Maansteen JiCmmeaws Rem m unifm chn vni !Bxicgetiike Stand HeuitletoH £attd NOTIT Duitschlarid verwacht den vrede in het najaar. Maar Hitier zal dien vrede forceeren. .MIJNHARDTJES' TWEEDE BLAD. (Van onzen Berlijnschen correspondent.) Berlijn, 10 Maart. In het centrum van het Duitsche Rijk geeft deze barre winter den strijd nog niet op. Nog heden ligt een nieuwe laag sneeuw van twijfelachtige kwaliteit over de straten der buitenwijken en warrelen de vlokken nog gestadig uit een grijzen hemel. Maar eens moet het toch weer lente worden. De men- schen in Duitschland zouden zich gaame over die nieuwe lente en een nieuw geluid verheugen. Maar ze zien wel in, dat er wei nig reden tot vreugde is; meer tot ijzeren vastberadenheid en vinnige berusting. Sinds ik u het laatst schreef, was ik eenige weken in Nederland om eens wat andere indrukken dan altijd maar weer Duitsche op te doen. Komt men dan in dit groote land der Duit- schers terug, dan ziet men de dingen een tijd lang natuurlijk anders. Juister? Het is moeilijk te zeggen. Men ziet in de eerste plaats het enorme verschil tusschen een neutraal land en een land, dat oorlog voert. In Nederland een overvloed aan vrijwel alles, en daarbij de meeste dingen, voedsel, kleeding, voorwer pen van dagelij ksch gebruik zoowel als van weelde, van een ongehoord goede en soliede kwaliteit. Alle steden 's avonds in een gloed van kunstlicht, dat den Nederlander-thuis volkomen normaal voorkomt, voor den Ne- derlander-in-Duitschland echter een blijde verrassing is. Immers, die eeuwige duister nis in den barren, somberen winter, die naar men hopen mag nu spoedig achter ons ligt, was voorloopig wel het meest drukkende van alle oorlogsverschijnselen dezer dagen. In het Duitsche Rijk weliswaar geen ge brek aan het allei'noodigste, geen ontbreken van noodzakelijke voeding of kleeding of schoeisel. Maar toch het bewustzijn in elk opzicht gedwongen-zuinig te moeten zijn, uit te moeten komen met levensmiddelbons, kleerenbons, overheidsvergunningen voor schoeisel en andere dingen. Het weten ook, dat honderd en vijfhon derd en duizend zaken ook voor geld niet meer te koopen zijn, omdat de fabrieken en werkplaatsen, waar ze vroeger ontstonden, of gesloten zijn, dan wel zich hebben „um- gestellt", d.w.z. dingen fabriceeren, die de oorlog eischt. De groote autofabrieken in Duitschland leveren geen auto's meer, maar vliegtuigen, groote confectie-fabrieken in hoofdzaak uniformen, en waar men heen kijkt, worden kanonnen, mitrailleurs, kogels, bmmen, handgranaten, uitrustingsstukken voor de weermacht vervaardigd. En daar naast alles, wat de landsverdediging verder noodig heeft. Koffie, thee, sigaren, sigaretten, pijp tabak, cacao, chocolade voor zoover nog importeerbaar, gaan in de eerste, de twee de, de derde, de tiende plaats naar de sol daten. Dan pas komen de burgers: met drie sigaren of tien sigaretten per dag. Met een steeds kleiner wordende spijskaart in de restaurants, met een steeds inkrimpende wijnkaart, zelfs aan minerale wateren. Met twee vleeschlooze dagen per week, veel te weinig fruit (een abnormaal verschijnsel in een abnormalen winter), met vleeschsoor- ten, die vooral in de groote steden wat de kwaliteit betreft bij Nederland nu eenmaal nooit konden halen en thans minder dan ooit. In Nederland Amerikaansche luxe-auto's zonder tal, blijkbaar verre in de meerder heid naast veel minder karretjes met tien of meer dienstjaren. In Duitschland hoogstens nog 10 van het autoverkeer van een