AATSTE RUS TT a INVOERING VAN EEN RADIOBELASTING. leuiêêetou DE Minister van Boeyen stelt voor: Vijf gulden voor leden van omroepvereenigingen, zes voor de anderen. De bakkersarbeid Zondagen. CECIL FREEMAN CREGG. TWEKIU ".LAD De minister van Binnenlandsche Zaken heeft thans een wetsontwerp ingediend om te komen tot een regeling van de financiering van den Neder- landschen radio-omroep. De grondslagen van deze regeling, aldus deelt minister van Boeyen in zijn Memorie van Toelichting mee, zullen de 'volgende zijn: 1. Aan den Nederlandschen luisteraar wordt de wettelijke verplich ting opgelegd van een jaarlijksche bijdrage tot instandhouding en verderen uitbouw van den Nederlandschen radio-omroep. Van deze verplichting kan de luisteraar zich kwijten: a. door betaling van een bedrag, dat de minister zou wenschen te stellen op 5, aan een der bestaande omroepvereenigingen: A.V.R.O., K.R.O., N.C.R.V. en V.A.R.A., alsmede den V.P.R.O. b. door betaling van een eenigszins hooger bedrag, b.v. van 6, in geval een luisteraar niet aan een der genoemde organisaties wenscht bij te dragen. Ter zake van de genoemde bedragen wijst de minister er nog ten over vloede op, dat tot verhooging daarvan alleen zou mogen worden overgegaan, indien de geldelijke omstandigheden, waarin het Nederlandsche omroepstel sel zoude gaan verkeeren, zich in die mate zouden wijzigen, dat daarin een noodzaak tot verhooging zou zijn gelegen. Omroepvereenigingen tot nieuwe taken in staat gesteld. 2. Aan ieder der in punt 1 ge noemde omroepvereenigingen wordt op den grondslag van de aan die organisaties in het zendtijdenbesluit toegewezen taak gewaarborgd het totaalbedrag, hetwelk ieder van haar over het jaar 1938 aan vrijwillige bijdragen van de luisteraars ont ving. 3. De omroepvereenigingen moeten gel delijk in staat gesteld worden de nieuwe taken, welke haar in de toekomst wachten (de programma-verzorging der uitzendin gen naar de overzeesche gebiedsdeelen en te zijner tijd der televisie-uitzendingen) te vervullen, alsmede de nog steeds stijgende kosten van de thans reeds door haar ver zorgde uitzendingen te bestrijden. Uit de binnenkomende gelden zullen de voor het verrichten van deze werkzaamheden be- noodigde bedragen worden bestreden. Op deze wijze zal worden bereikt, dat aan den Nederlandschen omroep alle gel den zullen toevloeien, die hij voor de uit oefening van zijn taak in de toekomst be hoeft. 4. Daarnaast moet worden gedacht aan de zeer belangrijke kosten, gemoeid met den bouw en de exploitatie der omroep- zenders, voor zoover die niet krachtens be staande bepalingen door de omroeporgani saties moeten worden gedragen. Te denken is.,, hierbij vooral aan de zendapparatuur voor de werelduitzendingen en de uitzen dingen naar de cverzessche gebiedsdeelen en wellicht in de toekomst ook voor tele visieuitzendingen. Deze kosten zullen moe ten worden gedragen door de Nederland sche Omroep-Zender-ivlaatschappij „No- zema", die daartoe de beschikking zal krij gen over een gedeelte van de binnen ko mende gelden. Van het bestaan van dit lichaam kan een nuttig gebruik wor4en ge maakt door het als centraal orgaan, waarin de overheid overwegende zeggenschap heeft bij de uitvoering van de hier geschetste fi- nancieele regeling in te schakelen. Waarom de maatregelen gewenscht zijn. Aan de Memorie van Toelichting van den minister van binnenlandsche zaken bij dit ontwerp van wet, houdende aanvulling en wijziging van de Telegraaf- en Telefoon- wet en aanvulling van de Radio-omroep- zender-wet 1935, ontleenen we voorts nog het volgende: De minister heeft groote waardeering voor hetgeen de omroepvereenigingen met de haar vrijwillig toegevloeide luisteraarsbij - dragen tot stand heeft weten te brengen. Aan den anderen kant kleven bezwaren aan deze wijze van financiering. De minister wijst in dit verband in de eerste plaats er op, dat mede als gevolg van het genoemde systeem een zeer