AATSTE RUS
TT a
INVOERING VAN EEN RADIOBELASTING.
leuiêêetou
DE
Minister van Boeyen stelt voor:
Vijf gulden voor leden van omroepvereenigingen,
zes voor de anderen.
De bakkersarbeid
Zondagen.
CECIL FREEMAN CREGG.
TWEKIU ".LAD
De minister van Binnenlandsche Zaken heeft thans een wetsontwerp
ingediend om te komen tot een regeling van de financiering van den Neder-
landschen radio-omroep.
De grondslagen van deze regeling, aldus deelt minister van Boeyen in
zijn Memorie van Toelichting mee, zullen de 'volgende zijn:
1. Aan den Nederlandschen luisteraar wordt de wettelijke verplich
ting opgelegd van een jaarlijksche bijdrage tot instandhouding en verderen
uitbouw van den Nederlandschen radio-omroep.
Van deze verplichting kan de luisteraar zich kwijten:
a. door betaling van een bedrag, dat de minister zou wenschen te
stellen op 5, aan een der bestaande omroepvereenigingen: A.V.R.O.,
K.R.O., N.C.R.V. en V.A.R.A., alsmede den V.P.R.O.
b. door betaling van een eenigszins hooger bedrag, b.v. van 6, in
geval een luisteraar niet aan een der genoemde organisaties wenscht bij te
dragen.
Ter zake van de genoemde bedragen wijst de minister er nog ten over
vloede op, dat tot verhooging daarvan alleen zou mogen worden overgegaan,
indien de geldelijke omstandigheden, waarin het Nederlandsche omroepstel
sel zoude gaan verkeeren, zich in die mate zouden wijzigen, dat daarin een
noodzaak tot verhooging zou zijn gelegen.
Omroepvereenigingen tot nieuwe
taken in staat gesteld.
2. Aan ieder der in punt 1 ge
noemde omroepvereenigingen wordt
op den grondslag van de aan die
organisaties in het zendtijdenbesluit
toegewezen taak gewaarborgd het
totaalbedrag, hetwelk ieder van haar
over het jaar 1938 aan vrijwillige
bijdragen van de luisteraars ont
ving.
3. De omroepvereenigingen moeten gel
delijk in staat gesteld worden de nieuwe
taken, welke haar in de toekomst wachten
(de programma-verzorging der uitzendin
gen naar de overzeesche gebiedsdeelen en
te zijner tijd der televisie-uitzendingen) te
vervullen, alsmede de nog steeds stijgende
kosten van de thans reeds door haar ver
zorgde uitzendingen te bestrijden. Uit de
binnenkomende gelden zullen de voor het
verrichten van deze werkzaamheden be-
noodigde bedragen worden bestreden.
Op deze wijze zal worden bereikt, dat
aan den Nederlandschen omroep alle gel
den zullen toevloeien, die hij voor de uit
oefening van zijn taak in de toekomst be
hoeft.
4. Daarnaast moet worden gedacht aan
de zeer belangrijke kosten, gemoeid met
den bouw en de exploitatie der omroep-
zenders, voor zoover die niet krachtens be
staande bepalingen door de omroeporgani
saties moeten worden gedragen. Te denken
is.,, hierbij vooral aan de zendapparatuur
voor de werelduitzendingen en de uitzen
dingen naar de cverzessche gebiedsdeelen
en wellicht in de toekomst ook voor tele
visieuitzendingen. Deze kosten zullen moe
ten worden gedragen door de Nederland
sche Omroep-Zender-ivlaatschappij „No-
zema", die daartoe de beschikking zal krij
gen over een gedeelte van de binnen ko
mende gelden. Van het bestaan van dit
lichaam kan een nuttig gebruik wor4en ge
maakt door het als centraal orgaan, waarin
de overheid overwegende zeggenschap heeft
bij de uitvoering van de hier geschetste fi-
nancieele regeling in te schakelen.
Waarom de maatregelen gewenscht zijn.