jaar geleden en luxe-wagens nog slechts onder de door de weermacht gerequireerde, of na tuurlijk bij het ex-territoriale corps diplo matique. Daarnaast echter een steeds toe nemende groep van versleten, ingeroeste, rammelende karretjes van klein kaliber, nauwelijks meer onderhouden, de „kriegs- wagen". Het verschil tusschen het leven in Neder land en in Duitschland is toch groote? ge bleken dan ik had gedacht. Wie hier in Duitschland woont en sinds het uitbreken van den oorlog niet over de grens is geko men, weet dat zoo niet. Hij meent en van zijn standpunt gezien is dat ook niet onjuist dat hij van den oorlog eigenlijk niet al te veel bemerkt. Er komen slechts boven en kele kuststreken vijandelijke vliegtuigen, die echter steeds nog verkenners zijn gebleken en geen schade hebben aangericht. Wel zijn helaas in den strijd tegen Polen ruim 11.000 Duitschers gesneuveld en zekei nog een 4 tot 5000 in kleine gevechten aan de Westwall, in de lucht en op zee. Maar zelfs al waren het er in deze eerste zes maanden te zameh 25,000 geweest, wat be- teekent dat in vergelijking met den wereld oorlog, die veldslagen van 50.000 dooden in weinige dagen heeft beleefd! Zoo denken de menschen (behalve natuurlijk zij, die on middellijk getroffen zijn en voor wie statis tieken en vergelijkingen bitter weinig troost beteekenen!) En zoo is het toch ook. Deze oorlog is voor den niet-combattant en voor het overgroote deel van de weermacht nog niet eens een vuurdoop geweest. Vergelijkt men de ontberingen, waaronder op het oogenblik in Duitschland de bevolking te lijden heeft met die van de jaren 1917 en '18 (en feitelijk ook nog de zeven daarop vol gende), dan zijn de zes maanden, die nu achter haar liggen, inderdaad wel zeer ge makkelijk te dragen. Dat ze echter wel degelijk oorlogsmaan den zijn, ziet hij, die even in een rijk ge zegend gebleven land als Nederland (o, ik ken ook de zware zorgen van mijn vader land!) is geweest en nu weer in het oorlog voerende Duitschland zit. De menschen zijn niet meer zoo goed ge kleed als in normale tijden, hun schoeisel begint oorlogverschijnselen te vertoonen, de gezichten zijn vaak somber, vele gesprek ken vol bitterheid, en lachen doet feitelijk alleen maar de overal en altijd zorgelooze jeugd. De onzekerheid der toekomst drukt wel zeer. Elk geruchtje over een mogelijken snellen vrede gaat sneller dan een radio bericht van mond tot mond en wordt al te vaak geloofd. Een Sumner Welles hoeft maar uit Ame rika over te komen en al dadelijk winden zich om dezen onbekende heele volksverha len van vrede en voorspoed. Dat beteekent niet, dat in Duitschland defaitisme rond spookt. Wie dat denkt, weet niets van de ware stemming. Vrijwel niemand hier voelt iets voor dezen oorlog, maar ook vrijwel niemand ware voor een vrede te vinden, die het Duitsche volk weer met slavernij, met een tweede „Versailles" bedreigt. Ook zij in Duitschland, die nog heden het nationaal-socialisme liever vandaag dan morgen zouden zien verdwijnen, verzekeren u, dat zij zioh streng aan een godsvrede zul len houden tot dat dit régime met hun hulp den oorlog heeft gewonnen. Maar kon men morgen een eervol com promis met den buitenlandschen vijand slui ten men zou het stellig doen. Want dezen oorlog heeft niemand in Duitschland ge wild, de massa der bevolking zeker niet. Dat het er straks op militair gebied anders zal gaan uitzien, daarover heersoht hier langzamerhand nog slechts één meening. Een tijd lang kon men in het Duitsche Rijk