Ceta-Bever VLEKKENWATER
Wijziging Ongevallenwet.
Minister Van den Tempel stelt voor ook het
oorlogsrisieo onder de wet
te doen vallen.
V©©r ioov©r ons land niet
in den oorlog is
betrokken.
Lésten sullen worden
omgeslagen.
Schipbreukelingen van de
„Bep" in ons land.
Het interview met Mussert
van het C. B. S.
Opkomst data buitengewoon
dienstplichtigen der
lichting 1940.
Minister De Geer stelt voor:
Heffing von een oorlogswinstbelasting,
25 procent voor natuurlijke personen,
40 procent voor lichamen.
Terugwerkende kracht tot
1 Januari 1939,
TWEE JE BLAD
Bij de Tweede Kamer is inge
diend een wetsontwerp tot wijzi
ging van de ongevallenwet 1921 en
van de land- en tuinbouwongeval-
lenwet 1922,
Aan de memorie van toelichting van den
minister van sociale zaken ontleenen wü
het volgende:
Bij de wetten van 19 October 1939 is in
de beide in ons land werkende verplichte
ongevallenverzekeringen voor loonarbei
ders onder meer deze wijziging gebracht,
dat onder het door de verzekering gedekte
ongevalsrisico niet behoort het risico van
ongevallen, veroorzaakt door gewelddadig
heden, gepleegd in een gewapend conflict,
waarin Nederland al -of niet als partij is
betrokken. Deze wijziging berustte naar de
overweging, dat zoodanige ongevallen niet
zoozeer als bedrijfsrisico zijn te beschou
wen, op den praetlsehen grond, dat dit
oorlogsrisico op het bedrijfsleven niet te
dragen lasten zou leggen.
Tijdens de behandeling van de betreffen
de westontwerpen werd in beide Kamers
aangedrongen op het treffen van een spe
ciale voorziening ten behoeve van de loon
arbeiders, die als gevolg der voorgestelde
wetswijziging niet meer verzekerd zouden
Zijn tegen geldelijke gevolgen van ongeval
len, als hierbedoeld.
Een door de regeering ingestelde commis
sie heeft thans maatregelen ontworpen, die
in dit verband genomen zouden kunnen wor
den, De aan de minister ter kennis gebrachte
eerste resultaten van haar arbeid hebben
hem aanleiding gegeven zich vooreerst te
beraden omtrent de vraag, hoe is te hande
len ten aanzien van het risico van de loon
arbeiders, zoolang Nederland niet recht,
streeks in het thans woedende gewapende
conflict wordt betroken. Het betreft daar
dus de geldelijke gevolgen van ongevallen,
overkomen aan arbeiders, werkzaam in
krachtens de ongevallenwet 1921 en de
land- en tuinbouwongevallenwet 1922 ver.
zekeringspliehtige bedrijven, als gevolg van
mijnontploffing, van ontploffing van uit
vliegtuigen neergevallen bommen en der
gelijke gebeurtenissen, welke zichin een
gewapend conflict, waarin Nederland niet
als partij is betrokken, tot schade van Ne
derlandsche loonarbeiders kunnen voor
doen.
De voor de loonarbeiders gedachte rege
ling' voor het geval en zoolang Nederland
niet als partij in het uitgebroken gewapend
conflict is betrokken, is neergelegd in de
beide wetsontwerpen, welke deze memorie
vergezellen.
Zooals uit de betreffende voor
stellen moge blijken, wordt daar
mede beoogd om het oorlogsrisico in
een gewapend conflict, waarbij Ne
derland niet als partij is betrokken,
weer te doen opnemen in het risico,
waarvoor de beid ongevallenwetten
dekking geven.
De minister is n.l. van oordeel, dat de af»
gejoopen acht maanden hebben aangetoond,
dat al te zware lasten tengevolge van onge
vallen niet behoeft te worden gevreesd en
dat ook het principieele motief, dat het hier
niet zoozeer het risque prgfegsiónnel betreft,
niet tot gevolg moet hebben het bedoelde
risico buiten de ongevallenwet te houden.