Aan de Memorie van Toelichting van den
minister van binnenlandsche zaken bij dit
ontwerp van wet, houdende aanvulling en
wijziging van de Telegraaf- en Telefoon-
wet en aanvulling van de Radio-omroep-
zender-wet 1935, ontleenen we voorts nog
het volgende:
De minister heeft groote waardeering voor
hetgeen de omroepvereenigingen met de
haar vrijwillig toegevloeide luisteraarsbij -
dragen tot stand heeft weten te brengen.
Aan den anderen kant kleven bezwaren
aan deze wijze van financiering.
De minister wijst in dit verband in de
eerste plaats er op, dat mede als gevolg van
het genoemde systeem een zeer groot deel
van het Nederlandsche luisterende publiek
zich afzijdig houdt van zijn moreelen plicht
om financieel bij te dragen aan de instand
houding en den verderen uitbouw van den
Nederlandschen omroep. Naar schatting be
draagt dit aantal ongeveer 50 pCt. van het
totaal. Deze hoogst onbevredigende toe
stand, die voor de omroepvereenigingen een
beletsel vormt om werkzaamheden tot ris
werelduitzendingen en t.z.t. de televisie ter
hand te nemen, kan niet langer bestendigd
blijven. De werelduitzendingen zijn vooral
thans van groot belang en waar de omroep
organisaties een dergelijken omroep niet
kunnen financieren en ook de regeering
deze financiering in de huidige omstandig
heden niet kan overwegen, moet naar
ai dere mogelijkheden worden uitgezien.
Tevens dient ove:wogen te worden, op
welke wijze in de toekomst de uitzendingen
naar de overzeesche gebiedsdeelen des rijks
zullen dienen te worden gefinancierd. Tot
nu toe worden deze uitzendingen voor het
grootste deel krachtens de hem verleende
machtiging verzorgd door de Phohi, die ook
tot dusver het telkenjare aanwezige exploi
tatietekort heeft gedekt. In wiens handen
de verzorging dezer uitzending in de toe
komst ook zal worden gelegd, vast staat, dat
de middelen niet mogen ontbreken om het
contact met Indië te handhaven.
Hoewel in verband met de ernstige tijds
omstandigheden aan verzorging van tele
visie-uitzendingen voorshands niet kan wor
den gedacht, zal, zoodra de tijd daarvoor
rijp is en meer normale omstandigheden
zullen zijn aangebroken, opnieuw aan dit
modernste hulpmiddel tot ontwikkeling en
ontspanning aandacht moeten worden ge
schonken. De kosten hiervan zullen zeker
niet uit de vrijwillig ter beschikking ge
stelde gelden kunnen worden besteed.
Ten slotte mag niet onvermeld worden
gelaten, dat de kosten, verbonden aan de
verzorging van de Nederlandsche omroep-
uitzendingen, zich nog steeds in stijgende
lijn bewegen, terwijl de vrijwillige bijdra
gen der luisteraars blijkens de practijk na
genoeg het maximum hebben bereikt.
Vorenstaande overwegingen hebben den
minister de vraag doen stellen, of het mo
gelijk is alle luisteraars in Nederland bij de
financiering van den Nederlandschen omroep
te betrekken en een gedeelte van de daar
door te verkrijgen meerdere inkomsten te
reserveeren voor de verzorging van die om
roeptaken, welke, naar het oordeel van de
regeeing, thans niet of onvoldoende worden
verzorgd.
De minister heeft daarom in September
1938 den Radio-raad verzocht een sub
commissie te vormen, welke aangevuld
werd met deskundigen van de 4 groote om
roepvereenigingen en van het Staatsbedrijf
der P.T.T.
Deze commissie is eenstemmig gekomen
tot een advies, met de strekking waarvan de
minister zich heeft kunnen vereenigen en
ADVIESCOMMISSIE INZAKE SOCIALE
VERZEKERING VOOR KLEINE
ZELFSTANDIGEN.
