DE BUSDIENST DAGBLAD-RECLAME IS ACTUEEL g AATSTE RUS TANDARTS J. ELEMA, BERGEN-ALKMAAR Opmeersche Tentoonstelling. DE DIRK SALOMONS en C, PRIES Ingezonden stukken. Zij kwamen van verre. Dr. H. B. VAN HAREN GRETE SCHOUTEN. C. VISSER, ondervonden, betuig ik U mijn hartelijken dank. AMERSFOORT. wordt vanaf DONDERDAG 16 MEI WEDER NORMAAL GEREDEN. N. H. A. D. O. „BERGEN-BINNEN" N.V. TEL. 2276. AMERSFOORT. is afwezig van 16 tot en met 23 Mei. gemeub. huis Chr. Muz. Ver. „Soli Deo Gloria" tot nadere aankondiging geen repetitie. Het Bestuur. De Tentoonstelling en harddraverij GAAN NIET DOOR. Miff oMl titofópn. <JoepdL{ 5wiMetm fm CECIL FREEMAN CREGQ, 4 ROEPT NIET NOODELOOS DEN DOKTER, Een dokter schrijft ons: Wij die in de buitenpractijk en dus per auto ons werk moeten doen, worden be dreigd door een tekort aan benzine. Wan neer we niet meer benzine hebben, zullen we onze ver af wonende zieken niet kunnen bezoeken. Wij moeten zoo weinig mogelijk benzine gebruiken, om zoo lang mogelijk ons werk te kunnen doen. Daartoe moeten onze patiënten ons hel pen en wij vragen hun: Roept op buitenge wone uren niet onze hulp in, wanneer dat niet dringend noodzakelijk is. Ongerustheid -alleen mag nu niet meer de aanleiding zijn voor een extra-boodschap. Wacht, wanneer zich in uw gezin plotseling iets voordoet, eens een uurtje af; dan zal blijken, dat me nige klacht alweer verdwenen of zoo ver minderd is, dat een buitengewoon bezoek van den dokter niet noodzakelijk is. Het is, juist ook om de benzine die nutte loos verloren gaat, ergerlijk, wanneer men buitengewoon geroepen wordt en onder vindt, dat de zieke alweer aan zijn werk gegaan is, of dat het kind alweer beter is! In dezen tijd, nu benzinegebrek dreigt, vra- gen we: Roept ons niet noodeloos; dan kun nen we komen, wanneer het werkelijk noodzakelijk is! Verplicht ons niet, in de donkere uren van avond en nacht op straat te gaan. Dat kan ons in levensgevaar, of nog erger bren gen. Wij willen voor onze zieken doen, wat wij kunnen, maar dan moet men ook ons zooveel mogelijk terwille zijn! Wij hebben onze inheemsche dieren- en plantenwereld, onze eigen fauna en flora, die hier al eeuwen voorkomt en die wij ieder jaar opnieuw met vreugde terugzien. Daar komt wel eens wat bij en daar gaal wel eens wat af door allerlei omstandig heden. Er zijn diersoorten uitgeroeid, er zijn planten verdwenen, er zijn óók dieren zich gaan inburgeren, er zijn, onopzettelijk, planten, de pothoofdplanten in zaadvorm bijvoorbeeld, ingevoerd, die hier soms welig wortel schoten. Wij moeten in onze dagen met de vischotters, met sommige moeras- en heidevogels oppassen. Wij moeten sommige planten in reservaten beschermen, opdat zij ook in de tweede helft van deze eeuw en later in onze Nederlandsche planten- en dierenwereld nog zullen voorkomen. Wanneer we, bij 't voortgaan der voor- jaarsweken, af en toe een rondgang maken door onzen tuin of een wandeling door de parken, zullen we telkens den vorm en de kleur opmerken, telkens weer den geur op vangen van planten, van bloemen die van verre kwamen, maar die hier in ons ge matigde klimaat een goeden voedingsbodem vonden. De grenzen zijn gesloten, een buitenland- sche reis behoort voorloopig tot de onmoge lijkheden, bleef trouwens toch altijd nog, al breidde het aantal zich sterk uit, tot een deel onzer medeburgers beperkt, maar wie rondspeurt in zijn tuin van Maart tot Octo ber, maakt als het ware een internationale reis in het klein, snuift geuren op uit Japan, ziet kleuren uit Canada, bewondert schoon heid van vorm en lijnen uit Mexico. Wilt ge enkele voorbeelden? De Oost-In dische Kers, die zoo'n door en door Hol- landsche tuinplant