Vooreerst kan niet worden ontkend, dat
voer de loonarbeiders in bedrijven, als de
waddenvaart, de kustvisscherij, het bagger
bedrijf, uitgeoefend in riviermonden en bui
tenhavens, het hun bedreigende gevaar, ver
oorzaakt door oorlogsgewelddadighèden (het
mijnengevaar), onmiddellijk met de bedrijfs-
oefening samenhangt. In verschillende dier
bedrijven zullen dan ook, naar te vewachten
valt, door de werkgevers voorzieningen wor
den getroffen voor de daarvoor in aanmer
king komende loonarbeiders, bij al dien de
wettelijke bepalingen omtrent het oorlogs
risico ongewijzigd in werking zouden treden,
doch ook voor wat betreft het risico, hetwelk
hier te lande in een bedrijf werkzaam zijnde
arbeiders loepen, dat zij tijdens hun werk
bijvoorbeeld door een op het bedrijfsgebouw
neervallende bom uit een vliegtuig zullen
worden getroffen, ontbreekt verband met de
bedrijfgoefening niet.
Op grond van de voorafgaande
overwegingen is de minister tot het
inzicht gekomen, dat er veel voor
pleit om, voor zoover betreft het
oorlogsrisico bij een gewapend con-
flict, waarin Nederland niet is be-
trokken, terug te komen op de bij
de wetten van 19 October 1939 ge
brachte uitsluiting van het oorlogs
risico buiten het door de ongeval
lenverzekering te dekken rigieo,
Het is wenschelijk, dit risico door een
breeder grondvlak te laten dragen dan ten
aanzien van de normale regeling het gevai
is. Daarom zullen bij den voorgestelden
maatregel de geldelijke lasten, van ourlogs-
ongevallenj zoolang Nederland niet als partil
in het gewapend conflict is betrokken, wor
den omgeslagen over het geheele complex
der onder de verplichte verzekeringen val
lende bedrijven. Met het aan bepaalde be
drijven verbonden bijzondere gevaar voor
ongevallen is rekening gehouden door voor
te schrijven, dat van in zoodanige bedrijven
voorgekomen oorlogsongevallen slechts de
helft der kosten in den omslag wordt ge-
braeht. Dit laatste beteekent, dat de helft
der lasten wordt gedragen op de normale
wijze, als in de ongevallenwetten geregeld
dat wil zeggen door het risicodragend or
gaan, waarbij de onderneming, waarin het
ongeval heeft plaats gevonden, aangesloten
is, eventueel door den werkgever, die zelf
het risico van de verzekering draagt.
De beslissing, of een ongeval, dat heeft
plaats gevonden, kan worden geacht te heb
ben plaats gehad als gevolg van een oor-
logsgewelddadigheid, wordt in handen ge
legd van het bestim der rijksverzekerings
bank met beroep op den centralen raad van
beroep.
De loonarbeiders, die op. verzoek van hun
werkgever bij dreigend luehtgevaar een
speciale taak op zich hebben genomen, ge-
rieht op de beveiliging van hun medearbei
ders en/of van de onderneming, waarin zij
werkzaam zijn, behaoren naar het oordeel
van den minister ter zake van hun bij de
uitoefening van die taak overkomen onge-
valien, gevolg zijnde van oorlogsgeweldda
digheden, onder alle omstandigheden,
derhalve ook voor het geval Nederland als
partij in een gewapend conflict wordt be
trokken, aanspraak te hebben op de nor
male schadeloosstellingen, waarop onze on
gevallenwetten den verzekerden aanspraak
geven.
Voor vuil, vet, smeer en zooveel meer. - 25 cent. Bij drogisten.
Het schip met kanonvuur
in den grond
geboord.
