Verschijnselen en bestrijding der
aardappelziekte.
De lage landen zullen hersteld worden in
hun oorspronkelijke Dietsche eenheid.
De voorlicht' van den plantenziektenkundigen
aienst te Wageningen.
Invloed van het weer.
't Wildrijk in de Zijpe.
BRIEVEN UIT VLAANDEREN.
ALKMAAR
Radioprogramma voor
Donderdag.
TWEEDE BLAD.
3
Geregeld gaan er den laatsten tijd S.O.S.-berichten uit, vanwege den
plantenziektenkundigen dienst te Wageningen, berichten, die tot onder
werp hebben de bq alle landbouwers bekende en gevreesde aardappel
ziekte (Phytophthora infestans). Zoowel op zand-, veen- als kleigronden
treedt de ziekte in hevige mate op, terwijl in tal van gevallen ook de knol
len aangetast worden. Wat is de oorzaak welke zijn de verschijnselen, en
hoe dient de bestrijding ter hand te worden genomen? Ziedaar drie vragen,
welke wjj hebben voorgelegd aan den plantenziektenkundigen dienst, waar
men gaarne bereid bleek, ons hieromtrent een en ander mee te deelen.
Vrijwel elk jaar hebben we te maken
met de aardappelziekte, maar vooral
als het weer in het algemeen warm en
vochtig is, breidt de ziekte zich sterk
uit. Zij wordt veroorzaakt door een
schimmel, dievooral de bladeren,
maar ook de stengels en de knollen
aantast, en door middel van de spo
ren verbreidt de ziekte zich van de
eene plant naar de andere. Het is
verbazingwekkend, hoe snel die ver
breiding kan gaan; in enkele dagen
tijds kan een heel aardappelveld to
taal verwoest worden, en men kan
langs zoo'n veld wandelende, ruiken,
dat het werd aangetast.
„Welke zijn de verschijnselen van de
aardappelziekte
„Wanneer de bladeren aangetast wor
den, ontstaan daarop bruine vlekken; bij
warm en vochtig weer ziet men aan den
onderkant een witachtig schimmelpluis op
de scheiding van het gezonde en het bruin
geworden weefsel. De stengelaantasting
komt veel minder voor; ook hier ontstaan
bruine vlekken, waarin weldra rotting
optreedt; alles wat boven de plek zich be
vindt, verwelkt. Ten slotte de knollen zelf.
Met het regenwater dringen de op den
grond, gevallen sporen van de schimmel de
aarde in, en komen dan op de knollen te
recht, waarin zij eveneens bruine, eenigs-
zins weeke plakken veroorzaken, die bij
alle huisvrouwen welbekmi' zijn. Men
spreekt in dit geval wel van het „kwaad"
in de aardappelen.
Invloed van het weer.
De menschen van de praktijk wisten al
jarenlang, dat bepaalde weersomstandig
heden het optreden van de aardappelziek
te bevorderden; bij warm en tevens voch
tig weer was het meestal oppassen. In het
Meteorologisch Instituut te De Bilt is men
deze k'- -stie nader gaan onderzoeken, en
ten sic heef tprof. dr. E. van Everdin-
gen de eersfactoren vastgesteld, waaraan
voldaan moest worden, wilde de ziekte
optreden. Zijn onderzoek leidde tot de
vaststelling van zoogenaamde kritische
dagen, welke aan de volgende eischen
moesten voldoen:
1. Gedurende den nacht mag de tem
peratuur niet beneden 10 gr. C. 50 gr.
F.) dalen;
2. er moet dien nacht gedurende min
stens 4 uren dauw optreden;
3. den volgenden dag moet de bewol
king minstens 0.8 bedragen;
4. dien dag moet er minstens 0.1 m.M.
regen vallen.
Op deze gronden zijn de waarschuwin
gen gebaseerd, welke geregeld vanwege
het K.N.M.I. te De Bilt door middel van
de radio en de dagbladen worden ver
spreid, en waarin de landbouwers aanlei
ding kunnen vinden, om tot bespuiting van
hun gewassen over te gaan.
