LAATSTE RUS
Verbetering ieerlingenschaai niet mogelijk in
de huidige omstandigheden.
Voorloopig nog geen eindbeslissing
over de spelling.
D»
minister betracht
den grootsten
spoed.
Ceta Bever VLEKKENWATER
Scheveningsche logger
is over tijd.
heffingen ten bate van
leeningfonds.
Groot pakhuis afgebrand
te Maassluis.
Kleine hulpschepen op
de Noordzee.
Windhoos teisterde het
Westland.
DE
CECIL FREEMAN CREGG.
TWEEDE BLAD.
W
on
Sc
ge
VI
In
de
m>
v«
Ik
Vc
v<
zc
Si
01
h.
fa
2!
Minister Bolhestein
Ook de minister begrijpt, aldus
zegt minister Bolkestein in zijn
Memorie van Antwoord aan de
Eerste Kamer over de onderwijs-
begrooting, dat in den slechts twee
jarigen duur der loopende regee-
ringsperiode en gegeven den toestand
van 's rijks financiën geen sprake
kan zijn van een reeks onderwijs
hervormingen. Hij heeft die dan
ook niet aangekondigd.
Kon eên blijvende regeling van de schrijf
wijze van de Nederlandsche taal verkregen
worden en konden de reeds twintig jaar aan
hangige plannen tot herziening der regeling
van het voorbereidend hooger en het mid
delbaar onderwijs hun afsluiting vinden in
een nieuwe wettelijke regeling, dan zou de
bedoelde tweejarige periode voor het onder
wijs zeker niet onnut voorbijgegaan zijn.
Eenige kleinere onderwerpen kunnen mis
schien daarnaast in behandeling komen.
Onderwijsvernieuwing.
Wat in het voorloopige verslag omtrent de
„overlading" bij het onderwijs wordt opge
merkt, vernam de minister veelszins met in
stemming.
Wenschelijk is een streven om bij alle tak
ken van onderwijs de volle aandacht te wij
den aan de grondslagen en de hoofdzaken
van de onderwezen vakken en de aldus ver
kregen kennis zooveel mogelijk in onderling
verband te brengen. Schoolprogramma's en
exameneischen behooren met deze opvatting
rekening te houden.
Spelling.
Naar aanleiding van hetgeen van verschil
lende zijden in het voorloopig verslag om
trent het toegezegde wetsontwerp betreffen
de de schrijfwijze van de Nederlandsche taal
is te berde gebracht, wenscht de minister het
volgende mede te deelen. Omtrent het voor
ontwerp is aan onderscheidene instanties ad
vies gevraagd. Door tusschenkomst van den
minister van koloniën zijn de adviezen van
den gouverneur-generaal van Nederlandsch-
Indië en die van de gouverneurs van Suri
name en van Curacao onlangs ontvangen. De
kennisneming van deze en van de vroeger
door hem ontvangen adviezen, o.a. van den
onderwijsraad, gaven den minister aanlei
ding het voor-ontwerp en evenzeer de me
morie van toelichting eenige wijzigingen te
doen ondergaan. Indien daaromtrent de in
stemming van zijn voornoemden ambtgenoot
zal zijn verkregen, zal deze over het dan ont
stane wetsontwerp met memorie van toe
lichting de vertegenwoordigende lichamen
in dé overzeesche gewesten moeten raadple
gen, alvorens het bij de staten-generaal aan
hangig gemaakt wordt.
Inderdaad is het de bedoeling, ge
lijk sommige leden opmerkten, dat
de voorgenomen regeling slechts
een formeel karakter zal dragen in
dien zin, dat zij een wettelijke basis
zal geven aan bij algemeenen maat
regel van het bestuur vast te stel
len regels omtrent de schrijfwijze
van de Nederlandsche taal. De in
houd van dien algemeenen maat
regel staat uiteraard nog in geen
enkel opzicht vast.
Ook de schrijfwijze van de aardrijkskun
dige namen zal eventueel op grond van de
wet geregeld moeten worden. In afwachting
daarvan kan, naar het oordeel van den mi
nister de essentieele schrijfwijze van de ge
meentenamen gehandhaafd worden.
De minister hoopt spoedig het overleg met
de Staten-Generaal te kunnen voortzetten
over een regeling der collegegelden welke
geen of slechts geringe offers van de schat
kist zal vergen en toch de grootste bezwaren,
welke aan de tegenwoordige regeling kle
ven. zal kunnen wegnemen.