Woensdag is te Rotterdam het m.s. „Nato"
aangekomen, met vier leden van de beman
ning van de Sch. 15 „Bep" aan boord,
De schipbreukelingen deelden mede, dat
op 20 April des morgens om 7 uur met de
„Bep" in de nabijheid van het Duitsche
mijnenveld te hebben gevischt, Hoewel het
hun bekend was, dat het mijnenveld niet
ver af was, meenden zij toch, dat de afstand
behoorlijk genoeg was De Duitsche autori
teiten schenen er echter anders over te den
ken. Terwijl men vischte, naderde een
Duitsch bewakingsvaartuig, waarvan de
visschers opdracht gekregen om direct hun
schip te verlaten. Zij kregen geen gelegen
heid ook maar iets van hun bezittingen te
redden. Zoodra zij aan boord van het hewa-
kingsvaartuig waren, werd de „Bep",, die
3800 k.g. tong aan boord had, door kanon
vuur in den grond geboord.
De acht Nederlandsche zeelieden werden
hierna meegenomen naar Bremerhaven,
waar zij in de gevangenis opgesloten wer
den. Zij hadden daar twaalf dagen doorge
bracht en werden toen naar een kazerne
geleid. Intusschen had de Nederlandsche
consul zich in verbinding gesteld met de
Duitsche autoriteiten en kreeg hij gedaan,
dat de mannen zouden worden teruggezon
den. Vier van de mannen werden doör de
„Nato", de andere vier door de „Wega"
naar ons land gebracht. De vier overige le
den kwamen Woensdag te IJmuiden aan.
De boterheffing. - Het bedrag van de
heffing en steunuitkeering op boter, is be
houdens tusschentijdsche wijziging, voor de
'week van 2 tot 9 Mei vastgesteld op 75 cent
per kg.
VRAGEN OVER EEN VERBODEN RADIO
REPORTAGE.
Het lid der Tweede Kamei de heer Van
der Zaal (a.r.) heeft aan den minister van
binnenlandsche zaken de volgende vragen
gesteld:
1, Is het den minister bekend, dat de ra-
dio-omroep-controie-commissie bij telegram
van 24 April j,J, aan de N, C. R. V, de uit
zending van een reportage over de fabri
catie van glas in de fabriek te Leerdam
heeft verboden. Hoewel uitdrukkelijk doos
de omroepleiding was toegezegd, dat daar
in niets zou voorkomen, dat naar reclame
voor die fabriek zou zweemen?
2, Kan de minister mededeelen waar
volgens artikel 3 der telegraaf- en telefoon-
wet de controle alleen mag dienen ter
voorkoming van gevaar voor de veiligheid
van den staat, de openbare órde of de goede
zeden of voormelde uitzending naar zijn
meening in strijd geweest zijn met de open-
bare orde dan wel met de goede zeden?
3, Indien de minister zoodanigen strijd
niet aanwezig acht, wil hij dan mededeelen,
op welke wettelijken grondslag naar zijn
meening het verbod van uitzending kan
worden gerechtvaardigd?
MET EEN AUTO TEGEN EEN
BOOM GEREDEN.
Bestuurder ernstig gewond.
Woensdagmiddag is te Goes een zeer
ernstig autoo-ongeluk voorgevallen. De
heer mr. H. G. J. M. Wagenaar, secretaris
van de kamer van koophandel en fabrie
ken voor 's-Hertogenbosch en omstreken
reed hier, vermoedelijk doordat hij onwel
werd, met zijn auto tegen een boom.
De heer Wagenaar kreeg een schedel
breuk terwijl hem tevens de borstkas werd
ingedrukt. Het slachtoffer is naar het
r.-k. ziekenhuis te Goes overgebracht.
Zijn toestand is levensgevaarlijk. De heer
Wagenaar, die 39 jaar ooud is, is gehuwd
en vader van vier kinderen.
Vragen aan minister
Pe Geer.
