Ceta-Bever VLEKKENWATER Wijziging Ongevallenwet. Minister Van den Tempel stelt voor ook het oorlogsrisieo onder de wet te doen vallen. V©©r ioov©r ons land niet in den oorlog is betrokken. Lésten sullen worden omgeslagen. Schipbreukelingen van de „Bep" in ons land. Het interview met Mussert van het C. B. S. Opkomst data buitengewoon dienstplichtigen der lichting 1940. Minister De Geer stelt voor: Heffing von een oorlogswinstbelasting, 25 procent voor natuurlijke personen, 40 procent voor lichamen. Terugwerkende kracht tot 1 Januari 1939, TWEE JE BLAD Bij de Tweede Kamer is inge diend een wetsontwerp tot wijzi ging van de ongevallenwet 1921 en van de land- en tuinbouwongeval- lenwet 1922, Aan de memorie van toelichting van den minister van sociale zaken ontleenen wü het volgende: Bij de wetten van 19 October 1939 is in de beide in ons land werkende verplichte ongevallenverzekeringen voor loonarbei ders onder meer deze wijziging gebracht, dat onder het door de verzekering gedekte ongevalsrisico niet behoort het risico van ongevallen, veroorzaakt door gewelddadig heden, gepleegd in een gewapend conflict, waarin Nederland al -of niet als partij is betrokken. Deze wijziging berustte naar de overweging, dat zoodanige ongevallen niet zoozeer als bedrijfsrisico zijn te beschou wen, op den praetlsehen grond, dat dit oorlogsrisico op het bedrijfsleven niet te dragen lasten zou leggen. Tijdens de behandeling van de betreffen de westontwerpen werd in beide Kamers aangedrongen op het treffen van een spe ciale voorziening ten behoeve van de loon arbeiders, die als gevolg der voorgestelde wetswijziging niet meer verzekerd zouden Zijn tegen geldelijke gevolgen van ongeval len, als hierbedoeld. Een door de regeering ingestelde commis sie heeft thans maatregelen ontworpen, die in dit verband genomen zouden kunnen wor den, De aan de minister ter kennis gebrachte eerste resultaten van haar arbeid hebben hem aanleiding gegeven zich vooreerst te beraden omtrent de vraag, hoe is te hande len ten aanzien van het risico van de loon arbeiders, zoolang Nederland niet recht, streeks in het thans woedende gewapende conflict wordt betroken. Het betreft daar dus de geldelijke gevolgen van ongevallen, overkomen aan arbeiders, werkzaam in krachtens de ongevallenwet 1921 en de land- en tuinbouwongevallenwet 1922 ver. zekeringspliehtige bedrijven, als gevolg van mijnontploffing, van ontploffing van uit vliegtuigen neergevallen bommen en der gelijke gebeurtenissen, welke zichin een gewapend conflict, waarin Nederland niet als partij is betrokken, tot schade van Ne derlandsche loonarbeiders kunnen voor doen. De voor de loonarbeiders gedachte rege ling' voor het geval en zoolang Nederland niet als partij in het uitgebroken gewapend conflict is betrokken, is neergelegd in de beide wetsontwerpen, welke deze memorie vergezellen. Zooals uit de betreffende voor stellen moge blijken, wordt daar mede beoogd om het oorlogsrisico in een gewapend conflict, waarbij Ne derland niet als partij is betrokken, weer te doen opnemen in het risico, waarvoor de beid ongevallenwetten dekking geven. De minister is n.l. van oordeel, dat de af» gejoopen acht maanden hebben aangetoond, dat al te zware lasten tengevolge van onge vallen niet behoeft te worden gevreesd en dat ook het principieele motief, dat het hier niet zoozeer het risque prgfegsiónnel betreft, niet tot gevolg moet hebben het bedoelde risico buiten de ongevallenwet te houden. Vooreerst kan niet worden ontkend, dat voer de loonarbeiders in bedrijven, als de waddenvaart, de kustvisscherij, het bagger bedrijf, uitgeoefend in riviermonden en bui tenhavens, het hun bedreigende gevaar, ver oorzaakt door oorlogsgewelddadighèden (het mijnengevaar), onmiddellijk