ook de opvatting hooren verdedigen, dat Duitschland geduld heeft en het oorlogvoe ren volgens de methode dezer zes maanden (in het Westen) vele jaren kan volhouden, dat men dan van den Engelschen en Fran- sche tegenstander niet geloofde. Het aan tal van hen, die aan zulk een „zenuwen oorlog" van Duitsche zijde geloofden, is de laatste weken steeds kleiner geworden. Men begint nu te gelooven, dat Hitier bin nen niet al te langen tijd de dingen zal pogen te forceeren, en men is hier over het algemeen zoo vol vertrouwen, dat men al weer in het gebruikelijke optimisme vervalt en voorspelt, dat het najaar den vrede zal brengen; een vrede in Duitschlands voordeel natuurlijk. Nu, dat optimisme deelen wij neutralen vermoedelijk niet. Maar toegegeven zij, dat het Derde Rijk een geheel andere militaire- offensieve kracht zal blijken te bezitten dan het Tweede in 1914, en dat een Marneslag- traged'ie ditmaal wel nauwelijks is te ver wachten. In elk geval is het mijn plicht als kroniek schrijver, u van deze stemmingen en ver wachtingen op de hoogte te houden. We zul len spoedig genoeg weten, wie het bij het rechte eind heeft gehad. MARIA ILONA. Victoria-theater. Een bijzonder fijn gespeelde romantische film met een dramatischen ondergrond vraagt deze week de alleszins verdiende aandacht vari de liefhebbers in het Victoria- theater. Een film, die weer eens de gele genheid biedt, het spel van Paula Wessely, altijd even hoogstaand en fijn, naar waarde te kunnen schatten. De regisseur, Geza von Bolvary heeft de sfeer van het Oostenrijk- sche hof, midden negentiende eeuw, voor het gevoel zeer juist getroffen. Zeer mooi waren de opnamen van het groote hofbal in de eerste acte. In den strijd tusschen Oostenrijk en Hon garije in 1848, werd de jeugdige weduwe Maria Ilona von Wolkersdorf wel voor een zeer zware keuze gesteld. Moest zij als ge boren Hongaarsche, het pas opnieuw ge vonden geluk aan de zijde van den Oosten- rijkschen minister vorst Karl zu Schwart- zenberg accepteeren, of moest zij het vaderland, waarvoor haar dappere broer zoo juist als officier zijn leven had opge offerd den voorkeur geven? Als een echtp Hongaarsche vrouw van hooge principes deed zij haar keuze, maar de opoffering was groot. Kossuth was de groote leider der Honga ren. Maria Ilona werd verzocht als bemid delaarster van uit Weenen naar Kossuth te gaan. Zij deed dit, doch de liefde voor haar vaderland bleek haar te machtig. Haar ge vluchte broer, inmiddels door de Oosten rijkers gearresteerd, komt in een zeer penibele positie, maar vorst Karl, de man aan wien Maria haar liefde heeft geschonken, niet minder. Deze wil tot eiken prijs zijn toekomstigen zwager redden, doch zonder resultaat. En dan ontdekt vorst Karl ook, dat ondanks alles, Maria haar vaderland boven het nieuwe geluk stelt en Maria Ilona verdwijnt uit zijn leven. De fraaie vertolking, die Paula Wessely van de titelrol gaf, maakte grooten indruk. Maar ook Willy Birgel heeft zich als tegen speler (vorst Karl) bijzonder onderscheiden, door zijn sober en toch overtuigende spel. Vele goede vertolkingen zouden nog te noemen zijn, doch daar zij allen op uitmun tende wijze tot het boeiende geheel hebben bijgedragen, noemen wij ze niet afzonder lijk. Men zal dit filmwerk met zeer veel ge noegen en belangstelling volgen. Het voor programma bracht een paar zeer geslaagde journaals, een komische Terra-film: De nieuwste mode, en een opmerkelijke reclame-film van de Chief Whip, waarin onze bekende acteur Paul