Bestrijdingsmiddelen.
Wat de middelen ter bestrijding betreft
dient men er wel rekening mee te houden,
dat er eigenlijk van bestrijding geen spra
ke is, maar alleen van voorkoming, of
hoogstens stuiting van de ziekte. Men ge
bruikt daarvooi hoofdzakelijk de Bor-
deauxsche of Bourgondische pap, even
tueel de in den handel verkrijgbare, direct
voor het gebruik gereed zijnde vervang-
middelen daarvoor; de eerste is een sa
menvoeging van kopersulfaat, kalk en
water, de laatste een mengsel van koper
sulfaat, watrvrij soda en water. Door met
deze oplossingen te spuiten, bereikt men,
dat de schimmel, die het koper opneemt,
zichzelf vernietigt.
Nu wordt er wel eens geredeneerd, dat
als men de gewassen driemaal bespoten
heeft, men een voldoende waarborg tegen
de ziekte heeft verkregen, maar dat is
absoluut onjuist. Het hangt heelemaal van
de omstandigheden, van den aafd van het
gewas en van het weer, af, hoeveeil maal
men spuiten moet. De beste methode is, de
planten vanaf het tijdstip, dat het gewas
zich aaneen gaat sluiten of eerder in
verband met de waarschuwingen van de
Bilt regelmatig met een laagje pap te
bedekken. Ook het nieuw gevormde loof
moet steeds weer beschermd worden. Zoo
kan het zelfs voorkomen, b.v. bij sterken
regenval direct na het spuiten, dat een
zelfde gewas in één week tijds twee maal
bespoten moet worden. En ook dient men
er voor te waken, de hespuiting te vroeg
in het seizoen te beëindigen.
Goed resultaat ter voorkoming van het
optreden der ziekte in de knollei kan men
vaak ook bereiken door het dood spuiten
van het gewas, waartoe men o.a. gebruik
maakt van een vijf procents oplossing van
kopersulfaat. Men bereikt hiermee, dat
het gewas gedeeltelijk afsterft, waardoor
het overblijvende gedeelte meer open
wordt, er geen broeierige atmosfeer ont
staat en de grond eerder opdroogt. En dit
alles werkt remmend op de voortschrij
ding der aardappelziekte.
Ten slotte nog iets over het rooien der
knollen. Het is noodzakelijk, ter beperking
van het euvel, dat men de knollen rooit
bij droog weer, en bovendien bij drogen
grond. Er zijn wel menschen, die denken,
dat als het niet regent, men gerust kan
rooien, maar men zal er terdege op hebben
te letten, dat de grond zelf ook goed droog
is. Verder is het allerminst aan te bevelen,
de aardappelhoopen te bedekken met loof,
zelfs al geschiedt dit slechts tijdelijk. De
sporen, die zich wellicht in het loof be
vinden, kunnen dan onmiddellijk op de
knollen zelf overgaan, en daarin nog weer
groote verwoestingen aanrichten.
Vragen om advies.
Dat er op dit gebied ook schriftelijk heel
wat voorlichting wordt gegeven, blijkt
uit het lijvige dossier, dat ons getoond
werd, waarin alle correspondentie over
aardappelziekten over dit jaar opgeborgen
zit. Te betreuren is het, dat, gelijk uit tal
van brieven blijkt, velen totaal niet op de
hoogte zijn met de bestrijdingsmiddelen,
en pas nu, veel te laat, zich tot den 'plan
tenziektenkundigen dienst hebben gewend.
Uit alle deelen van het land, uit Groningen
en Zeeland, uit Limburg en Noordholland,
stroomen brieven naar Wageningen, waar
in een beschrijving wordt gegeven van
typische bruine vlekken op het loof of de
stengels van het aardappelgewas. En
steevast luidt het antwoord: uw gewas is
aangetast door de aardappelziekte. Vroeg
tijdig spuiten ware gewenscht geweest. Is
dit niet geschied, dan doet u het beste, de
aardappelen in den grond te laten uitzie
ken, en ze te rooien, wanneer het droog
weer is, en de grond goed is opgedroogd.