lijkt, al duidt de naam op exotischen oorsprong, is noch Hollander, noch bewoner van Groot-Nederland wat zijn origine betreft, maar stamt van Zuid-Ame- rikaanschen bodem: uit Peru. De geranium, voor velerlei doeleinden zoo binnen- als bui tenshuis geschikt en decoratief in de hoogste mate, hoe gewoon en algemeen ook kijk daar een prachtig stilleven van Dick Ket meer eens op aan de geranium, waarvan we allemaal wel weten dat zij eigenlijk pelar gonium heet, maar die we toch maar gera nium zullen blijven noemen, is een plant uit Zuid-Afrika. De geurende, kleurige phlox, de struische en stralende zonnebloem, De Heer en Mevr. N. YPMA—VAN STRUIJK geven met blijdschap kennis van de geboorte van een Zoon JAN, 14 Mei, St. Elisabeth Ziekenhuis. Langestraat 69. Getrouwd: en Alkmaar, 14 Mei 1940. Heden overleed plotseling onze lieve Man, Vader, Be huwd- en Grootvader KLAAS BOSMAN, in den ouderdom van 76 jaar. Uit aller naam, Wed. K. BOSMAN- VOLGER. Alkmaar, 13 Mei 1940. Zeglis 124. Voor de vele blijken van deel neming, na het overlijden van mijn geliefden Man, den Heer A. VISSER—KLERK. Alkmaar, Mei 1940. C. de Bruin en T. Postma Schermerweg 11, Alkmaar, vragen adres (vermoedelijk Nrd. Schar- woude) van vrouwen en kinderen. AMERSFOORT. F. H. Stam, Eikelenbergstraat 3, verzoekt adres van zijn echtgenoote A. J. Stam—Karssen, en dochters A. A. Stam en J. F, Stam. W. J. Brandse, Rijksstraat weg 439, Heiloo, Tel. 2168, ver zoekt adres van Mevr. van Zelm, Voltastr. 37, Amersfoort Welke Amersfoortsche familie wil morgen op terugreis per auto jonge leerares, alleen in Alkmaar, tot A. meenemen? Gaarne bereid tot vergoeding. Tel. 3960. Adres v. Foreestlaan A 88 hoek Kennemerstraatweg. te Bergen, Voor spoedgevallen nemen waar R. T. en O. ELEMA, Nieuwlandersingei 46, Alkmaar, Voor Geld zonder borgen, van f 50 t/m. f 500, tegen lage kosten en aflossing, wende men zich tot de H.S.C.F. Corfstraat 45, Alkmaar. Kantoor dagel. geop. van 10—12, 25, 79 uur. Prima refer. Adres van is Houtweg 20, Alkmaar. TE HUUR of gedeeltelijk, te Heiloo. Br. no. 9019 aan N.V.Boekh. v.h. K. TER BURG, t.o. de Groote Kerk. HET BESTUUR. Wanneer U gordijnen wascht, heeft U stijfsel noodig. Zeer waarschijnlijk prefe reert U soepele gordijnen, die in mooie plooien omlaag hangen. Gebruikt dan „Souplex" wonderstijfsel, dan bereikt U het gewenschte resultaat. „Souplex" heeft de eigenschap de stoffen weer het aanzien van nieuw te geven en is niet alleen geschikt voor linnen en katoen, maar ook voor wol en zijde. Neemt de proef eens. Een pakje van deze wonderstijfsel kost slechts 5 cis. mOMDERSTIJFSEL N.V. STDFSELFABRIEK „DE BIJENKORF" VOORHEEN M. K. HONIG - KOOG ,AAN DE ZAAN de lupine stammen uit Canada, uit het ge bied der groote Noord-Amerikaansche meren. Wij noemden Peru, ook de tomaat en de aardappel komen daar vandaan; Chili gaf ons de fuchsia, een vroeger zeer bekende, nu gelukkig weer gaarne gekweekte bloem. Siberië leverde de hortensia en uit Japan kwamen de tijgerlelies en de chrysanten. De dahlia, die in groote pracht en variatie van kleuren en tinten onzen herfsttuin siert, komt uit Mexico en pas sinds 1803, dus nog maar ruim honderd jaar geleden, is deze bloem haar zegetocht naar onze tuinen be gonnen. Toen zond Alexander von Humboldt, de beroemde geleerde en natuurkenner, dahliazaad naar de botanische tuinen van Berlijn en Parijs, waar het in de hortussen werd gekweekt om van daaruit in zoovele tuinen te komen. Het was in 1721 dat een Fransch fregat schip de zonnebloem naar Europa bracht, de zonnebloem, zonder wier hooge pracht wij ons den nazomertijd niet meer denken kunnen. Zoo zouden wij kunnen doorgaan. Ook in dit