Huf optreedt als inspecteur Vlijmscherp. Hij bespreekt in beeld eenige van zijn moeilijke gevallen en vertelt meteen, waarom hij het Chief Whip- mysterie niet kon oplossen en tot welke gevolgen dat voor hem leidde. VLIJMSCHERP OP AVONTUUR. Roxy-theater. De naam Vlijmscherp heeft in de laatste maanden een groote bekendheid verworven door de hoorspelen voor de radio en onge twijfeld zullen vele luisteraars ook den in specteur Vlijmscherp willen zien en hooren, die van gisteravond af in Roxy-theater zijn geniale wijze van het oplossen van misda den demonstreert. „Inspecteur Vlijmscherp" is een bijnaam van den Londenschen politieman Hornleigh (Gordon Harker), die van een postzegel vei ling wordt weggehaald om zijn aandacht te schenken aan een moordzaak. Het lijk van den vermoorde is nog maar nauwelijks koud of de inspecteur weet al, dat de moord ge pleegd werd in verband met diefstal van de begrootingsstukken van den minister van financiën. Deze zou over drie dagen de be grooting indienen en het reeds te voren we ten van bijzonderheden zou voor sommige financiers groote winsten kunnen beteeke nen. Het blijkt dat des ministers tasch in een café even verwisseld is geworden om gele genheid te geven aanteekeningen te maken uit den gewichtigen inhoud. Hét kwam er nu maar op aan om uit te vinden wie belang had bij die stukken en worden Uw tanden indien U poetst met |\f Q)(f Q)||, fn tuben van 60, 40 en 25 ct. en doozen van 20 ct. wie voor handlanger had gespeeld. Er ko men achtereenvolgens eenige personen naar voren, die geacht kunnen worden de hand te hebben in de zaak. En dan worden suc cessievelijk drie ervan vermoordIntus- schen zoekt Hornleigh verder, oogenschijn- lijk zonder succes, .maar dan opeens slaat hij toe èn raak. Wij zullen van de elkaar in snel tempo opvolgende gebeurtenissen niet méér ver tellen, om de spanning niet te verbreken. Want spannend, sensationeel is de film van begin tot einde en Gordon Harker is een ac teur, die in groote kalmte, maar tevens in diepen ernst zijn naspeuringen vervolgt, waarbij Alastaire Sim (als de politie-ser- geant Bingham) hem eigenlijk méér in den weg staat dan hulp verleent. Voor liefheb bers van detectieveverhalen is „Vlijmscherp op avontuur" een film om van te smullen. Voorprogramma: een aardige serie opna men van heerenkleeding in den loop der eeuwen, de klucht „Vader in spé" en „Ama teur-cowboy's", vol natuuropnamen uit het Wilde Westen. STRATEN ZONDER EINDE. City-theater. Het heeft weinig zin zich aan superlatie ven te buiten te gaan, om te vertellen van de uitstekende kwaliteiten van deze film. Er is reeds al te dikwijls bij het aanprijzen van een film overdreven om daar nog veel waarde aan te hechten. Hoe vaak worden niet films, die een ontstellend gebrek aan diepgang trachten te maskeeren door wat onbeduidende romantiek of een show op Amerikaansche schaal, geprezen tot in de hoogste hemelen? Laat ons daarom hier vaststellen, zonder een poging te doen opnieuw een overtreffen de trap voor deze film te bedenken: „Stra ten zonder einde" is een uitstekend f;lm- werk. Een van de weinige films, die ernst willen maken met de problemen, waarmee onze samenleving worstelt. En die daardoor geworden is tot een film, die tot de harten van de menschen spreekt. Spreken moét, om de eenvoudige reden, dat ze den toeschou wer boeit door de eenvoudige, heldere wijze, waarop ze hem de sociale misstanden aan wijst, die onze moderne samenleving óók in Amerika kent. De misstanden, waardoor