met de bedrijfs- oefening samenhangt. In verschillende dier bedrijven zullen dan ook, naar te vewachten valt, door de werkgevers voorzieningen wor den getroffen voor de daarvoor in aanmer king komende loonarbeiders, bij al dien de wettelijke bepalingen omtrent het oorlogs risico ongewijzigd in werking zouden treden, doch ook voor wat betreft het risico, hetwelk hier te lande in een bedrijf werkzaam zijnde arbeiders loepen, dat zij tijdens hun werk bijvoorbeeld door een op het bedrijfsgebouw neervallende bom uit een vliegtuig zullen worden getroffen, ontbreekt verband met de bedrijfgoefening niet. Op grond van de voorafgaande overwegingen is de minister tot het inzicht gekomen, dat er veel voor pleit om, voor zoover betreft het oorlogsrisico bij een gewapend con- flict, waarin Nederland niet is be- trokken, terug te komen op de bij de wetten van 19 October 1939 ge brachte uitsluiting van het oorlogs risico buiten het door de ongeval lenverzekering te dekken rigieo, Het is wenschelijk, dit risico door een breeder grondvlak te laten dragen dan ten aanzien van de normale regeling het gevai is. Daarom zullen bij den voorgestelden maatregel de geldelijke lasten, van ourlogs- ongevallenj zoolang Nederland niet als partil in het gewapend conflict is betrokken, wor den omgeslagen over het geheele complex der onder de verplichte verzekeringen val lende bedrijven. Met het aan bepaalde be drijven verbonden bijzondere gevaar voor ongevallen is rekening gehouden door voor te schrijven, dat van in zoodanige bedrijven voorgekomen oorlogsongevallen slechts de helft der kosten in den omslag wordt ge- braeht. Dit laatste beteekent, dat de helft der lasten wordt gedragen op de normale wijze, als in de ongevallenwetten geregeld dat wil zeggen door het risicodragend or gaan, waarbij de onderneming, waarin het ongeval heeft plaats gevonden, aangesloten is, eventueel door den werkgever, die zelf het risico van de verzekering draagt. De beslissing, of een ongeval, dat heeft plaats gevonden, kan worden geacht te heb ben plaats gehad als gevolg van een oor- logsgewelddadigheid, wordt in handen ge legd van het bestim der rijksverzekerings bank met beroep op den centralen raad van beroep. De loonarbeiders, die op. verzoek van hun werkgever bij dreigend luehtgevaar een speciale taak op zich hebben genomen, ge- rieht op de beveiliging van hun medearbei ders en/of van de onderneming, waarin zij werkzaam zijn, behaoren naar het oordeel van den minister ter zake van hun bij de uitoefening van die taak overkomen onge- valien, gevolg zijnde van oorlogsgeweldda digheden, onder alle omstandigheden, derhalve ook voor het geval Nederland als partij in een gewapend conflict wordt be trokken, aanspraak te hebben op de nor male schadeloosstellingen, waarop onze on gevallenwetten den verzekerden aanspraak geven. Voor vuil, vet, smeer en zooveel meer. - 25 cent. Bij drogisten. Het schip met kanonvuur in den grond geboord. Woensdag is te Rotterdam het m.s. „Nato" aangekomen, met vier leden van de beman ning van de Sch. 15 „Bep" aan boord, De schipbreukelingen deelden mede, dat op 20 April des morgens om 7 uur met de „Bep" in de nabijheid van het Duitsche mijnenveld te hebben gevischt, Hoewel het hun bekend was, dat het mijnenveld niet ver af was, meenden zij toch, dat de afstand behoorlijk genoeg was De Duitsche autori teiten schenen er echter anders over te den ken. Terwijl men vischte, naderde een Duitsch bewakingsvaartuig, waarvan de visschers opdracht gekregen om direct hun schip te verlaten. Zij kregen geen gelegen heid ook maar iets van hun bezittingen te redden. Zoodra zij aan boord van het hewa- kingsvaartuig waren, werd de „Bep",, die 3800 k.g. tong aan boord had, door kanon vuur in den grond