BIJ ONS IN ROTTERDAM
9xuMet<m
Aar
Verkeersproblemen, die verdwenen
en andere, die ontstonden.
Rechizahen.
Duitsche krijgsraad legt
vijf jaar op.
„Feindbegünstigurig".
J. BF.CHDOLT.
No. 163
Het Duits
De strijd b
TWEEDE BLAD.
Als alle andere Nederlanders hebben de
Rotterdammers de fiets teruggevonden.
Het fietsverkeer heeft thans een omvang
aangenomen als nimmer tevoren. In drom
men doorkruisen de fietsers de stad in alle
richtingen. Auto's rijden uiteraard niet
meer, het tramverkeer heeft zich wel
grootendeels maar toch nog niet geheel
hersteld en waar de afstanden te groot
zijn om te voet af te leggen, is het de fiets
of de tandem, die redding moet brengen.
Met het toenemen van het fietsverkeer
wordt obk helaas het aantal rijwiel-over
tredingen grooter. De overtredingen van
dit soort zijn zóó talrijk, dat het haast
zorgwekkend is. Lang niet altijd zijn deze
overtredingen aan schuld of grove nala
tigheid te wijten. Veeleer is dit een gevolg
van het feit, dat de Rotterdamsche bevol
king eenigszins uit het lood geslagen is.
De gebeurtenissen der laatste weken heb
ben uiteraard hun invloed gehad op het
zenuwgestel van de bevolking.
Intusschen past het verkeer in de Maas
stad zich op waardige wijze aan bü de an
dere takken van sociaal leven en den we
deropbouw daarvan. De Maasstad is als
bij tooverslag bevrijd van een aantal nij
pende verkeersproblemen, die nimmer af
doend opgelost waren en die begonnen te
gelijken op Gordiaansche knoopen. Zoo
was er een Hofpleinvraagstuk, dat uitge
groeid was tot een complete lijdensge
schiedenis. Uit alle hoeken en gaten bolde
het verkeer samen op het Hofplein, dat
ingevolge een in uitvoering zijnd plan wel
eenigszins geordend zou worden, maar dat
verkeerstechnisch toch altijd een uiterst
zwak punt bleef, evenals trou wens het
Van Hogendorpsplein en de Maasbrug
gen. Het nieuwe Rotterdam krijgt ver
moedelijk vier zeer groote pleinen, een
wereldstad waardig, te weten het Beurs
plein, het Hofplein, het Oostplein en het
Kruisplein. De drie eerstgenoemde plei
nen bestonden reeds en zullen aanzienlijk
grooter worden.
Het Kruisplein wordt ;en plein op het
thans bestaande kruispunt Kruiskade
DiergaardesingelWestersingel. Ook dit
wordt een zeer groot plein, zoodanig, dat
de Aert van Nesstraat in de toekomst zal
uitkomen op het nieuwe Kruisplein.
Met deze pleinen als basis zal het mo
gelijk zijn een gezond en eenvoudig opge
bouwd verkeer te doen ontstaan, waardoor
Rotterdam verkeerstechnisch een waar
lustoord belooft te worden. Het grondbe
ginsel van dit verkeer, een ver doorge
voerd eenrichtingsverkeer, wordt ook
thans reeds toegepast, nu behalve de tal-
loozg fietsers en de schaarsche particuliere
auto's, de puntauto's nog de volle aan
dacht vragen van de verkeerspolitie. De
vier toegangswegen van het drukke Wes
ten naar den Coolsingel, Kruiskade, Aert
van Nesstraat, Van Oldenbarneveltstraat
en Binnenweg mogen slechts in één rich
ting, om de beurt van en naar den Cool
singel worden bereden. Voorts bestaat ook
in de Meent éénrichtingsverkeer, n.l. van
den Coolsingel af. De Goudsche Singel is
voor het verkeer naar den Coolsingel in
het hoofdverkeer ingeschakeld, waarmede
het ook in het nieuwe Rotterdam toe te
passen principe van een ver doorgevoerd
circulatieverkeer is toegepast.
Hoewel dus het verkeer in Rotterdam op
het oogenblik verlost is van een paar
lastige vraagstukken, zijn er, mede door de
plotselinge verschuivingen in de woon
wijken en de beteekenis daarvan, wel een
paar tijdelijke verkeerspuzzles ontstaan.