Bij Koninklijk Besluit van 1 April 1940 is
ingesteld een commissie- met de- opdracht
advies uit te spreken omtrent:
le. De wenschelijkheid om ten behoeve
van de kleine zelfstandigen waaronder
zijn te verstaan degenen, die voor eigen
rekening en risico een tak van bedrijf of
een vak uitoefenen, en daaruit geldelijke
inkomsten hebben, welke een zeker bedrag
per jaar niet te boven plegen te gaan
voorzieningen te treffen, welke een soort
gelijk doel beoogen als de Voor de loonar
beiders bij de ongevallenwetten, de ziekte
wet, de invaliditeitswet en de kinderbijslag
wet getroffen voorzieningen.
2e. De overwegingen van principieelen
aard, welke zich met betreking tot de toe
passing van den verzekeringsplicht voor de
kleine zelfstandigen voordoen, en de con
sequenties, welke daar-uit Voortvloeien ten
aanzien van de verplichte verzekering voor
deze bevolkingsgroep.
3e. De regeling en dê financiering van
zoodanige uitbreiding der verplichte verze
kering, mede bezien van uit het gezichts
punt van de geldelijke lasten, welke bij
een verzekering, die in het algemeen self
supporting moet zijn, aan de betrokken
personen zullen moeten worden opgelegd.
4e. De uitvoerbaarheid van de opneming
van de kleine zelfstandigen in de verplich
te verzekering in technisch-administratief
opzicht.
Voor zoover de commissie mocht komen
tot positieve voorstellen, deze nader te leg
gen in een ontwerp van wet of in ontwer
pen van wet.
Tot lid en voorzitter van deze commissie
is benoemd mr. dr. J. van Bruggen, lid van
de verzekeringskamer.
GEMOBILISEERDE ZELFSTANDIGE
VRIJGEZELLEN.
Vragen beantwoord.
Op de vragen van den heer van Sleen
(s.d.a.p.) betreffende het toekennen van
vergoeding aan gemobiliseerde zelfstandige
vrijgezellen heeft de minister van defensie
als volgt geantwoord:
Van het feit, dat verscheidene zelfstan
dige vrijgezellen door het verblijf in wer-
kelijken dienst geldelijke moeilijkheden
ondervinden, is de minister niet onkundig
gebleven. Integendeel heeft dit feit hem
juist aanleiding gegeven een regeling tot
stand te brengen, welke beoogt deze moei
lijkheden tot op zekere hoogte op te heffen.
Deze regeling, welke den naam draagt van
„regeling vergoeding ongehuwden" (ver
kort: R. V. O.), is vastgesteld onder dag-
teekening van 1 April1940. Een afdruk is
o.a. aan ieder der leden van de Staten-Ge-
neraal toegezonden.
Voor zoover krachtens de mobilisatiever-
goedingsbeschikking vergoeding wordt toe
gekend om hieruit de aan vervanging van
den dienstplichtige verbonden kosten te be
strijden, geschiedt dit, niet in het persoon
lijk belang van den dienstplichtige, maar
ten behoeve van het ondehoud van zijn ver
wanten. Hierbij heeft men te doen .met een
recht, dat voortspruit uit art. 36 der dienst
plichtwet, welk artikel niet handelt over
de persoonlijke belangen van dienstplichti
gen.
Dit verklaart, dat de ongehuwden, die
kostwinner voor anderen zijn, en ongehuw
den, die alleen voor zich zelf hebben te
zorgen, niet op één lijn kunnen worden ge
steld wat het recht op vergoeding betreft.
op
waarvan de grondslagen in het ingediende
ontwerp zijn te vinden.
De minister acht het voorts wenschelijk,
dat een regeling tot stand komt, waarbij
voorshands incidenteel kan worden in
gegrepen wanneer de levensvatbaarheid
van een radiodistributiebedrijf gevaar loopt
door te hooge financieele lasten tengevolge
van het gebruik van eigendommen en gron
den van derden voor den aanleg. Behoudens
recht op schadevergoeding kan van den-
gene, die de betaling verlangt, worden ge-
eischt, dat hij den aanleg en het gebruik van
radiodistributiegeleiding gedoogt.