geboord. De acht Nederlandsche zeelieden werden hierna meegenomen naar Bremerhaven, waar zij in de gevangenis opgesloten wer den. Zij hadden daar twaalf dagen doorge bracht en werden toen naar een kazerne geleid. Intusschen had de Nederlandsche consul zich in verbinding gesteld met de Duitsche autoriteiten en kreeg hij gedaan, dat de mannen zouden worden teruggezon den. Vier van de mannen werden doör de „Nato", de andere vier door de „Wega" naar ons land gebracht. De vier overige le den kwamen Woensdag te IJmuiden aan. De boterheffing. - Het bedrag van de heffing en steunuitkeering op boter, is be houdens tusschentijdsche wijziging, voor de 'week van 2 tot 9 Mei vastgesteld op 75 cent per kg. VRAGEN OVER EEN VERBODEN RADIO REPORTAGE. Het lid der Tweede Kamei de heer Van der Zaal (a.r.) heeft aan den minister van binnenlandsche zaken de volgende vragen gesteld: 1, Is het den minister bekend, dat de ra- dio-omroep-controie-commissie bij telegram van 24 April j,J, aan de N, C. R. V, de uit zending van een reportage over de fabri catie van glas in de fabriek te Leerdam heeft verboden. Hoewel uitdrukkelijk doos de omroepleiding was toegezegd, dat daar in niets zou voorkomen, dat naar reclame voor die fabriek zou zweemen? 2, Kan de minister mededeelen waar volgens artikel 3 der telegraaf- en telefoon- wet de controle alleen mag dienen ter voorkoming van gevaar voor de veiligheid van den staat, de openbare órde of de goede zeden of voormelde uitzending naar zijn meening in strijd geweest zijn met de open- bare orde dan wel met de goede zeden? 3, Indien de minister zoodanigen strijd niet aanwezig acht, wil hij dan mededeelen, op welke wettelijken grondslag naar zijn meening het verbod van uitzending kan worden gerechtvaardigd? MET EEN AUTO TEGEN EEN BOOM GEREDEN. Bestuurder ernstig gewond. Woensdagmiddag is te Goes een zeer ernstig autoo-ongeluk voorgevallen. De heer mr. H. G. J. M. Wagenaar, secretaris van de kamer van koophandel en fabrie ken voor 's-Hertogenbosch en omstreken reed hier, vermoedelijk doordat hij onwel werd, met zijn auto tegen een boom. De heer Wagenaar kreeg een schedel breuk terwijl hem tevens de borstkas werd ingedrukt. Het slachtoffer is naar het r.-k. ziekenhuis te Goes overgebracht. Zijn toestand is levensgevaarlijk. De heer Wagenaar, die 39 jaar ooud is, is gehuwd en vader van vier kinderen. Vragen aan minister Pe Geer. Het lid der Tweede Kamer de heer Van der Goes van Natèrs (s.d.a.p.) heeft aan den Voorzitter van den raad van ministers de volgende vragen gesteld: 1. Is het de regeering bekend, dat een Amerikaansche correspondente via het Co iumbia Broadcasting System een vraagge sprek met ir. A. Mussert, verantwoordelijk leider van de Nationaal-Sóciaiistische be. weging, blijkbaar met diens toestemming, heeft wereldkundig gemaakt? 2. Is het de regeering bekend, dat-in dat gesprek ir. Mussert op de vraag,- of de Ne derlandsche nationaal-socialisten ingeval van een buitenlandschen inval al of niet voor hun koningin zouden strijden, \heeft doe weten, dat zij in dat -geval absoluut niets zouden doen, "alleen de armen over de horst kruisen? 3. Heèft overweging van een en ander de regeering tot de conclusie geleid, dat door dit antwoord, waarbij d'e in militairen dienst zijnde leden van de Nationaal Socialistische beweging niet werden uitgesloten, en waar van de geïnterviewde wist, dat het in het buitenland zou worden verspreid, de neu traliteit van den staat in gevaar wordt ge bracht, en dat voorts gezien het in deze beweging gehuldigde -leidersbeginsel -hierin moet worden gezien- een gpruu'ng tot dienstweigering en desertie-? 