opzicht zijn grenzen overschreden en scheidsmuren neergehaald en is iets van Schiller's woord verwezenlijkt: „Seid umschlungen Millionen Diesen Kusz der ganzen Welt". De zonnebloem uit Canada's wijde vlakten ziet ons aan, de phlox gekomen over wijde wateren geurt ons tegen. Japan's leliën gaan voor ons open en de kleurengloed der dahlia's van Mexico is een schat van schoon heid, een vreugde voor immer voor ons oog. Het is niet alleen de techniek, die de grenzen overschrijdt, het is ook de zoete ook in verderfelijken zin, het is ook de zoete geur, de schoone kleur, de zuivere pracht van zoo menig mag ik één keer het oude beeld gebruiken? kind van Flora, dat een band legt, schepsel Gods, aan geen grenzen gebonden, over zeeën en gebergten heen A. L. B. PLUIMVEETEELT. Vragen, deze rubriek betreffende, kun-ui door onze abonne's gratis gesteld aan Dr. B. J. C. te Hennepe, Heer .a- gel 111, Rotterdam. Postzegel voor oord insluiten en blad vermelden. Het Broeden met Hennen. Met het warmere weer zien we ook meer en meer hennen broedsch worden, vooral onder de zwaardere rassen. Bij de lichtere rassen heèft men door stelselmatige teelt keus wel het grootste deel der broedschheid er uit gefokt, maar ook bij deze rassen laat zich dit natuurinstinct nog niet heelemaal wegwerken. Voor de gewone pluimveehou derij heeft men allang de natuur door de machine vervangen en zoo zag ik in Amerika machines die tot 72000 eieren in eens kunnen bevatten en uitbroeden. Het broeden met kloeken geschiedt nog soms door bedrijfs- fokkers die van meening zijn dat daardoor sterkere kuikens en kippen ontstaan en ver der door menschen die slechts enkele kip pen houden en vooral ook door tentoonstel lingsfokkers. Deze hebben soms maar enkele dieren die door inteelt dusdanig verzwakt kunnen zijn dat er met- broeden in machines niet veel van terecht komt. Bij het broeden met hennen moeten- we dus beginnen met een goede broedsche hen. Daartoe leenen zich de zware rassen beter dan de lichte, dus Rhode Island, Reds-Bar- nevelders of Noord-Hollandsche Blauwe. De hennen zijn veel rustiger en ze kunnen veel meer eieren bedekken. De broedsche hen kenmerkt zich al gauw doordat zij langer dan andere op het legnest blijft zitten en een zacht kloekend geluid laat hooren. Komt men dicht bij, dan zet zij de veeren op of pikt naar de hand die haar opnemen wil. Aan de borst bemerkt men kale plekken waarvan de huid rood ziet. Wil men een hen gebruiken om te broe den, dan is het veiliger haar eerst een paar dagen te probeeren op porceleinen eieren. Blijft zij goed zitten dan kan men deze eieren vervangen door de broedeieren. De hen zelf moet echter gezond zijn en mag geen kalkpooten hebben. Kalkpooten worden n.l. veroorzaakt door schurftmijten. Deze veroorzaken jeuk en de hennen wor den dus onrustig. Verder kunnen de kuikens er later last van krijgen. Ook moet de hen vooraf terdege ontluisd worden, want voor de luizen geldt hetzelfde als voor de schurft mijten, alleen nog in sterkere mate. Boven dien houdt een gewone kip zich meer of minder luisvrij door haar stofbaden en be weging, terwijl de hen, die rustig op een warm nest zit, een ideale broedplaats voor luizen vormt. Men kan de hen en het broed- nest van te voren goed bestrooien met in sectenpoeder, maar men kan ook, als men de hen vooraf op porceleinen eieren zet, deze bedekken met een lapje met het lui zenmiddel, dat ook op de zitstokken veel gebruikt wordt. Deze ontluizingsmiddelen zijn zeer praktisch en bestaan uit nicotine- sulfaat-preparaten. Ten gevolge van de li chaamswarmte der hennen gaan de nicotine- preparaten verdampen en deze dampen dooden de luizen tusschen de veeren