DE BUSDIENST
DAGBLAD-RECLAME IS ACTUEEL
g AATSTE RUS
TANDARTS J. ELEMA,
BERGEN-ALKMAAR
Opmeersche Tentoonstelling.
DE
DIRK SALOMONS en C, PRIES
Ingezonden stukken.
Zij kwamen van verre.
Dr. H. B. VAN HAREN
GRETE SCHOUTEN.
C. VISSER,
ondervonden, betuig ik U mijn
hartelijken dank.
AMERSFOORT.
wordt vanaf DONDERDAG 16 MEI
WEDER NORMAAL GEREDEN.
N. H. A. D. O. „BERGEN-BINNEN" N.V.
TEL. 2276.
AMERSFOORT.
is afwezig van
16 tot en met 23 Mei.
gemeub. huis
Chr. Muz. Ver.
„Soli Deo Gloria"
tot nadere aankondiging
geen repetitie.
Het Bestuur.
De Tentoonstelling
en harddraverij
GAAN NIET DOOR.
Miff oMl titofópn. <JoepdL{
5wiMetm
fm CECIL FREEMAN CREGQ,
4
ROEPT NIET NOODELOOS DEN
DOKTER,
Een dokter schrijft ons:
Wij die in de buitenpractijk en dus per
auto ons werk moeten doen, worden be
dreigd door een tekort aan benzine. Wan
neer we niet meer benzine hebben, zullen
we onze ver af wonende zieken niet kunnen
bezoeken. Wij moeten zoo weinig mogelijk
benzine gebruiken, om zoo lang mogelijk
ons werk te kunnen doen.
Daartoe moeten onze patiënten ons hel
pen en wij vragen hun: Roept op buitenge
wone uren niet onze hulp in, wanneer dat
niet dringend noodzakelijk is. Ongerustheid
-alleen mag nu niet meer de aanleiding zijn
voor een extra-boodschap. Wacht, wanneer
zich in uw gezin plotseling iets voordoet,
eens een uurtje af; dan zal blijken, dat me
nige klacht alweer verdwenen of zoo ver
minderd is, dat een buitengewoon bezoek
van den dokter niet noodzakelijk is.
Het is, juist ook om de benzine die nutte
loos verloren gaat, ergerlijk, wanneer men
buitengewoon geroepen wordt en onder
vindt, dat de zieke alweer aan zijn werk
gegaan is, of dat het kind alweer beter is!
In dezen tijd, nu benzinegebrek dreigt, vra-
gen we: Roept ons niet noodeloos; dan kun
nen we komen, wanneer het werkelijk
noodzakelijk is!
Verplicht ons niet, in de donkere uren
van avond en nacht op straat te gaan. Dat
kan ons in levensgevaar, of nog erger bren
gen.
Wij willen voor onze zieken doen, wat
wij kunnen, maar dan moet men ook ons
zooveel mogelijk terwille zijn!
Wij hebben onze inheemsche dieren- en
plantenwereld, onze eigen fauna en flora,
die hier al eeuwen voorkomt en die wij
ieder jaar opnieuw met vreugde terugzien.
Daar komt wel eens wat bij en daar gaal
wel eens wat af door allerlei omstandig
heden. Er zijn diersoorten uitgeroeid, er zijn
planten verdwenen, er zijn óók dieren zich
gaan inburgeren, er zijn, onopzettelijk,
planten, de pothoofdplanten in zaadvorm
bijvoorbeeld, ingevoerd, die hier soms welig
wortel schoten. Wij moeten in onze dagen
met de vischotters, met sommige moeras- en
heidevogels oppassen. Wij moeten sommige
planten in reservaten beschermen, opdat zij
ook in de tweede helft van deze eeuw en
later in onze Nederlandsche planten- en
dierenwereld nog zullen voorkomen.