Het lid der Tweede Kamer de heer Van
der Goes van Natèrs (s.d.a.p.) heeft aan
den Voorzitter van den raad van ministers
de volgende vragen gesteld:
1. Is het de regeering bekend, dat een
Amerikaansche correspondente via het Co
iumbia Broadcasting System een vraagge
sprek met ir. A. Mussert, verantwoordelijk
leider van de Nationaal-Sóciaiistische be.
weging, blijkbaar met diens toestemming,
heeft wereldkundig gemaakt?
2. Is het de regeering bekend, dat-in dat
gesprek ir. Mussert op de vraag,- of de Ne
derlandsche nationaal-socialisten ingeval
van een buitenlandschen inval al of niet
voor hun koningin zouden strijden, \heeft
doe weten, dat zij in dat -geval absoluut
niets zouden doen, "alleen de armen over de
horst kruisen?
3. Heèft overweging van een en ander de
regeering tot de conclusie geleid, dat door
dit antwoord, waarbij d'e in militairen dienst
zijnde leden van de Nationaal Socialistische
beweging niet werden uitgesloten, en waar
van de geïnterviewde wist, dat het in het
buitenland zou worden verspreid, de neu
traliteit van den staat in gevaar wordt ge
bracht, en dat voorts gezien het in deze
beweging gehuldigde -leidersbeginsel
-hierin moet worden gezien- een gpruu'ng tot
dienstweigering en desertie-?
4. Welke maatregelen heeft de regeering
bij geheel of ten deele bevestigende beant
woording van de derde vraag genomen of
beraamd?
Ge
Sept,
Oet.
De regeeringspersdionst deelt hieronder
mede de data van opkomst in werkelijken
dienst van gewoon dienstplichtigen van de
lichting 1940, die verkeeren in de positie van
buitengewoon dienstplichtige,
Regimenten motorartillerie en korps rij
dende artillerie 17 Juni 1940.
Artilleripmeetafdeeling 17 Juni 1940.
Regimenten luehtdoeiartillerie 17 Juni
1940.
Regimenten infanterie (inbegrepen de re
gimenten grenadiers en jagers 8 Juli 1940,
Korps raotórdienst 8 Juli 1940,
Eskadron panserwagens (le ploeg) 8 Aug.'
1940.
Regimenten huzaren-motorrijder
ploeg) 6 Aug, 1940.
Bataljon geneeskundige troepen 2
1940.
Luchtvaartregimenten (le ploeg) 1
1940.
Compagnie intendancetroepen 1 Oct. 1940
2e regiment genietroepen 1 Oct, 1940.
Korps pont, en tórp,;
Pontonniers (le ploeg) 1 Oct. 1940.
Torpedisten 1 Oct. 1940.
3e ïegiment genietroepen 4 Nov. 1940.
Eskadrons pantserwagens (2e ploeg) 4
Nov 1940.
Regimenten huzaren-motorrijder
ploeg) 4 Nov. 1940.
Regiment kustartillerie (lé>ploeg) 16 Dec.
1940.
Luchtvaartregimenten (2e ploeg) 3 Febr.
1941.
le 'regiment genietroepen 3 Febr, 1941,
Regiment huzaren (hieronder begrepen de
paardenverzorgers (niet die van het re
montedepot) en de paardenoppassers 3 Febr.
1941.
Remontedepot 3 Febr. 1941.
Korps pont. en terp., pontonniers (2e
ploeg) 3 Maart 1941.
Regimenten wielrijder '17 Maart 1941.
Luchtvaartregimenten (3e ploeg) 3' Juni
1941.
Regimenten veldartillerie, beredehen en
onberedenen 16 Juni 1941.
Regiment kustartillerie (2 ploeg) 16 Juni
1941,
(2e
MOTORRIJDER BOTSTE OP EEN
PERSONEN-AUTO.