Zoo was b.v. aanvankelijk, toen de bin
nenstad nog geheel gesloten was voor het
verkeer, de tunnel onder de spoorbaan bij
het Henegouwerplein zwaar overbelast,
zoodat hier vaak honderden fietsers in
lange files wachtten. Voorts hebben Kruis
kade en Binnenweg het op de snijpunten
met den 's Gravendijkwal, mede als ge
volg met de aldaar in aanleg zijnde tun
nels ten behoeve van een rechtstreeksche
verbinding met den Maastunnel, zwaar te
verantwoorden gehad. Nu het geheele
stadscentrum met uitzondering van het
gebied begrensd door Boompjes, Beurs
plein, Blaak, Leuvehaven, voor het verkeer
vrijgegeven is, kan het verkeer bij het
Henegouwerplein en den 's Gravendijkwal
weer normaal en zonder stagnatie ver
werkt worden. Het moeilijkst zijn nu nog
de verbindingen met den Linker Maas
oever, vooral, doordat op de Maasbruggen
nog slechts éénrichtingsverkeer, elke zijde
om de beurt vijf minuten, mogelijk is. Dit
is des te erger, aangezien het puin onder
meer naar de Boompjes wordt vervoerd
om daar in schepen te worden geladen, die
voor de verdere expeditie wijd en zijd in
het land verspreid, maar speciaal groote
hoeveelheden naar de Zuiderzeewerken,
zorg dragen. Verder wordt puin gereden
naar de pijlers van de Maasbrug, die hier
mede verstevigd wordt. Bovendien worden
de al te diepe gedeelten van de rivier met
puin op een gewenschter peil gebracht,
waardoor de baggerwerkzaamheden wor
den verlicht en de waterstand in de ri
vier, gebruik makend van de bestaande
strooming, verbeterd wordt. Dit alles
brengt druk verkeer met zich bij de
Maasbruggen. Voegt men hierbij nog het
tramverkeer, dan is het duidelijk, dat de
oeververbindingen ook onder de huidige
omstandigheden het teere punt van het
Rotterdamsche verkeer vormen
De tram.
Bij het uitbreken van den oorlog is het
tramverkeer te Rotterdam terstond stop
gezet. Gedurende de vijf dagen, dat ons
land actief bij den oorlog betrokken is
geweest, heeft het trambedrijf geheel stil
gelegen. De tol, die de R.E.T. aan den
oorlog heeft moeten betalen, bestond uit
17 groote autobuswagens, een aanzienlijk
verlies uiteraard, dat evenwel op het
oogenblik niet zoo zwaar telt, nu het
stadsautobusverkeer tot een minimum is
beperkt. De tramwagens zijn er zeer goed
argekomen. Behalve een aantal gebroken
ruiten werd aan dit materiaal geen schade
geleden. Wel waren natuurlijk in de ge
troffen binnenstad de bovenleidingen ge
heel vernietigd. Met man en macht is er
toen gewerkt om zoo spoedig mogelijk een
beperkt tramverkeer te herstellen, hetgeen
reeds op den zeventienden Mei gelukte,
toen twee kringlijnen van Schiedam naar
den Eendrachisweg in dienst werden ge-,
steld en ook het tramverkeer op den
Linker Maasoever werd hervat. Dagelijks
werd dit tramverkeer uitgebreid, zoodat
het thans, op enkele uitzonderingen na,
normaal is, 'behoudens een paar omleggin
gen. In ieder geval was de toestand reeds
spoedig zoo, dat alle stadsdeelen per tram
bereikbaar waren. De tram heeft het dan
ook voortdurend zeer druk gehad. Zoo
bedroegen de- ontvangsten op een der eer
st# Zondagen na het bombardement
21000 tegen 17.000 normaal. De totale
opbrengst over de maand Juni was slechts
10.000 minder dan het vorige jaar, on
danks de stagnatie in het verkeer en on
danks het feit, dat er bijna geen buslijnen
aangehouden zijn.
In overleg met de Rijksverkeersinspec
tie is een regeling ontworpen voor de
plaatselijke autobuslijnen, die aanvanke
lijk voor dt. R.E.T. zeer poover uitviel.
