LAATSTE RUS Verbetering ieerlingenschaai niet mogelijk in de huidige omstandigheden. Voorloopig nog geen eindbeslissing over de spelling. D» minister betracht den grootsten spoed. Ceta Bever VLEKKENWATER Scheveningsche logger is over tijd. heffingen ten bate van leeningfonds. Groot pakhuis afgebrand te Maassluis. Kleine hulpschepen op de Noordzee. Windhoos teisterde het Westland. DE CECIL FREEMAN CREGG. TWEEDE BLAD. W on Sc ge VI In de m> v« Ik Vc v< zc Si 01 h. fa 2! Minister Bolhestein Ook de minister begrijpt, aldus zegt minister Bolkestein in zijn Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer over de onderwijs- begrooting, dat in den slechts twee jarigen duur der loopende regee- ringsperiode en gegeven den toestand van 's rijks financiën geen sprake kan zijn van een reeks onderwijs hervormingen. Hij heeft die dan ook niet aangekondigd. Kon eên blijvende regeling van de schrijf wijze van de Nederlandsche taal verkregen worden en konden de reeds twintig jaar aan hangige plannen tot herziening der regeling van het voorbereidend hooger en het mid delbaar onderwijs hun afsluiting vinden in een nieuwe wettelijke regeling, dan zou de bedoelde tweejarige periode voor het onder wijs zeker niet onnut voorbijgegaan zijn. Eenige kleinere onderwerpen kunnen mis schien daarnaast in behandeling komen. Onderwijsvernieuwing. Wat in het voorloopige verslag omtrent de „overlading" bij het onderwijs wordt opge merkt, vernam de minister veelszins met in stemming. Wenschelijk is een streven om bij alle tak ken van onderwijs de volle aandacht te wij den aan de grondslagen en de hoofdzaken van de onderwezen vakken en de aldus ver kregen kennis zooveel mogelijk in onderling verband te brengen. Schoolprogramma's en exameneischen behooren met deze opvatting rekening te houden. Spelling. Naar aanleiding van hetgeen van verschil lende zijden in het voorloopig verslag om trent het toegezegde wetsontwerp betreffen de de schrijfwijze van de Nederlandsche taal is te berde gebracht, wenscht de minister het volgende mede te deelen. Omtrent het voor ontwerp is aan onderscheidene instanties ad vies gevraagd. Door tusschenkomst van den minister van koloniën zijn de adviezen van den gouverneur-generaal van Nederlandsch- Indië en die van de gouverneurs van Suri name en van Curacao onlangs ontvangen. De kennisneming van deze en van de vroeger door hem ontvangen adviezen, o.a. van den onderwijsraad, gaven den minister aanlei ding het voor-ontwerp en evenzeer de me morie van toelichting eenige wijzigingen te doen ondergaan. Indien daaromtrent de in stemming van zijn voornoemden ambtgenoot zal zijn verkregen, zal deze over het dan ont stane wetsontwerp met memorie van toe lichting de vertegenwoordigende lichamen in dé overzeesche gewesten moeten raadple gen, alvorens het bij de staten-generaal aan hangig gemaakt wordt. Inderdaad is het de bedoeling, ge lijk sommige leden opmerkten, dat de voorgenomen regeling slechts een formeel karakter zal dragen in dien zin, dat zij een wettelijke basis zal geven aan bij algemeenen maat regel van het bestuur vast te stel len regels omtrent de schrijfwijze van de Nederlandsche taal. De in houd van dien algemeenen maat regel staat uiteraard nog in geen enkel opzicht vast. Ook de schrijfwijze van de aardrijkskun dige namen zal eventueel op grond van de wet geregeld moeten worden. In afwachting daarvan kan, naar het oordeel van den mi nister de essentieele schrijfwijze van de ge meentenamen gehandhaafd worden. De minister hoopt spoedig het overleg met de Staten-Generaal te kunnen voortzetten over een regeling der collegegelden welke geen of slechts geringe offers van de schat kist zal vergen en toch de grootste bezwaren, welke aan de tegenwoordige regeling kle ven. zal kunnen wegnemen. De minister meent, dat, al