Wanneer we, bij 't voortgaan der voor-
jaarsweken, af en toe een rondgang maken
door onzen tuin of een wandeling door de
parken, zullen we telkens den vorm en de
kleur opmerken, telkens weer den geur op
vangen van planten, van bloemen die van
verre kwamen, maar die hier in ons ge
matigde klimaat een goeden voedingsbodem
vonden.
De grenzen zijn gesloten, een buitenland-
sche reis behoort voorloopig tot de onmoge
lijkheden, bleef trouwens toch altijd nog, al
breidde het aantal zich sterk uit, tot een
deel onzer medeburgers beperkt, maar wie
rondspeurt in zijn tuin van Maart tot Octo
ber, maakt als het ware een internationale
reis in het klein, snuift geuren op uit Japan,
ziet kleuren uit Canada, bewondert schoon
heid van vorm en lijnen uit Mexico.
Wilt ge enkele voorbeelden? De Oost-In
dische Kers, die zoo'n door en door Hol-
landsche tuinplant lijkt, al duidt de naam op
exotischen oorsprong, is noch Hollander,
noch bewoner van Groot-Nederland wat zijn
origine betreft, maar stamt van Zuid-Ame-
rikaanschen bodem: uit Peru. De geranium,
voor velerlei doeleinden zoo binnen- als bui
tenshuis geschikt en decoratief in de hoogste
mate, hoe gewoon en algemeen ook kijk
daar een prachtig stilleven van Dick Ket
meer eens op aan de geranium, waarvan we
allemaal wel weten dat zij eigenlijk pelar
gonium heet, maar die we toch maar gera
nium zullen blijven noemen, is een plant
uit Zuid-Afrika. De geurende, kleurige
phlox, de struische en stralende zonnebloem,
De Heer en Mevr.
N. YPMA—VAN STRUIJK
geven met blijdschap kennis van
de geboorte van een Zoon
JAN,
14 Mei, St. Elisabeth Ziekenhuis.
Langestraat 69.
Getrouwd:
en
Alkmaar, 14 Mei 1940.
Heden overleed plotseling
onze lieve Man, Vader, Be
huwd- en Grootvader
KLAAS BOSMAN,
in den ouderdom van 76 jaar.
Uit aller naam,
Wed. K. BOSMAN-
VOLGER.
Alkmaar, 13 Mei 1940.
Zeglis 124.
Voor de vele blijken van deel
neming, na het overlijden van mijn
geliefden Man, den Heer
A. VISSER—KLERK.
Alkmaar, Mei 1940.
C. de Bruin en T. Postma
Schermerweg 11, Alkmaar, vragen
adres (vermoedelijk Nrd. Schar-
woude) van vrouwen en kinderen.
AMERSFOORT.
F. H. Stam, Eikelenbergstraat 3,
verzoekt adres van zijn echtgenoote
A. J. Stam—Karssen, en dochters
A. A. Stam en J. F, Stam.
W. J. Brandse, Rijksstraat
weg 439, Heiloo, Tel. 2168, ver
zoekt adres van Mevr. van Zelm,
Voltastr. 37, Amersfoort
Welke Amersfoortsche
familie
wil morgen op terugreis per auto
jonge leerares, alleen in Alkmaar,
tot A. meenemen?
Gaarne bereid tot vergoeding.
Tel. 3960. Adres v. Foreestlaan A 88
hoek Kennemerstraatweg.
te Bergen,
Voor spoedgevallen nemen waar
R. T. en O. ELEMA,
Nieuwlandersingei 46,
Alkmaar,
Voor Geld zonder borgen,
van f 50 t/m. f 500, tegen lage
kosten en aflossing, wende men
zich tot de H.S.C.F. Corfstraat 45,
Alkmaar. Kantoor dagel. geop.
van 10—12, 25, 79 uur.
Prima refer.
Adres van
is Houtweg 20, Alkmaar.
TE HUUR
of gedeeltelijk, te Heiloo. Br. no.
9019 aan N.V.Boekh. v.h. K. TER
BURG, t.o. de Groote Kerk.