4. Welke maatregelen heeft de regeering bij geheel of ten deele bevestigende beant woording van de derde vraag genomen of beraamd? Ge Sept, Oet. De regeeringspersdionst deelt hieronder mede de data van opkomst in werkelijken dienst van gewoon dienstplichtigen van de lichting 1940, die verkeeren in de positie van buitengewoon dienstplichtige, Regimenten motorartillerie en korps rij dende artillerie 17 Juni 1940. Artilleripmeetafdeeling 17 Juni 1940. Regimenten luehtdoeiartillerie 17 Juni 1940. Regimenten infanterie (inbegrepen de re gimenten grenadiers en jagers 8 Juli 1940, Korps raotórdienst 8 Juli 1940, Eskadron panserwagens (le ploeg) 8 Aug.' 1940. Regimenten huzaren-motorrijder ploeg) 6 Aug, 1940. Bataljon geneeskundige troepen 2 1940. Luchtvaartregimenten (le ploeg) 1 1940. Compagnie intendancetroepen 1 Oct. 1940 2e regiment genietroepen 1 Oct, 1940. Korps pont, en tórp,; Pontonniers (le ploeg) 1 Oct. 1940. Torpedisten 1 Oct. 1940. 3e ïegiment genietroepen 4 Nov. 1940. Eskadrons pantserwagens (2e ploeg) 4 Nov 1940. Regimenten huzaren-motorrijder ploeg) 4 Nov. 1940. Regiment kustartillerie (lé>ploeg) 16 Dec. 1940. Luchtvaartregimenten (2e ploeg) 3 Febr. 1941. le 'regiment genietroepen 3 Febr, 1941, Regiment huzaren (hieronder begrepen de paardenverzorgers (niet die van het re montedepot) en de paardenoppassers 3 Febr. 1941. Remontedepot 3 Febr. 1941. Korps pont. en terp., pontonniers (2e ploeg) 3 Maart 1941. Regimenten wielrijder '17 Maart 1941. Luchtvaartregimenten (3e ploeg) 3' Juni 1941. Regimenten veldartillerie, beredehen en onberedenen 16 Juni 1941. Regiment kustartillerie (2 ploeg) 16 Juni 1941, (2e MOTORRIJDER BOTSTE OP EEN PERSONEN-AUTO. Gistermiddag is op den Enschedeeschen straatweg nabij Olde'nzaal een ernstig verkeersongeluk gebeurd. De motorrijder F. G. uit Enschedé, komende uit de rich ting van zijn woonplaats, kwam in botsing j met een personenauto,' bestuurd door den heer S. uit Zeist. G. werd zeer ernstig ver wond. Met een schedelbasis- en een been fractuur werd hij in zorgwekkender! toe stand naar het gemeentelijke ziekenhuis te Enschedé vervoerd. Bjj de Tweede Kamer is ingediend een wetsontwerp tot heffing van een oerlogs- winstbelasting. In de memorie van toelichting zegt de minister van financiën o.m, dat de regeering van oordeel is dat ook ditmaal een deel der mobili satie-uitgaven bestreden behoort te worden dopr het heffen van een oorlogswinstbelasting. Weliswaar zijn er tal van omstandihe den, welke doen voorzien, dat van een op brengst, als in de vorige oorlogperiode ver kregen werd, thans geen sprake zal zijn, Reeds de mindere koopkracht in het bui tenland en de in scherpe nog toegenomen belemmeringen in het internationaal ruil verkeer wijzen in die richting, waarbij dan nog komt, dat in het binnenland thans van den aanvang af tegen een abnormale prijs stijging zooveel doenlijk gewaakt is. Niet temin is ook nu reeds hier en daar oorlogs winst gemaakt en zal zich dit vermoedelijk bij een onverhoopt voortduren van den oorlog voortzetten. Dat deze winsten door een buitengewone heffing getroffen wor den, ter gedeeltelijke deking van de uitga ven, voortvloeiende uit dezelfde oorzaak waaraan de winsten te danken zijn, ligt zoozeer voor de hand, dat nadere toelich ting wel overbodig schijnt. Intusschen vloeit uit het vorenstaande nog niet voort, dat de techniek van de wet op de ooriogswinstbelasting 1916 geheel onge wijzigd meet worden overgenomen. tn het huidige voorstel wordt over de geheele lijn slechts gelet op de zuivere op brengst van bedrijf, beroep, anderen arbeid, speculatie in goederen en niet bedrijfmati- ge exploitatie van onroerend goed. Uit het inkomen, uit dien hoofde genoten tijdens de jaren waarover de ooriogswinstbelasting geheven wordt, moeten worden afgeschei den de opbrengsten, welke zouden zijn ge noten, indien de oorlogsomstandigheden