heeft het insti tuut der bizondere leerstoelen zich buiten de oorspronkelijke bedoeling van den wetgever uitgebreid, er nog geen feden bestaat voor het oordeel van verschiilende léden, dat er van verwording van het instituut der bijzon dere leerstoelen gesprosen zou moeten wor den. Hij stelt zich intusschen voor, binnen kort enkele wijzigingen in den tekst der ar tikelen van de wet op het hooger onderwijs, weike deze materie regelen, aan de Staten- Generaal voor te leggen. De minister ontveinst zich niet, dat de om standigheden vooi het op korten termijn in het staatsblad brengen van een nieuwe wet telijke regeling van het voorbereidend hoo ger en het middelbaar onderwijs niet gun stig zijn. Toch koestert hij luop in die taak te zullen slagen. Hetgeen wordt opgemerkt ten aan zien van de noodzakelijkheid, dat het middelbaar onderwijs rekening houdt met de verschillen in aard. aanleg en behoeften van de beide seksen is den minister uit het hart gegrepen De middelbare schooi voor meisjes is, ook naar zijn meening, een voortreffelijk insti tuut, waarvan een meer volledige regeling bij de wet. die echter zijn vrijheid niet be lemmert, zeer wenschelijk is. Zoodra de omstandigheden dit gedoogen, zal de minister gaarne medewerken tot ver laging van het voor subsidieering vereischte minimum getal leerlingen per klasse en van het getal léssen door leeraren ter verkrij ging van het maximum salaris te geven. Dit vraagstuk hangt onmiddellijk samen met dat van de ieerlingenschaai bij het lager onder wijs; het eene mag niet worden behandeld, zonder dat ook aan het andere wordt ge dacht. Het verheugt den minister, dat zijn mede- deelingen bij de behandeling van deze be grooting in de Tweede Kamer in zake de mogelijkheid van uitbreiding van leerplan nen van dagambachtsscholen met de leervak ken godsdienstleer en lichamelijke oefening bij verschillende leden voldoening hebben gewekt. De minister deelt niet in de meening van deze leden, dat uitbreiding van het leerplan met die leervakken gepaard zou dienen te gaan met vermeerdering van het totale aan tal lesuren per leerling per week. De ver goeding van 10 der kosten van een leer ling van andere gemeenten aan de gemeente, waarin de school gevestigd is, acht de mi nister billijk. Ook den minister is het niet mo gelijk eenig nieuw licht te werpen op de kwestie van verbetering van de ieerlingenschaai Hij betreurt het, dat tengevolge van het uitbre ken van den oorlog de regeering haar voornemen om in dezen iets te doen niel heeft kunnen verwerke lijken. Verder kan hij slechts herha- len wat hij bij de behandeling van de onderhavige begrooting in de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft gezegd, nl. dat hij in dezen iets hoopt te bereiken. Het denkbeeld om bij benoeming tot on derwijzer den door kweekelingen met akte doorgebrachten diensttijd voor periodieke salarisverhooging te doen medetellen, acht de minister niet voor verwezenlijking vat baar. De minister maakt de kwestie van veria' ging der ieerlingenschaai geheel los van de werkloosheid van de onderwijzers en van de vraag of de kweekelingen met akte aan spraak kunnen maken op het verkrijgen van een aanstelling. Naar zijn oordeel is dit niet het geval. Of in dezen tijd zal kunnen worden inge voerd een wettelijke regeling ter zake van de lichamelijke oefening, waarvan de invoe ring destijds tot betere tijden werd uitge steld, zal nader onder de oogen worden ge zien. Het^is den minister zeer tot zijn leedwezen tot dusver nog niet mogelijk geweest om zijn standpunt ten aanzien van de régeling van de onderwijzersopleiding volkomen te be- I palen. j Over de vraag of het wenschelijk is het tucht- en tuchtlglngsrecht van den onderwij zer in de wet vast te leggen heeft de minis ter het oordeel van het rijksschooltoezicht gevraagd. De