je kamer geweest?"
„Ik was juist van plan naar mijn boudoir
te gaan om een boek te halen en had mijn
peignoir aangedaan en de deur geopend,
toen ik een lichtstreep onder de gangdeur
zag en voetstappen hoorde. Ik dacht, dat het
mijn moeder was. Zij had dien avond gepro
beerd, mij over te halen, den diamant aan
haar in bewaring te geven, en ik dacht, dat
zij kwam kijken, of ik al in bed lag, mis
schien met de bedoeling, op het onderwerp
terug te komen als zij zag, dat ik nog op
was".
„Wat deed je toen?"
„Ik blies mijn kaars uit, opdat zij zou den
ken, dat ik al naar bed was gegaan. Ik was
misschien onredelijk, maar ik was tegelij
kertijd vast besloten, den diamant te bewa
ren op de plaats, die ik er voor had be
stemd".
„Wat deed je, toen je de kaars had uitge
blazen? Deed je de deur van je slaapkamer
weer dicht?"
„Neen, want op hetzelfde oogenblik ging
de deur van mijn boudoir open en ik
zag
„Wie?"
„Jou".
„Wat had ik aan?"
„Een nachthemd en je had een kandelaar
in je hand".
„Weet je zeker dat ik het was? Kon je
mijn gezicht zien?"
„Ja, duidelijk".
„Had ik mijn oogen open?"
„Ja".
„Zag je er niets vreemds in? Een staren
de, afwezige blik misschien?"
„Absoluut niet. Je oogen schenen helder
helderder dan gewoonlijk. Je keek rond,
alsof je wel wist, dat je daar niet behoorde
te zijn en bang .was, ontdekt te zullen wor
den".
„Heb je opgemerkt, hoe ik liep?"
„Net zooals gewoonlijk. Je liep de kamer
in en keek toen rond, alsof je iets zocht".
„Wat deed je, toen je me zag?"
„Niets. Ik kon niets doen of zeggen. Ik
was als verlamd. Ik kon zelfs de deur niet
meer sluiten".
„Had ik jou kunnen zien van de plaats,
waar ik stond?"
„Je had mij best kunnen zien, maar je
keek niet in mijn richting. Het lijkt mij
overigens een overbodige vraag, want ik
weet zeker, dat je mij niet hebt gezien",
„Hoe weet je dat?"
Wordt vervolgd.
FRUITTEEI
TE
Het versla;
tiebedrijf va
schen dienst
Schellinkhout
1940, zegt: E'
ook Februari
koude en war
verschillende
uitvoerbaar v
de dagen, wa
nut voor snot
gedeelte geda
terbespuiting
in de eerste w
aanvang gem
vruchtboomca
Bij de pruim
Kwets of Ton
Shell W.U. l:
schadiging te
meer afdoend
gen. De winte
spoedig moge
'bü zachter wi
knoppen te ve
tóonen de knc
ge koude nog
De kunstme
dagen van M,
Voor een grot
bruik gemaal
stoffen in dei
12-10-18. Op 1
aanvulling nc
20 en kalizc
In Februari
hét veilen van
pelen de vari
en Goudreinet
man en Winte
goede kwalitei
zoodat het bei
seizoen financi
gebleken, dat
vorstvrije, bev
den beschikt,
is in verschilde
Voor de ma;
plaats op het
wat jonge stri
bij goed weer
spuiting.
DE RUNDV
V
In een alg
vereen, tot be:
rundvee, Dinsc
werd het 10-je
herdacht. De v<
de secretaris, d
slag) constatee
reikte resultati
stapel is thans
Mogelijk zal
gevonden wore
worden verwijt
In 1939 were
dieren ingespot
1121 beneden 2
reageerden 39
direct verkocht
2 jaar kwam g
reageerde dus I
1938 nog. 1.6
In verband n
gebracht aan
Noordijk, die s<
onder de lang i
houders. Hij he
ken, dat thans
houders lid var
de veehouder,
staat, door de
dwongen toch
onderzoeken.
Mede werd h
zitter en den si
presteerden. Ge
cieele voordeelt
veestapel voor
markten wil mt
ren koopen, oir
99 de zeker
t.b.c.-vrij dier h
In de vergad
M. J. BftUS!
Hoe zit
Erdad e
Ik héb een wr
hem stellig een
ras. in zijn gt
gard ingehoudei
raadselachtige, t
goedertieren oog
goudblond gevla
ons, die hem voe
geven, zij 't zuin
en nu en dan st
hankelijk, ja, vei
en dan komt hjj
goede verstandht
zijn benijdenswa
kachel, en zijn k
poot, ja, 'n wam
ik eerlijk gezegd
vinden.
Maar uit de mi
heid blijkt zijn v
komen nooit als
diensten. Geen pt
trommel op tafel
je borst om te b
den staart na de
•want dit alles a;
sprekend. Hoewe
op zijn beurt, ve
eens te laten mt
zoo'n bloed- en p
immers toch niet
splinter op kan.