De minister meent, dat, al heeft het insti
tuut der bizondere leerstoelen zich buiten de
oorspronkelijke bedoeling van den wetgever
uitgebreid, er nog geen feden bestaat voor
het oordeel van verschiilende léden, dat er
van verwording van het instituut der bijzon
dere leerstoelen gesprosen zou moeten wor
den. Hij stelt zich intusschen voor, binnen
kort enkele wijzigingen in den tekst der ar
tikelen van de wet op het hooger onderwijs,
weike deze materie regelen, aan de Staten-
Generaal voor te leggen.
De minister ontveinst zich niet, dat de om
standigheden vooi het op korten termijn in
het staatsblad brengen van een nieuwe wet
telijke regeling van het voorbereidend hoo
ger en het middelbaar onderwijs niet gun
stig zijn. Toch koestert hij luop in die taak
te zullen slagen.
Hetgeen wordt opgemerkt ten aan
zien van de noodzakelijkheid, dat
het middelbaar onderwijs rekening
houdt met de verschillen in aard.
aanleg en behoeften van de beide
seksen is den minister uit het hart
gegrepen
De middelbare schooi voor meisjes is, ook
naar zijn meening, een voortreffelijk insti
tuut, waarvan een meer volledige regeling
bij de wet. die echter zijn vrijheid niet be
lemmert, zeer wenschelijk is.
Zoodra de omstandigheden dit gedoogen,
zal de minister gaarne medewerken tot ver
laging van het voor subsidieering vereischte
minimum getal leerlingen per klasse en van
het getal léssen door leeraren ter verkrij
ging van het maximum salaris te geven. Dit
vraagstuk hangt onmiddellijk samen met dat
van de ieerlingenschaai bij het lager onder
wijs; het eene mag niet worden behandeld,
zonder dat ook aan het andere wordt ge
dacht.
Het verheugt den minister, dat zijn mede-
deelingen bij de behandeling van deze be
grooting in de Tweede Kamer in zake de
mogelijkheid van uitbreiding van leerplan
nen van dagambachtsscholen met de leervak
ken godsdienstleer en lichamelijke oefening
bij verschillende leden voldoening hebben
gewekt.
De minister deelt niet in de meening van
deze leden, dat uitbreiding van het leerplan
met die leervakken gepaard zou dienen te
gaan met vermeerdering van het totale aan
tal lesuren per leerling per week. De ver
goeding van 10 der kosten van een leer
ling van andere gemeenten aan de gemeente,
waarin de school gevestigd is, acht de mi
nister billijk.
Ook den minister is het niet mo
gelijk eenig nieuw licht te werpen
op de kwestie van verbetering van
de ieerlingenschaai Hij betreurt
het, dat tengevolge van het uitbre
ken van den oorlog de regeering
haar voornemen om in dezen iets te
doen niel heeft kunnen verwerke
lijken. Verder kan hij slechts herha-
len wat hij bij de behandeling van
de onderhavige begrooting in de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
heeft gezegd, nl. dat hij in dezen
iets hoopt te bereiken.
Het denkbeeld om bij benoeming tot on
derwijzer den door kweekelingen met akte
doorgebrachten diensttijd voor periodieke
salarisverhooging te doen medetellen, acht
de minister niet voor verwezenlijking vat
baar.
De minister maakt de kwestie van veria'
ging der ieerlingenschaai geheel los van de
werkloosheid van de onderwijzers en van de
vraag of de kweekelingen met akte aan
spraak kunnen maken op het verkrijgen van
een aanstelling. Naar zijn oordeel is dit niet
het geval.
Of in dezen tijd zal kunnen worden inge
voerd een wettelijke regeling ter zake van
de lichamelijke oefening, waarvan de invoe
ring destijds tot betere tijden werd uitge
steld, zal nader onder de oogen worden ge
zien.
Het^is den minister zeer tot zijn leedwezen
tot dusver nog niet mogelijk geweest om zijn
standpunt ten aanzien van de régeling van
de onderwijzersopleiding volkomen te be-
I palen.
j Over de vraag of het wenschelijk is het
tucht- en tuchtlglngsrecht van den onderwij
zer in de wet vast te leggen heeft de minis
ter het oordeel van het rijksschooltoezicht
gevraagd. De minister wil zijn definitief oor
deel over deze aangelegenheid bepalen tot
na ontvangst van dit oordeel.