groot deel van het Nederlandsche luisterende publiek zich afzijdig houdt van zijn moreelen plicht om financieel bij te dragen aan de instand houding en den verderen uitbouw van den Nederlandschen omroep. Naar schatting be draagt dit aantal ongeveer 50 pCt. van het totaal. Deze hoogst onbevredigende toe stand, die voor de omroepvereenigingen een beletsel vormt om werkzaamheden tot ris werelduitzendingen en t.z.t. de televisie ter hand te nemen, kan niet langer bestendigd blijven. De werelduitzendingen zijn vooral thans van groot belang en waar de omroep organisaties een dergelijken omroep niet kunnen financieren en ook de regeering deze financiering in de huidige omstandig heden niet kan overwegen, moet naar ai dere mogelijkheden worden uitgezien. Tevens dient ove:wogen te worden, op welke wijze in de toekomst de uitzendingen naar de overzeesche gebiedsdeelen des rijks zullen dienen te worden gefinancierd. Tot nu toe worden deze uitzendingen voor het grootste deel krachtens de hem verleende machtiging verzorgd door de Phohi, die ook tot dusver het telkenjare aanwezige exploi tatietekort heeft gedekt. In wiens handen de verzorging dezer uitzending in de toe komst ook zal worden gelegd, vast staat, dat de middelen niet mogen ontbreken om het contact met Indië te handhaven. Hoewel in verband met de ernstige tijds omstandigheden aan verzorging van tele visie-uitzendingen voorshands niet kan wor den gedacht, zal, zoodra de tijd daarvoor rijp is en meer normale omstandigheden zullen zijn aangebroken, opnieuw aan dit modernste hulpmiddel tot ontwikkeling en ontspanning aandacht moeten worden ge schonken. De kosten hiervan zullen zeker niet uit de vrijwillig ter beschikking ge stelde gelden kunnen worden besteed. Ten slotte mag niet onvermeld worden gelaten, dat de kosten, verbonden aan de verzorging van de Nederlandsche omroep- uitzendingen, zich nog steeds in stijgende lijn bewegen, terwijl de vrijwillige bijdra gen der luisteraars blijkens de practijk na genoeg het maximum hebben bereikt. Vorenstaande overwegingen hebben den minister de vraag doen stellen, of het mo gelijk is alle luisteraars in Nederland bij de financiering van den Nederlandschen omroep te betrekken en een gedeelte van de daar door te verkrijgen meerdere inkomsten te reserveeren voor de verzorging van die om roeptaken, welke, naar het oordeel van de regeeing, thans niet of onvoldoende worden verzorgd. De minister heeft daarom in September 1938 den Radio-raad verzocht een sub commissie te vormen, welke aangevuld werd met deskundigen van de 4 groote om roepvereenigingen en van het Staatsbedrijf der P.T.T. Deze commissie is eenstemmig gekomen tot een advies, met de strekking waarvan de minister zich heeft kunnen vereenigen en ADVIESCOMMISSIE INZAKE SOCIALE VERZEKERING VOOR KLEINE ZELFSTANDIGEN. Bij Koninklijk Besluit van 1 April 1940 is ingesteld een commissie- met de- opdracht advies uit te spreken omtrent: le. De wenschelijkheid om ten behoeve van de kleine zelfstandigen waaronder zijn te verstaan degenen, die voor eigen rekening en risico een tak van bedrijf of een vak uitoefenen, en daaruit geldelijke inkomsten hebben, welke een zeker bedrag per jaar niet te boven plegen te gaan voorzieningen te treffen, welke een soort gelijk doel beoogen als de Voor de loonar beiders bij de ongevallenwetten, de ziekte wet, de invaliditeitswet en de kinderbijslag wet getroffen voorzieningen. 2e. De overwegingen van principieelen aard, welke zich met betreking tot de toe passing van den verzekeringsplicht voor de kleine zelfstandigen voordoen, en de con sequenties, welke daar-uit Voortvloeien ten aanzien van de verplichte verzekering voor deze bevolkingsgroep. 3e. De regeling en dê financiering van zoodanige uitbreiding der verplichte verze kering, mede bezien van uit het gezichts punt van de geldelijke lasten, welke bij een verzekering, die in het algemeen self supporting moet zijn, aan de betrokken personen zullen moeten worden opgelegd. 