niet ingetreden waren. Dit laatste zal ge schieden voor elke bron van inkomen zonderlijk. Voorts was een afwijking noodig gevolg van de omstandigheid dat, wijl de jaren 19111913, over het heel genomen, jaren van een matig nemenden voorspoed waren, de jaren 1936, 1937 en 1938 ook in economisch opzicht tot de bewogen jaren moeterj worden gerekend. In tal van bedrijfstaken was de toestand, na de achterliggende crisisjaren, nog uitermate onbevredigend, terwijl in anderen gevallen de in September 1936 tot stand gekomen af» ah ter- ge- toe» muntcorreetie, en daarnaast verschijnselen als de burgeroorlog In Spanje, de materieeie herbewapening en de economische verdedi» gingsvoorbereiding, de winst op een peil bracht, dat niet als normaal ken worden beschouwd. Kon de wet van 1916 zich voor», loopig de winst in de vergelijkings jaren 1911-G913 te stellen als een norm, waarvan enkel ten gunste van de belastingplichtigen ken worden afgeweken, thans zal het noodig zijn, ook aan de belasting- administratie de bevoegdheid toe te kennen, tegenbewijs te leveren te gen het wettelijk vermoeden, dat de winst in de tegenwoordige oorlogs jaren niet beneden die van de vergelij kings jaren zou zijn geble ven, indien de oorlog niet ware uitgebroken, Tenslotte is thans bepaald, dat het wette lijk vermoeden, aan opbrengsten uit hét verleden verbonden, niet, ook niet als uit zondering, mogen worden verbonden aan de winst over één enkel jaar. Slechts een gemiddelde van drie jaren biedt voldoende nouvast om 't te bekleeden met het ver moeden, dat het van eenigszins duurzame hoogte is. Daar, waar over een opbrengst over drie jaren niet kan worden beschikt, treedt als norm op een opbrengst van 5 pet. van het geinvesteerde eigen kapitaal- Deze normen kunnen wijken voor tegenbe wijs. Voor de gevallen waarin de jaren 1938— 1938 bijzonder ongunstig zijn geweest, be vat het wetsontwerp nog een speciale re geling. Oorlogsverliezen zullen, evenals onder de wet van 1916, met oorlogswinsten wor den gecompenseerd. Het tarief is 25 pet. voor natuur lijke personen en 40 pet. voor licha men. De eerste 1000 oorlogswinst over een jaar blijven onbelast. Zoowel natuurlijke personen ais lichamen kunnen belastingschuldig zijn. Ten aanzien van binnenlandsche personen en lichamen wordt gelet op de oorlogswinsten, begrepen in hun geheele winst, voor zoover deze laatste niet valt onder elders belastbare winst. De huidige oorlog tusschen verschil lende landen heeft haar schaduwen reeds geruimen tijd vooruit geworpen. Dientenge volge zijn reeds vóór 1 September 1939 winsten gemaakt, die als oorlogswinsten mogen worden beschouwd. Als aanvangstijdstip voor de heffing is gekozen 1 Januari 1939. KOSTWINNERSVERGOEDING VOOR THUIS VERPLEEGDE MILITAIREN. Minister Dijxhoorn beantwoordt vragen. Op ue vraag van het lid der Tweede Kamer, de heer Fosthuma (c. d, u.) of het waar is, dat kostwinnersvergoeding voor de militairen die tijdens hun verlof ziek worden en deswege thuis of in een inrich ting moeten worden verpleegd, niet wordt uitbetaald, heeft de minister van defensie als volgt geantwoord: Met betrekking tot de gevallen, waarop in deze vraag wordt gedoold, is een voor ziening getroffen bij par. 10, tweede lid van de mobilisatie-yergoedings-beschik- king, van welke beschikking een exem plaar aan de leden der Staten-Generaal is toegezonden. Het hierbedoelde lid luidt: „Over de dagen, waarop een dienst plichtige wegens ziekte van hem zelf van een hem verleend verlof achterblijft, wordt de vergoeding uitbetaald, nadat de daartoe bevoegde autoriteit de reden van achterblijven geldig heeft verklaard". ARBEIDS- EN RUSTTIJDEN VOOR HET VERVOER OP DEN WEG, In een nota aan de Tweede Kamer be treffende een door de