Maar wie verstandig is, en goed zijn
vakbladen leest, weet, dat hij al in het be
gin van den zomer met bespuiten moet be
ginnen, want de aardappelziekte kan men
niet genezen, alleen voorkomen, of indien
dat niet mogelijk blijkt, stuiten in haar
funeste ontwikkeling.
Overblijfsels van werkelijk oude én oor
spronkelijke bebossching zijn in Holland's
Noorderkwartier slechts op enkele plaatsen
aanwijsbaar.
Om in de directe omgeving van onze eigen
stad Alkmaar te blijven: de Alkmaarsche
Hout is voor het grootste deel een aanplan
ting uit de 17e en 18e eeuwen en dit is even
eens het geval met het Heilooerbosch, dat
hoofdzakelijk gesticht werd door den Alk-
maarschen burgemeester jhr. Gerard van
Egmond van de Nijenburg. Er moge nog een
kern van oud bosch onder Bergen bestaan
hebben, maar toch is het belangrijkste van
het tegenwoordige Bergerbosch te danken
aan de Heeren van Bergen en aan de leden
van het geslacht Ramp, die daar in de 17e
eeuw elk voor zich „plantages" hebben aan
gelegd, waarna het z.g. „Rampenbosch" met
het eigenlijke „Bergerbosch" vereenigd is.
Alleen het Oostelijkste deel van het bosch
van Ter Coulster bij Heiloo was stellig veel
ouder, ofschoon dat van oudsher niet zeer
groot kan geweest zijn en dat zal ook het
geval geweest zijn met den Noordelijken uit-
looper van het z.g. Overbosch, dat tot Cra-
nenbroek behoort.
Wanneer er dus een oud stuk bosch be
waard is gebleven, moeten wij dit in onze
landstreek wel bijzonder op prijs stellen. De
dagbladen vermeldden dezer dagen het ge
lukkige bericht, dat de jonge stichting „Het
Noordhollandseh Landschap" (opgericht bij
acte d.d. 8 December 1936) erin geslaagd
was het ruim 17 H.A. groote bosch ,,'t Wild
rijk" in de Zijpe aan te koopen. Het hout be
staat daar uit eik en berk, es en els, maar
men vindt er ook de kurkiep, de hazelaar en
andere boomsoorten. De plantengroei be
staat er uit de blauwe en rose soorten van
de wilde hyacinth zoomede o.m. uit lelietjes
van Dalen, verscheidene varensoorten, kam
perfoelie en er worden verscheidene inte
ressante vogels ter plaatse aangetroffen. En
het „Wildrijk" behoort nu weliswaar niet tot
de oude oorspronkelijke bosschen, maar deze
plek is als bcsch dan toch reeds eenige eeu
wen oud.
Op de kaarten, die de Zijpe in den aan
vang der 17e eeuw weergeven wordt de
plaats van het tegenwoordige „Wildrijk" nog
niet als bosch aangeduid. Maar de polder
vertoonde op deze hoogte vanouds reeds
verscheidene complexen binnenduinen of
nollen en het lijkt daarom wél aannemelijk,
dat deze gebieden, welke zich vroeger heel
weinig voor cultuur -leenden, van lieverlede
met ruigte en bosch begroeid zijn. In ieder
geval bestond in de beginjaren der 18e eeuw
het „Wildrijk" reeds voor een deel uit bosch,
al was er voorts nog een plantage en een
boomgaard bij het „heerschapshuis" van
dien naam aanwezig. Wij weten dit uit een
acte. verleden voor den Alkmaarschen no
taris C. van Eijck op den 16en Juni 1709
(gemeente-archief Alkmaar, inventaris no,
473), welke ik hier om haar belangrijken in
houd in haar geheel weergeef:
no. 34.