minister wil zijn definitief oor deel over deze aangelegenheid bepalen tot na ontvangst van dit oordeel. Inzake het ontruimen van schoolgebou wen door de militairen wordt in vrijwel alle getallen groote medewerking door de mlli- taire autoriteiten verleend, dat in enkele ge meenten nog niet een totstand bestaat, waar bij op redelijke wijze in het onderwijs kan worden voorzien, houdt verband met de bij zondere ligging en militaire beteekenis dier gemeenten. Het is den minister verder ge bleken, dat in vele plaatsen de bouw van barakken voor de militairen ter hand is ge nomen. Het is uiteraard niet mogelijk alge- heele ontruiming der schoolgebouwen te verlangen. Kunsten en wetenschappen. De minister is er van overtuigd, dat de be veiliging van kunstwerken tegen oorlogsge varen in een betrekkeliik korten tijd haar beslag kan krijgen. De vraagstukken, welke zich ten aanzien van deze moeilijke en ten deele nieuwe materie voordeden, zijn( met groote voortvarendheid in studie genomen en tot oplossing gebracht. De minister blijft van oordeel, dat het in stellen van een staatsprijs voor letterkunde moeilijkheden met zich brengt, welke niet onderschat mogen worden. Intusschen heeft hij zijn ambtgenoot van buitenlandsche za ken verzocht een onderzoek in te stellen naar hetgeen op dit gebied in eenige andere landen geschiedt. Voor vuil, vet, smeer en zooveel meer. 25 cent. - Bij drogisten. Ongerustheid over schip en bemanning. De Scheveningsche logger Sch. 15 ,,Bep", schipper Klaas Pronk, was gisteren nog niet in de haven teruggekeerd en aange zien het schip Maandag jl. verwacht werd bestaat er eenige ongerustheid over den logger en zijn bemanning, die uit 8 man bestaat. Het schip behoort aan de reederij J. J. van der Toorn en heeft 11 April nog in radiographisehe verbinding gestaan met een van de andere schepen van dezelfde retderij, die ook ter trawlvissrherij waren uitgevaren. Sindsdien heeft men geen seinen meer opgevangen. De reederij heeft zich tot het departe ment van buitenlandsche zaken gewend, dat nu een onderzoek instelt naar de mo gelijke verblijfplaats van de Sch. 15. HAARLEMSCHE VERZEKERINGS AGENT IN HOOGER BEROEP. Ook de officier teekent beroep aan. Naar wij vernemen, hebben zoowel de officier van justitie mr. W. M. Paardekou- per Overman, als de verzekeringsagent C. V., hooger beroep aangeteekend tegen het vonnis van de Haarlemsche rechtbank van 4 April, waarbij V. werd veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf, met aftrek der preventieve hechtenis, wegens doodslag op zijn collega de la Ch., gepleegd op 11 Mei 1939 in diens woning aan de Hertzogstraat te Haarlem. De officier van justitie had tegen den verzekeringsagent, twintig jaar gevangenisstraf geëischt. Verhooging indirecte be lastingen onge- wenscht. Aan het voorloopig verslag van de Eerste Kamer over het ontwerp van wet tot wij ziging van heffingen ten behoeve van het Leeningsfonds 1940 is het volgende ont leend: Eenige leden betreurden, dat de regee ring nog niet is gekomen met een groot plan, ten einde in den nood van de schatkist te voorzien. Andere leden verwachtten, dat de oorlogstoestand allengs zoo zware eischen aan de schatkist zal gaan stellen, dat de heffingen, welke bij dezen ten be hoeve van. het Leeningsfonds zijn voorge steld, dra onvoldoende zullen blijken. Verscheidene leden achtten het. principieel gewenscht, dat de minder draagkrachtigen niet zwaarder zou den worden belast dan thans reeds het geval is, met name door de heffing van indirecte belastingen. Ze waren van meening, dat bij toepas sing van de thans voorgestelde heffingen op koffie en suiker dat evenwicht in nog meerdere mate zal worden verstoord. In be ginsel waren zij van oordeel, dat indirecte belastingen niet kunnen worden geacht te ziin belastingen naar dre