4e. De uitvoerbaarheid van de opneming van de kleine zelfstandigen in de verplich te verzekering in technisch-administratief opzicht. Voor zoover de commissie mocht komen tot positieve voorstellen, deze nader te leg gen in een ontwerp van wet of in ontwer pen van wet. Tot lid en voorzitter van deze commissie is benoemd mr. dr. J. van Bruggen, lid van de verzekeringskamer. GEMOBILISEERDE ZELFSTANDIGE VRIJGEZELLEN. Vragen beantwoord. Op de vragen van den heer van Sleen (s.d.a.p.) betreffende het toekennen van vergoeding aan gemobiliseerde zelfstandige vrijgezellen heeft de minister van defensie als volgt geantwoord: Van het feit, dat verscheidene zelfstan dige vrijgezellen door het verblijf in wer- kelijken dienst geldelijke moeilijkheden ondervinden, is de minister niet onkundig gebleven. Integendeel heeft dit feit hem juist aanleiding gegeven een regeling tot stand te brengen, welke beoogt deze moei lijkheden tot op zekere hoogte op te heffen. Deze regeling, welke den naam draagt van „regeling vergoeding ongehuwden" (ver kort: R. V. O.), is vastgesteld onder dag- teekening van 1 April1940. Een afdruk is o.a. aan ieder der leden van de Staten-Ge- neraal toegezonden. Voor zoover krachtens de mobilisatiever- goedingsbeschikking vergoeding wordt toe gekend om hieruit de aan vervanging van den dienstplichtige verbonden kosten te be strijden, geschiedt dit, niet in het persoon lijk belang van den dienstplichtige, maar ten behoeve van het ondehoud van zijn ver wanten. Hierbij heeft men te doen .met een recht, dat voortspruit uit art. 36 der dienst plichtwet, welk artikel niet handelt over de persoonlijke belangen van dienstplichti gen. Dit verklaart, dat de ongehuwden, die kostwinner voor anderen zijn, en ongehuw den, die alleen voor zich zelf hebben te zorgen, niet op één lijn kunnen worden ge steld wat het recht op vergoeding betreft. op waarvan de grondslagen in het ingediende ontwerp zijn te vinden. De minister acht het voorts wenschelijk, dat een regeling tot stand komt, waarbij voorshands incidenteel kan worden in gegrepen wanneer de levensvatbaarheid van een radiodistributiebedrijf gevaar loopt door te hooge financieele lasten tengevolge van het gebruik van eigendommen en gron den van derden voor den aanleg. Behoudens recht op schadevergoeding kan van den- gene, die de betaling verlangt, worden ge- eischt, dat hij den aanleg en het gebruik van radiodistributiegeleiding gedoogt. Een wettelijk verbod voorgesteld. Ingediend is een ontwerp van wet tot wij ziging van de bepalingen der arbeidswet 1919 betreffenden den arbeid in broodbak kerijen. Reeds geruimen tijd is het, zoo schrijft de minister van sociale zaken ter toelichting, een alleszins begrijpelijke wensch van de werkgevers- en werknemersorganisaties in het broodbakkersbedrijf, dat de bakkersar beid op de algemeen erkende christelijke feestdagen verboden zal worden, opdat ook de bakkers en hun gezellen op die dagen vrij van werk zijn. In de door die organisa ties gesloten collectieve arbeidsovereen komsten werd dan ook een dergelijk ver bod reeds opgenomen, doch in de practijk bleken verschillende bakkers zich daaraan ter wille van de winstmogelijkheid niet te storen. Het gevolg hiervan is dat ook de bakkers, die wel de bepalingen van de col lectieve contracten in dit opzicht zouden willen naleven, gedwongen worden even eens op genoemde feestdagen te doen wer ken, hetgeen weer allerlei conflicten met de werknemers medebrengt. Ten einde dit in de toekomst te voorkomen dringt men aan op een wettelijk verbod. De minister meent, dat aan het verlangen van de werkgevers en werknemers in het bakersbedrijf in deze moet worden voldaan. Daarom wordt voorgesteld, het eerste lid van artikel 35 der arbeidswet 1919 in dien zin te wijzigen, dat de bak kersarbeid op de in dat artikel ge noemde feestdagen wordt verboden. Alleen wanneer de tweede