Op huijden den 16en Junij 1709 com
pareerden voor mij Cornelis van Eijck
notaris publijcq bij den Hove van Hol-
lant geadmitteert, binnen Alcmaer resi
derende ende getuijgen naergenoemt,
Juffr. Susanna Rolwagen wonende te
Alcmaer ter eenre: ende Dimis Corne-
lisz wonende in de Oude Zijpe ter ande
re zijde: dewelcke verclaerden met den
anderen te zijn geaccordeert en overeen
geccmen, dat den tweeden comparant
Dimis Cornelisz geduerende den tijt van
een jaer, ingegaen primo Meij 1709 ende
te expireren primo Meij 1710, behoor-
lijck sal moeten onderhouden de Hoff-
stede genaemt Wiltrijck, gelegen in de
Oude Zijpe, soo int schoffelen, hareken
en anders van de boomgaart en planta-
gie, het scheeren van hagen planten van
boomen hacken van hout int bosch, en 't
gunt verder den tweeden comparant sal
werden geordonneert" en voor hem doen-
lijck sal zijn: ende soo wanneer de eer
ste comparante off die tot desselffs fa
milie behooren haer verblijff comen ne
men op de voornoemde Hoffstede Wilt
rijck, sal den tweeden comparant ge
houden sijn, deselven behoorlijck ten
dienst te staen: sullende voorts des
tweeden ccmparants huijsvrouw Maert-
je Cornelis het huijs op de gemelte hoff
stede Wiltrijck behoorlijck moete on-
derhoude, en insgelijcks (wanneer de
eerste comparante off die van hare fa
milie aldaer haer residentie hebben)
deselven moeten ten dienste sijn gelijck
voor desen gewoon is geweest. Voor
alle welcke diensten bij den tweeden
comparant Dimis Cornelisz, ende sijne
huijsvrou Maertje Cornelis te doen. De
eerste comparante Juffrouw Susanna
Rolwagen bij dese beloofft ende aen-
neemt, aën deselven te sullen voldoen
ende betalen de somma van twee hon-
dert en t'sestigh carolus guldens en
daer en boven soo veel hout als tot haer
brant noodigh is.
Verbindende de comparanten tot naer-
cominge van t'gene voorsz staet hare
personen ende goederen, roerende en on
roerende present en toekomende gene
uijtgesondert, deselve subjecterende al
le regten ende regteren.
Dat aldus passeerde in de Oude Zijpe
ter presentie van Sr. Abraham de Veer
ende Willem Govertsz van der Hoeve
als versogte getuigen.
Susanna Rolwagen
Dimis Cornelisz
Abraham de Veer
W. Dit merek is gestelt door
Willem Govertsz, van der Hoeven
C. van Eijck Nots:publ.
Van deze juffrouw Susanna Rolwagen, de
ze eigenaresse van 't Wildrijk, is ons maar
weinig overgeleverd. Wij weten, dat zij
reeds op 31 Mei 1719 in de Groote Kerk te
Alkmaar begraven is en dat haar moeder
Lijsbeth Ras heette, een zuster van den Alk
maarschen burgemeester Leonard Ras.
Waarschijnlijk zal zij haar voornaam Susan
na ontleend hebben aan haar grootmoeder
Susanna de(l) Mol, echtgenoote van Claas
Rolwagen en zooals ik elders eens heb
aangetoond (tijdschrift De Navorscher
LXXXII, 1933, bl. 211.) was haar over
grootvader de bekende Alkmaarder Jan
Claesz. Rolwagen, die het gebracht heeft tot
„Dijckgraaff generaal vant Hartochdom van
Holsteijn".