Een wettelijk verbod
voorgesteld.
Ingediend is een ontwerp van wet tot wij
ziging van de bepalingen der arbeidswet
1919 betreffenden den arbeid in broodbak
kerijen.
Reeds geruimen tijd is het, zoo schrijft de
minister van sociale zaken ter toelichting,
een alleszins begrijpelijke wensch van de
werkgevers- en werknemersorganisaties in
het broodbakkersbedrijf, dat de bakkersar
beid op de algemeen erkende christelijke
feestdagen verboden zal worden, opdat ook
de bakkers en hun gezellen op die dagen
vrij van werk zijn. In de door die organisa
ties gesloten collectieve arbeidsovereen
komsten werd dan ook een dergelijk ver
bod reeds opgenomen, doch in de practijk
bleken verschillende bakkers zich daaraan
ter wille van de winstmogelijkheid niet te
storen. Het gevolg hiervan is dat ook de
bakkers, die wel de bepalingen van de col
lectieve contracten in dit opzicht zouden
willen naleven, gedwongen worden even
eens op genoemde feestdagen te doen wer
ken, hetgeen weer allerlei conflicten met
de werknemers medebrengt. Ten einde dit
in de toekomst te voorkomen dringt men
aan op een wettelijk verbod.
De minister meent, dat aan het
verlangen van de werkgevers en
werknemers in het bakersbedrijf in
deze moet worden voldaan. Daarom
wordt voorgesteld, het eerste lid
van artikel 35 der arbeidswet 1919
in dien zin te wijzigen, dat de bak
kersarbeid op de in dat artikel ge
noemde feestdagen wordt verboden.
Alleen wanneer de tweede Kerstdag op
Dinsdag of op Zaterdag valt, zal het verbod
van arbeid op den tweeden feestdag
niet te handhaven zijn en zal dus een uit
zondering gemaakt moeten worden.
Evenals thans reeds op het verbod van
bakkersarbeid op Zondag, worden ook op
het verbod van bakkersarbeid op de ge
noemde feestdagen voor het hoofd of den
bestuurder enkele uitzonderingen gemaakt,
terwijl tevens in bepaalde gevallen het ver
richten van banketbakkerswerkzaamheden
op deze feestdagen mogelijk wordt gemaakt.
De meerderheid in het georganiseerde
bedrijf acht het voorts gewenscht, het aan-
vangsuur op Zaterdag en op de daarmede
overeenkomende dagen op 3 uur des voor
middags vast te stellen.
De minister meent, dat inwilliging van
dezen wensch geboden wordt door het be
drijfsbelang en dat niet-inwilliging daar
van schade beteekent zoowel voor de be
trokken groepen van producenten als voor
den verbruiker. In het wetsontwerp wordt
daarom wijziging van de desbetreffende be
palingen der arbeidswet voorgesteld.
DE DIEFSTALLEN VAN MILITAIRE
GOEDEREN TE GRONINGEN.
Twee aanhoudingen.
Zooals onlangs gemeld, is de rijkswerk
man H., die zich op het kazerneterrein te
Groningen schuldig maakte aan diefstal
van een groote partij prikkeldraad, aange
houden, Het onderzoek heeft uitgewezen,
dat dit geval niet alleen staat, maar dat H.
reeds vaker diefstallen heeft gepleegd. Zoo
liet hij brandstoffen van het rijk naar zijn
woning brengen, en verkocht goederen,
waarover hij het beheer had. Als mede
plichtige is gisteren aangehouden en ter
beschikking van den officier van justitie
gesteld de werkman J. R. N. uit Roden, die
zich eveneens ten nadeele van het rijk
prikkeldraad, telegraafdraad en gaas toe
eigende. Vérder is aangehouden de soldaat
W., thans in garnizoen te Bergen (N.-H.)
die eveneens betrokken is bij deze dief
stallen. Zij zijn ter beschikking van den
officier van justitie gesteld. Tegen eenige
helers in deze zaak is proces-verbaal opge
maakt.