HET BESTUUR.
Wanneer U gordijnen wascht, heeft U
stijfsel noodig. Zeer waarschijnlijk prefe
reert U soepele gordijnen, die in mooie
plooien omlaag hangen. Gebruikt dan
„Souplex" wonderstijfsel, dan bereikt U het
gewenschte resultaat. „Souplex" heeft de
eigenschap de stoffen weer het aanzien van
nieuw te geven en is niet alleen geschikt
voor linnen en katoen, maar ook voor wol
en zijde. Neemt de proef eens. Een pakje
van deze wonderstijfsel kost slechts 5 cis.
mOMDERSTIJFSEL
N.V. STDFSELFABRIEK „DE BIJENKORF"
VOORHEEN M. K. HONIG - KOOG ,AAN DE ZAAN
de lupine stammen uit Canada, uit het ge
bied der groote Noord-Amerikaansche
meren. Wij noemden Peru, ook de tomaat en
de aardappel komen daar vandaan; Chili
gaf ons de fuchsia, een vroeger zeer bekende,
nu gelukkig weer gaarne gekweekte bloem.
Siberië leverde de hortensia en uit Japan
kwamen de tijgerlelies en de chrysanten.
De dahlia, die in groote pracht en variatie
van kleuren en tinten onzen herfsttuin siert,
komt uit Mexico en pas sinds 1803, dus nog
maar ruim honderd jaar geleden, is deze
bloem haar zegetocht naar onze tuinen be
gonnen. Toen zond Alexander von Humboldt,
de beroemde geleerde en natuurkenner,
dahliazaad naar de botanische tuinen van
Berlijn en Parijs, waar het in de hortussen
werd gekweekt om van daaruit in zoovele
tuinen te komen.
Het was in 1721 dat een Fransch fregat
schip de zonnebloem naar Europa bracht,
de zonnebloem, zonder wier hooge pracht
wij ons den nazomertijd niet meer denken
kunnen.
Zoo zouden wij kunnen doorgaan. Ook in
dit opzicht zijn grenzen overschreden en
scheidsmuren neergehaald en is iets van
Schiller's woord verwezenlijkt:
„Seid umschlungen Millionen
Diesen Kusz der ganzen Welt".
De zonnebloem uit Canada's wijde vlakten
ziet ons aan, de phlox gekomen over wijde
wateren geurt ons tegen. Japan's leliën gaan
voor ons open en de kleurengloed der
dahlia's van Mexico is een schat van schoon
heid, een vreugde voor immer voor ons
oog. Het is niet alleen de techniek, die de
grenzen overschrijdt, het is ook de zoete
ook in verderfelijken zin, het is ook de zoete
geur, de schoone kleur, de zuivere pracht
van zoo menig mag ik één keer het oude
beeld gebruiken? kind van Flora, dat een
band legt, schepsel Gods, aan geen grenzen
gebonden, over zeeën en gebergten heen
A. L. B.
PLUIMVEETEELT.
Vragen, deze rubriek betreffende, kun-ui
door onze abonne's gratis gesteld
aan Dr. B. J. C. te Hennepe, Heer .a-
gel 111, Rotterdam. Postzegel voor oord
insluiten en blad vermelden.
Het Broeden met Hennen.
Met het warmere weer zien we ook meer
en meer hennen broedsch worden, vooral
onder de zwaardere rassen. Bij de lichtere
rassen heèft men door stelselmatige teelt
keus wel het grootste deel der broedschheid
er uit gefokt, maar ook bij deze rassen laat
zich dit natuurinstinct nog niet heelemaal
wegwerken. Voor de gewone pluimveehou
derij heeft men allang de natuur door de
machine vervangen en zoo zag ik in Amerika
machines die tot 72000 eieren in eens kunnen
bevatten en uitbroeden. Het broeden met
kloeken geschiedt nog soms door bedrijfs-
fokkers die van meening zijn dat daardoor
sterkere kuikens en kippen ontstaan en ver
der door menschen die slechts enkele kip
pen houden en vooral ook door tentoonstel
lingsfokkers. Deze hebben soms maar enkele
dieren die door inteelt dusdanig verzwakt
kunnen zijn dat er met- broeden in machines
niet veel van terecht komt.