der kippen. Het is in elk geval altijd aan te raden ook na deze ontluizing in het broed- nest insectenpoeder te strooien. We moeten ook weer de broedhen op diph- therie onderzoeken. Deze ziekte komt dank zij de inenting niet veel meer voor, maar bij oudere kippen treedt op anderen tijd van het jaar wel eens diphtherie op. Voor het broeden moeten we een rustig, niet hel verlicht plekje opzoeken. Bij alles moet er aan gedacht worden, dat de hen rustig moet gehouden worden. Dus ook geen plaats waar honden, katten of ratten haar kunnen storen. Als de hen onrustig wordt, kan ze in haar zenuwachtigheid de eieren stuk trappen en komt er van het broedsel niet veel terecht. Als broednest kunnen we sinaasappelkis- ten of iets dergelijks gebruiken. Als men meer hennen tegelijk te broeden zet, is het goed vóór het nest een zak te hangen, dan hinderen de hennen elkaar niet. Onder in het nest legt men een graszode, die men lichtelijk in het midden heeft uit gehold. Deze houdt lang een zeker vochtge halte, wat voor het broeden bevorderlijk is. Hierop maakt men met hooi het eigenlijke nest. Dit moet in het midden ook uitgehold zijn, zoodat de eieren er niet uit kunnen rollen. Het moet echter ook weer niet zoo uitge diept zijn, dat de eieren neiging hebben in het midden over elkander heen te rollen. Een soort diep bord dus met verhoogde randen. De broedeieren moeten liefst niet ouder dan 10 dagen zijn, hoe ouder de eieren hoe minder kans op goede broedresultaten. Het aantal eieren hangt af van de grootte der kip en het weer. Bij koud weer vroeg in het voorjaar kan een kip de buitenste eieren niet zoo goed op temperatuur houden als bij warm weer, dus dan legt men er wat minder eieren onder. In elk geval moet men er op letten, dat de hen alle eieren kan be dekken, anders worden de buitenliggende eieren te koud. Een kip kan men geven 1215 kippen eieren, 710 eendeneieren, 69 kalkoen- eieren of 45 ganzeneieren. Een kalkoen kan men geven 2025 kippeneieren, 1520 eendeneieren, 1318 kalkoeneieren en 10 15 ganzeneieren. Een gans kan men geven 1015 ganzeneieren. In de buurt van het broednest moeten aanwezig zijn een voer bak, een drinkbak en een stofbad. Het stof- bad heeft de hen tijdens het broeden steeds noodig om zich rein te houden en even- tueele luizen tè verwijderen. Het beste is, als de hen een paar dagen proef gebroed heeft, haar 's avonds heel voorzichtig de broedeieren in het nest te leggen. Dr. B. J. C. TE HENNEPE. Ooor 30) Naast de zware overgordijnen hing een gekleurd koord af en met zijn geblesseer den arm maakte de jongeman dit moeizaam los. „Hier, pak aan", beval hij,, naar Higgens wenkend. De inspecteur was gedwongen te gehoorzamen. „En jij", vervolgde hij tegen den ander, „loop jij eens netjes naar dien stoel en ga daar zitten". Er lag een moordzuchtige blik in San derson's oogen, terwijl hij langzaam deed zooals hem bevolen was. Hij verkeerde eveneens in de veronderstelling, dat beide anderen onder één hoedje speelden, en kon deze nieuwe politiemethoden maar niet be grijpen. „Bind hem nu stevig vast". Maar al te gaarne volvoerde inspecteur Higgins deze opdracht, hoewel nog steeds hoogelijk verbaasd. Het was hem allerminst duidelijk, wat de jonge Hamper eigenlijk wilde, maar nu die groote man daar zoo stevig vastgebonden zat, kreeg Higgins het gevoel, dat die jonge Hamper de kwaadste nog niet was. Met de uiterste zorg bond hij de armen van den man om de leuning van den stoel tezamen. Daarna kwamen de bee- nen aan de beurt. Sanderson's schoenen de den hem rillen. Het waren puntige lak schoenen met lakensche kappen en ze wa ren hopeloos "ulgair. Hij stond op, Hamper's oogen keken hem komiek