Slechts de buslijn D mocht rijden en dan
og maar van Overschie tot den Noorde
lijken ingang van het station D.P. met een
kwartiersdiens., die alleen tijdens de spits
uren tot een 7 'A minuten-dienst kon wor-
ongevoerd. Bovendien is ook ce dienst
op Delft gehandhaafd, met dien verstan
de, dat de busser: om de twee rijden in
plaats van zooals vroeger, om het half
uur. Dank zij diverse besprekingen is men
er in geslaagd een verder herstel van het
busverkeer tot stand te brengen. Er is
weer een verbinding HeyplaatPernis en
de lijn L, die een verbinding vormde tus-
schen Hillegersberg en Kthel, is over het
gedeelte SchiedamKethel hervat. Bij al
deze buslijnen staat de gedachte voorop,
dat bussen slechts daar mogen rijden,
waar geen tramverbindingen zijn. Het is
om deze reden, dat de zuiver locale buslijn
H, de eenige R.E.T.-verbinding tusschen
het Noordelijk en het Westelijk stadsdeel,
eveneens hersteld is. Tenslotte zullen ook
de buslijnen in Schiedam weer spoedig
door de R.E.T. worden geëxploiteerd.
Stadsverkeer.
Het overig stadsverkeer wordt, zooals
gezegd, in hoofdzaak gevormd door fiet
sers. Ook rijden er, zij het in zeer beschei-
dieni mate, weer taxi's. Het rijtuig ontwaart
men nog niet veel in Rotterdams straten,
minder althans dan in andere steden. Ook
de z.g. twee-tax, de fiets-taxi, is tot dusver
niet tot de Maasstad doorgedrongen. Late
visites zijn dientengevolge te Rotterdam
nog niet goed mogelijk, vooral niet sinds
de verordening van kracht werd, dat rij
wielen een half uur na zonsondergang niet
meer op straat geparkeerd mogen worden;
De tram rijdt slechts tot omstreeks half
elf, de fiets mag ook niet later onbeheerd
buiten staan, en lange wandelingen door
de duistere stad, waar het dikwijls zeer
moeilijk is zich te oriënteeren, lokt niet
velen aan. Zoo wordt de Rotterdammer
met zachten drang gedreven naar een tij
dig naar bed gaan, hetgeen zeker in deze
woelige dagen niet anders dan toe te
juichen is.
Rotterdammer.
HOE ROTTERDAMS JEUGD HAAR
VACANTIE DOORBRENGT.
In het bijzijn van den wethouder van on
derwijs, den heer L. de Groot, heeft het
bestuur van de afdeeling kinderevacuatie
van het centraal evacuatiebureau te Rot
terdam voor de pers een uiteenzetting ge
geven over het probleem van de evacuatie
en de komende vacantie der Rotterdamsche
jeugd.
Het kamp van de Rotterdamsche vacan-
tieschool in Hoek van Holland kan niet ge
bruikt worden, het vacantiekinderfeest, dat
anders elk jaar honderden kinderen enke
le dagen naar buiten stuurde, ziet zich voor
een zeer beperkte vervoersgelegenheid ge
plaatst en bovendien kan ook het kamp te
Gilzerijen niet voor haar oorspronkelijk
doel gebruikt worden. Er moet naar andere
middelen worden uitgezien om iets voor
het kind te kunnen doen. Daar is allereerst
het aanbod dat rijksminister Seysy Inquart
namens den gouwleider van de Ostmark
heeft gedaan en het aanbod van zeer velen
uit den lande om kinderen uit Rotterdam
voor eenigen tijd in hun gezinnen op te
nemen.
Aan 75.000 schoolkinderen werden formu
lieren verstrekt, met als resultaat dat
reeds op den daarop volgenden dag 300
aanvragen binnenkwamen.
Het bestuur kreeg tot nu toe ruim 4000
aanvragen te verwerken.
De Heer H. S. van der Waals, gedelegeer
de voor de kinderevacuatie, zette daarna
uiteen, hoe den anderen Rotterdamschen
kinderen, die het noodig hebben, gelegen
heid voor vacantie wordt geschonken. De
vereenigingen, welke zich bezig houden
met het naar buiten zenden van het zwakke
kind in Rotterdam, hebben alle hun werk
zaamheden voortgezet.