Inzake het ontruimen van schoolgebou
wen door de militairen wordt in vrijwel alle
getallen groote medewerking door de mlli-
taire autoriteiten verleend, dat in enkele ge
meenten nog niet een totstand bestaat, waar
bij op redelijke wijze in het onderwijs kan
worden voorzien, houdt verband met de bij
zondere ligging en militaire beteekenis dier
gemeenten. Het is den minister verder ge
bleken, dat in vele plaatsen de bouw van
barakken voor de militairen ter hand is ge
nomen. Het is uiteraard niet mogelijk alge-
heele ontruiming der schoolgebouwen te
verlangen.
Kunsten en wetenschappen.
De minister is er van overtuigd, dat de be
veiliging van kunstwerken tegen oorlogsge
varen in een betrekkeliik korten tijd haar
beslag kan krijgen. De vraagstukken, welke
zich ten aanzien van deze moeilijke en ten
deele nieuwe materie voordeden, zijn( met
groote voortvarendheid in studie genomen
en tot oplossing gebracht.
De minister blijft van oordeel, dat het in
stellen van een staatsprijs voor letterkunde
moeilijkheden met zich brengt, welke niet
onderschat mogen worden. Intusschen heeft
hij zijn ambtgenoot van buitenlandsche za
ken verzocht een onderzoek in te stellen
naar hetgeen op dit gebied in eenige andere
landen geschiedt.
Voor vuil, vet, smeer en zooveel meer. 25 cent. - Bij drogisten.
Ongerustheid over schip
en bemanning.
De Scheveningsche logger Sch. 15 ,,Bep",
schipper Klaas Pronk, was gisteren nog
niet in de haven teruggekeerd en aange
zien het schip Maandag jl. verwacht werd
bestaat er eenige ongerustheid over den
logger en zijn bemanning, die uit 8 man
bestaat.
Het schip behoort aan de reederij J. J.
van der Toorn en heeft 11 April nog in
radiographisehe verbinding gestaan met
een van de andere schepen van dezelfde
retderij, die ook ter trawlvissrherij waren
uitgevaren. Sindsdien heeft men geen
seinen meer opgevangen.
De reederij heeft zich tot het departe
ment van buitenlandsche zaken gewend,
dat nu een onderzoek instelt naar de mo
gelijke verblijfplaats van de Sch. 15.
HAARLEMSCHE VERZEKERINGS
AGENT IN HOOGER BEROEP.
Ook de officier teekent beroep aan.
Naar wij vernemen, hebben zoowel de
officier van justitie mr. W. M. Paardekou-
per Overman, als de verzekeringsagent C.
V., hooger beroep aangeteekend tegen het
vonnis van de Haarlemsche rechtbank van
4 April, waarbij V. werd veroordeeld tot
tien jaar gevangenisstraf, met aftrek der
preventieve hechtenis, wegens doodslag op
zijn collega de la Ch., gepleegd op 11 Mei
1939 in diens woning aan de Hertzogstraat
te Haarlem. De officier van justitie had
tegen den verzekeringsagent, twintig jaar
gevangenisstraf geëischt.
Verhooging indirecte be
lastingen onge-
wenscht.
Aan het voorloopig verslag van de Eerste
Kamer over het ontwerp van wet tot wij
ziging van heffingen ten behoeve van het
Leeningsfonds 1940 is het volgende ont
leend:
Eenige leden betreurden, dat de regee
ring nog niet is gekomen met een groot
plan, ten einde in den nood van de schatkist
te voorzien. Andere leden verwachtten, dat
de oorlogstoestand allengs zoo zware
eischen aan de schatkist zal gaan stellen,
dat de heffingen, welke bij dezen ten be
hoeve van. het Leeningsfonds zijn voorge
steld, dra onvoldoende zullen blijken.
Verscheidene leden achtten het.
principieel gewenscht, dat de minder
draagkrachtigen niet zwaarder zou
den worden belast dan thans reeds
het geval is, met name door de
heffing van indirecte belastingen.
Ze waren van meening, dat bij toepas
sing van de thans voorgestelde heffingen op
koffie en suiker dat evenwicht in nog
meerdere mate zal worden verstoord. In be
ginsel waren zij van oordeel, dat indirecte
belastingen niet kunnen worden geacht te
ziin belastingen naar dre a «kracht, weshal
ve by heffing er van de grootst mogelyke
behoedzaamheid dient te worden in acht
genomen.