Ri--ii)IVIST OP HEETERDAAD BIJ
INBRAAK BETRAPT.
In den nacht van Zaterdag op Zondag is
in de Oosterparkbuurt te Amsterdam een
32-jarige los-werkman aangehouden. Hij
was bezig met het verbreken van de étage
deur van de eerste verdieping in een per
ceel van de Blasiusstraat, toen hij werd ge
stoord door de bovenbewoners. De man
nam de vlucht, doch werd achtervolgd
door de bewoners. Ook het publiek op
straat nam deel aan de achtervolging,
waarbij zich al spoedig twee agenten van
politie aansloten. Doch pas nadat een der
agenten een schot in de lucht had gelost,
gaf de vluchteling zich over. Men bleek een
goede vangst .te hebben gedaan: de man
was reeds twee maal terzake van inbraak
veroordeeld. Hij had inbrekerswerktuigen
bij zich,
HET VOORSTEL TOT HEFFING VAN
EEN WINSTBELASTING.
Amendementen ingediend.
De heer Teulings (r.k.) c. s. heeft op het
wetsontwerp tot heffing van een winstbe
lasting een aantal amendementen voorge
steld.
Een dezer amendementen strekt om de
aftrekbaarheid van de winstbelasting zelf,
bij de berekening van de winst wederom te
herstellen.
Een volgend amendement heeft ten doel
het criterium van den tijdsduur van het be
zit van aandeelen in andere vennootschap
pen, enz., zooals dit in art. 3 der wet op de
dividend- en tantième-belasting 1917 is
neergelegd, ook in deze wet op de winst
belasting wederom op te nemen.
De strekking van de overige amendemen
ten is om de winst op het overgangstijd-,
stip, in het lichaam aanwezig aanstonds te
belasten, zulks volgens de regelen van de
thans geldende dividend- en tantièmebelas
ting. De betaling van deze heffing ge
schiedt in tien gelijke jaarlijksche termij
nen, tenzij o f eerder wordt uitgekeerd, o f
onder discontoverrekening eerder aan den
fiscus wordt betaald, dan wel uitstel is
verkregen.
De progressieve heffing.
De heer IJsselmuiden (r.k.) heeft op het
wetsontwerp heffing van een winstbelas
ting een amendement voorgesteld inzake
progressieve heffing.
Deze progressie heeft als grondslag:
1. dat een deel van de belastbare winst,
overeenkomende met 3 pet. van het zuiver
vermogen, slechts met 4 pet. wordt belast;
2. dat de progressie, toegepast op het
surplus, de nominaal kleinere winsten min
der zwaar treft dan de grootere;
3. dat de vruchtbaarheid van het maat-
schappelijk kapitaal een verhóogèndè
werking heeft, evenals in omgekeerde
richting de steriliteit van een kapitaal.
COURANTENRECLAME LEERT
SPAREN.
De collectieve campagne van de
„Federal Savings and Loan Association
of Metropolitan New-York" begon in
1937. Een zestal spaarvereenigingen
namen eraan. deel. Nu zijn het er
twintig!
In Juli 1939 toonden de activa een
vermeerdering van 18 vergeleken
met Juli 1938 en 30.8 met Juli 1937.
„Deze campagne werd slechts in de
dagbladen gevoerd. Wij moesten het
publiek wegwijs maken, door het te
vertellen, wat onze spaarvereenigin
gen waren en waarom te beleggen.'
Geen ander medium, in onze opinie,
zou ons hierbij beter kunnen helpen
dan de courant. Dat onze veronderstel
ling de jüiste was, bewijst het resul
taat", aldus de verklaring van den
man, die de reclame voerde.
Door
2)
„Neen, inspecteur", Rechercheur Sum
mers voelde zich eenigszins onzeker hoe hij
dit gezegde vSn den inspecteur moest op
nemen. Maar met een ernstig gezicht ver
volgde hij: „In elk geval: ik rook niet, in
specteur".