Gistermiddag is op den Enschedeeschen
straatweg nabij Olde'nzaal een ernstig
verkeersongeluk gebeurd. De motorrijder
F. G. uit Enschedé, komende uit de rich
ting van zijn woonplaats, kwam in botsing j
met een personenauto,' bestuurd door den
heer S. uit Zeist. G. werd zeer ernstig ver
wond. Met een schedelbasis- en een been
fractuur werd hij in zorgwekkender! toe
stand naar het gemeentelijke ziekenhuis
te Enschedé vervoerd.
Bjj de Tweede Kamer is ingediend een
wetsontwerp tot heffing van een oerlogs-
winstbelasting.
In de memorie van toelichting
zegt de minister van financiën o.m,
dat de regeering van oordeel is dat
ook ditmaal een deel der mobili
satie-uitgaven bestreden behoort te
worden dopr het heffen van een
oorlogswinstbelasting.
Weliswaar zijn er tal van omstandihe
den, welke doen voorzien, dat van een op
brengst, als in de vorige oorlogperiode ver
kregen werd, thans geen sprake zal zijn,
Reeds de mindere koopkracht in het bui
tenland en de in scherpe nog toegenomen
belemmeringen in het internationaal ruil
verkeer wijzen in die richting, waarbij dan
nog komt, dat in het binnenland thans van
den aanvang af tegen een abnormale prijs
stijging zooveel doenlijk gewaakt is. Niet
temin is ook nu reeds hier en daar oorlogs
winst gemaakt en zal zich dit vermoedelijk
bij een onverhoopt voortduren van den
oorlog voortzetten. Dat deze winsten door
een buitengewone heffing getroffen wor
den, ter gedeeltelijke deking van de uitga
ven, voortvloeiende uit dezelfde oorzaak
waaraan de winsten te danken zijn, ligt
zoozeer voor de hand, dat nadere toelich
ting wel overbodig schijnt.
Intusschen vloeit uit het vorenstaande nog
niet voort, dat de techniek van de wet op
de ooriogswinstbelasting 1916 geheel onge
wijzigd meet worden overgenomen.
tn het huidige voorstel wordt over de
geheele lijn slechts gelet op de zuivere op
brengst van bedrijf, beroep, anderen arbeid,
speculatie in goederen en niet bedrijfmati-
ge exploitatie van onroerend goed. Uit het
inkomen, uit dien hoofde genoten tijdens
de jaren waarover de ooriogswinstbelasting
geheven wordt, moeten worden afgeschei
den de opbrengsten, welke zouden zijn ge
noten, indien de oorlogsomstandigheden
niet ingetreden waren. Dit laatste zal ge
schieden voor elke bron van inkomen
zonderlijk.
Voorts was een afwijking noodig
gevolg van de omstandigheid dat,
wijl de jaren 19111913, over het
heel genomen, jaren van een matig
nemenden voorspoed waren, de jaren 1936,
1937 en 1938 ook in economisch opzicht tot
de bewogen jaren moeterj worden gerekend.
In tal van bedrijfstaken was de toestand, na
de achterliggende crisisjaren, nog uitermate
onbevredigend, terwijl in anderen gevallen
de in September 1936 tot stand gekomen
af»
ah
ter-
ge-
toe»
muntcorreetie, en daarnaast verschijnselen
als de burgeroorlog In Spanje, de materieeie
herbewapening en de economische verdedi»
gingsvoorbereiding, de winst op een peil
bracht, dat niet als normaal ken worden
beschouwd.