aan door de spleetjes in het mas ker. Eén ervan sloot zich langzaam. „U kunt hem beter ook maar ineens kneve len!" Higgins was het er volkomen mee eens. Hij vroeg zich verwonderd af, waarom de groote man al niet eerder geschreeuwd had, maar een blik op diens gelaat leerde hem de waarheid. De man was doodelijk beangst. „Sluit nu de deur". „Zeker". Inspecteur Higgins stapte op de deur toe. Dit was te mooi om waar te zijn! Het eenige, wat hij te doen had om aan deze zonderlinge betoovering een einde te maken, was de deur open te glippen. Aan de andere zijde van de deur zouden hem natuurlijk weer andere moeilijkheden kun nen wachten, maarwie dan leeft Terwijl hij op de deur toestapte, overwoog hij zijn kansen. De deur ging naar binnen open, dat was een strop. Maar de sleutel stak niet aan de binnenzijde in het slot, een goed excuus om de deur open te maken. Het was natuurlijk mogelijk, dat de jonge man niet'zou schieten, wanneer hij een ren naar buiten zou wagen, maar jonge men schen met grieven zijn erg onberekenbaar en zien er allerminst tegenop om dwaze dingen te doen. Ah! Hier zijn we er. Vooruit nu ermee! Hij keek om zich heen, Hampers blikken waren op hem gericht en de revol ver wees in zijn richting. Inspecteur Hig gins greep den deurknop, verzamelde al zijn moeden trok. De deur gaf echter niet mee; zij was afgesloten! Het gelaat van den inspecteur weerspie gelde zijn verbazing. „Wat is er aan de hand, mijnheer?" Hamper's stem drukte onrust uit. Het woordje „mijnheer" vermaakte Higgins, waar het hem onthulde, dat de jongen te genover hem geen kwaad in den zin had. „Afgesloten!" „Dan kunnen we moeilijkheden verwach ten Groote moeilijkheden". Het waren niet zoozeer de woorden, als wel de manier, waarop ze werden uitge sproken, welke indruk maakte op den in specteur. „Dan moeten we zorgen, dat we er uit komen, zonder dat ze ons zien", merkte hij opgewekt op. „Geef mij je revolver. Ik ben waarschijnlijk meer gewend er mee om te gaan dan jij". „Daar heb u niet veel aan, mijnheer. Het ding is niet geladen". „Nou, jij hebt moed, dat moet ik zeggen!" merkte-Higgins bewonderend op. Het gelaat van den jongen onder het masker bloosde bij het vernemen van dit» compliment en de schooljongen in hem (nog niet zoo heel lang dood, wat het aan tal jaren betreft) kwam naar voren terwijl hij op den onmachtigen Sanderson wees. „Dat kan hij niet zeggen, mijnheer". Dat was maar al te waar. Het gezicht van den man was bleek, bijna spookachtig, en zweetdruppels stonden op zijn voorhoofd. Hij was bang. „Nu de deur aan den buitenkant afgeslo ten is, kunnen wij die het beste van binnen uit barricadeeren. Wij kunnen daarlangs toch niet ontsnappen, dat is duidelijk". Hig gins keek de kamer rond naar een bruik bare versperring en zijn oogen vielen op den grooten Sanderson. Ondanks hun ge vaarlijke positie glimlachte hij opgewekt, toen deze gedachte hem te binnen schoot. „Hier, Tommy, help eens een handje!" De jonge Hamper, wiens van nature vlug verstand nog verscherpt was door den straathandel, begreep oogenblikkelijk de bedoeling. Te zamen sleepten zij den ver geefs protesteerenden Sanderson naar de deur, waar zij hem stevig op zijn stoel te gen het paneel plantten. Ruim tweehon derd pond menschelijke onbeweeglijkheid: een stevige barrière. „Nu, Tommy, hoe ben jij hier binnenge komen?" De jongen boog zich naar hem over en fluisterde: „De Gladde liet mij door de. ach terdeur naar binnen. Hij denkt, dat ik al weg ben". „H"m. Dat is typisch". Er werd op de deur geklopt en opnieuw hoorde de inspecteur die metaalachtige stem. „Wel, Sanderson, is die brave inspecteur eh non compos ik bedoel hors de combat? Is hij