Kerstdag op Dinsdag of op Zaterdag valt, zal het verbod van arbeid op den tweeden feestdag niet te handhaven zijn en zal dus een uit zondering gemaakt moeten worden. Evenals thans reeds op het verbod van bakkersarbeid op Zondag, worden ook op het verbod van bakkersarbeid op de ge noemde feestdagen voor het hoofd of den bestuurder enkele uitzonderingen gemaakt, terwijl tevens in bepaalde gevallen het ver richten van banketbakkerswerkzaamheden op deze feestdagen mogelijk wordt gemaakt. De meerderheid in het georganiseerde bedrijf acht het voorts gewenscht, het aan- vangsuur op Zaterdag en op de daarmede overeenkomende dagen op 3 uur des voor middags vast te stellen. De minister meent, dat inwilliging van dezen wensch geboden wordt door het be drijfsbelang en dat niet-inwilliging daar van schade beteekent zoowel voor de be trokken groepen van producenten als voor den verbruiker. In het wetsontwerp wordt daarom wijziging van de desbetreffende be palingen der arbeidswet voorgesteld. DE DIEFSTALLEN VAN MILITAIRE GOEDEREN TE GRONINGEN. Twee aanhoudingen. Zooals onlangs gemeld, is de rijkswerk man H., die zich op het kazerneterrein te Groningen schuldig maakte aan diefstal van een groote partij prikkeldraad, aange houden, Het onderzoek heeft uitgewezen, dat dit geval niet alleen staat, maar dat H. reeds vaker diefstallen heeft gepleegd. Zoo liet hij brandstoffen van het rijk naar zijn woning brengen, en verkocht goederen, waarover hij het beheer had. Als mede plichtige is gisteren aangehouden en ter beschikking van den officier van justitie gesteld de werkman J. R. N. uit Roden, die zich eveneens ten nadeele van het rijk prikkeldraad, telegraafdraad en gaas toe eigende. Vérder is aangehouden de soldaat W., thans in garnizoen te Bergen (N.-H.) die eveneens betrokken is bij deze dief stallen. Zij zijn ter beschikking van den officier van justitie gesteld. Tegen eenige helers in deze zaak is proces-verbaal opge maakt. Ri--ii)IVIST OP HEETERDAAD BIJ INBRAAK BETRAPT. In den nacht van Zaterdag op Zondag is in de Oosterparkbuurt te Amsterdam een 32-jarige los-werkman aangehouden. Hij was bezig met het verbreken van de étage deur van de eerste verdieping in een per ceel van de Blasiusstraat, toen hij werd ge stoord door de bovenbewoners. De man nam de vlucht, doch werd achtervolgd door de bewoners. Ook het publiek op straat nam deel aan de achtervolging, waarbij zich al spoedig twee agenten van politie aansloten. Doch pas nadat een der agenten een schot in de lucht had gelost, gaf de vluchteling zich over. Men bleek een goede vangst .te hebben gedaan: de man was reeds twee maal terzake van inbraak veroordeeld. Hij had inbrekerswerktuigen bij zich, HET VOORSTEL TOT HEFFING VAN EEN WINSTBELASTING. Amendementen ingediend. De heer Teulings (r.k.) c. s. heeft op het wetsontwerp tot heffing van een winstbe lasting een aantal amendementen voorge steld. Een dezer amendementen strekt om de aftrekbaarheid van de winstbelasting zelf, bij de berekening van de winst wederom te herstellen. Een volgend amendement heeft ten doel het criterium van den tijdsduur van het be zit van aandeelen in andere vennootschap pen, enz., zooals dit in art. 3 der wet op de dividend- en tantième-belasting 1917 is neergelegd, ook in deze wet op de winst belasting wederom op te nemen. De strekking van de overige amendemen ten is om de winst op het overgangstijd-, stip, in het lichaam aanwezig aanstonds te belasten, zulks volgens de regelen van de thans geldende dividend- en tantièmebelas ting. De betaling van deze heffing ge schiedt in tien gelijke jaarlijksche termij nen, tenzij o f eerder wordt uitgekeerd, o f onder discontoverrekening eerder aan den fiscus wordt betaald, dan wel uitstel is verkregen. De progressieve heffing. De heer IJsselmuiden (r.k.) heeft op het wetsontwerp heffing van een winstbelas ting een amendement voorgesteld inzake progressieve heffing. Deze progressie