Na het ongeluk, dat Rotterdam op 14 Mei
heeft getroffen, is er direct en spontaan uit
alle deelen van het land om kinderen ge
vraagd. Typisch was het, dat ongeveer
tweehonderd aanvragers vroegen om kin
deren, die door de gebeurtenissen wees ge
worden waren en die men als eigen kind
wilde aannemen.
Gelukkig heeft men deze aan
vragers moeten teleurstellen, want
„oorlogsweesjes" heeft Rotterdam
nagenoeg niet.
Het totaal der aanvragen was zoo groot,
dat elk kind, dat daarvoor in aanmerking
zou komen, vijftien tot twintig maal zou
uitgezonden kunnen worden, wilden alle
aanvragers tevreden worden gesteld. Aan
vankelijk voelden de ouders van de getrof
fen gezinnen er weinig voor hun kinderen
enkele maanden of weken af te staan, dach
de bereidheid neemt nu toe. Voor elk kind,
dat uitgezonden wordt, wordt nagegaan of
het in een omgeving terecht komt, waar
Voor den Duitschen krijgsraad is gisteren
in het gebouw van den bevelhebber der
Ordnungspolizei (Plein no. 1 vroeger dep.
van koloniën, te Den Haag) een strafzaak
behandeld, welke in het Duitsche strafwet
boek- „Feindbegünstigung" wordt genoemd.
Het ging hier om den 36-jarigen pension
houder *J. C. V. te Scheveningen, die in de
laatste dagen van Mei pogingen had aange
wend om Nederlandsche militairen te vin
den, die bereid zouden zijn tot vertrek naar
Engeland om in het Britsche leger dienst
te nemen. De pogingen waren niet geslaagd.
De pensionhouder werd aangeklaagd op
grond van art. 91 sub b. van het Duitsche
strafwetboek, dat als volgt luidt:
„Wie in het binnenland of als Duitscher
in het buitenland poogt tijdens een oorlog
tegen het rijk of met betrekking tot een
dreigenden oorlog aan de vijandelijke
macht bijstand te verleenen of aan de
krijgsmacht van het rijk of rijks bondge-
nooten nadeel toe te brengen, wordt met
den dood of met levenslange tuchthuisstraf
gestraft. Indien de daad slechts een onbe
langrijk nadeel voor het rijk en zijn bond-
genooten en slechts een onbelangrijk voor
deel voor de vijandelijke macht heeft opge
leverd en zij ook geen meer ernstige ge
volgen zou kunnen veroorzaken, dan kan
met tuchthuisstraf, doch niet minder dan
twee jaar, worden volstaan".
Volgens art. 161 van de Duitsche militai
re strafwet geldt art. 91 van het strafwet
boek thans ook voor niet-Duitschers in het
door Duitschland bezette gebied. De Duit
sche justitie had als verdediger van den
verdachte aangewezen mr. Frangois Pau-'
wels uit Amsterdam.
Als getuigen werden gehoord de 51-jarge
J. B. Ton, een gepensionneerde, die in deze
oorlogsdagen als reserve-adjudant-onder
officier in het Nederlandsche leger diende,
en de 49-jarige fourier C. van der Maden.
Verdachte verklaarde in financieele moei
lijkheden te zijn geraakt. Hem was ter oore
gekomen, dat de Engelsche radio het bericht
uitgezonden zou hebben, dat het Nederland
sche vorstenhuis op 28 of 29 Mei zou heb
ben aanbevolen, dat Nederlandsche militai
ren zich zouden aanmelden voor dienstne
ming om met de Engelsche en de Fransche
weermacht tegen Duitschland te vechten.
Den dag tevoren zouden drie man (een
kellner, een portier en een chauffeur) bij
verdachte zijn gekomen met de mededee-
ling dat zij 345 van hem moesten hebben.
Indien hij niet betaalde, zouden zij hem
willen vermoorden.
Verdahcte zou toen tot den adjudant ge
zegd hebben: Dacht U dat er nu nog men
schen zoo dwaas zijn, na de capitulatie, om
voor Engeland dienst te nemen?