Andere leden waren van oordeel, dat de
ontworpen maatregelen, indien men ze be
schouwt in verband met de andere nieuwe
belastingen, welke ter leniging van den
nood der schatkist worden opgelegd, de be
staande betrekking tusschen directe en in
directe belastingen niet zullen verstoren
Nochtans zouden deze leden aan een ande
re keuze van indirecte belastingen de voor
keur hebben gegeven.
Enige leden verklaarden een heffing in
eens gewenscht te achten.
Eenige leden verklaarden een heffing in
zoo tot éen kapitaalheffing werd overge
gaan, daarnaast een speciale heffing op de
inkomens zou worden gevorderd.
Ten slotte werd by val betuigd met het
geen in de Tweede Kamer was betoogd in
zake de wenscheiykheid van het leggen
van belasting op inkomens en vermogens
van Nederlanders in den vreemde.
Schade zeer groot.
Gisteren is brand uitgebroken in een pand
aan de Burgemeester de Jongkade te Maas
sluis, gelegen aan de Maasslüische buiten
haven en in gebruik by de N.V. Handel-
maatschappij v.h. Dordrechtsche kunstmest
handel, voor den opslag van landbouwpro
ducten, zooals salpeter, teer, houtwol e.d.
Het vuur greep snel om zich heen en spoe
dig stond het groote pakhuis in lichter
laaie. Af en toe werden kleine ontploffin
gen gehoord. De brandweer, die het vuur
tenslotte met 20 stralen bestreed, kon niet
verhinderen, dat omstreeks één uur het
pand vrywel geheel was uitgebrand.
Het is gelukt het aangrenzende pakhuis,
dat eveneens gevaar liep, te behouden.
De schade is zeer groot. De oorzaak van
den brand staat nog niet vasj.
HET VLIEGONGELUK BIJ PETTEN.
Begrafenis van den sergeant-vlieger
Knaapen.
Gister is onder groote belangstelling met
militaire eer ter aarde besteld het stoffelijk
overschot van den sergeant-vlieger C. Knaa
pen, die in den nacht van Zaterdag op Zon
dag tijdens een nachtelijke vliegoefening
bij Petten met zijn machine in zee stortte
en verdronk.
Assistentie bij scheeps
rampen.
De commissie voor de veiligheid ter zee,
die, zóoals wij reeds eerder meedeelden,"
door den minister van Waterstaat is inge
steld, en aan welkt is opgedragen van
advies te dienen omtrent nadere bijzondere
byzondere maatregelen, welke zouden
kunnen worden getroffen ter verhooging
van de veiligheid van schepen hun opva
renden, heeft, naar aanleiding van de vele
scheepsrampen, welke zich den laatsten
tijd hebben voorgedaan, overwogen, op
welke wijze in geval van nood zoo doel
treffend mogelijk ter plaatse hulp zou kun
nen worden geboden.
Zy heeft daarbij het reeds bekende ge
zamenlijk varen en het varer met een
begeleidend schip opnieuw bezien. Aan
het gezamenlyk varen kleven bezwaren
van nautisch-technischen aard, waarvan
het voornaamste is, dat het langzaamste
schip de snelheid van het geheele verband
bepaalt, terwijl aan de practische uitvoer
baarheid vooral Wat betreft he' inkomend
verkeer moeilykheden in den weg staan,
hoewel deze methode zeker het moreel der
opvarenden zou verhoogen. Gelet op den
aard van de gevaren, welke zich bij de
laatste rampen openhaarden, was de com
missie van oordeel, dat deze oplossing in
de tegenwoordige omstandigheden moet
worden ontraden.
Tijdens het varen met een klein begelei
dend vaartuig is by ramp hulp onmiddel
lijk aanwezig. Dit systeem van bijstand
zou dan ook aanvaardbaar zijn, indien niet
het groote aantal benoodigde geleidesche-
pen te groote kosten zou meebrengen.
De commissie heeft echter de
oplossing meenen te vinden in het
organiseeren van een redding-
dienst door kleine hulpschepen,
welke in gevaarlijke gebieden van
de Noordzei zullen optreden. De
schepen zullen uiteraard niet be
wapend zijn en ook overigens in
geen enkel opzicht voorziening of
eigenschappen hebben, die aanlei
ding zouden kunnen zjjn haar
civiele karakter in twijfel te
trekken.
Het zijn hulpschepen, uitsluitend
dienende ten gerieve van even-
tueele schipbreukelingen. De
uitvoering van den dienst wordt
onder toezicht van de Scheep
vaartinspectie, die uiteraard voe
ling blijft houoen met de in den
aanhef genoemde commissie in
handen van particulieren gelegd.