Na het ongehuwd overlijden van juffrouw
Susanna Rolwagen in 1719 zal de familie
haar buitengoed hebben verkocht aan den
Amsterdamschen Vroedschap Jacob van
Strijen, die in de Zijpe o.a. reeds bezat de
hofstede Ananas aan den Ruigeweg. (oók
thans nog een mooi stukje oud bosch met de
z,g. „Enterij"; vgl. Joh. E. Elias: „De Vroed
schap van Amsterdam", II, bl. 805) en er
Hoofdingeland was. Zijn dood vond op 18
Mei 1756 plaats, zooals zijn kinderen aan het
dijkscollege mededeelden „naar een zeer
korte ziekte van tweemaal vier en twintig
uuren" en de oudste dochter Cornelia, ge
huwd met Iwan Graaf Golowkin, Russisch
Staatsraad en Gezant, verkreeg het Wild
rijk. Vervolgens vererfde het na haar dood
in December 1794 op haar jongere zuster
Jacoba Elisabeth van Strijen. Het geheele
bezit was destijds groot 23J/, mofgen bosch-
land, inclusief het (heden nog bestaande)
„boshuijs".
De nieuwe eigenares overleed in den
Haag op 17 Februari 1816 (vgl. Ned. Adels
boek 1918, bl. 284) en daarna is het goed ge
komen aan den zoon uit haar tweede huwe
lijk Jacob Unico den Heiligen Roomschen
Rijksgraaf van Wassenaar-Obdam, in wiens
geslacht het sedert verder vererfde tot thans
de aankoop door „Het Noordhollandseh
Landschap" gevolgd is.
Alkmaar, Augustus 1940. Mr. J. Belonje.
Het groote publiek leest een dagblad.
Gevolg: de dagblad-reclame
is krachtig en afdoende.
Wat dr. Borms 12 jaar geleden
zeide.
Dr. Borms, de bekende leider der Vlamin
gen, treedt den laatsten tijd meer en meer
op den voorgrond. Een bewijs daarvan is
wel de grootste hulde welke hem dezer da
gen gebracht werd in de Koninklijke Opera
te Brussel. De reusachtige zaal was tot in de
kleinste hoeken gevuld met een geestdrif
tige menigte, die Dr. Borms, bij zijn binnen
treden, een minutenlange ovatie bracht. Als
eerste spreker trad op de Vlaamsche pro
fessor Dr. Speleers, die over den strijd der
activisten spak. Het activisme, waarvan Dr.
Borms de leider is, was de vrucht der
Vlaamsche beweging van vóór 1914. Acti
visten waren mannen met slechts één liefde
en één streven: hun volk en Vlaanderen. Dr.
Speleers stelde Dr. Borms in de rij der
Dietsche helden die loopt van Pieter de
Conine, Jan Breidel, Jacob van Artevelde,
Zannekin tot Herman van den Reeck.
Bij deze huldiging kwam in herinnering
die andere hulde, welke het Vlaamsche volk
Dr. Borms bracht in December 1928, toen
bij een Antwerpsche verkiezing 83.000 pro
teststemmen voor hem opgingen, 't Waren
83.000 mokerslagen voor de liberale frans
kiljons, die wel begrepen, dat zij Dr. Borms
niet langer in de gevangenis konden hou
den. Toen hij ian eindelijk, na tien lange
jaren, uit den kerker verlost werd, sprak
hij te Antwerpen een dankrede uit die nog
actueel is, wijl zij het zuiver gehouden doel
van den grooten Vlaamschen strijd zoo dui
delijk laat uitkomen. Dat doel was en is
nog: Zelfbestuur binnen het groot-Neder-
landsch staatsverband, het ideaal dat thans
onmiddellijke verwezenlijking vraagt. De
activisten hebben steeds gestreefd en stre
ven nog naar een staatsinrichting die over
eenkomt met den Dietschen aard der oude
Nederlanden.