T. had hierop geantwoord: Jammer, dat ik
gehuwd ben, maar ik weet misschien wel
anderen, doch hoe moeten zij er komenï
De mogelijkheid zou toen zijn besproken
om per schip te gaan op de wijze als in der
tijd ten aanzien van Spanje geschiedde
Verdachte meende wel iemand te weten,
die door dik en dun naar Engeland zou
wenschen te gaan om in het leger daar te
Bande dienst te nemen.
Getuige Ton, hierna bihnengelaten, ver
telde dat V. hem had gevraagd eens bij Kern
te komen. Dat was op 27 of 28 Mei. Het
verhaal van den Engelschen zender om
trent dienstneming bij de Engelsche en
Fransche legers werd toen door V. ter
sprake gebracht. V. vertelde hem toen dat
hij op de Amerikaansche legatie had ver
nomen, dat men wel een schip ter beschik
king kon stellen indien er voldoende deel
nemers waren. Hij vroeg of getuige geen
menschen wist, die zich daarvoor wilden
aanmelden. Getuige had toen gezegd, dat
het in past, of deze omgeving voor het kind
zedelijk niet gevaarlijk is en of 'het kind
zelf gezond is. Een apart comité, het „comi
té vacantie 1940", zorgt voorts voor de kin
deren, die niet geëvacueerd behoeven te
worden^ doch alleen voor vacantie naar
buiten moeten. Hierbij werd ook gebruik
gemaakt 'van het aanbod van die gezinnen,
die om te evacueeren kinderen hebben ge
vraagd.
hij wel eens wilde informeeren. Hij heeft
daarop met fourier van der Maden erover
gesproken en het verzoek van verdachte
overgebracht.
Aanvankelijk achtte getuige het plan wel
uitvoerbaar, maar later kwam hij tot de
conclusie, dat het te fantastisch was.
President: Wat zeide van der Maden?
Getuige: Dat wij ons er verder niet mee
zouden bemoeien. Daarop heb ik V. geant
woord dat er geen liefhebbers te vinden
waren.
President: Wat zei V. toen?
Getuige: Niets. We hebben er verder niet
meer over gesproken.
Getuige van der Maden vertelde daarna,
dat Ton hem gevraagd had of hij menschen
bij de compagnie wist, die bereid zouden
zijn per schip naar Engeland te gaan om
tegen Duitschland te vechten. Getuige zei-
de, dat hij dit plan wel bij eenige militai
ren, wier gezindheid hij voldoende kende,
ter sprake zou brengen. Hij vroeg tevens
bij wie de menschen zich konden aanmel
den en kreeg toen den naam en het adres
van den pensionhouder V. te hooren.
Getuige gevoelde, aldus verklaarde hij,
dat daarmee een misgreep tegenover den
overwinnaar^ou worden gedaan en dat de
ze gevaarlijk voor onze Hollandsche solda
ten zou zijn. Hij heeft toen het heele geval
bij de militaire politie aangebracht. Boven
dien heeft hij de Hollandsche soldaten ge
waarschuwd, op een dergelijke aanvraag
niet in te gaan.
De eisch.
De aanklager achtte de tenlastelegging
voldoende bewezen. Hij wees op den ernst
van het feit, waarop, als het plan gelukt
was, de doodstraf staat. Wij kunnen ons
aldus de officier niet indenken, dat Ne
derlandsche soldaten, die door de grootheid
van den Führer vrij mogen loopen waar zij
willen, ervoor te vinden zouden zijn, den
strijd tegen het Duitsche leger weder zou
den willen opnemen. In ieder geval moeten
eventueele pogingen daartoe met ijzeren
kracht worden tegengegaan. Dit kan slechts
door onherroepelijke bestraffing van daar
aan schuldigen geschieden.
Spreker eischte vervolgens een tuchthuis
straf van acht jaren.
Mr. Frangois Pauwels, vervolgens aaan het
woord komend, betwijfelde of het bewijs
toereikend is voor een zoodanige strafopleg
ging als de officier heeft geëischt. Boven
dien meende pleiter te moeten twijfelen
aan de volkomen betrouwbaarheid der ge
tuigenverklaringen. Getuige van der Maden
heeft zelf nooit met verdachte gesproken en
ten aanzien van laatstgenoemde moet de
krijsgraad dus afgaan op de verklaringen
van getuige Ton, die voor zichzelf de zaak
zoo gunstig mogelijk tracht voor te stellen.