De deur ging dicht en met een glimlach
hervatte inspecteur Higging de lectuur van
zijn correspondentie. De kwestie van dien
brief was er een, welke een ondergeschikte,
zelfs een onervaren ondergeschikte wel kon
uitzoeken. Higgins was zich wel bewust
van de waarde van zijn eigen tijd en hij
werd betaald door den staat. Niet dat hij
een overdreven idee had van zijn eigengL
belangrijkheid, maar enkel, dat hij eerlijk"
was. Hij geloofde niet in „het houden van
een hond en zelf blaffen".
Nauwelijks had Summers het kantoor
van- .den inspecteur verlaten of hij kreeg
het-gevoel, dat hij op de proef werd gesteld,
dat zijn gedrag in deze aangelegenheid den
inspecteur bij alle verdere kwesties steeds
voor den geest zou staan. Hij nam zich voor
het er in elk geval zoo goed mogelijk af te
brengen. Een zelfmoord was nu wel niet
zoo'n mooi geval, maar het was tenminste
een begin.
Bulstroade's Buildings. Dat moest zijn
eerste werk zijn. Waar hingen die uit? Hij
begon met een bezoek aan de bibliotheek.
Van den beambte kreeg hij een adresboek
van respectabelen omvang en gewicht.
Vlug sloeg hij de bladzijden om. B
BBBuBuchanan Gardens, Bucka-
rest Road, Buckingham Gate Road
Bunhill RowB Wel verdraaid! Die
plaats bestond niet! Hij sloeg een paar
blaadjes terug en begon opnieuw. Hij had
gelijk. Bulstroade's Buildings bestond niet.
Hij kreeg een angstig voorgevoel bij de ge
dachte, dat er niets anders op scheen te zit
ten, dan nu "al terug te keeren naar inspec
teur Higgins, maar hij vermande zich. Dat
nooit! Zijn eerste opdracht nog wel. Hij
raadpleegde den beambte.
„Niet te vinden? O, dat was niets bijzon
ders. Misschien was de naam veranderd
misschien is er eens een misdaad gebeurd
of zoo iets. Denk maar eens aan Crippen!
Probeer het eens in een oud boek. Wacht,
ik zal u even helpen. Zeker pas hier, hè?"
Zonder antwoord af te wachten ver
dween de beambte, om even later met een
zelfde soort boek terug te komen, dat er
alleen meer gebruikt en verkleurd uit zag.
„Alsjeblieft m'n jongen. Probeer dit maar
eens. Het is negen jaar oud".
Summers nam het boek haastig aan en
begon zenuwachtig de blaadjes om te slaan.
Weldra slaakte hij een zucht van opluch
ting en voldoening omdat de 'Bulstroade's
Buildings erin bleken te staan en omdat
hij den schrik van daareven weer te boven
was.
Bulstroade's Buildings E 1, kaart O. 8 P.
9. Summers zocht de bewuste plek terstond
op de kaart op. Hij maakte net een notitie
omtrent de juiste ligging, toen er van be
neden geroepen werd:
„Summers".
Hij keek op en riep: „Ja?"
„Dokter Pape is beneden. De ouwe zei
hem, dat er éen zaakje voor hem was en
dat jij er op uit ging. Dr. Pape wil weten
wat er aan de hand is".
„Goed. Ik kom".
Hij volgde den ander uit de bibliotheek
en maakte van de gelegenheid gebruik om
te vragen wat voor soort man de politie-
dokter was.
„Pape?" meende de ander oneerbjedig.
„Och, die is wel geschikt. Een beetje een
oud wijf weliswaaren hij haalde met
een vage beweging de schouders op.
„Merci!" Summers haastte zich thans
naar beneden, waar hij een opvliegend heer
van middelbaren leeftijd vóór de poort
vond en op en neer loopen. Een collega
vertelde hem, dat dit dr. Pape was.
„Ik ben Summers, mijnheer! Bent u de
politiedokter?"