a «kracht, weshal ve by heffing er van de grootst mogelyke behoedzaamheid dient te worden in acht genomen. Andere leden waren van oordeel, dat de ontworpen maatregelen, indien men ze be schouwt in verband met de andere nieuwe belastingen, welke ter leniging van den nood der schatkist worden opgelegd, de be staande betrekking tusschen directe en in directe belastingen niet zullen verstoren Nochtans zouden deze leden aan een ande re keuze van indirecte belastingen de voor keur hebben gegeven. Enige leden verklaarden een heffing in eens gewenscht te achten. Eenige leden verklaarden een heffing in zoo tot éen kapitaalheffing werd overge gaan, daarnaast een speciale heffing op de inkomens zou worden gevorderd. Ten slotte werd by val betuigd met het geen in de Tweede Kamer was betoogd in zake de wenscheiykheid van het leggen van belasting op inkomens en vermogens van Nederlanders in den vreemde. Schade zeer groot. Gisteren is brand uitgebroken in een pand aan de Burgemeester de Jongkade te Maas sluis, gelegen aan de Maasslüische buiten haven en in gebruik by de N.V. Handel- maatschappij v.h. Dordrechtsche kunstmest handel, voor den opslag van landbouwpro ducten, zooals salpeter, teer, houtwol e.d. Het vuur greep snel om zich heen en spoe dig stond het groote pakhuis in lichter laaie. Af en toe werden kleine ontploffin gen gehoord. De brandweer, die het vuur tenslotte met 20 stralen bestreed, kon niet verhinderen, dat omstreeks één uur het pand vrywel geheel was uitgebrand. Het is gelukt het aangrenzende pakhuis, dat eveneens gevaar liep, te behouden. De schade is zeer groot. De oorzaak van den brand staat nog niet vasj. HET VLIEGONGELUK BIJ PETTEN. Begrafenis van den sergeant-vlieger Knaapen. Gister is onder groote belangstelling met militaire eer ter aarde besteld het stoffelijk overschot van den sergeant-vlieger C. Knaa pen, die in den nacht van Zaterdag op Zon dag tijdens een nachtelijke vliegoefening bij Petten met zijn machine in zee stortte en verdronk. Assistentie bij scheeps rampen. De commissie voor de veiligheid ter zee, die, zóoals wij reeds eerder meedeelden," door den minister van Waterstaat is inge steld, en aan welkt is opgedragen van advies te dienen omtrent nadere bijzondere byzondere maatregelen, welke zouden kunnen worden getroffen ter verhooging van de veiligheid van schepen hun opva renden, heeft, naar aanleiding van de vele scheepsrampen, welke zich den laatsten tijd hebben voorgedaan, overwogen, op welke wijze in geval van nood zoo doel treffend mogelijk ter plaatse hulp zou kun nen worden geboden. Zy heeft daarbij het reeds bekende ge zamenlijk varen en het varer met een begeleidend schip opnieuw bezien. Aan het gezamenlyk varen kleven bezwaren van nautisch-technischen aard, waarvan het voornaamste is, dat het langzaamste schip de snelheid van het geheele verband bepaalt, terwijl aan de practische uitvoer baarheid vooral Wat betreft he' inkomend verkeer moeilykheden in den weg staan, hoewel deze methode zeker het moreel der opvarenden zou verhoogen. Gelet op den aard van de gevaren, welke zich bij de laatste rampen openhaarden, was de com missie van oordeel, dat deze oplossing in de tegenwoordige omstandigheden moet worden ontraden. Tijdens het varen met een klein begelei dend vaartuig is by ramp hulp onmiddel lijk aanwezig. Dit systeem van bijstand zou dan ook aanvaardbaar zijn, indien niet het groote aantal benoodigde geleidesche- pen te groote kosten zou meebrengen. De commissie heeft echter de oplossing meenen te vinden in het organiseeren van een redding- dienst door kleine hulpschepen, welke in gevaarlijke gebieden van de Noordzei zullen optreden. De schepen zullen uiteraard niet be wapend zijn en ook overigens in geen enkel opzicht voorziening of eigenschappen hebben, die aanlei ding zouden