het mogelijk is, dat van het opgroeiend ge slacht, de moderne jeugd, velen de poorten van het normale maatschappelijk leven ge sloten vinden en die tenslotte de beklemmen de vraag doen rijzen: Is er voor deze jeugd zonder onderdak, is er voor den „tramp" nog zooiets als een aardsche gerechtigheid of is hij bij voorbaat door de „fatsoenlijke" maatschappij moreel gediskwalificeerd? De film stelt het probleem aldus: Wordt de uit een werkkamp weggeloopen tramp en zijn jonge vrouw verdacht resp. van moord en medeplichtigheid aan moord op een bewa ker, beoordeeld als tramps, d.w.z. als misda- digers-in-aanleg, of als Amerikaansche bur gers, die slachtoffer kunnen zijn van een afschuwelijken samenloop van omstandighe den, die tegen hen getuigen? En dan het optimistische, maar wei-gefundeerde ant- woord van de film: Ja, in een democratisch land is ieder gelijk voor de wet. En het tot in alle schuilhoeken van de groote Ameri kaansche republiek door de politie achter volgde paar jonge menschen, dat tenslotte de justitie toch niet ontgaan kan, moet er kennen, dat ook over hen recht gesproken wordt, tegen hun verwachting in. Een be vredigend, volkomen verantwoord slot van een boeiende probleemfilm, waarin John Garfield en Priscilla Lane op voortref felijke wijze de hoofdrollen spelen. De film is gemaakt naar de roman van Jerome Od ium, de regisseur, die zulk uitstekend werk leverde is Lewis Seiler. Voorprogramma: Een één-acter van de be kende soort, het Fox-journaal en een Merry Melody, óók van de bekende (maar gelukkig betere) soort: een dwaas verhaal, in kleuren uitgevoerd, over twee honden, die in een spookhuis allerlei daverende avonturen be leven. HOTEL DU NORD. Theater Harmonie. Een film uit de volkswijken van Parijs, waarin het leven van de kleinen Franschen burgerman prachtig wordt geteekend. „Men schen in het hotel" zou deze film kunnen heeten en als men de gasten aan tafel ziet en hoort staat men midden in de volksbuurt van de wereldstad. Daar is de goedhartige hotelier in zijn overhemd en bretelles, de dikke sluiswachter, de onbeteekenende po- litie-agent en daar zijn de vrouwen, groot en klein, oud en jong, die hier het leven van die mannen deelen, in hotelkamertjes, die allemaal precies gelijk zijn en van tijd tot tijd gedesinfecteerd moeten worden. In dat hotel, in Hotel du Nord, komen op een avond Pierre en Renée, twee jonge men schen, die van alles geprobeerd hebben, maar door het noodlot achtervolgd zijn. Zij hebben dit hotel gekozen om een eind aan hun leven te maken en terwijl er beneden in de gelagkamer feest is ter eere van de jarige Madame, spreken de twee gelieven op het bed van de hotelkamer af hoe het zal gebeuren. Pierre zal eerst de vrouw dooden en het schot zal recht door het hart gaan. Dan zal hij de revolver op zich zelf rich ten en in den dood zullen beiden vereenigd en vrij van zorgen zijn. Er klinkt een schot en de straatfotograaf in de naastgelegen kamer, de man, die, on danks zijn nederig beroep, de „heer" in dit wereldje is, forceert de deur en vindt de dader nog met de revolver in de hand. Hij laat den jongen man vluchten en ver telt de politie, dat hij alleen de vrouw heeft gevonden, die op een brancard wordt weg gedragen. Maar de vrouw is niet dood. De sluis wachter offert een deel van zijn bloed en Renée verlaat na enkele weken het zieken huis en zoekt in de gevangenis Pierre op, die zich vrijwillig heeft aangegeven. Hij voelt zijn eigen leven als de consequentie van zijn lafheid, maar