Binnen korten tijd zal aan het hier boven
aangegeven plan een begin van uitvoering
worden gegeven.
Groote schade aan de
warenhuizen.
Gisteravond te 7.20 uur trok een onge
kend sterke windhoos van het Zuiden in
noordelijke richting over het Westland.
Vooral de omgeving van Kwintsheul werd
zwaar getroffen. Vele warenhuizen en
stands, waarin de. jonge groente kort ge
leden was uitgepoot, werden verwoest.
Op sommige bedrijven werden meer dan
tweeduizend ramen vernield.
De ijzeren goten der warenhuizen wer
den op enkele punten op omstreeks twin
tig meter afstand neergeworpen.
De schade bedraagt vele duizenden
guldens.
Doodelijk ongeluk. - Enkele dagen
geleden sloeg van den landbouwer H. Ste-
geman te Lierderholthuis, gemeente Heino,
een paard op hol. Stegeman viel van den
wagen en kwam voor de wielen terecht, die
hem over de borst gingen. In deerniswek-
kenden toestand werd de man opgenomen.
Thans is hij aan de gevolgen van het onge
luk overleden.
feuilleton
Door
11)
Samen beklommen zij het trapje van de
bus en de dokter staarde enkele oogenbiik-
ken naar de met bloed bevlekte kusesn van
de bank. Dan zei hij:
„Je hebt gelijk, Higgins. Die arme dui
vel moet hier gezeten hebben, terwijl hy
geraakt werd. Dat is duideiyk. En uit de
kogelbaan valt af te leiden, dat het schot
moet zijn afgevuurd van een hoogte van
nou zeg twee maal de hoogte van de bus.
Eerste, of mogeiyk tweede verdieping van
een huis langs de route van de bus, hè?"
„Hoe lang is hy dood?"
„Ongeveer vyf of zes uur, ruw geschat".
Inspecteur Higgins haalde zyn horloge te
voorschijn en was verrast.
„Allemachtig! Ik had er geen idee van,
dat het al zoo laat was. Half vyf! Ik kan die
kerels beter naar huis laten gaan. En dan
moeten wij de ambulance hebben".
Hij haastte zich naar beneden.
„Agent! Noteer de namen en adressen
van den chauffeur en den conducteur. Zeg,
dat ze te zijner tijd voor de schouwing zul
len worden opgeroepen. Het spijt me, dat
we ze zoo lang hebben opgehouden. Telefo
neer dan om een ambulance. En geef me
dan den verderen inhoud van de zakken
van den doode".
De agent ging de bevelen ten uitvoer
brengen, terwijl inspecteur Higgins den
nachtwaker riep.
„Ik zou graag de dienstregeling van de
maatschappy inzien en ook nog een paar
andere bijzonderheden hooren. Kun je mil
het adres geven van den directeur of een
van de andere chefs?"
„Zeker, mijnheer. Maar als u nog even
kunst wachten, binnen een half uur moet
de ochtendchef hier zyn. Wij slapen hier
niet lang, meneer. De eerste bussen rijden
om even vyf uur al weer uit".
„Mooi. Ik ben in ieder geval nog hier
Nu, dokter, laat u eens hooren, wat u te
zeggen hebt".
„Niet veel. Higgins. Er ziin geen sporen
van schroeien, zoodat mag worden aange
nomen, dat van een afstand van meer dan
twee meter op den man geschoten is. Dan
de wond. Veroorzaakt door een geweer
schot, zou ik zeggen, maar dat kunnen we
zeker weten, zoodra ik den kogel verwij
derd heb. Ik denk wel, dat ik gelijk heb.
als ik zeg, dat het geen revolver was".
„H'm. Kan dus niet van het trapje af zijn
geschoten?"
„Ik denk het niet".
„Dat schakelt den conducteur dus uit.
Niet dat ik hem bepaald verdenk, maar ik
ben voorzichtig. Hij was er zoo vlug bij met
te ontkennen, dat hij een schot gehoord
had. Te vlug, naar mijn zin. En kan het
schot, van een andere bus zijn afgevuurd,
denk je?"
„Moeilijk. Je vergeet, dat hij aan den
buitenkant zat"..
„H'm. Je theorie van een huis schijnt tot
dus verre de meest waarschynlijke. Ik most
dat onderzoeken".