Wij zullen in de Dietsche volkshereeni-
ging onzer te lang verscheurde lage landen,
in het herstel onzer oude rechteh en in den
gezamenlijken arbeid van ons volk terug
vinden een der levensbronnen van alle
kracht en alle leven: de vreugde, in het be
sef, dat wij, werkende voor ons volk, wer
ken voor onszelf en ons gezin en tevens
voor de geheele Europeesche volksgemeen
schap, die voor ons dan een werkelijke ge
meenschap zal geworden zijn. Voor die
nieuwe gemeenschap hebben de Vlaamsche
activisten steeds gestreden op de voorpos
ten, hebben zij franskiljonsche verguizing en
gevangenisstraf ondergaan. Nu voor Vlaan
deren het licht der verlossing daagt, komen
de woorden van Dr. Borms, twaalf jaren
geleden gesproken, duidelijker uit in dat
licht. De Vlamingen zijn altijd een diep
godsdienstig volk geweest en het eerste
dankwoord van Dr. Borms, voor zijn bevrij
ding uit de gevangenis, was dus gewijd aan
God:
„God lof, zij mijn eerste woord!" zoo be
gon hij. God heb ik immers te danken, dat
Hij mij als een nederig werktuig heeft uit
verkoren om ons Vlaamsche vaderland van
den ondergang te redden. Zienderoogen
heeft Hij mij en de mijnen bijgestaan in die
3630 zware gevangenisdagen en ten laatste
me nog de gunst verleend mijn 82-jarigen
vader te mogen omhelzen op zijn sterfbed
vóór zijn heengaan van deze wereld. Naast
de Voorzienigheid heeft mijn geliefd gezin
en de uitgebreider familie, mijn dierbaar
Vlaamsche volk, machtig bijgedragen om
me de langdurige beproeving lichter te ma
ken en mij te doen stand houden tot de
volkswil de Bastillepoort zou openbreken.
Dat hebt gij, trouwe strijdgenooten, den
negenden December met Uw 83.000 moker
slagen van proteststemmen gedaan. Geluk
kig gingen allengs de oogen van ons volk
open; de kentering kwam, wat de Antwerp
sche slag der 83.000 gulden sporen en deze
dag ten overvloede bewijzen. Vlaanderen
is dan ook aan den dreigenden ondergang
ontsnapt; het heeft veel offers gekost, het
bloed van duizenden legerjongens, het
leven van de besten onder onze strijdgenoo
ten: Maarten Rudelsheim, den schoolopzie
ner Dumortier, den edelen Dosfel, den on-
vergetelijken Hippoliet 'Meert, den wijzen
Dr. de Pla, de professoren Debruycker,
Schönfeld, van Roy, den trouwen Dr. Quin-
tens, de stoere leiders Mr. Josson en Frans
Reinhard, den armen Jan Hainaut met mijn
lieven leerling, de laatste martelaar van
Vlaanderen Herman van den Reeck, en
zoovele anderen, die met mijn diepbetreur-
den vader nu van uit den hemel over
Vlaanderen waken. Hun geest, met dien
van de roemrijke voorouders, zal ons ster
ken en geven wat thans het meest nood
zakelijk is in den harden kamp, namelijk de
eendracht die ons onoverwinnelijk maakt.
Toen de socialistische leider Emiel Van-
dervelde als minister van Justitie in mijn
gevangeniscel kwam, zei ik hem:
De oorlog, dien de verschillende lan
den beweerden te voeren voor het recht
der kleine nationaliteiten, bood ons lang
verdrukt Vlaamsch volk een historische
kans. Wij hebben die willen waarnemen;
wij hebben bij den Vrede van Versailles
verloren; welnu ik betaal!
Maar het spel was daarmee niet uit. Met
de troeven die het Vlaamsche volk thans
in zijn kaart heeft, zullen we winnen. Door
het sluiten van een geheim militair accoord
met Frankrijk verspeelde België zijn kan
sen. Langzaam krijgt het ideaal, ons door Dr.
de Pla's testament nagelaten „zelfbestuur
binnen het groot-Nederlandsch staatsver
band", gestalte van verwezenlijking. Het
kan nog enkele jaren duren, tien jaren
misschien; maar dan ook zal de Dietsche
eenwording 'n feit zijn".