Kon de wet van 1916 zich voor»,
loopig de winst in de vergelijkings
jaren 1911-G913 te stellen als een
norm, waarvan enkel ten gunste
van de belastingplichtigen ken
worden afgeweken, thans zal het
noodig zijn, ook aan de belasting-
administratie de bevoegdheid toe te
kennen, tegenbewijs te leveren te
gen het wettelijk vermoeden, dat de
winst in de tegenwoordige oorlogs
jaren niet beneden die van de
vergelij kings jaren zou zijn geble
ven, indien de oorlog niet ware
uitgebroken,
Tenslotte is thans bepaald, dat het wette
lijk vermoeden, aan opbrengsten uit hét
verleden verbonden, niet, ook niet als uit
zondering, mogen worden verbonden aan
de winst over één enkel jaar. Slechts een
gemiddelde van drie jaren biedt voldoende
nouvast om 't te bekleeden met het ver
moeden, dat het van eenigszins duurzame
hoogte is. Daar, waar over een opbrengst
over drie jaren niet kan worden beschikt,
treedt als norm op een opbrengst van 5
pet. van het geinvesteerde eigen kapitaal-
Deze normen kunnen wijken voor tegenbe
wijs.
Voor de gevallen waarin de jaren 1938—
1938 bijzonder ongunstig zijn geweest, be
vat het wetsontwerp nog een speciale re
geling.
Oorlogsverliezen zullen, evenals onder
de wet van 1916, met oorlogswinsten wor
den gecompenseerd.
Het tarief is 25 pet. voor natuur
lijke personen en 40 pet. voor licha
men. De eerste 1000 oorlogswinst
over een jaar blijven onbelast.
Zoowel natuurlijke personen ais lichamen
kunnen belastingschuldig zijn. Ten aanzien
van binnenlandsche personen en lichamen
wordt gelet op de oorlogswinsten, begrepen
in hun geheele winst, voor zoover deze
laatste niet valt onder elders belastbare
winst. De huidige oorlog tusschen verschil
lende landen heeft haar schaduwen reeds
geruimen tijd vooruit geworpen. Dientenge
volge zijn reeds vóór 1 September 1939
winsten gemaakt, die als oorlogswinsten
mogen worden beschouwd.
Als aanvangstijdstip voor de heffing is
gekozen 1 Januari 1939.
KOSTWINNERSVERGOEDING VOOR
THUIS VERPLEEGDE MILITAIREN.
Minister Dijxhoorn
beantwoordt vragen.
Op ue vraag van het lid der Tweede
Kamer, de heer Fosthuma (c. d, u.) of het
waar is, dat kostwinnersvergoeding voor
de militairen die tijdens hun verlof ziek
worden en deswege thuis of in een inrich
ting moeten worden verpleegd, niet wordt
uitbetaald, heeft de minister van defensie
als volgt geantwoord:
Met betrekking tot de gevallen, waarop
in deze vraag wordt gedoold, is een voor
ziening getroffen bij par. 10, tweede lid
van de mobilisatie-yergoedings-beschik-
king, van welke beschikking een exem
plaar aan de leden der Staten-Generaal is
toegezonden. Het hierbedoelde lid luidt:
„Over de dagen, waarop een dienst
plichtige wegens ziekte van hem zelf van
een hem verleend verlof achterblijft,
wordt de vergoeding uitbetaald, nadat de
daartoe bevoegde autoriteit de reden van
achterblijven geldig heeft verklaard".
ARBEIDS- EN RUSTTIJDEN VOOR
HET VERVOER OP DEN WEG,
In een nota aan de Tweede Kamer be
treffende een door de internationale
arbeidsconferentie in haar vijf en twin
tigste zitting (828 Juni 1939) aangeno
men ontwerpverdrag in zake den arbeids
duur en de rusttijden voor het vervoer op
den weg, zegt de regeering o. m. dat de
arbeidstijd hierin vastgesteld is op 8 uur
per dag en 48 uur per week. Onder be
paalde voorwaarden kan de arbeidstijd
verlengd worden. Voor de overuren moet
dan echter een toeslag op het loon betaald
worden. Het rijtijdenbesluit kent een
arbeidstijd van 55 uur per week en vol
doet derhalve reeds op dit belangrijke
punt niet aan de bepalingen van het
ontwerp-verdrag. De ministers achten
het niet aannemelijk, dat binnen afzien-
baren tijd de in het rijtijdenbesluit neer
gelegde werktijdgrenzen zouden kunnen
worden teruggebracht tot de normen van
het onderhavige ontwérp-verdrag. Daar
om wordt volstaan met overlegging van
het ontwerpverdrag zonder eenig voorstel.