Bij het broeden met hennen moeten- we
dus beginnen met een goede broedsche hen.
Daartoe leenen zich de zware rassen beter
dan de lichte, dus Rhode Island, Reds-Bar-
nevelders of Noord-Hollandsche Blauwe. De
hennen zijn veel rustiger en ze kunnen veel
meer eieren bedekken. De broedsche hen
kenmerkt zich al gauw doordat zij langer
dan andere op het legnest blijft zitten en
een zacht kloekend geluid laat hooren. Komt
men dicht bij, dan zet zij de veeren op of
pikt naar de hand die haar opnemen wil.
Aan de borst bemerkt men kale plekken
waarvan de huid rood ziet.
Wil men een hen gebruiken om te broe
den, dan is het veiliger haar eerst een paar
dagen te probeeren op porceleinen eieren.
Blijft zij goed zitten dan kan men deze
eieren vervangen door de broedeieren.
De hen zelf moet echter gezond zijn en
mag geen kalkpooten hebben. Kalkpooten
worden n.l. veroorzaakt door schurftmijten.
Deze veroorzaken jeuk en de hennen wor
den dus onrustig. Verder kunnen de kuikens
er later last van krijgen. Ook moet de hen
vooraf terdege ontluisd worden, want voor
de luizen geldt hetzelfde als voor de schurft
mijten, alleen nog in sterkere mate. Boven
dien houdt een gewone kip zich meer of
minder luisvrij door haar stofbaden en be
weging, terwijl de hen, die rustig op een
warm nest zit, een ideale broedplaats voor
luizen vormt. Men kan de hen en het broed-
nest van te voren goed bestrooien met in
sectenpoeder, maar men kan ook, als men
de hen vooraf op porceleinen eieren zet,
deze bedekken met een lapje met het lui
zenmiddel, dat ook op de zitstokken veel
gebruikt wordt. Deze ontluizingsmiddelen
zijn zeer praktisch en bestaan uit nicotine-
sulfaat-preparaten. Ten gevolge van de li
chaamswarmte der hennen gaan de nicotine-
preparaten verdampen en deze dampen
dooden de luizen tusschen de veeren der
kippen. Het is in elk geval altijd aan te
raden ook na deze ontluizing in het broed-
nest insectenpoeder te strooien.
We moeten ook weer de broedhen op diph-
therie onderzoeken. Deze ziekte komt dank
zij de inenting niet veel meer voor, maar
bij oudere kippen treedt op anderen tijd
van het jaar wel eens diphtherie op.
Voor het broeden moeten we een rustig,
niet hel verlicht plekje opzoeken. Bij alles
moet er aan gedacht worden, dat de hen
rustig moet gehouden worden. Dus ook
geen plaats waar honden, katten of ratten
haar kunnen storen. Als de hen onrustig
wordt, kan ze in haar zenuwachtigheid de
eieren stuk trappen en komt er van het
broedsel niet veel terecht.
Als broednest kunnen we sinaasappelkis-
ten of iets dergelijks gebruiken. Als men
meer hennen tegelijk te broeden zet, is het
goed vóór het nest een zak te hangen, dan
hinderen de hennen elkaar niet.
Onder in het nest legt men een graszode,
die men lichtelijk in het midden heeft uit
gehold. Deze houdt lang een zeker vochtge
halte, wat voor het broeden bevorderlijk is.
Hierop maakt men met hooi het eigenlijke
nest.
Dit moet in het midden ook uitgehold zijn,
zoodat de eieren er niet uit kunnen rollen.