Uit deze woorden van Dr. Borms blijkt,
dat hij de toekomst juist gezien heeft. Goed
tien jaren zijn voorbij en de Dietsche een
wording heeft beteekenis van practische
verwezenlijking gekregen. De cultureele
eenheid onzer Dietsche gewesten, die de
eeuwen door niet vernietigd is kunnen wor
den, roept om staatkundige eenheid. Onze
lage landen aan de zee zullen weer hersteld
worden in hun oorspronkelijke Dietsche
eenheid, die de oude Nederlandsche een
heid is.
(Nadruk verboden).
INGEKOMEN PERSONEN.
H. C. Bos, adj.-inspecteur, geen, van
Breda naar Kennemerstraatweg 193. T.
Rutten, wed. J. Wiggermans, huish., N.H.,
van Amsterdam naar Schelphoek 9. J.
A. Klijn, h.i.d.h., geen, van Broek op Lan-'
gendijk naar Schoutenstraat 7. C. J. do
Haas, dienstbode, R.K., van Druten naar
Nassaulaan 19. S. A. Silver, echtg. van
W. J. Bruinvis, z.b., D.G., van 's-Gravenhage
naar Comansstraat 19. I. G. Eberz, d.b.,
R.K., van Amsterdam naar Boezemsingel
62. P. J. ten Hacken, onderwijzer, R.K.,
van Amsterdam naar Nassaulaan 30. J.
B. Smorenburg, kapper, R.K., van Anna
Paulowna naar Augustijnsteeg 5. A. A.
M. van Overveld, onderwijzer, R.K., van
Lisse naar Nassaulaan 30. F. de Waal,
echtg. N. Doets, N.H., van Koedijk naar
Houttil 19. K. de Groot, hand.manufac-
turen, N.H., en echtg., en kinderen, geen,
j en N.H., van Enkhuizen naar Snaarmans-
laan 56. D. Vlietman, stucadoor, N.H.,
van onbekend naar Geestersingel 14. L.
A. London, kinderjuffr., geen, van Amster
dam naar Verdronkenoord 94. B. J. F.
Zuurbier, R.K., van Anderlecht naar Ly
ceumstraat 33. C. van Opstal, kantoor-
bed., N.H., van Rhoon naar Nic. Beetskade
18. C. J. Zut„ korp.-machinist K.M., R.K.,
en gezin, geen, van den Helder naar Stuart-
straat 83. G. Moraal kantoorbed., N.H.,
van Rotterdam naar Westerweg 151. M.
Vlessing, leerl.reiziger, N.I., van 's-Gra
venhage haar Spoorstraat 25. S. Schaafs-
rna, opzichter N.S., D.G., en gezin, N.H., van
Eindhoven naar Westerweg 125. C. H.
Verton, z.b., geen, van Beverwijk naar
Oudegracht 169a. C- Strijbis, landarbei
der, geen, van Amsterdam naar Zeglis 11.
W. F. Burlage, z.b., Rem., van Breda n.
van Houtenkade 10. J. Slooten, timmer
man, D.G., van Krommenie naar Linden-
laan 87. W. Zwart, matroos, R.K., van den
Helder naar le Tuindwarsstraat 25. H. J.
Jansen, mil. werkm. N.H., en gez., van Den
Helder naar Rozenstraat 29. L. C. Geer-
ling, z.b., N.H., en echtg., N.H., en kinde
ren, geen, van den Heldef naar Eikelen
bergstraat 12. A. Mors, z.b., geen, en ge
zin, van Bergen naar Achterdam 29a. P.
Heije, dienstbode, N.H., van Nieuwe Nie-
dorp naar Kennemerstraatweg 37. A. A.
Edens, huishoudster, N.H., •<tan Zeist naar
Stationsweg 92. T. Okel, kantoorbed.,
Hazea, en echtg., van Rotterdam naar Hout
havenstraat 36. C. W. Oelmeijer, boek
houdster, Ev.L., en zuster S. A. J. Oel
meijer, proc.houdster, van Rotterdam naar
Kanaaldijk 16. A. Wijn en zuster A.