Renée, bezweert hem, dat zij hem nog altijd lief heeft en dat zij op hem blijft wachten. Zij keert naar Hotel du Nord terug en wil daar nog eenmaal kamer No. 16 zien en de waardin neemt haar in dienst. Veel mannen maken haar het hof, maar zij blijft aan Pierre denken tot eindelijk de straatfoto graaf 't boosaardige vriendinnetje waarmee hij samenwoont in den steek laat en zijn zinnen op Renée zet. Zij gaat in een zwak oogenblik met hem mee, zij zullen samen vluchten, maar op het laatste moment laat zij hem, met de gedachte aan Pierre, in den steek. Als Pierre vrijkomt zullen zij het leven opnieuw beginnen en Robert, de straatfoto graaf begrijpt haar, hij neemt zijn verlies zonder protest en werpt den man, wiens medeplichtige hij eens is geweest en dien hij verraden heeft zijn revolver toe. Die man wachtte op zijn terugkomst op kamer 16 van Hotel du Nord, waar opnieuw een schot klinkt, dat het hotel en de buurt in opschudding zal brengen. Annabella, Jouvet Arletty zij vervullen de hoofdrol len in deze karakteristieke Fransche film en zij doen het zoo, dat men van het begin tot het einde geboeid blijft. Vooraf veel geïllustreerd nieuws, een or kestfilm en veel interessante sport-opna- men. Bergen (713 Maart). Geboren: Catharina Johanna, d. v. Jacob Nieuweboer en Johanna van Ewijk. Afra Hendrika, d. v. Nicolaas Tromp en The odora Boendermaker. Ondertrouwd: Willem Gerard Beeld man en Fokje Plantinga. Johannes Ja cobus Beerse te Heerhugowaard en Elisa beth Catharina Roobeek. Overleden: Cornelis Mosk, oud 78 jaar, echtgenoot van Elisabeth Christina Jimmink. Lijntje Goosen, oud 51 jaar. OTERLEEK (Februari). Geboren: Cornelis Petrus, z. v. C. J. Hoedjes en D. Laan. Overleden: Aaltje Hogensteijn, 91 ja ren, weduwe van Dirk Vis. Geertje Cha- tillon, 84 jaren, weduwe van Lourens Snij der. Jacob Heep, 69 jaren, echtg. van R. Dokkum. (Ovel. te Alkmaar). DOOR WILKIE COLLINS NEDERLANDSCHE BEWERKING) VAN A. A. HUMME Jr. 42) „Als jij dan niets zeggen wilt, dan zal ik je het doel van mijn komst vertellen. Ik heb een belangrijke mededeeling te doen en verwacht, dat je althans naar mij zult willen luisteren". Zij bleef in haar houding volharden, doch ik deed, of ik niets merkte. „Ik moet je een vraag stellen", vervolgde ik, toen zij geen antwoord gaf. „Ik ben ge noodzaakt, daartoe een pijnlijk onderwerp aan te roeren. Ik heb gisteren een brief ontvangen, die Rosanna Spearman mij kort voor haar dood heeft geschreven, waarin zij verklaart, dat zij mijn nachthemd, waarop zich een verfvlek bevond, heeft weggenomen en in het Beefzand heeft ver stopt. Zij gaf mij ook de noodige aanwij zingen om de schuilplaats terug te vinden en het kleedingstuk is nu weer in mijn be zit. Mijn vraag is nu: heeft Rosanna Spear man je het nachthemd laten zien, ja of neen?" Zij sprong op en ging voor mij staan, waarbij zij mij onderzoekend aankeek, als of zij trachtte in mijn oogen verborgen be doelingen te lezen. „Ben je krankzinnig?" vroeg zij. „Rachel, wil je mijn vraag beantwoor den?" vroeg ik, mij bedwingend. „Heb je hiermee een bedoeling?" ging zij voort, alsof zij mij niet gehoord had. „Vrees voor de toekomst, waarbij ik mis schien ook betrokken ben? Ik hoor, dat je door den dood van je vader rijk geworden bent. Ben je soms hier gekomen met 't plan mijn schadeloos te stellen voor 't verlies van den diamant? En heb je toch nog zooveel eergevoel, dat jij je schaamt over je voor nemen? Is dat hetgeen achter je voorge wende onwetendheid schuilt?" Ik