Er zijn hier feitelijk twee lezingen en in
zulk een geval van twijfel schrijft het on
geschreven recht voor, dat men ten gunste
van den verdachte beslist. Aangenomen mag
worden dat V. alleen bedoelde, eenig geld
te verdienen, doch zijn plan was fantastisch
en derhalve geenszins serieus.
Pleiter drong tenslotte aan op vrijspraak,
subsidiair een lichte bestraffing van dezen
reeds sedert 1 Juni in preventieve hechte
nis gehouden verdachte, die bekend staat
als een fatsoenlijk mensch en die boven
dien eenigszins invalide is.
De officier, repliceerend, handhaafde den
eisch.
Nadat verdachte het laatste woord had
gehad en gezegd had een gebroken en be
rouwvol man te zijn, die gaarne wil arbei
den, begaf de krijgsraad zich in raadkamer.
Na ongeveer drie kwartier werd de zitting
heropend.
De president deelde hierna mede, dat de
krijgsraad den verdachte tot v ij f jaar
tuchthuisstraf veroordeelde.
De president gaf een uitvoerige
motiveering van deze uitspraak. Aan
het getuigenis van Ton heeft de
krijgsraad niet getwijfeld, doch wel
heeft Ton zich hierdoor zelf mede
schuldig gemaakt, zoodat de aanhou
ding van dezen getuige werd bevolen.
De krijsgraad was overigens van oordeel,
dat een feit, 14 dagen na de bezetting
gepleegd op de wijze als hier is geschied,
zoodanig behoort te worden bestraft, dat
er een afschrikwekkende werking van
uitgaat. Het oordeel van den krijgsraad
wordt van kracht na goedkeuring door den
miltaren bevelhebber her te lande.
DOOR
i)
HOOFDSTUK I.
Het onontkoombare.
Op haar achttiende jaar beleefde Mary
Reeder den gewichtigsten dag van haar ge
heele bestaan. Het was, om zoo te zeggen,
de dag, waarop haar leven begon. Tot dan
toe was ze niet anders geweest dan de ge
zonde, werkzame, tevreden jongere zuster
van het mooiste meisje in de Verborgen
Vallei. Doch op dien dag gebeurden er drie
dingen, die hem tot een heel uitzonderlijken
dag maakten.
De hoeve van Cabinal in de Verborgen
Vallei was het eerste tehuis, dat ze zich her
inneren kon; ze kende geen andere ouders
dan haar pleegouders, den ouden Les Ca
binal en zijn spichtige vrouw Sarah, haar
oom en tante. Het eenvoudige leven op een
afgelegen hoeve in een vergeten bergvallei
van het Verre Westen eischte slechts zelden
een nieuwe japon. En als er een gemaakt
werd, dan was die altijd bestemd voor Bess
Reeder, de oudste zuster en de schoonheid
der familie; en Mary die haar zuster bijna
aanbad, maakte daartegen nooit eenig be
waar.
Mary dacht al even weinig over haar eigen
uiterlijk, als over haar gezondheid, die uit
stekend was en voor haar even natuurlijk
en gewoon als de blauwe lucht en de zonne
schijn. Ze had wel wat anders te doen, dan
in een spiegel kijken! Ze bereed alles op
vier pooten, wat maar berijdbaar was. Ze
kon lasso werpen als de beste. Ze hield van
het vrije veld en de open lucht en elke man
elke vrouw en elk kind in de spaarzaam be
volkte streek was met haar bevriend. Elk
redeloos schepsel was voor haar een voor
werp van belangstelling en toegenegenheid.
Die dag bracht niet alleen verandering in
het leven van Mary Reeder. Hij voegde ook
een nieuw en spanrend hoofdstuk toe aan
de geschiedenis van het Verre Westen.
Groote economische krachten kwamen tot
uiting. Menschenlevens zouden verandering
ondergaan en zelfs het landschap zou wor
den gewijzigd. Die dag was in de geschiede
nis even belangrijk als de dag, waarop de
eerste voortrekkerswagen de wijde prairie
introkken.