Wijn, N.H., van den Helder naar Emma-
straat 12. E. P. Dammers, dienstbode,
Rem., van Rotterdam naar Westerweg 96.
F. Bosman, stoffeerder, geen, en gezin,
van den Helder naar Costerstraat 22. O.
Koopmans, echtg. van W. A. J. Braakman,
geen, en gezin, van den Helder naar Rozen
straat 29. H. F. Wiebols, z.b., Ev.L., van
Leiden naar Corfstraat 53. M. B. de
Koek, wed. G. Polle, z.b., N.H., van Hurwe-
nen naar Wollebrandtstraat 19. G. Hui-
berts, dienstbode, R.K., van Castricum naar
Emmastraat 56. W. A. van Klaveren, ex
pediteur, Ev.L., van Beverwijk naar Geest
la. N. B. Wittebrood, marinier, R.K., van
Den Helder naar Nieuwpoortslaan 158.
C. M. Schneiders, R.K., van Tegelen naar
Houtweg 21.
JAARSVELD, 414,4 M. (AVRO-uitz.) 8.—
ANP-ber., gr.pl. 8.30 Orgelspel. 8.50 Gr.pl.
10.Morgenwijding. 10.15 Gr.pl. 10.30 Voor
de vrouw. 10.35 Pianovoordr, 11.Huish.
wenken. 11.20 Avro-Aeolian-orkest. 12.—
Gr.pl. 12.15 Da Capo-orkest. 12.45 ANP-ber.,
gr.pl. 1.Avro-Musette-ensemble en so
liste. 1.30 Orgelspel. 2.Voor de vrouw.
2.10 Omroeporkest en solisten (in de pauze
cyclus „In de schijnwerper"). 4.Disco
causerie. 4.45 Philh. kwartet. 5.30 Avro-
Amus.-orkest, solist en de Melody Sisters.
6.30 VPRO: Deel. 6.45 Gr.pL 7.— Vragen
van den dag (ANP). 7.15 Ber, 7.20 Een
koor en „De Speellieden" (opn.) 7.35 Cy
clus „Nederlandsch provinciesehoon" (met
rep.) 8.ANP-ber. 8.15 Omroeporkest en
solisten. (9.9.25 Reizen en trekken vroe
ger en nu, causerie). 10.05 Gr.pl. 10.15
10.30 ANP-ber. en sluiting.
KOOTWIJK, 1875 M. (NCRV-uitz.) 7.—
Ber. (Duitsch). 7.15 Ber. (Eng.) 7.30 Gr.pl.
8.ANP-ber. 8.10 Schriftlezing, meditatie.
8.25 Gewijde muziek (opn.) 8.35 Gr.pl. 9.30
Marcando-ensemble en gr.pl. 11.15 Ber.
(Eng.) 11.30 Gr.pl. 11.50 Gooilanders. 12.30
Ber. (Duitsch). 12.45 ANP-ber. 1.Gooi
landers en gr.pl. 2.Ber. (Duitsch). 2.15
Gr.pl. 2.55 Zang met pianobegeleiding en
gr.pl. (3.15—3.30 Ber. Eng.) 3.50 Gr.pl. 5.—
Ber. (Duitsch). 5.15 ANP-ber. 5.30 NCRV-
Harmonie-orkest (opn.) 6.15 Ber. (Eng.)
8.30 Gr.pl. 7.Vragen van den dag (ANP).
7.15 Ber. 7.30 Rep. of muziek. 8.Ber.
(Duitsch). 8.15 ANP-ber. 8.30 Ber. (Eng.)
8.45 Zang met pianobegeleiding. 9.15 Ber.
(Eng.) 9.30 Gr.pl. 10.Ber. (Duitsch). 10.15
ANP-ber. 10.3010.45 Ber. (Eng.) en slui
ting. 11.15—11.30, 0.15—0.30 en 1.15—1.30
Ber. (Eng.)