heeft als grondslag: 1. dat een deel van de belastbare winst, overeenkomende met 3 pet. van het zuiver vermogen, slechts met 4 pet. wordt belast; 2. dat de progressie, toegepast op het surplus, de nominaal kleinere winsten min der zwaar treft dan de grootere; 3. dat de vruchtbaarheid van het maat- schappelijk kapitaal een verhóogèndè werking heeft, evenals in omgekeerde richting de steriliteit van een kapitaal. COURANTENRECLAME LEERT SPAREN. De collectieve campagne van de „Federal Savings and Loan Association of Metropolitan New-York" begon in 1937. Een zestal spaarvereenigingen namen eraan. deel. Nu zijn het er twintig! In Juli 1939 toonden de activa een vermeerdering van 18 vergeleken met Juli 1938 en 30.8 met Juli 1937. „Deze campagne werd slechts in de dagbladen gevoerd. Wij moesten het publiek wegwijs maken, door het te vertellen, wat onze spaarvereenigin gen waren en waarom te beleggen.' Geen ander medium, in onze opinie, zou ons hierbij beter kunnen helpen dan de courant. Dat onze veronderstel ling de jüiste was, bewijst het resul taat", aldus de verklaring van den man, die de reclame voerde. Door 2) „Neen, inspecteur", Rechercheur Sum mers voelde zich eenigszins onzeker hoe hij dit gezegde vSn den inspecteur moest op nemen. Maar met een ernstig gezicht ver volgde hij: „In elk geval: ik rook niet, in specteur". De deur ging dicht en met een glimlach hervatte inspecteur Higging de lectuur van zijn correspondentie. De kwestie van dien brief was er een, welke een ondergeschikte, zelfs een onervaren ondergeschikte wel kon uitzoeken. Higgins was zich wel bewust van de waarde van zijn eigen tijd en hij werd betaald door den staat. Niet dat hij een overdreven idee had van zijn eigengL belangrijkheid, maar enkel, dat hij eerlijk" was. Hij geloofde niet in „het houden van een hond en zelf blaffen". Nauwelijks had Summers het kantoor van- .den inspecteur verlaten of hij kreeg het-gevoel, dat hij op de proef werd gesteld, dat zijn gedrag in deze aangelegenheid den inspecteur bij alle verdere kwesties steeds voor den geest zou staan. Hij nam zich voor het er in elk geval zoo goed mogelijk af te brengen. Een zelfmoord was nu wel niet zoo'n mooi geval, maar het was tenminste een begin. Bulstroade's Buildings. Dat moest zijn eerste werk zijn. Waar hingen die uit? Hij begon met een bezoek aan de bibliotheek. Van den beambte kreeg hij een adresboek van respectabelen omvang en gewicht. Vlug sloeg hij de bladzijden om. B BBBuBuchanan Gardens, Bucka- rest Road, Buckingham Gate Road Bunhill RowB Wel verdraaid! Die plaats bestond niet! Hij sloeg een paar blaadjes terug en begon opnieuw. Hij had gelijk. Bulstroade's Buildings bestond niet. Hij kreeg een angstig voorgevoel bij de ge dachte, dat er niets anders op scheen te zit ten, dan nu "al terug te keeren naar inspec teur Higgins, maar hij vermande zich. Dat nooit! Zijn eerste opdracht nog wel. Hij raadpleegde den beambte. „Niet te vinden? O, dat was niets bijzon ders. Misschien was de naam veranderd misschien is er eens een misdaad gebeurd of zoo iets. Denk maar eens aan Crippen! Probeer het eens in een oud boek. Wacht, ik zal u even helpen. Zeker pas hier, hè?" Zonder antwoord af te wachten ver dween de beambte, om even later met een zelfde soort boek terug te komen, dat er alleen meer gebruikt en verkleurd uit zag. „Alsjeblieft m'n jongen. Probeer dit maar eens. Het is negen jaar oud". Summers nam het boek haastig aan en begon zenuwachtig de blaadjes om te slaan. Weldra slaakte hij een zucht van opluch ting en voldoening omdat de 'Bulstroade's Buildings erin bleken te staan en omdat hij den schrik van daareven weer te boven was. Bulstroade's Buildings E 1, kaart O. 8 P. 9. Summers zocht de bewuste plek terstond op de kaart op. Hij maakte net een notitie omtrent de juiste ligging, toen er van be neden geroepen werd: „Summers". Hij keek op en riep: „Ja?" „Dokter Pape is beneden. De ouwe zei