kunnen zjjn haar civiele karakter in twijfel te trekken. Het zijn hulpschepen, uitsluitend dienende ten gerieve van even- tueele schipbreukelingen. De uitvoering van den dienst wordt onder toezicht van de Scheep vaartinspectie, die uiteraard voe ling blijft houoen met de in den aanhef genoemde commissie in handen van particulieren gelegd. Binnen korten tijd zal aan het hier boven aangegeven plan een begin van uitvoering worden gegeven. Groote schade aan de warenhuizen. Gisteravond te 7.20 uur trok een onge kend sterke windhoos van het Zuiden in noordelijke richting over het Westland. Vooral de omgeving van Kwintsheul werd zwaar getroffen. Vele warenhuizen en stands, waarin de. jonge groente kort ge leden was uitgepoot, werden verwoest. Op sommige bedrijven werden meer dan tweeduizend ramen vernield. De ijzeren goten der warenhuizen wer den op enkele punten op omstreeks twin tig meter afstand neergeworpen. De schade bedraagt vele duizenden guldens. Doodelijk ongeluk. - Enkele dagen geleden sloeg van den landbouwer H. Ste- geman te Lierderholthuis, gemeente Heino, een paard op hol. Stegeman viel van den wagen en kwam voor de wielen terecht, die hem over de borst gingen. In deerniswek- kenden toestand werd de man opgenomen. Thans is hij aan de gevolgen van het onge luk overleden. feuilleton Door 11) Samen beklommen zij het trapje van de bus en de dokter staarde enkele oogenbiik- ken naar de met bloed bevlekte kusesn van de bank. Dan zei hij: „Je hebt gelijk, Higgins. Die arme dui vel moet hier gezeten hebben, terwijl hy geraakt werd. Dat is duideiyk. En uit de kogelbaan valt af te leiden, dat het schot moet zijn afgevuurd van een hoogte van nou zeg twee maal de hoogte van de bus. Eerste, of mogeiyk tweede verdieping van een huis langs de route van de bus, hè?" „Hoe lang is hy dood?" „Ongeveer vyf of zes uur, ruw geschat". Inspecteur Higgins haalde zyn horloge te voorschijn en was verrast. „Allemachtig! Ik had er geen idee van, dat het al zoo laat was. Half vyf! Ik kan die kerels beter naar huis laten gaan. En dan moeten wij de ambulance hebben". Hij haastte zich naar beneden. „Agent! Noteer de namen en adressen van den chauffeur en den conducteur. Zeg, dat ze te zijner tijd voor de schouwing zul len worden opgeroepen. Het spijt me, dat we ze zoo lang hebben opgehouden. Telefo neer dan om een ambulance. En geef me dan den verderen inhoud van de zakken van den doode". De agent ging de bevelen ten uitvoer brengen, terwijl inspecteur Higgins den nachtwaker riep. „Ik zou graag de dienstregeling van de maatschappy inzien en ook nog een paar andere bijzonderheden hooren. Kun je mil het adres geven van den directeur of een van de andere chefs?" „Zeker, mijnheer. Maar als u nog even kunst wachten, binnen een half uur moet de ochtendchef hier zyn. Wij slapen hier niet lang, meneer. De eerste bussen rijden om even vyf uur al weer uit". „Mooi. Ik ben in ieder geval nog hier Nu, dokter, laat u eens hooren, wat u te zeggen hebt". „Niet veel. Higgins. Er ziin geen sporen van schroeien, zoodat mag worden aange nomen, dat van een afstand van meer dan twee meter op den man geschoten is. Dan de wond. Veroorzaakt door een geweer schot, zou ik zeggen, maar dat kunnen we zeker weten, zoodra ik den kogel verwij derd heb. Ik denk wel, dat ik gelijk heb. als ik zeg, dat het geen revolver was". „H'm. Kan dus niet van het trapje af zijn geschoten?" „Ik denk het niet". „Dat schakelt den conducteur dus uit. Niet dat ik hem bepaald verdenk, maar ik ben voorzichtig. Hij was er zoo vlug bij met te ontkennen, dat hij een schot gehoord had. Te vlug, naar mijn zin. En kan het schot, van een andere bus zijn afgevuurd, denk je?" „Moeilijk. Je vergeet, dat hij aan den buitenkant zat".. „H'm. Je theorie van een huis schijnt tot dus verre de meest waarschynlijke. Ik