Het geluid van een fluitje weerklonk,
waarop de groote garagedeuren door den
portier werden opengewornen. Er trad een
groepje mannen binnen, die terstond op
het lichaam op den vloer toetraden. Het
nieuws van het ongeluk scheen reeds tot
hen te zyn doorgedrongen. Higgins haalde
zjjn schouders op. Zij konden geen kwaad
doen, zoolang zij het lichaam niet aanraak
ten, hetgeen hoogst onwaarschijnlijk was.
Hy ging naar hen toe.
„Herkent' iemand van jullie hem?"
Een man in het uniform van conducteur
kwam een stap vooruit eri staarde aandach
tig in het doode gelaat. Met een verbaasde
uitdrukking op zijn gezicht draaide hij zich
dan om.
„Verdraaid, ja. Dat is ie".
HOOFDSTUK VI.
Waarin dokter Pape verbaasd is.
Inspecteur Higgins keek den man, die
aldus verklaard had, het lijk te herkennen,
scherp aan. Evenals de eerste conducteur
was hij al tamelijk op leeftijd. Hij had een
verweerd gelpat, waarin een paar verstan
dige oogen schitterden. Higgins voelde in
stinctmatig. dat deze man te vertrouwen
was.
„Je herkent hem dus, hé? Wel, wie is
het?"
„Ik weet niet, wie het is, mijnheer. Maar
ik heb hem al eerder gezien -op mijn bus
een- of weemaal. Eigenaardige kerel,
zou ik denken. Tuinman of zoo iets, meen
ik. In ieder geval droeg hy dikwijls een
bloem in zyn knoopsgat".
Higgins glimlachte om deze conclusie,
want indien ieder, die een bloem droeg,
tuinman zou zijn, zouden er heel wat rond-
loopen.
„Dikwijls?"
„Nou, meneer, hy had het iedere maal,
dat ik hem zag. En wanneer hy die bloem
niet op had, als hij op de bus kwam, stak
hij hem onderweg op.
„Vreemd!" Higgins dacht even na en
vroeg dan:
„Hoeveel maal denk je, dat je hem in to
taal gezien hebt?"
„Drie óf vier maal".
„H'm. Dat .-.dikwijls" mag ik wel!" merk
te Higgins droog op. „En daarnet zei je:
een- of tweemaal". Hij wachtte even en
ging dan voort:
„Denk nu eens goed na. Bij die gelegen
heid, dat je hem gezien hebt, hoe laat was
het dan?"
De man dacht even na en antwoordde
dan langzaam:
„Laat, mijnheer, laat".
„Kun je niet meer precies zijn?" -
„Nou, meneer, voor zoover ik me kan
herinneren, zou ik zeggen, dat het was,
wanneer ik de laatste bus had".
„Ah! De laatste bus!" Higgins keek den
man doordringend aan. „Absoluut?"
„Neen, mijnheer, ik ben er niet zeker
van. Maar ik heb er zoo'n soort idee van".
En daarmee moest inspecteur Higgins
zich tevreden stellen. De laatste bus! Wat
kon daar de byzondere beteekenis van
zijn? Zou de laatste bus op deze route vol
zijn, of niet? In het algemeen gesproken
was de laatste bus van iedere lyn tameiyit
bezet. De directeur zou hem op dat punt
kunnen inlichten, En die geschiedenis met
die bloem in zijn knoopsgat en het ont
breken van ieder spoor van identiteit. Was
dat moedwillig of toevallig? Er deden zich
heel wat vragen aan hem voor, welke ech
ter geen van alle ergens heen schenen te
leiden. De man zou door zijn relaties waar
schijnlijk weldra als vermist worden aan
gegeven en dit leek Higgins nog het meest
hoopvolle toe. Tenzij er natuurlijk iets van
dien tweeden passagier te hooren zou zijn.
Terwyl de. inspecteur aldus peinsde, reed
de ambulance-auto de garage binnen en
met een sombere plechtstatigheid en alle
mogelyke voorzorgen werd de ongelukkige
nassacier naar het lijkenhuisje vervoerd.
Terwijl de ambulance wegreed, kwam de
auto van den chef de garage binnen, waar
uit een kleine, goed gekleede man te voor
schijn kwam.
„Éen ongeluk?" informeerde hij, zonder
zich bepaald tot iemand te wenden.
„Niet precies, mijnheer", antwoordde
Hieeins, op de auto toestappend.
„Wat bedoelt u met „niet precies?" En
wie bent u eigenlijk?"
Inspecteur Higgins haalde zijn legitima-
tiekaart te voorschijn, welke de ander las.
terwijl Hij lichtelijk bloosde.
(Wordt vervolgd)