„Dat ben ik en dat weet'je heel goed.
Agent Harris heeft mij je juist aangewe
zen. Ik zag het! Laten we opschieten!"
„Zeker, dokter". Summers zette er direct
flink den pas in, in de richting van de on-
dergrondsche, maar Pape hield hem tegen.
„Niet zoo hard, Summers, niet zoo hard.
Ik heb mijn auto hier".
„Dan zie ik u zeker wel voor het ge
bouw, mijnheer?"
„Doe niet zoo gek. Stap in".
„Dank u wel, dokter".
De reis naar East End werd zwijgend af
gelegd. Dr. Pape scheen ingeslapen, terwijl
Summers niet wist wat hij van dr. Pape
moest denken. Als hij geweten had, dat hij
per auto naar Bulstroade's Buildings ge
gaan zou zijn, had hij zich de moeite van
het opzoeken hebben kunnen besparen en
dr. Pape zou niet uit zijn humeur hebben
behoeven te zijn door de kleine vertraging.
De chauffeur zou dan de zondebok geweest
zijn, dacht hij. Hij wist nog niets van de
onovertroffen kennis van Londens straten
en stegen, waarvoor dr. Pape's chauffeur
beroemd was. De wagen stopte en de be
stuurder opende het portier.
„Bulstroade's Buildings, rechts eersten
hoek om, dokter. Halverwege de straat".
„Dank je wel". Dr. Pape knikte tegen
den man en zei' dan: „Kom mee, Sum
mers".
Zij stapten haastig naar de aangegeven
plek, maar waren nog maar halfweg, toen
Summers de straat overstak om bij een
collega in uniform te informeeren.
„Bulstroade's Buildings, hè? Probeer het
eens aan Birkenhead Mansions. Die heet
ten vroeger de een of andere Buildings".
„Merci".
Birkenhead Mansions, ofschoon imponee
rend door hun afmetingen, bleken allesbe
halve aantrekkelijk van uiterlijk. Somber,
eentonig, met kale, vervelooze muren en
onaanzienlijke ramen, welke op de bene
denverdieping rekken hadden, waarin arm
zalige planten een vergeefschen strijd om
het bestaan streden.
De Mansions hadden betere dagen ge
kend.
HOOFDSTUK H.
Waarin Summers zijn onderzoek begint.
Hoewel het pand diverse woningen be
vatte, scheen er slechts één ingang te be
staan. Dit was een groote, steenen poort,
waarachter steenen treden naar omhoog
voerden en onder welks bescherming tal-
looze kinderen van alle leeftijden, vuil,
slordig en toch verbluffend vroolijk speel-'
den. Dokter Pape en rechercheur Summèrs
bestegen verwonderd de stoeptrëden. Te
gen den deurpost leunde een slordige vrouw
die Summers aansprak.
„Woont Henri Hampers hier?"
„Weet ik niet en het kan me niet sche
len". De vrouw had troebele oogen, maar
toch zag zij den harden trek wel, welke op
het gelaat van den dokter was verschenen
Zij bond wat in. -
„Probeer- de volgende verdieping eens.
Hier wonen niets dan gezinnen". i
Zij klommen naar devolgende verdie-:
pig en zagen tot hun verrassing, dat hun
voortgang gestremd werd door een deur,
waarop door een amateur geschilderd was:
„Mevrouw Hicks. Kostgangers".
Summers klopte en drukte op een beL
knopje naast de deur. Eerst kwam er geen
antwoord. Maar, nadat hij opnieuw gebeld
had, hoorden zij een schuifelenden voet
stap. De deur ging open; F
„Wel", klonk het onvriendelijk.
„Woont Henri Hampers hier?"
„Wat mot je van hem?"
„Hij woont dus hier, hè", kwam de dok
ter rustig tusschenbeide'.
„Dat heb ik niet gezegd".
„Zanik niet langer. Wijs-ons'zijn-kamen".-
- - Wordt vervolgd,
tui. V.**- v»--
ontsnapt is,