internationale arbeidsconferentie in haar vijf en twin tigste zitting (828 Juni 1939) aangeno men ontwerpverdrag in zake den arbeids duur en de rusttijden voor het vervoer op den weg, zegt de regeering o. m. dat de arbeidstijd hierin vastgesteld is op 8 uur per dag en 48 uur per week. Onder be paalde voorwaarden kan de arbeidstijd verlengd worden. Voor de overuren moet dan echter een toeslag op het loon betaald worden. Het rijtijdenbesluit kent een arbeidstijd van 55 uur per week en vol doet derhalve reeds op dit belangrijke punt niet aan de bepalingen van het ontwerp-verdrag. De ministers achten het niet aannemelijk, dat binnen afzien- baren tijd de in het rijtijdenbesluit neer gelegde werktijdgrenzen zouden kunnen worden teruggebracht tot de normen van het onderhavige ontwérp-verdrag. Daar om wordt volstaan met overlegging van het ontwerpverdrag zonder eenig voorstel. MOTORRIJDER TEGEN EEN BOOM GEREDEN. Gisteren is de twintig-jarige motorrijder Hapers, woonachtig te Gilze (N.B.) in het plaatsje Alphen op den Gilzenscheweg, toen enkele fietsrijders wilde passeeren, tegen boom gereden. Ernstig gewond is H. naar het Sint Ignatiusziekenhuis te Breda overgebracht. Zijn toestand is zorgwekkend. De duo-rijder, J. Vermeulen, eveneens uit Gilze, liep bij dit ongeval, dat in de avond uren plaats vond, enkele lichte verwon dingen op. DE VIJFHONDERDSTE MIJN GEDEMONTEERD. Onderscheidingen uitgereikt. Op het fort Oostoever te Den Heidér béd Woensdag een eenvoudige plechtigheid plaats. Eenvoudig en onopgemerkt, zqobIs de mannen wien deze plechtigheid betrof hun gevaarlijk werk verrichten. Voor de entourage va neen aantal gedemonteerde mijnen van verschillende nationaliteiten stond hier om elf uur het burger- en marine personeel van den mijnendemontagedienst opgesteld, onder leiding van luitenant ter zee eerste klasse J. N, Sluyter, chef van. den demontagedienst. Vergezeld van den marine- commandant, schout bij nacht B. Jolles, den kapitein ter zee P. J. Feteris. clief mijnen- dienst en den kapitein ter zee luitennant ter zee J. Varkevisser chef torpedodienst, arri veerde te 11 uur de chef van de marinestaf, vice admiraal J. T. Furstner, die terstond het woord nam. Hij wees op het gevaarlijke werk, dat het personeel van den demontage- dienst heeft te verrichten, In het geheel spoelden sedert het begin der mobilisatie op onze kust 859 mijnen aan, waarvan ongeveer de helft van vreemde nationaliteit, Van dit groote aantal werden meer dan 588 door dat demontage-personeel gedemonteerd, terwijl de rest, op enkele zelfspringers na, door vernietiging onscha delijk werd gemaakt, De laatste weken waren er zooveel „klan ten" op de kust, die „afgetuigd" wensehten te worden, dat het 5O0-tal snel wérd overschreden, Vervolgens deelde spr, namens den opper bevelhebber van land- en zeemacht mede, dat de koningin het geheele korps mqneh- demonteurs heeft willen beloonen, dóór een tweetal onderscheidingen te verleenen: de luitenant ter zee der eerste klasse J, N. Sluyter werd benoemd tot ridder in de orde van oranje-nassau, het versiersel te dragen met de zwaarden, en de commandeur bij 't mijnenmagszijn te Veere H, A, Maysers werd. de aan die orde verbonden «ereme daille in'Zilver verleend, Hierop speldde de admiraal persoon lijk de eere-teeken op de borst. ONDERZEEBOOT O. 25 VAN STAPEL GELOOPEN. Woensdagmiddag is op de werf Wilton Fijenoord te Schiedam de onderzeeboot O. 25 van stapel geloopen. De O. 25 is 77 y, meter lang, de grootste breedte bedraagt 6)4 meter. Boven water is de waterverplaatsing 965 ton, en onder water 1174 ton. De diepgang is 3.90 me ter. De onderzèeboot heeft een maximum snelheid van 21 mijl boven en 9 mijl on der water.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 6