Het moet echter ook weer niet zoo uitge
diept zijn, dat de eieren neiging hebben in
het midden over elkander heen te rollen.
Een soort diep bord dus met verhoogde
randen.
De broedeieren moeten liefst niet ouder
dan 10 dagen zijn, hoe ouder de eieren hoe
minder kans op goede broedresultaten.
Het aantal eieren hangt af van de grootte
der kip en het weer. Bij koud weer vroeg
in het voorjaar kan een kip de buitenste
eieren niet zoo goed op temperatuur houden
als bij warm weer, dus dan legt men er wat
minder eieren onder. In elk geval moet men
er op letten, dat de hen alle eieren kan be
dekken, anders worden de buitenliggende
eieren te koud.
Een kip kan men geven 1215 kippen
eieren, 710 eendeneieren, 69 kalkoen-
eieren of 45 ganzeneieren. Een kalkoen
kan men geven 2025 kippeneieren, 1520
eendeneieren, 1318 kalkoeneieren en 10
15 ganzeneieren. Een gans kan men geven
1015 ganzeneieren. In de buurt van het
broednest moeten aanwezig zijn een voer
bak, een drinkbak en een stofbad. Het stof-
bad heeft de hen tijdens het broeden steeds
noodig om zich rein te houden en even-
tueele luizen tè verwijderen. Het beste is,
als de hen een paar dagen proef gebroed
heeft, haar 's avonds heel voorzichtig de
broedeieren in het nest te leggen.
Dr. B. J. C. TE HENNEPE.
Ooor
30)
Naast de zware overgordijnen hing een
gekleurd koord af en met zijn geblesseer
den arm maakte de jongeman dit moeizaam
los.
„Hier, pak aan", beval hij,, naar Higgens
wenkend. De inspecteur was gedwongen te
gehoorzamen. „En jij", vervolgde hij tegen
den ander, „loop jij eens netjes naar dien
stoel en ga daar zitten".
Er lag een moordzuchtige blik in San
derson's oogen, terwijl hij langzaam deed
zooals hem bevolen was. Hij verkeerde
eveneens in de veronderstelling, dat beide
anderen onder één hoedje speelden, en kon
deze nieuwe politiemethoden maar niet be
grijpen.
„Bind hem nu stevig vast".
Maar al te gaarne volvoerde inspecteur
Higgins deze opdracht, hoewel nog steeds
hoogelijk verbaasd. Het was hem allerminst
duidelijk, wat de jonge Hamper eigenlijk
wilde, maar nu die groote man daar zoo
stevig vastgebonden zat, kreeg Higgins het
gevoel, dat die jonge Hamper de kwaadste
nog niet was. Met de uiterste zorg bond hij
de armen van den man om de leuning van
den stoel tezamen. Daarna kwamen de bee-
nen aan de beurt. Sanderson's schoenen de
den hem rillen. Het waren puntige lak
schoenen met lakensche kappen en ze wa
ren hopeloos "ulgair.
Hij stond op, Hamper's oogen keken hem
komiek aan door de spleetjes in het mas
ker. Eén ervan sloot zich langzaam. „U
kunt hem beter ook maar ineens kneve
len!" Higgins was het er volkomen mee
eens. Hij vroeg zich verwonderd af, waarom
de groote man al niet eerder geschreeuwd
had, maar een blik op diens gelaat leerde
hem de waarheid. De man was doodelijk
beangst.
„Sluit nu de deur".
„Zeker". Inspecteur Higgins stapte op de
deur toe. Dit was te mooi om waar te zijn!
Het eenige, wat hij te doen had om aan
deze zonderlinge betoovering een einde te
maken, was de deur open te glippen. Aan
de andere zijde van de deur zouden hem
natuurlijk weer andere moeilijkheden kun
nen wachten, maarwie dan leeft
Terwijl hij op de deur toestapte, overwoog
hij zijn kansen. De deur ging naar binnen
open, dat was een strop. Maar de sleutel
stak niet aan de binnenzijde in het slot, een
goed excuus om de deur open te maken.