MOTORRIJDER TEGEN EEN BOOM
GEREDEN.
Gisteren is de twintig-jarige motorrijder
Hapers, woonachtig te Gilze (N.B.) in het
plaatsje Alphen op den Gilzenscheweg, toen
enkele fietsrijders wilde passeeren, tegen
boom gereden. Ernstig gewond is H.
naar het Sint Ignatiusziekenhuis te Breda
overgebracht. Zijn toestand is zorgwekkend.
De duo-rijder, J. Vermeulen, eveneens uit
Gilze, liep bij dit ongeval, dat in de avond
uren plaats vond, enkele lichte verwon
dingen op.
DE VIJFHONDERDSTE MIJN
GEDEMONTEERD.
Onderscheidingen uitgereikt.
Op het fort Oostoever te Den Heidér béd
Woensdag een eenvoudige plechtigheid
plaats. Eenvoudig en onopgemerkt, zqobIs
de mannen wien deze plechtigheid betrof
hun gevaarlijk werk verrichten. Voor de
entourage va neen aantal gedemonteerde
mijnen van verschillende nationaliteiten
stond hier om elf uur het burger- en marine
personeel van den mijnendemontagedienst
opgesteld, onder leiding van luitenant ter
zee eerste klasse J. N, Sluyter, chef van. den
demontagedienst. Vergezeld van den marine-
commandant, schout bij nacht B. Jolles, den
kapitein ter zee P. J. Feteris. clief mijnen-
dienst en den kapitein ter zee luitennant ter
zee J. Varkevisser chef torpedodienst, arri
veerde te 11 uur de chef van de marinestaf,
vice admiraal J. T. Furstner, die terstond
het woord nam. Hij wees op het gevaarlijke
werk, dat het personeel van den demontage-
dienst heeft te verrichten,
In het geheel spoelden sedert het begin
der mobilisatie op onze kust 859 mijnen aan,
waarvan ongeveer de helft van vreemde
nationaliteit, Van dit groote aantal werden
meer dan 588 door dat demontage-personeel
gedemonteerd, terwijl de rest, op enkele
zelfspringers na, door vernietiging onscha
delijk werd gemaakt,
De laatste weken waren er zooveel „klan
ten" op de kust, die „afgetuigd" wensehten
te worden, dat het 5O0-tal snel wérd
overschreden,
Vervolgens deelde spr, namens den opper
bevelhebber van land- en zeemacht mede,
dat de koningin het geheele korps mqneh-
demonteurs heeft willen beloonen, dóór
een tweetal onderscheidingen te verleenen:
de luitenant ter zee der eerste klasse J, N.
Sluyter werd benoemd tot ridder in de orde
van oranje-nassau, het versiersel te dragen
met de zwaarden, en de commandeur bij 't
mijnenmagszijn te Veere H, A, Maysers
werd. de aan die orde verbonden «ereme
daille in'Zilver verleend,
Hierop speldde de admiraal persoon
lijk de eere-teeken op de borst.
ONDERZEEBOOT O. 25 VAN STAPEL
GELOOPEN.
Woensdagmiddag is op de werf Wilton
Fijenoord te Schiedam de onderzeeboot
O. 25 van stapel geloopen.
De O. 25 is 77 y, meter lang, de grootste
breedte bedraagt 6)4 meter. Boven water
is de waterverplaatsing 965 ton, en onder
water 1174 ton. De diepgang is 3.90 me
ter. De onderzèeboot heeft een maximum
snelheid van 21 mijl boven en 9 mijl on
der water.