Mary Reeder trok zich van economie of
historie niet veel aan. Ze zag in de komende
veranderingen niet veel anders dan moei
lijkheden voor haar oom Les Cabinal, dien
ze liefhad en alleen omdat ze van hem
hield, droeg ze die met hem mee. Zijn moei
lijkheden waren ook de hare.
Mary was op dezen stralenden herfstdag
uitgereden om een bezoek te brengen aan
Etta Hanley.
Marietta, de bejaarde weduwe van Jeth
Hanley en de moeder van den jongeren
Jeth, die nu de hoeve bestuurde, had voor
Mary een nieuwe zijden japon gemaakt, als
een cadeautje voor haar verjaardag. Van
daag moest de japon gepast worden en zag
Mary zichzelf voor de eerste maal in deze
japon in den spiegel. De zon deed h&ar zijde
achtige haren als goud glanzen en haar
bruine oogen schitteren. De blauwe japon
viel in sierlijke plooien tot bijna op haar
voeten en verborg haar rijlaarzen, die er
niet al te goed bij pasten. Ze leek er slanker
en grooter in, dan ze geweest was. Haar
schoonheid kwam er duidelijk door uit. Ze
had zich. nooit kunnen voorstellen, dat ze
zóó mooi was!
Etta, die met een paar spelden tusschen
haar lippen, naast haar geknield lag onder
het passen, voelde de opwinding van het
oogenblik mee. Voor haar oogen werd een
schoonheid geboren en zijzelf had daartoe
meegewerkt. Ruim een jaar had Etta met
een door niemand vermoede belangstelling
het jongste meisje van Reeder in het oog
gehouden. Ze zag, dat de door de zon ge
bruinde jongste zuster zich tot een vrouw
ontwikkelde; ze vond dat dit eenvoudige,
tevreden kind zich tot een groote schoonheid
ontplooide. En ze was op de gedachte ge
komen, die schoonheid meer tot haar recht
te doen komen door het maken van een
verrassend nieuwe 'avondjapon. Ze had het
patroon aan een modeblad ontleend en haar
handige vingers hadden met groote kunst
vaardigheid de japon genaaid. En hoewel ze
zich nu meer dan trotsch op haar kunst
werk voelde, beheerschte ze zichzelf toch
met haar aangeboren bescheidenheid.
Het begon reeds te schemeren, toen Mary
afscheid van Etta Hanley nam en op haar
gevlekte poney huiswaarts reed. Ze had
de blauwe japon zoo graag meegenomen,
maar er moest nog een en ander aan ver
anderd worden voordat hij goed paste.
„Denk erom, dat je het voor iedereen stil
houdt", vermaande Etta nogmaals. Het
moet een echte verrassing worden. Bederf
die dus niet, door erover te praten".
Mary beloofde het stellig en sprong in het
zadel. Ze droeg weer haar gewone kleeding,
een korten rok met blouse en een gekleur-
den halsdoek. Met haar loshangende bruine
haren onder een breedgeranden hoed was
ze weer echt het jongere zusje van de
knappe Bess Reeder.
Etta Hanley keek haar na, staande onder
de hooge populieren en dacht terug aan het
oogenblik, dat ze in de blauwe japon voor
den spiegel had gestaan, blozend bij de
eerste ontdekking van haar eigen schoon
heid. De oude vrouw wendde zich om, toen
ze voetstappen achter zich hoorde. Het was
haar zoon Jeth, die van de prairie thuis
kwam. Hij was stoer gebouwd, net als zijn
vader, en had aanleg tot gezetheid, hoewel
hij nog pas dertig jaar was, JHij was een
nuchtere verstandige jonge kerel, die erop
uit was, zijn hoeve te verbeteren en de oude
Etta had niet anders dan zijn geluk op het
oog.
„Waar sta je zoo over -te droomen, moe
dertje?" vroeg Jeth.
„Ik denk aan een heel aardig en lief
meisje, als je het graag weten wilt. Het is
gewoonweg een wonder, dat geen van jullie
jongens nog ontdekt heeft, hoe mooi ze
eigenlijk wel is".
„U bedoelt Mary Reeder toch niet?" vroeg
Jeth, lachend om zijn eigen vraag. „Ik zag
haar zoojuist wegrijden. Bedoelt u Mary
soms?"