kon mij niet langer bedwingen en leg de haar met een handgebaar het zwijgen op. „Je doet mij schandelijk onrecht!" barst te ik uit, „Je verdenkt mij ervan, den dia mant gestolen te hebben! Ik heb het recht te weten en ik wil weten waarom"» „Jou verdenken!" riep zij, nu ook in woe de ontstoken, uit. „Leelijkerd, ik heb met eigen oogen gezien, dat je den diamant wegnam!" Deze openbaring, gevolgd door het besef, dat mijnheer Bruffs theorie geheel foutief bleek te zijn, maakte dat ik geen woord kon uitbrengen. Op haar moest dit den indruk maken, alsof ik verpletterd was door het onloochenbare bewijs van mijn schuld. Zij keerde zich af van den aanblik van mijn vernedering en haar triomf. Mijn plot seling zwijgen scheen haar te bevreemden, want zij vervolgde op kalmeren toon: „Ik heb je toen gespaard, en had dat ook nu willen doen, als je mij niet gedwongen had te spreken". Zij verwijderde zich in de richting van de deur, alsof zij de kamer wil de verlaten. „Waarom kwam je hier om je zelf te vernederen?" vroeg zij. Zij deed een paar passen en wachtte weer. „In 's hemels naam, zeg iets!" riep zij harstochtelijk uit. Bijna onbewust van mijn handelingen liep ik naar haar toe en vatte haar hand, misschien met de bedoeling haar terug te houden, om meer van haar te weten te ko men. Het eenige, dat ik kon uitbrengen, waren de woorden: „Rachel je hebt mij toch lief gehad". Zij huiverde en wendde het hoofd af, ter wijl haar hand in de mijne beefde. Ik leidde haar terug naar het midden van de kamer en ging naast haar zitten. „Rachel", zei ik, „ik kan de tegenstrijdigheid in hetgeen ik je zal vertellen, niet verklaren; ik kan je al leen de waarheid zeggen. Je hebt met eigen oogen gezien, dat ik den diamant wegnam en voor God, die ons hoort, verklaar ik, dat ik nu eerst weet, dat ik dat heb gedaan. Twijfel je nu nog?" Zij scheen mij niet gehoord te hebben. Zij liet haar hoofd tegen mijn schouder rusten en haar vingers sloten zich om de mijne „Ik moet je iets vragen", zei ik. „Wil je mij vertellen wat er gebeurd is, van het oogenblik af, waarop wij elkaar goeden nacht wensehten, totdat je mij den diamant zag wegnemen?" Zij hief het hoofd op. „Ach, waarom zou den wij dat alles weer oprakelen?" „Omdat wij beiden het slachtoffer zijn van een waanvoorstelling, waardoor wij de waarheid niet kunnen zien. Als wij samen de gebeurtenissen van dien bewusten avond onder de loupe nemen, kunnen wij elkaar misschien beter begrijpen". „Daar heb ik steeds naar verlangd", zucht te zij. „Ik heb zoo vaak geprobeerd, een op lossing van het raadsel te vinden". „Je hebt het altijd alleen geprobeerd", antwoordde ik. „Nu doen wij het samen. Laten wij beginnen met wat gebeurde, nadat wij elkaar goeden nacht hadden gezegd. Ging je direct naar bed, of bleef je lezen?" „Ik ging naar bed". „Weet je nog hoe laat het was?" „Een uur of twaalf, geloof ik". „Sliep je gauw in?" „Neen, ik kon niet slapen. Ik dacht aan jou", voegde zij er schuchter aan toe. Haar antwoord bracht mij van streek en ik wachtte even, voor ik verder ging. „Had je licht in je kamer?" „Neen totdat ik ongeveer een uur la ter opstond en de kaars aanstak". „Ben je uit je kamer geweest?" „Ik was juist van plan naar mijn boudoir te gaan om een boek te halen en had mijn peignoir aangedaan en de deur geopend, toen ik een lichtstreep onder de gangdeur zag en voetstappen hoorde. Ik dacht, dat het mijn moeder was. Zij had dien avond gepro beerd, mij over te halen, den diamant aan haar in bewaring te