buiten gevecht gesteld?" Een pauze volgde. „Zoo, zoo, beste Sander son. Je hebt dus gefaald, hè?" Een felle be dreiging lag in die woorden. Het gezicht van den gebonden man werd ziekelijk groen en de inspecteur voelde bijna medelijden met hem. Aan den anderen kant van de deur werden instructies gefluisterd en zij hoorden het geluid van wegsnellende voet stappen. Higgins probeerde het met bluf. „Hela! Jullie daar! De politie heeft het huis omsingeld!" Een vroolijke lach weerklonk van de an dere zijde. „Ja, ik zag dien eene gaan". „Hij is dus veilig weggekomen, hè?" Vriendelijk bedankt. Hij moet nu wel al weer terug zijn, met ongeveer dertig an deren". Higgins luisterde gespannen om zich ervan te overtuigen of zijn schot doel had getroffen of niet. „Zij wachten slechts op een teeken van mij". „Waarom dat teeken dan niet gegeven, mijn waarde inspecteur?" Zoo, dat was dat! Een seconde later klonk er een schot. In het houten paneel van de deur verscheen een mooi rond gaatje, terwijl een kogel vlak langs het hoofd van den inspecteur vloog en een gat in den tegenovergestelden muur boorde. Het gat in de deur bevond zich on geveer vijf centimeter boven het hoofd van Sanderson en met een blik van ontzetting in zijn oogen probeerde de gebonden man zich zoo klein mogelijk te maken. Inspecteur Higgins sloop naar het raam en keek naar buiten. Het begon al te sche meren en in minder dan een uur zou het waarschijnlijk donker zijn. Tommy en hij moesten hun sterkte verdedigen, tot de be schuttende duisternis het huis zou omhullen, om dan te probeeren, langs het raam te ont snappen. Mogelijk echter zou de sinistere „stem" op hetzelfde idee komen. In ieder ge val was het vrij waarschijnlijk, dat hij het raam zou bewaken. Wat dacht hij er in 's hemels naam mee te winnen, wanneer hij den inspecteur doodde of gevangen nam? Zoodra hij als vermist gesignaleerd zou worden, zouden in dit huis natuurlijk onderzoekingen worden ingesteld. Zou hij denken, de politie om den tuin te kunnen leiden bij dit onderzoek? Wat zou er gebeuren? Dryan of een andere inspecteur zou uitzoeken, waar Higigns het laatste gezien was. De inspecteur van het plattelandsbureau zou hem naar den dorps agent verwijzen en die op zijn beurt zou hen naar het tuinhek voeren. En dan? Zou Dryan op zijn beurt vermoord of gevangen geno men worden? Dat was te dwaas. Zoo konden zij maar niet blijven doorgaan. Er moest de een of andere reden bestaan. Zij hadden Higgins als inspecteur aange sproken, voordat hij zelfs zijn kaartje had afgegeven, ja, hij had dit in het geheel niet afgegeven. Ze kenden hem dus. De Gladde had hem herkend, natuurlijk, zoodat er geen reden was, waarom dit met de anderen niet het geval zou zijn. Maar waarom mij, vroeg Higgins zich af. Zonder eenige opschepperij wist de inspec teur van zichzelf, dat hij beschouwd werd als een van de bekwaamste inspecteurs van de Yard. Hij was hier gekomen om den man te identificeeren, die boven op de bus ver moord was, maar hij had even goed een on dergeschikte kunnen sturen. Of waren zij op de hoogte van zijn onderzoekingen inzake den dood van Henry Hamper? Zij moesten deze zaak toch als afgedaan beschouwd heb ben, zoodra de schouwing voorbij was. Wa ren zijn onderzoekingen in die richting on welkom? Op de een of andere manier ston den beide zaken met elkaar in verband. Was Sanderson de eigenaar van den hoed en de handschoenen, die in Hampers kamer ge vonden waren? Was „de stem" de geuni- formde politieman, die dien bewusten Zon dagavond geholpen had om Hamper naar zijn kamer te brengen? Dat moest de vei - klaring zijn. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1940 | | pagina 4