„En, als dat nu eens zoo was, wat dan
nog?"
„Die is nog niet veel meer dan een door
de zon verbrand kind. Knap? Ik zou haast
zeggen, dat je slechte oogen begint te krij
gen, moeder".
„Toch waar?" vroeg Etta. „Maar ik kan
dan toch nóg altijd beter zien, dan de lui,
die niet uit hun oogen willen kijken. Je zult
niet kunnen zeggen, dat ik je er niet op
merkzaam op gemaakt heb. En houd jij lie
ver een oogje op Mary, voordat iemand an
ders haar voor je neus wegkaapt".
Etta vond het hoog tijd, dat haar zoon
ging trouwen. Maar dat was haar geheim,
net zoo goed als die blauwe jurk voor Mary.
HOOFDSTUK II.
Een gewichtige opdracht.
Uit eigen beweging ging de poney van
Mary het pad naar huis. Zijzelf was in ge
dachten bezig met de blauwe japon en met
haar eigen spiegelbeeld.
Het pad voerde langs een rivier en ver
volgens tégen een kalen, bruingeschroeiden
heuvel op. Op den top stond een eenzame
ruiter en staarde in gedachten over de
wijde op en vlakte. Het was een man van
over de zestig, al zat hij nog kaarsrecht in
het zadel. Zijn magere gezicht met een
scherpen haviksneus was naar haar toege
wend en ze zag zijn lange grijze haren in
den wind wapperen. Het was Les Cabinal,
de pleegvader van Mary.
Ze wuifde hem toe met haar hoed en zette
haar paard tot grooter spoed aan. Hij wuif
de afwezig met de hand terug en bleef over
de vlakte staren, totdat Mary naast hem was
komen staan en mee uitkeek. Het was een
schitterend uitzicht. Ze stonden aan het
begin der vallei en onder hen lag de heu
velachtige vlakte als een golvende zee van
wuivend zomergras, bruin gedroogd door de
zon. Nergens was eenig spoor van een huis,
een heining, of een gebaande weg, nergens
eenig spoor van menschelijke bedrijvigheid.
Slechts heel in de verte dreef een rook
wolkje boven een heuveltop door de lucht.
Wordt vervolgd.
Tot dusvc
door een rust
land en ook e
Ik twijfel
zijn eigen bel
digheden aan
alles wat onr
gevaar zou ki
Niettemh
zonder eenig
opvolgen. Dez
op zij worden
Slechts door
men zichzelf i
het bijzonder
stations. Over
men het er toi
onherroepelijli
hierbij uitera;
En overig
heid zou kum
Overheid en c
tigheden of Io
Beleedigende
spreiden van
zich daarmede
dacht zijn, dat
alleen dan mo
Ik zou hei
haar plicht nie
Het voren
van harte hoo;
slaan.
Ieder kern
Meer da:
ruimte v
Het frontberic
als volgt:
Het is den Du
in den loop van
609.000 bruto rei
vijandelijke koop
ren. Deze verliez
des te harder ti
economie in al 1
gewezen is op a
de Engelsche voe
doorloopende ac
van rond 80 pet.
talrijke voor dei
dustrieën, stijgt
ha 100 pet. der b
Het verlies aa
voor Engeland ec
bij den aanvang i
bare Britsche
ongeveer een mil
in het begin van
Voor de uitwerk
kade tegen Engel
dat in den jongs
ke Britsche konv
havens van de Ti
re rond 42 pet.
invoer opnemen i
heid dus die niet
worden naar andc
de noodige specif
Dientengevolge
nng zich klaarb
convooien tot ied<
zwaarste offers d
monding van de
gen.
Gevechtei
de kust.
De luchtgevech
boven het Kanaal,
en zelfs boven dec
en Schotland heb
voor de Britsche
geheim worden g<
steden van Londen
geheelen dag het
aan de Z.-kust k>
Engelschen kondei
hoe de Duitsche n
vooi in het Ranaa
„Stockholms Tidni
luchtgevechten, di<
boven Britsche c
speeld, de gevech
grootste zjjn gewe
heeft beleefd. De
boven de zee en t
afgespeeld.