geven, en ik dacht, dat zij kwam kijken, of ik al in bed lag, mis schien met de bedoeling, op het onderwerp terug te komen als zij zag, dat ik nog op was". „Wat deed je toen?" „Ik blies mijn kaars uit, opdat zij zou den ken, dat ik al naar bed was gegaan. Ik was misschien onredelijk, maar ik was tegelij kertijd vast besloten, den diamant te bewa ren op de plaats, die ik er voor had be stemd". „Wat deed je, toen je de kaars had uitge blazen? Deed je de deur van je slaapkamer weer dicht?" „Neen, want op hetzelfde oogenblik ging de deur van mijn boudoir open en ik zag „Wie?" „Jou". „Wat had ik aan?" „Een nachthemd en je had een kandelaar in je hand". „Weet je zeker dat ik het was? Kon je mijn gezicht zien?" „Ja, duidelijk". „Had ik mijn oogen open?" „Ja". „Zag je er niets vreemds in? Een staren de, afwezige blik misschien?" „Absoluut niet. Je oogen schenen helder helderder dan gewoonlijk. Je keek rond, alsof je wel wist, dat je daar niet behoorde te zijn en bang .was, ontdekt te zullen wor den". „Heb je opgemerkt, hoe ik liep?" „Net zooals gewoonlijk. Je liep de kamer in en keek toen rond, alsof je iets zocht". „Wat deed je, toen je me zag?" „Niets. Ik kon niets doen of zeggen. Ik was als verlamd. Ik kon zelfs de deur niet meer sluiten". „Had ik jou kunnen zien van de plaats, waar ik stond?" „Je had mij best kunnen zien, maar je keek niet in mijn richting. Het lijkt mij overigens een overbodige vraag, want ik weet zeker, dat je mij niet hebt gezien", „Hoe weet je dat?" Wordt vervolgd. FRUITTEEI TE Het versla; tiebedrijf va schen dienst Schellinkhout 1940, zegt: E' ook Februari koude en war verschillende uitvoerbaar v de dagen, wa nut voor snot gedeelte geda terbespuiting in de eerste w aanvang gem vruchtboomca Bij de pruim Kwets of Ton Shell W.U. l: schadiging te meer afdoend gen. De winte spoedig moge 'bü zachter wi knoppen te ve tóonen de knc ge koude nog De kunstme dagen van M, Voor een grot bruik gemaal stoffen in dei 12-10-18. Op 1 aanvulling nc 20 en kalizc In Februari hét veilen van pelen de vari en Goudreinet man en Winte goede kwalitei zoodat het bei seizoen financi gebleken, dat vorstvrije, bev den beschikt, is in verschilde Voor de ma; plaats op het wat jonge stri bij goed weer spuiting. DE RUNDV V In een alg vereen, tot be: rundvee, Dinsc werd het 10-je herdacht. De v< de secretaris, d slag) constatee reikte resultati stapel is thans Mogelijk zal gevonden wore worden verwijt In 1939 were dieren ingespot 1121 beneden 2 reageerden 39 direct verkocht 2 jaar kwam g reageerde dus I 1938 nog. 1.6 In verband n gebracht aan Noordijk, die s< onder de lang i houders. Hij he ken, dat thans houders lid var de veehouder, staat, door de dwongen toch onderzoeken. Mede werd h zitter en den si presteerden. Ge cieele voordeelt veestapel voor markten wil mt ren koopen, oir 99 de zeker t.b.c.-vrij dier h In de vergad M. J. BftUS! Hoe zit Erdad e Ik héb een wr hem stellig een ras. in zijn gt gard ingehoudei raadselachtige, t goedertieren oog goudblond gevla ons, die hem voe geven, zij 't zuin en nu en dan st hankelijk, ja, vei en dan komt hjj goede verstandht zijn benijdenswa kachel, en zijn k poot, ja, 'n wam ik eerlijk gezegd vinden. Maar uit de mi heid blijkt zijn v komen nooit als diensten. Geen pt trommel op tafel je borst om te b den staart na de •want dit alles a; sprekend. Hoewe op zijn beurt, ve eens te laten mt zoo'n bloed- en p immers toch niet splinter op kan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 8