most dat onderzoeken". Het geluid van een fluitje weerklonk, waarop de groote garagedeuren door den portier werden opengewornen. Er trad een groepje mannen binnen, die terstond op het lichaam op den vloer toetraden. Het nieuws van het ongeluk scheen reeds tot hen te zyn doorgedrongen. Higgins haalde zjjn schouders op. Zij konden geen kwaad doen, zoolang zij het lichaam niet aanraak ten, hetgeen hoogst onwaarschijnlijk was. Hy ging naar hen toe. „Herkent' iemand van jullie hem?" Een man in het uniform van conducteur kwam een stap vooruit eri staarde aandach tig in het doode gelaat. Met een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht draaide hij zich dan om. „Verdraaid, ja. Dat is ie". HOOFDSTUK VI. Waarin dokter Pape verbaasd is. Inspecteur Higgins keek den man, die aldus verklaard had, het lijk te herkennen, scherp aan. Evenals de eerste conducteur was hij al tamelijk op leeftijd. Hij had een verweerd gelpat, waarin een paar verstan dige oogen schitterden. Higgins voelde in stinctmatig. dat deze man te vertrouwen was. „Je herkent hem dus, hé? Wel, wie is het?" „Ik weet niet, wie het is, mijnheer. Maar ik heb hem al eerder gezien -op mijn bus een- of weemaal. Eigenaardige kerel, zou ik denken. Tuinman of zoo iets, meen ik. In ieder geval droeg hy dikwijls een bloem in zyn knoopsgat". Higgins glimlachte om deze conclusie, want indien ieder, die een bloem droeg, tuinman zou zijn, zouden er heel wat rond- loopen. „Dikwijls?" „Nou, meneer, hy had het iedere maal, dat ik hem zag. En wanneer hy die bloem niet op had, als hij op de bus kwam, stak hij hem onderweg op. „Vreemd!" Higgins dacht even na en vroeg dan: „Hoeveel maal denk je, dat je hem in to taal gezien hebt?" „Drie óf vier maal". „H'm. Dat .-.dikwijls" mag ik wel!" merk te Higgins droog op. „En daarnet zei je: een- of tweemaal". Hij wachtte even en ging dan voort: „Denk nu eens goed na. Bij die gelegen heid, dat je hem gezien hebt, hoe laat was het dan?" De man dacht even na en antwoordde dan langzaam: „Laat, mijnheer, laat". „Kun je niet meer precies zijn?" - „Nou, meneer, voor zoover ik me kan herinneren, zou ik zeggen, dat het was, wanneer ik de laatste bus had". „Ah! De laatste bus!" Higgins keek den man doordringend aan. „Absoluut?" „Neen, mijnheer, ik ben er niet zeker van. Maar ik heb er zoo'n soort idee van". En daarmee moest inspecteur Higgins zich tevreden stellen. De laatste bus! Wat kon daar de byzondere beteekenis van zijn? Zou de laatste bus op deze route vol zijn, of niet? In het algemeen gesproken was de laatste bus van iedere lyn tameiyit bezet. De directeur zou hem op dat punt kunnen inlichten, En die geschiedenis met die bloem in zijn knoopsgat en het ont breken van ieder spoor van identiteit. Was dat moedwillig of toevallig? Er deden zich heel wat vragen aan hem voor, welke ech ter geen van alle ergens heen schenen te leiden. De man zou door zijn relaties waar schijnlijk weldra als vermist worden aan gegeven en dit leek Higgins nog het meest hoopvolle toe. Tenzij er natuurlijk iets van dien tweeden passagier te hooren zou zijn. Terwyl de. inspecteur aldus peinsde, reed de ambulance-auto de garage binnen en met een sombere plechtstatigheid en alle mogelyke voorzorgen werd de ongelukkige nassacier naar het lijkenhuisje vervoerd. Terwijl de ambulance wegreed, kwam de auto van den chef de garage binnen, waar uit een kleine, goed gekleede man te voor schijn kwam. „Éen ongeluk?" informeerde hij, zonder zich bepaald tot iemand te wenden. „Niet precies, mijnheer", antwoordde Hieeins, op de auto toestappend. „Wat bedoelt u met „niet precies?" En wie bent u eigenlijk?" Inspecteur Higgins haalde zijn legitima- tiekaart te voorschijn, welke de ander las. terwijl Hij lichtelijk bloosde. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 6