Het was natuurlijk mogelijk, dat de jonge
man niet'zou schieten, wanneer hij een ren
naar buiten zou wagen, maar jonge men
schen met grieven zijn erg onberekenbaar en
zien er allerminst tegenop om dwaze dingen
te doen. Ah! Hier zijn we er. Vooruit nu
ermee! Hij keek om zich heen, Hampers
blikken waren op hem gericht en de revol
ver wees in zijn richting. Inspecteur Hig
gins greep den deurknop, verzamelde al
zijn moeden trok. De deur gaf echter
niet mee; zij was afgesloten!
Het gelaat van den inspecteur weerspie
gelde zijn verbazing.
„Wat is er aan de hand, mijnheer?"
Hamper's stem drukte onrust uit. Het
woordje „mijnheer" vermaakte Higgins,
waar het hem onthulde, dat de jongen te
genover hem geen kwaad in den zin had.
„Afgesloten!"
„Dan kunnen we moeilijkheden verwach
ten Groote moeilijkheden".
Het waren niet zoozeer de woorden, als
wel de manier, waarop ze werden uitge
sproken, welke indruk maakte op den in
specteur.
„Dan moeten we zorgen, dat we er uit
komen, zonder dat ze ons zien", merkte hij
opgewekt op. „Geef mij je revolver. Ik
ben waarschijnlijk meer gewend er mee
om te gaan dan jij".
„Daar heb u niet veel aan, mijnheer. Het
ding is niet geladen".
„Nou, jij hebt moed, dat moet ik zeggen!"
merkte-Higgins bewonderend op.
Het gelaat van den jongen onder het
masker bloosde bij het vernemen van dit»
compliment en de schooljongen in hem
(nog niet zoo heel lang dood, wat het aan
tal jaren betreft) kwam naar voren terwijl
hij op den onmachtigen Sanderson wees.
„Dat kan hij niet zeggen, mijnheer".
Dat was maar al te waar. Het gezicht van
den man was bleek, bijna spookachtig, en
zweetdruppels stonden op zijn voorhoofd.
Hij was bang.
„Nu de deur aan den buitenkant afgeslo
ten is, kunnen wij die het beste van binnen
uit barricadeeren. Wij kunnen daarlangs
toch niet ontsnappen, dat is duidelijk". Hig
gins keek de kamer rond naar een bruik
bare versperring en zijn oogen vielen op
den grooten Sanderson. Ondanks hun ge
vaarlijke positie glimlachte hij opgewekt,
toen deze gedachte hem te binnen schoot.
„Hier, Tommy, help eens een handje!"
De jonge Hamper, wiens van nature vlug
verstand nog verscherpt was door den
straathandel, begreep oogenblikkelijk de
bedoeling. Te zamen sleepten zij den ver
geefs protesteerenden Sanderson naar de
deur, waar zij hem stevig op zijn stoel te
gen het paneel plantten. Ruim tweehon
derd pond menschelijke onbeweeglijkheid:
een stevige barrière.
„Nu, Tommy, hoe ben jij hier binnenge
komen?"
De jongen boog zich naar hem over en
fluisterde: „De Gladde liet mij door de. ach
terdeur naar binnen. Hij denkt, dat ik al
weg ben".
„H"m. Dat is typisch".
Er werd op de deur geklopt en opnieuw
hoorde de inspecteur die metaalachtige
stem.
„Wel, Sanderson, is die brave inspecteur
eh non compos ik bedoel hors de
combat? Is hij buiten gevecht gesteld?"
Een pauze volgde. „Zoo, zoo, beste Sander
son. Je hebt dus gefaald, hè?" Een felle be
dreiging lag in die woorden. Het gezicht
van den gebonden man werd ziekelijk groen
en de inspecteur voelde bijna medelijden
met hem. Aan den anderen kant van de
deur werden instructies gefluisterd en zij
hoorden het geluid van wegsnellende voet
stappen. Higgins probeerde het met bluf.