hem, dat er éen zaakje voor hem was en dat jij er op uit ging. Dr. Pape wil weten wat er aan de hand is". „Goed. Ik kom". Hij volgde den ander uit de bibliotheek en maakte van de gelegenheid gebruik om te vragen wat voor soort man de politie- dokter was. „Pape?" meende de ander oneerbjedig. „Och, die is wel geschikt. Een beetje een oud wijf weliswaaren hij haalde met een vage beweging de schouders op. „Merci!" Summers haastte zich thans naar beneden, waar hij een opvliegend heer van middelbaren leeftijd vóór de poort vond en op en neer loopen. Een collega vertelde hem, dat dit dr. Pape was. „Ik ben Summers, mijnheer! Bent u de politiedokter?" „Dat ben ik en dat weet'je heel goed. Agent Harris heeft mij je juist aangewe zen. Ik zag het! Laten we opschieten!" „Zeker, dokter". Summers zette er direct flink den pas in, in de richting van de on- dergrondsche, maar Pape hield hem tegen. „Niet zoo hard, Summers, niet zoo hard. Ik heb mijn auto hier". „Dan zie ik u zeker wel voor het ge bouw, mijnheer?" „Doe niet zoo gek. Stap in". „Dank u wel, dokter". De reis naar East End werd zwijgend af gelegd. Dr. Pape scheen ingeslapen, terwijl Summers niet wist wat hij van dr. Pape moest denken. Als hij geweten had, dat hij per auto naar Bulstroade's Buildings ge gaan zou zijn, had hij zich de moeite van het opzoeken hebben kunnen besparen en dr. Pape zou niet uit zijn humeur hebben behoeven te zijn door de kleine vertraging. De chauffeur zou dan de zondebok geweest zijn, dacht hij. Hij wist nog niets van de onovertroffen kennis van Londens straten en stegen, waarvoor dr. Pape's chauffeur beroemd was. De wagen stopte en de be stuurder opende het portier. „Bulstroade's Buildings, rechts eersten hoek om, dokter. Halverwege de straat". „Dank je wel". Dr. Pape knikte tegen den man en zei' dan: „Kom mee, Sum mers". Zij stapten haastig naar de aangegeven plek, maar waren nog maar halfweg, toen Summers de straat overstak om bij een collega in uniform te informeeren. „Bulstroade's Buildings, hè? Probeer het eens aan Birkenhead Mansions. Die heet ten vroeger de een of andere Buildings". „Merci". Birkenhead Mansions, ofschoon imponee rend door hun afmetingen, bleken allesbe halve aantrekkelijk van uiterlijk. Somber, eentonig, met kale, vervelooze muren en onaanzienlijke ramen, welke op de bene denverdieping rekken hadden, waarin arm zalige planten een vergeefschen strijd om het bestaan streden. De Mansions hadden betere dagen ge kend. HOOFDSTUK H. Waarin Summers zijn onderzoek begint. Hoewel het pand diverse woningen be vatte, scheen er slechts één ingang te be staan. Dit was een groote, steenen poort, waarachter steenen treden naar omhoog voerden en onder welks bescherming tal- looze kinderen van alle leeftijden, vuil, slordig en toch verbluffend vroolijk speel-' den. Dokter Pape en rechercheur Summèrs bestegen verwonderd de stoeptrëden. Te gen den deurpost leunde een slordige vrouw die Summers aansprak. „Woont Henri Hampers hier?" „Weet ik niet en het kan me niet sche len". De vrouw had troebele oogen, maar toch zag zij den harden trek wel, welke op het gelaat van den dokter was verschenen Zij bond wat in. - „Probeer- de volgende verdieping eens. Hier wonen niets dan gezinnen". i Zij klommen naar devolgende verdie-: pig en zagen tot hun verrassing, dat hun voortgang gestremd werd door een deur, waarop door een amateur geschilderd was: „Mevrouw Hicks. Kostgangers". Summers klopte en drukte op een beL knopje naast de deur. Eerst kwam er geen antwoord. Maar, nadat hij opnieuw gebeld had, hoorden zij een schuifelenden voet stap. De deur ging open; F „Wel", klonk het onvriendelijk. „Woont Henri Hampers hier?" „Wat mot je van hem?" „Hij woont dus hier, hè", kwam de dok ter rustig tusschenbeide'. „Dat heb ik niet gezegd". „Zanik niet langer. Wijs-ons'zijn-kamen".- - - Wordt vervolgd, tui. V.**- v»-- ontsnapt is,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 6