„Hela! Jullie daar! De politie heeft het
huis omsingeld!"
Een vroolijke lach weerklonk van de an
dere zijde.
„Ja, ik zag dien eene gaan".
„Hij is dus veilig weggekomen, hè?"
Vriendelijk bedankt. Hij moet nu wel al
weer terug zijn, met ongeveer dertig an
deren". Higgins luisterde gespannen om
zich ervan te overtuigen of zijn schot doel
had getroffen of niet. „Zij wachten slechts
op een teeken van mij".
„Waarom dat teeken dan niet gegeven,
mijn waarde inspecteur?"
Zoo, dat was dat!
Een seconde later klonk er een schot. In
het houten paneel van de deur verscheen
een mooi rond gaatje, terwijl een kogel vlak
langs het hoofd van den inspecteur vloog
en een gat in den tegenovergestelden muur
boorde. Het gat in de deur bevond zich on
geveer vijf centimeter boven het hoofd van
Sanderson en met een blik van ontzetting
in zijn oogen probeerde de gebonden man
zich zoo klein mogelijk te maken.
Inspecteur Higgins sloop naar het raam
en keek naar buiten. Het begon al te sche
meren en in minder dan een uur zou het
waarschijnlijk donker zijn. Tommy en hij
moesten hun sterkte verdedigen, tot de be
schuttende duisternis het huis zou omhullen,
om dan te probeeren, langs het raam te ont
snappen. Mogelijk echter zou de sinistere
„stem" op hetzelfde idee komen. In ieder ge
val was het vrij waarschijnlijk, dat hij het
raam zou bewaken.
Wat dacht hij er in 's hemels naam mee
te winnen, wanneer hij den inspecteur
doodde of gevangen nam? Zoodra hij als
vermist gesignaleerd zou worden, zouden in
dit huis natuurlijk onderzoekingen worden
ingesteld. Zou hij denken, de politie om den
tuin te kunnen leiden bij dit onderzoek?
Wat zou er gebeuren? Dryan of een andere
inspecteur zou uitzoeken, waar Higigns het
laatste gezien was. De inspecteur van het
plattelandsbureau zou hem naar den dorps
agent verwijzen en die op zijn beurt zou hen
naar het tuinhek voeren. En dan? Zou Dryan
op zijn beurt vermoord of gevangen geno
men worden? Dat was te dwaas. Zoo konden
zij maar niet blijven doorgaan.
Er moest de een of andere reden bestaan.
Zij hadden Higgins als inspecteur aange
sproken, voordat hij zelfs zijn kaartje had
afgegeven, ja, hij had dit in het geheel niet
afgegeven. Ze kenden hem dus. De Gladde
had hem herkend, natuurlijk, zoodat er
geen reden was, waarom dit met de anderen
niet het geval zou zijn.
Maar waarom mij, vroeg Higgins zich af.
Zonder eenige opschepperij wist de inspec
teur van zichzelf, dat hij beschouwd werd
als een van de bekwaamste inspecteurs van
de Yard. Hij was hier gekomen om den man
te identificeeren, die boven op de bus ver
moord was, maar hij had even goed een on
dergeschikte kunnen sturen. Of waren zij
op de hoogte van zijn onderzoekingen inzake
den dood van Henry Hamper? Zij moesten
deze zaak toch als afgedaan beschouwd heb
ben, zoodra de schouwing voorbij was. Wa
ren zijn onderzoekingen in die richting on
welkom? Op de een of andere manier ston
den beide zaken met elkaar in verband.
Was Sanderson de eigenaar van den hoed en
de handschoenen, die in Hampers kamer ge
vonden waren? Was „de stem" de geuni-
formde politieman, die dien bewusten Zon
dagavond geholpen had om Hamper naar
zijn kamer te brengen? Dat moest de vei -
klaring zijn. (Wordt vervolgd).